De Via Alpina als leidraad

Zürich: langs het Meer en door de Nieuwe Botanische Tuin

Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.


11 maart 2022

Flaneren in de voorjaarszon langs beelden en bomen

Voor het eerst in tweeënhalf jaar ben ik weer naar Zwitserland gereisd! Het had misschien wel eerder gekund, maar de Coronapandemie heeft mij daarvan afgehouden… Het voelde fantastisch om weer terug te zijn!

Gisteren, op 10 maart, bracht ik een mooie en interessante dag door in Zürich, de stad waar ik op 22 en 23 september 2019 ook was geweest: toen heb ik door de oude stad gewandeld en o.a. – weliswaar met het treintje – de “huisberg” van Zürich, de Üetliberg, bezocht. Bij mijn bezoek van gisteren had ik vanaf de promenade langs de rechteroever van het Meer van Zürich goed zicht op deze groene berg met zijn uitkijk- en televisietoren!

20220310_121946 (2)
Zürich: zicht op de Üetliberg aan de westzijde van het Meer van Zürich

Aan dit uitzicht was wel een lange reis voorafgegaan… De trein vanuit Arnhem via Düsseldorf en Keulen naar Basel reed de dag daarvoor langs de Rijn, de rivier die ik in het jaar 2021 had beschouwd als mijn verbinding met de Alpen! Vele wandelingen heb ik in dat jaar langs de Rijn gemaakt: ik heb in etappes gelopen vanaf het punt waar de rivier Nederland binnenkomt, bij Spijk, verder stroomafwaarts tot aan het punt waar de Neder-Rijn overgaat in de Lek, op de grens van de Provincies Gelderland en Utrecht bij Rijswijk (Gld) en Wijk bij Duurstede. Daarbij volgde ik ook de Neder-Rijn over de langeafstandswandeling het Romeinse Limespad: in de eerste eeuw na Chr. was de rivier de noordgrens van het Romeinse Rijk. Het waren interessante etappes: van Arnhem naar Nijmegen en Berg en Dal, en van Arnhem naar Rijswijk (Gld). Het traject door Gelderland heb ik in ieder geval afgelegd – ik zal zeker ook de etappes door de provincies Utrecht en Zuid-Holland tot aan Katwijk aan Zee nog gaan lopen!

De verbinding met de Rijn en met de Romeinen kreeg ik ook weer in Keulen: de trein rijdt over de brug over de hier heel brede rivier het station binnen, waarbij het altijd weer fascinerend is om de gotische Dom van Keulen (waarvan het oudste gedeelte dateert uit de 13e eeuw!) te zien als achtergrond van de bedrijvigheid van het moderne treinvervoer!

20220309_100755 (2)
Keulen: zicht vanuit de trein op de Dom, waarvan het oudste deel uit de 13e eeuw stamt

Een ander beeld van de rivier kreeg ik tussen Koblenz en Mainz: de trein die ik gekozen had volgde de linkeroever van de Rijn en dat leverde prachtige uitzichten op. Hier heeft de rivier niet voor niets de naam “Romantischer Rhein” gekregen – sinds 2002 staat dit Midden-Rijndal op de UNESCO Werelderfgoedlijst! Ik passeerde vele kastelen en ruïnes die hoog tegen de hellingen van de bergen stonden. Een van de kastelen op de rechteroever is Burg Katz, die oorspronkelijk “Burg Katzenelnbogen” heette, maar die in de volksmond is afgekort tot “Katz” in vergelijking tot de “Burg Maus“, die iets verder stroomafwaarts ligt en toebehoorde aan een rivaliserende graaf. De namen verbeelden het kat-en-muisspel tussen de buren!

20220309_120353 (2)
Tussen Koblenz en Bingen am Rhein: zicht vanaf de linkeroever van de Rijn op het oude stadsdeel van St. Goarhausen met rechts halverwege de berghelling Burg Katz

Ook had ik zicht op de beroemde en beruchte Loreley-rots. Deze Loreley-rots rijst op een zeer strategisch punt steil boven de rivier omhoog. Deze plek vormde ook een gevaar voor de scheepvaart: de rivier is daar smal en maakt bovendien een scherpe bocht. Vroeger zijn hier vele schepen vergaan – dat zou zijn oorzaak vinden in het mooie, maar droevige gezang van de nimf Loreley. Hierdoor raakten de schippers in haar ban en letten zij niet meer op hun koers… Hoewel de vele kliffen onder de waterlijn in de jaren 1930 zijn opgeblazen en het afleidende gezang een onderdeel van de legende blijkt te zijn, gaat het ook in de moderne scheepvaart nog steeds wel eens mis. In het heldere voorjaarslicht, zo midden op de dag, zag het landschap er mooi en ongevaarlijk uit.

20220309_120602 (2)
Tussen Koblenz en Bingen am Rhein: zicht vanaf de linkeroever van de Rijn bij St. Goar op de beroemde Loreley-rots

Hoewel ik mijn reistijden ruim gepland had, dreigde ik toch in tijdnood te komen… Bij vertrek uit Düsseldorf had de trein door allerlei omstandigheden al een vertraging van meer dan een uur, die in Karlsruhe was opgelopen tot twee uur! Mijn planning was geweest om rond half drie in Aarau aan te komen, waar ik ’s avonds tussen vijf en zes uur weer bij Verena, één van mijn medecursisten uit de Retoromaans-klas van een paar jaar geleden, zou zijn om later met haar uit eten te gaan. Na het nodige haastwerk bij het overstappen in Basel SBB kwam ik op station Aarau aan, waar ik na nog een kort ritje van zo’n zeven minuten in het plaatsje Suhr arriveerde. Daar kon ik inchecken in het gezellig ogende Hotel Bären. Niet lang daarna ging ik weer terug naar de stad en zat ik uiteindelijk tegen zes uur bij Verena. Met haar dronk ik een (naar ik vond welverdiend!) glaasje Prosecco. Het was erg gezellig om elkaar na die 2½ jaar weer eens te zien en te spreken! Veel tijd om door de oude binnenstad te lopen en naar die prachtig beschilderde “dakhemels” van de oude huizen te kijken, zoals de vorige keer, was er helaas nu niet bij. Wel werd het een fusion-avond tussen Japans en echt Zwitsers. We gingen naar een goed Japans restaurant in de binnenstad (Imada), waar we allerlei spannende gerechten aten: ik had een zeewiersalade in drie kleuren met een pittige dressing vooraf en daarna een tempura van garnalen en groentes. Ik koos maar niet voor sake, maar voor Japanse groene thee met geroosterde en deels gepofte rijst: een grappige smaak en goed dorstlessend! Na een gezellige avond ging ik weer naar het station van Aarau. Daar kon ik duidelijk zien hoe laat het was: sinds 2010 hangt hier de grootste (stations)klok van Zwitserland aan de buitengevel. Deze klok – van Zwitserse makelij! – gaf aan dat het negen uur was. Het treintje terug naar Suhr haalde ik met gemak. Het was een goede start van de vakantie!

Hotel Bären is een gezellig en huiselijk hotel met veel persoonlijke en vrolijke aandacht voor de gast en ook nog met gevoel voor humor: in de hal bij de receptie staat een grote pluchen beer, die er gevaarlijk echt uitziet en die een naamkaartje draagt met “Angestellter Hermann” erop, alsof hij een medewerker was! Een leuk fotomoment dus. Aan de muur van de ontbijtzaal waar de ochtendzon heerlijk naar binnen scheen hing een mooi kunstwerk van echt mos dat de indruk wekte dat een drone over een dicht bos was gevlogen. Het ontbijt beviel me zeker: naast de gebruikelijke lekkere kaas e.d. was er niet alleen mijn lievelingskostje “Bircher Müesli“, het bekende Zwitserse gezondheidsontbijt met geweekte havervlokken, noten en zaden (en ditmaal met bosbessen!), maar ook gesneden rauwkost, in gezellige kleine Weckpotjes.

Dit alles vormde een goede basis voor een drukke dag: ik had met een andere vriendin uit de Retoromaans-cursus, Monika, afgesproken in Zürich. We hadden gehoopt dat we elkaar zouden kunnen ontmoeten in Scuol, in het Engadin, waar mijn volgende etappe van de reis heen zou leiden, maar de agenda’s lieten dat niet toe. Het werd dus een koffiepauze van zo’n anderhalf uur. Na een treinreisje van ongeveer een half uur kwam ik in het grote stationsgebouw van Zürich Hauptbahnhof. We hadden afgesproken onder de “Grote Engel” die in de centrale hal aan het plafond hangt. Deze kleurrijke en voluptueuze vrouwelijke engel heet “Nana-Engel” of ook “L’ Ange-protecteur” (Beschermengel) en is onderdeel van de reeks “Nanas” (in het Frans de populaire, ietwat neerbuigende aanduiding voor grietje, miepie) van de hand van de Frans-Zwitserse kunstenares Niki de Saint-Phalle (1930–2002). Dit supergrote polyester beeld van meer dan een ton zwaar en meer dan 11 meter groot zweeft sinds 1997 als beschermengel boven de treinreizigers en bezoekers van het station. Deze Nana is door een internationaal beveiligingsbedrijf aangeboden aan de Zwitserse Staatspoorwegen (SBB) ter gelegenheid van hun 150-jarig bestaan (de eerste volledig op Zwitsers grondgebied aangelegde spoorlijn liep van Zürich naar Baden en werd in 1847 geopend). Het beeld contrasteert door zijn bonte kleuren nogal met de hoge en holklinkende hal in Neorenaissancestijl van het oudste gedeelte van het station dat dateert uit 1871, maar voegt hierdoor wel een verrassend en modern accent toe.

20220310_093102 (2)
Zürich: in de centrale hal van het Centraal Station van Zürich (Hauptbahnhof) hangt een overgroot beeld uit 1997, “Nana Engel” of “L’Ange Protecteur”, van de kunstenares Nikki de Saint-Phalle (1930-2002)

Het was een blij wederzien met Monika: het is heel mooi dat je elkaar zo’n 2½ jaar niet spreekt en dat je toch gewoon het gesprek voortzet – zeker iets om dankbaar voor te zijn! Veel te snel was het half twaalf, en namen we afscheid. Daarna lagen alle mogelijkheden open om de stad verder te verkennen.

Zürich is een stad van fonteinen en watertappunten – allemaal met drinkwater. Het dal waardoor de rivier de Limmat stroomt, ten noorden van de stad, vormt een enorm groot waterreservoir. Ook zijn er vele kunstuitingen in de openbare ruimte. Op mijn tocht door de stad, langs de Seeuferanlagen, de promenades langs de oostelijke oever van het Meer op weg naar de Nieuwe Botanische Tuin, het uiteindelijke doel van mijn wandeling, kwam ik vele kunstwerken tegen: uit vele tijdperken, van vele bekende persoonlijkheden en door vele bekende en wat minder bekende kunstenaars en in veel verschillende stijlen en materialen. Niet overal stonden bordjes met uitleg bij, maar gelukkig is er een uitgebreide digitale en interactieve kaart van de Stad Zürich die erg nuttig is gebleken!

In een kleine groene oase die omzoomd wordt door groene hagen staat een standbeeld op een hoge sokkel: het verbeeldt Johann Heinrich Pestalozzi (1746–1827), een belangrijke persoon in de periode rond 1800 in Zürich. Hij was een onderwijsvernieuwer en geloofde in onderwijs voor iedereen. Hij had ook veel aandacht voor onderwijs aan kinderen uit achterstandswijken en kan daardoor als grondlegger van de moderne sociale pedagogiek worden beschouwd. Hij en zijn tijdgenoten waren erg beïnvloed door de ideeën van de Franse 18e-eeuwse filosoof Jean Jacques Rousseau (1712–1778) die van mening was dat ieder mens een uniek karakter heeft en vrijheid nodig heeft om zich te kunnen ontplooien, zonder dwang of straf, ver van het stadsleven en in verbondenheid met de natuur. Deze visie paste Pestalozzi toe in zijn onderwijsmethode, waarbij hij het belang van de opvoeding tot zelfstandigheid en zelfredzaamheid benadrukte. Toch heeft hij later in zijn leven de idee van de algehele vrijheid van de mens en het “van nature goed-zijn” zoals Rousseau dat voorstond wat bijgesteld: de mens wordt door de natuur als onvoltooid wezen afgeleverd en hij moet daarom zijn menswording zélf ter hand moet nemen – het belang en de noodzaak van goed onderwijs dus. In 1899 heeft de Zwitserse beeldhouwer (Karl Peter) Hugo Siegward (1865–1938) dit standbeeld gemaakt. Pestalozzi is afgebeeld met een jong kind in armoedige kledij – de oudere, rijzige man neemt de jongen in bescherming en beiden kijken met aandacht en respect naar elkaar. In een Zwitsers bouwkundig tijdschrift van 4 november 1899 wordt ook aangegeven waarom het beeld zo’n zeggingskracht heeft: het gaat hier niet alleen om het uiterlijk van het beeld zelf, maar ook om de herinnering aan de door Pestalozzi uitgedragen idealen van weldoen, van rechtvaardigheidszin en zijn niet-aflatende naastenliefde.

20220310_112650 (2)
Zürich: het standbeeld voor de beroemde Zwitserse pedagoog Johann Heinrich Pestalozzi (1746-1827) uit 1899 van de Zwitserse beeldhouwer Hugo Siegward (1865-1938)

Op mijn tocht vanaf de Pestalozzi-Anlage met het standbeeld van de grote onderwijshervormer in de richting van het Meer van Zürich kwam ik bij de Rudolf-Brun-Brücke brug over de rivier de Limmat: deze brug is in 1912–1913 gebouwd en is vernoemd naar de eerste burgemeester van Zürich (±1300–1360). Op de hoek staat een oud huis met prachtige fresco’s op de gevels: de tekst vermeldt dat het gebouw eerst diende als een “Trotte und Wirtschaftsgebäude” (een pers voor vruchtensappen en bedrijfsgebouw) van het Klooster Oetenbach (gesticht in 1237). Na de Reformatie waren de religieuzen vertrokken – er waren afwisselend fabrieken voor zijde en voor wollen doeken gevestigd. Vanaf 1898 tot 1927 bood het onderdak aan het Pestalozziarum, een permanente tentoonstelling over het werken van Pestalozzi om diens ideeën te promoten – in 2003 is deze organisatie opgegaan in de “Pädogische Fachhochschule Zürich” en daarmee professioneel geworden. Hiermee wordt opnieuw de betekenis van Pestalozzi duidelijk! In het gebouw is nu het “Schweizer Heimatswerk” gevestigd, een organisatie die zich sinds 1930 bezig houdt met de vermarkting van artikelen die de bergbevolking in de wintermaanden maakt en die daarmee de instandhouding beoogt van die vorm van Zwitserse bedrijvigheid. Daarboven zijn appartementen gemaakt. Ik volgde het voetgangersbordje “See” en zag dat er op de muur aan de waterkant een mooie water-gerelateerde afbeelding stond van een schipper met groenten in een mand en een vrouw die aan de oever staat. Een rustig en smal weggetje leidde langs de rivier met in de verte de Quaibrücke brug vlak bij het meer.

20220310_113323 (2)
Zürich: een mooie muurschildering op een historisch gebouw bij de Rudolf-Brun-Brücke brug over de Limmat met in de verte de Quaibrücke brug

Niet lang nadat ik de smalle weg had gevolgd kwam ik bij een pleintje, het Weinplatz Plein, waar een fontein staat met een kunstig gesmeed bronzen beeld van een blij-lachende wijnboer met een grote mand voor de druivenoogst op de rug en een stok in de hand. Het beeld is ontworpen door de vormgever en houtbewerker Joseph Regl (1846–1911) en gemaakt door de uit Zürich afkomstige siersmid David Theiler (1838–1920). Boven het beeld is een elegante opengewerkte bronzen koepel aangebracht eveneens van zijn hand, waardoor de lichtvoetigheid (of de lichthoofdigheid…) van de wijnboer wordt versterkt. Het ensemble staat daar sinds 1908.

Bij de volgende brug over de Limmat, de Münsterbrücke, met zicht op de Grossmünster staat een indrukwekkend ruiterstandbeeld op een brede sokkel: de ruiter is Hans Waldmann (1435–1489), legeraanvoerder en burgemeester van Zürich van 1483 tot 1489. In dat jaar is hij na een grote boerenopstand ten gevolge van zijn manier van heersen, veroordeeld wegens o.a. machtsmisbruik, corruptie en landverraad en vervolgens geëxecuteerd. Hij was ook gildemeester van het gilde van levensmiddelen- en wijnhandelaren, de “Zunft zum Kämbel“. Omdat dit gilde meende dat zijn veroordeling destijds een rechterlijke dwaling zou zijn geweest, hebben de gildeleden vanaf het begin van de 20e eeuw ervoor geijverd om als rehabilitatie een standbeeld voor Hans Waldmann op te richten. Dit stuitte op verzet omdat velen meenden dat er geen aandacht meer zou moeten worden besteed aan deze despoot. Uiteindelijk kreeg de Zwitserse beeldhouwer Hermann Haller (1880–1950) de opdracht om een beeld van deze historische persoon te ontwerpen. Zoals wel vaker heeft ook dit beeld weer voor controverse gezorgd en niet alleen op artistieke gronden… In 1937 werd het ruiterstandbeeld onthuld.

20220310_114405 (2)
Zürich: zicht op het in 1937 door Hermann Haller gemaakte ruiterstandbeeld van de 15e-eeuwse legeraanvoerder en burgemeester van Zürich Hans Waldmann (1435-1489) bij de Münsterbrücke met de Grossmünster op de achtergrond

Na weer een korte wandeling kwam ik uit op een groot plein dat aan de noordelijke oever van het Meer van Zürich grenst: het Bürkliplatz Plein. Het is ontstaan toen in de jaren 1830 de stadsmuren van Zürich werden afgebroken en het puin in het meer bij de ingang van de rivieren de Limmat en de Sihl, die meer naar het westen stroomt, werd gestort. De stad begon zich toen meer naar het water te richten. Toen in 1873 de Quaibrücke werd gebouwd over het begin van de rivier de Limmat, waarvan het water uit het meer stroomt, werd het plein steeds meer tot een van de belangrijkste verkeersknooppunten van de stad. In 1952 is het plein vernoemd naar Anton Bürkli (1833–1894) die van 1882 tot en met 1887 stadsarchitect van Zürich was. Hier bereikte ik het water met de aanlegsteigers voor de rondvaartboten en de gewone veerboten. Nu waren er alleen maar zwanen en meeuwen in het water te zien en zwanen en duiven op het droge. Helaas waren ook dit keer de bergtoppen van de Alpen in het zuiden niet zichtbaar…

20220310_115214 (2)
Zürich: zicht over het Meer van Zürich en de aanlegsteigers van de schepen vanaf het Bürkliplatz plein – de bergen zijn niet zichtbaar

Iets meer ten noorden van het Bürkliplatz plein ligt ook een klein pleintje, waar weer een monumentale fontein met een nogal strijdbaar ogende beeldengroep te vinden is. De Zwitserse beeldhouwer Jakob Brüllmann (1872–1938) heeft de “Stierbändiger Brunnen“, de fontein van de stierentemmer, gemaakt die beter bekend staat als de Geiserbrunnen. De stad Zürich had een aanzienlijk geldbedrag gekregen uit de nalatenschap van de Zwitserse architect en stedenbouwkundige Arnold Geiser (1844–1909) die van 1876 tot 1907 de stadsarchitect van Zürich was geweest. Aan het geldbedrag was de opdracht verbonden om een fontein te ontwerpen ter verfraaiing van de stad. Jakob Brüllmann won de hiervoor uitgeschreven ontwerpwedstrijd. Dit uit één brok gehouwen beeld is gemaakt van “Muschelkalkstein” dat afkomstig is uit een al sinds de Romeinen gebruikte steengroeve bij het plaatsje Würenlos in het naburige kanton Aargau. Op 20 oktober 1911 is de fontein onthuld. De woeste stier en de jongeman die hard moet werken om het dier in toom te houden symboliseren het “beteugelen van de driften” en hebben vanaf het begin de gemoederen van het publiek bezig gehouden o.a. vanwege de naaktheid van de jongeman. Dat geldt ook voor de meer naar het westen staande bronzen beeldengroep “Ganymed” vanwege het homo-erotische aspect: het verhaal uit de Griekse mythologie van de jongeling Ganimedes met de adelaar die hem in opdracht van Zeus naar de Olympus moet ontvoeren. Deze beeldengroep is veel later, in 1945–1952, door de Zwitserse beeldhouwer Hermann Hubacher (1885–1976) gemaakt.

Ik ging de Quaibrücke brug over en vervolgde mijn weg langs de Quaianlagen die in 1887 waren aangelegd, ook weer onder leiding van Anton Bürkli. Daarmee kreeg de tot dan toe middeleeuwse stad de grootsteedse allure waar het nu om bekend staat. Het eerste gedeelte van deze Quaianlagen heet de Utoquai, waarbij “Uto” de literaire benaming van de Üetliberg is. De voormalige burcht op de berg werd in 1210 aangeduid met “Uotelenburg“, dus de Burcht van Uotilo. Hierbij staat het voor “Uoto“, dat op zich weer een afkorting is voor “Uodalrich“, lees Ulrich! De huisberg van Zürich was ondanks het heiige licht goed zichtbaar. Dichtbij was het water van het meer mooi blauw; in de bloembakken bloeide al één gele klaproos en wapperde dapper in de wind: het water en de bloem vormden de kleuren van de Oekraïense vlag – dit was wel even een moment om erbij stil te staan dat het in andere delen van de wereld niet zo vreedzaam toegaat…

Tegelijkertijd met het aanleggen van de Quaianlagen heeft men het Seebad Utoquai aangelegd dat als een drijvend eiland in wit hout in het meer steekt. Het openbare bad is geheel in authentieke stijl gebleven, maar is in deze tijd van het jaar nog gesloten.

Meer naar het zuiden op de Quaianlagen wordt zichtbaar hoe royaal en tijdloos het ontwerp van deze promenade is. Het uitzicht over het meer op de oude stad en ook op de hoogte van de Üeltiberg is prachtig, zeker in dit licht. Het zijn vooral de kastanjebomen – die nog uit de begintijd stammen (en nu bijna 150 jaar oud zijn!) – en de hier en daar nog oorspronkelijke balustrades die de promenade haar cachet geven! De bankjes zijn hier bijna allemaal bezet door mensen die van hun middagspauze genieten.

20220310_122121 (2)
Zürich: zicht over het meer en de oude stad vanaf de promenade, de Quaianlagen, uit 1887 met de oude kastanjebomen

Er staat ook een grote equatoriale zonnewijzer, die zo genoemd wordt omdat bij deze zonnewijzer het cijferblad parallel aan de evenaar ligt. Daardoor valt de schaduw van de staaf die de aardas verbeeldt bij elke zonnestand op het cijferblad: zo kan de tijd gemakkelijk worden afgelezen. Dit grote, mooi gekleurde exemplaar is in 1957 gemaakt door de Duitse fijn instrumentenmaker Lothar Loske (1920–1992) en door Franz Türler, die aan het hoofd van de Zwitserse gelijknamige uurwerkfabriek stond, aan de stad Zürich geschonken werd. Ik zag dat het half één op mijn horloge was, maar ook dat de schaduw op de juiste plek op de zonnewijzer viel – daar was het ook half één! Verderop stond een strak chroomstalen beeld in de vorm van een huisje op poten, dat op een stenen plaat van gneis staat. Dit is een drinkfontein, zoals er zovele in Zürich te vinden zijn – in dit jaargetijde is die nog afgesloten. Deze strakke constructie is in 1980 gemaakt door beeldend kunstenaar Markus Feldmann (*1926) en verbeeldt de wijze waarop de eerste bewoners van de streek rond Zürich hun huizen bouwden: op palen in het water. Hiervan zijn vanaf het midden van de 19e eeuw op verschillende plekken langs het Meer van Zürich restanten in de oeverbodem gevonden. Later zou ik in de Nieuwe Botanische Tuin op een infobord over voedsel in de Jonge Steentijd een oude foto uit 1899 zien, waarop de blootgelegde palen afgebeeld staan.

20220310_145900 (2)
Zürich: op een informatiepaneel in de Nieuwe Botanische Tuin over voedsel in de jonge steentijd staat een foto uit 1899 van restanten van paalwoningen in het gebied rond het Meer van Zürich

Behalve de beeldengroep “Ganymed” bij het Bürkliplatz Plein is er nog een ander bronzen beeld van de Zwitserse beeldhouwer Hermann Hubacher geplaatst: meer naar het zuiden langs de oostelijke oever van het meer staat het beeld van een zittend naakt, “Sitzende“, dat van vroegere datum is dan “Ganymed“, nl. uit 1934, maar dat daar geplaatst is in 1951. Eveneens van brons is een beeld uit 1957 van de Zwitserse beeldhouwster Hildi Hess (1911–1998): “Weibliche Figur“. Beide vrouwenfiguren zijn elegant en konden zomaar “living statues” zijn, genietend van het zonnetje. Het valt wel op dat de afwerking van het brons bij Hermann Hubacher veel gladder is dan bij Hildi Hess.

Een ander beeldhouwwerk van brons is veel abstracter en ook veel groter: het heet Sheep Piece en is gemaakt door de beroemde Engelse beeldhouwer en tekenaar Henry Moore (1898–1986). Aan dit abstracte kunstwerk zijn vele schetsen en tekeningen van echte schapen voorafgegaan. De kunstenaar was erg goed in het bestuderen van de natuur. De schapen die hij vaak voor het venster van zijn atelier in Engeland zag staan vond hij aanvankelijk gewoon wolbalen met een kop en vier poten. Naar de lijven onder de massa’s wol kon hij alleen maar gissen. Uit deze fascinatie ontstond het kollossale plastiek van twee uitvergrote lichamen van ooi met lam of twee ooien. Het vraagt toch wat fantasie om daarin schapen te zien, want het gladgepolijste, glanzende brons heeft wel een totaal andere uitstraling dan de herinnering aan een kroezige wollen vacht! Dit kunstwerk dat het tweede afgietsel van het origineel is werd in 1976 opgesteld aan de Seepromenade op de landtong Zürichhorn naar aanleiding van een grote tentoonstelling van Moore’s werk. De plaquette aan de voet van het kunstwerk vermeldt dat het een geschenk was van “enkele Zürcher burgers aan hun stad“.

20220310_122712 (2)
Zürich: op de promenade langs het Meer van Zürich is sinds 1976 een beeld van de Engelse beeldhouwer Henry Moore (1898-1986) opgesteld met de titel “Sheep Pieces”

Verder flanerend over de brede promenade, waar vele mensen hun middagpauze doorbrachten slenterend of zittend in de zon op een bankje met zicht op het water, passeerde ik een wegwijzer waarvan een pijl naar een zijstraat, de Höschgasse, wees: naar het “Pavillon Le Corbusier” – dat trok mijn aandacht! Eerst zag ik aan mijn rechterhand een groot huis in Engelse landhuisstijl, Villa Egli, dat ooit als particulier huis had gediend, maar er nu wat verlaten bijlag. Aan de andere kant van de straat staat een eveneens groot landhuis, Villa Bellerive, waarin nu een centrum voor architectuur is gevestigd. Verderop in de straat staat een laag houten, witgeverfd gebouw met een veranda: dit is het atelier van Hermann Haller, de maker van het Hans Waldmann-ruiterstandbeeld aan de Limmat. Deze drie geheel verschillende gebouwen stammen allemaal uit de jaren 1930. Daartussen stond iets meer in de richting van het met hoge bomen omzoomde gazon een modern gebouw met veel glas en met vooral primaire kleuren. In 2019 is het paviljoen voor veel geld gerestaureerd, waarbij sommigen het betreuren dat de stad niet meer gedaan heeft om hier een soort Museumkwartier te ontwikkelen en daarmee deze vier gebouwen met elkaar te verbinden. Aan de totstandkoming van dit paviljoen is nogal wat voorafgegaan. De Zwitserse binnenhuisarchitecte Heidi Weber (*1927) heeft in 1960 met veel overtuigingskracht de architect Le Corbusier (1887–1965) ertoe gebracht om in Zürich een museum te bouwen, omdat zij een grote bewondering voor hem en zijn werk had. Le Corbusier is in de Zwitserse Jura geboren en opgegroeid en heette eigenlijk Charles-Edouard Jeanneret. In 1920 nam hij de naam van de overgrootvader van moederszijde en verbasterde die tot Le Corbusier, tegelijkertijd verwijzend naar het Franse woord voor raaf: corbeau. Het Pavillon Le Corbusier zou zijn laatste werk worden: hij overleed in augustus 1965 een jaar nadat de eerste feitelijke bouwhandelingen hadden plaatsgevonden en een paar maanden na de voltooiing van de eerste fase, waarbij het losstaande dak werd opgeleverd. Het bijzondere van dit paviljoen is dat het prefab is (een speerpunt van de ontwerper) en dat alle onderdelen, zo groot als ze waren, met een grote vrachtwagen zijn aangevoerd en op locatie in elkaar zijn gezet. Ook was het het eerste gebouw met vooral onderdelen van metaal en glas en een dakconstructie die los stond van het gebouw zelf. Omdat metaal en glas niet goed isoleren koos Le Corbusier voor geglazuurde panelen in de voor hem zo karakteristieke kleuren. Ook hier zijn de afmetingen zijn gebaseerd op het door hem ontwikkelde meetsysteem, de modulor, waardoor het mogelijk wordt om met een wiskundige benadering van de fysieke menselijke maat gebouwen af te stemmen op de maten van een mens. Op de website van het Pavillon Le Corbusier staat een 28 minuten durende film die geproduceerd is door Heidi Weber (onder het kopje History) waarin het gehele proces wordt weergegeven, van aanvoer in 1964 tot en met de opening van het voltooide gebouw op 17 juli 1967, dit jaar 50 jaar geleden. Het begin van de film is vooral geestig vanwege de auto’s, kleding en de flarden van de muziek uit die tijd! Bij het zien van de film wordt pas duidelijk hoeveel moeren en bouten er bij de bouw nodig zijn geweest…

20220310_123732 (2)
Zürich: zicht vanuit het zuiden op het Pavillon Le Corbusier met de (nu nog lege) vijver op de voorgrond en het atelier van de kunstenaar Hermann Haller op de achtergrond

Vanaf het paviljoen leidde een smal paadje terug naar de Seeuferweg en het Meer. Aan de oostelijke kant van de Blatterwiese, een groot grasveld dat aansluit op het gazon van het paviljoen staat een herinneringsmonument voor de schrijver Leonard Widmer (1808–1868) en de componist de cisterciënzer monnik Alberich Zwyggig (1808–1854) van het Zwitserse volkslied, de Schweizerpsalm, dat er een beetje uitziet als een oorlogsmonument. Ook dit kunstwerk is een fontein – het water vloeit aan de vier zijden van het monument uit bronzen koppen: tweemaal een gestileerde leeuwenkop en tweemaal een wat somber kijkend mannenhoofd. Het is in de stijl van de late Jugendstil ontworpen door de uit Zürich afkomstige beeldhouwer Franz Wanger (1888–1945) en gemaakt van uit Aargauer Muschelkalk met een inmiddels tot grijsgroen verweerd koperen top. Vanwege dit uiterlijk wordt het beeld wordt ook wel spottend “die Rakete” (de Raket) genoemd!

Het “Schweizerpsalm” is in 1842 tot stand gekomen. Het is een ode aan de bergen en aan de vrijheid van de Zwitsers. Het is sinds 1981 het officiële volkslied van Zwitserland. De eerste drie regels van het eerste couplet van het “Schweizerpsalm” staan in gouden letters op het monument gegraveerd:
Trittst im Morgenrot daher,
Seh’ich dich im Strahlenmeer,
Dich, du Hocherhabener, Herrlicher!

Een bronzen plaquette met daarop de gezichten van Leonard Widmer en van Alberich Zwyssig ‘en profil’ completeert het eerbetoon.

20220310_124434 (2)
Zürich: op het Schweizerpsalm-Denkmal monument staan de componist Alberich Zwyssig en de dichter Leonard Widmer ‘en profil’ afgebeeld op een bronzen plaquette

Een kunstwerk van geheel andere orde staat verderop: op een open plek verrijst de mechanische constructie “Heureka” van de Zwitserse kunstenaar Jean Tinguely (1925–1991), die zich bezig heeft gehouden met de “kinetische kunst“. Ik had al eens kennis gemaakt met zijn bizarre wereld van bewegende kunstwerken in verschillende groottes en vormen toen ik in juni 2018 een bezoek bracht aan het Tinguely-Museum in Basel, dat geheel gewijd is aan deze bijzondere kunstvorm. Het kunstwerk “Heureka” dat ontworpen was voor de Zwitserse Nationale Tentoonstelling (Landesausstellung) die in 1964 in Lausanne werd gehouden, bestaat uit een grote verzameling aan elkaar gesoldeerde metalen voorwerpen als wielen en pijpen, die ook nog als een echte machine kunnen draaien… Na afloop van dit evenement is het kunstwerk, dat nog steeds functioneert (althans van april tot en met oktober…) naar Zürich overgeplaatst. Jean Tinguely heeft in 1966 over deze constructie gezegd dat zij totaal nutteloos en zinloos moest zijn, maar dat hij hard heeft moeten werken om dit te bereiken: alles moet blijven functioneren, dus veel aandacht voor de techniek… Medio maart stond het roerloos op zijn pedestal met een geschoren haagje eromheen matzwart en vervreemdend te zijn tegen een strakblauwe hemel.

20220310_124822 (2)
Zürich: langs de promenade aan de rechteroever van het Meer van Zürich staat sinds 1964 het kunstwerk “Heureka” van de Zwitserse kunstenaar Jean Tinguely (1925-1991)

Het is nu eigenlijk niet goed meer voor te stellen dat dit gedeelte van Zürich, het Zürichhorn, tot in de 18e eeuw een geheel onbebouwd steile helling was en dat er o.a. de tot “Hornbach” omgedoopte Wildbach doorheen naar beneden stroomde. Zoals de oorspronkelijke naam al aangeeft zorgde deze wilde beek voor grote overstromingen en wateroverlast. Daarom heeft men de beek gekanaliseerd en grotendeels onder de grond gestopt: iets voorbij het kunstwerk van Jean Tinguely kabbelt de beek nu door een brede betonnen bedding rustig naar het meer. Ik stak de beek over met een elegant bruggetje en zag het gebouw van het restaurant Lake Side, dat mij erg aantrekkelijk leek. Ik kreeg een tafeltje aan het raam met uitzicht over het terras en het meer – voor buiten zitten was het echt nog te koud. Ik koos vooraf iets dat ik niet kende: een soep van Daslook (Allium ursinum), een uiachtige voorjaarsplant met een uitgesproken knoflooksmaak. De soep had een prachtige lichtgroene kleur – ik vond haar behalve inderdaad sterk naar knoflook, ook nog naar spinazie en waterkers smaken! Later zou ik in de Nieuwe Botanische Tuin lezen hoe gezond deze plant is: door de zwavelverbindingen heeft de plant een zuiverende werking op het lichaam en een kiemremmende werking in de vertering. Het enige wat je moet voorkomen dat je in plaats van daslook de bladeren van bijvoorbeeld de Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) of van de herfsttijloos (Colchium autumnale) gebruikt, want die zijn giftig! De duidelijke knoflook geur helpt dus bij het determineren. Het hoofdgerecht was pasta met verantwoorde in Zwitserland gekweekte zalm. Ik dronk een lekker glaasje (oké twee glaasjes…!) Heida-wijn bij: de druiven voor deze krachtige witte wijn groeien tegen de zuidelijke berghellingen van het kleine plaatsje Visperterminen in het Vispa-dal in het Wallis. Ik was daar alweer een tijdje geleden (op 20 september 2018) om te genieten van het mooie uitzicht over het Rhônedal en op de bergen waar ik in de dagen daarvoor vele etappes van de Via Alpina heb afgelegd! Daar ligt de hoogste wijngaard aan de noordzijde van de Alpen. Vanaf mijn plaatsje bij het raam had ik al een ietwat zwart geworden blok zandsteen gezien die als afsluiting van het zonnige terras aan de waterkant stond. Ik ging na de lunch even kijken. Op deze steen stond in bijzondere letters, die deels in elkaar overvloeien, de tekst: “Auf diesem Gelände lag das Landgut ‘Zu Hornau’ in welchen der Zürcher Maler Rudolf Koller 1828-1905 von 1862 bis zu seinem Tode lebte und wirkte” (Op dit terrein lag het landgoed ‘Zu Hornau’ waar de Zürcher schilder Rudolf Koller 1828–1905 van 1862 tot aan zijn dood leefde en schiep). Rudolf Koller is vooral bekend geworden door zijn schilderijen van koeien, paarden en ander dieren, die hij met fijne penseelstreken en oog voor detail weergeeft. Een van zijn meest bekende schilderijen is de postkoets over de Gotthardpas (Gotthardpost) waar een postkoets wordt weergegeven met drie galopperende schimmels ervoor, en een uitermate opgejaagde jonge koe die voor de koets uitrent, loeiend en met de staart in de lucht! De steen is ontworpen door de Zwitserse kunstenaar Hans Stocker (1896–1983), over wie niet veel bekend is, behalve dat hij een beroemde (kerkelijke) glasschilder was. Deze steen is in 1965 daar geplaatst.

Gesterkt door deze pauze vervolgde ik mijn weg en kwam even later bij het “Strandbad Tiefenbrunnen“, een openbare badgelegenheid die al sinds het aanleggen van de promenade bestaat. De oude gebouwen zijn in het begin van de jaren 1950 vervangen: er staan nu nieuwe gebouwen met een voor die tijd erg moderne insteek: elementaire kleuren en met muren van opengewerkt beton. Het complex zag er erg fris uit: in 2010-2011 is het vernieuwd.

20220310_135414 (2)
Zürich: de gebouwen van het Strandbad Tiefenbrunnen uit de jaren 1950 met de in maart nog lege ligweide ervoor

Aan de waterkant van dit grote complex met de ruim aangelegde zonneweide die er nu al strak bijlag staat een granieten beeld, “Männlich-Weibliche Figur“, uit de jaren 1953-1955 door de Zwitserse beeldhouwer Arnold d’Altri (1904–1980), dat qua kleur en materiaalexpressie precies past bij een kiosk uit beton met een hoog dak dat als een puntmuts met pompon op het veelhoekige gebouwtje staat. Het park is ontworpen in de zogenaamde “Wohngartenstil“, die sterk geïnspireerd is op de Japanse tuinkunst met de nadruk op het weglaten. Ook hier is de invloed van Le Corbusier weer terug te vinden…!

Vanaf dit punt kwam de promenade weer uit op de drukke verkeersweg en zag ik een treinstation met daarbij een industrieel complex met een kasteelachtige uitstraling… Het is de “Mühle Tiefenbrunnen” uit 1889–1890, een complex met een bierbrouwerij die tot 1983 als zodanig bleef functioneren en die daarna nog tot 1998 als graanopslag in gebruik is gebleven. Het gebouw weerspiegelt wel het tijdbeeld in de architectuur rond de vorige eeuwwisseling: toen werden industriële gebouwen vaak vormgegeven als kastelen, zo ook hier met een representatieve façade in twee kleuren baksteen, torentjes en vele versieringen boven de ramen. Het gebouw is nu omgebouwd tot wooneenheden, kleine bedrijfjes en eetgelegenheden. De overdekte transportgang vanuit de brouwerij naar de spoorlijn is ook nog in stand gebleven – de naam van de “Mühle” staat in grote letters op het dak.

20220310_140515 (2)
Zürich: zicht op het gebouw uit 1890 van de voormalige bierbrouwerij Mühle Tiefenbrunnen

Toen ik maar eens op de kaart keek om te zien waar de Nieuwe Botanische Tuin lag, kreeg ik inmiddels wel in de gaten dat ik in mijn enthousiasme veel te ver naar het zuiden was gelopen… Het bleek dat de tuin eigenlijk bergop van het Pavillon Le Corbusier ligt! Daartoe moet ik een heel eind terug lopen, maar ook steil de helling op vanaf de waterkant. Dat viel eerlijk gezegd niet mee voor mijn benen die nog aan de Lage Landen gewend waren. De straten die naar de Zollinkerstrasse straat leidden waren rustig – aan die hoofdstraat zelf lagen prachtige huizen uit de 19e eeuw, waarvan de meest extravagant de Villa Pantumbah uit 1883 is, waar nu het hoofdkantoor van de Schweizer Heimatschutz (een grote Zwitserse non-profit organisatie voor de bescherming van Zwitserse bouwkunst) en op de begane grond een tentoonstellingsruimte over bouwkunst zijn gevestigd. Het gebouw dat een beschermd monument is, heeft alle kenmerken van de historiserende bouwstijl: vele bouwstijlen uit het verleden zijn toegepast. Dit is o.a. het geval bij de voorgevel van het hoofdgebouw waarvan het ontwerp aan de Renaissance is ontleend, zoals de geschilderde motieven die bedrieglijk echt op verschillende soorten marmer en hardsteen lijken. Er werden niet alleen stijlen gebruikt die teruggrepen op het verleden, maar ook voor die tijd (de jaren 1880) moderne producten, zoals de zogenaamde “minerale verf“. Dit is verf met minerale bindmiddelen op basis van silicaat (een mineraal dat 95% van de aardkorst uitmaakt!) die gedurende lange tijd kleurvast blijft. Daarom wordt deze verf in onze tijd als erg duurzaam wordt beschouwd. Dat is ook weer (gedeeltelijk) toegepast bij de restauratie van een paar jaar geleden. Hierdoor krijgt de bezoeker een idee van de oorspronkelijke kleurrijke uitstraling van de villa. Zij is vernoemd naar het dorp Patumbak in het noorden van het (nu Indonesische) eiland Sumatra waar de eerste tabaksplantage van de bouwheer Karl Fürchtegott Grob (1830–1893) lag. Hij was daar in de periode 1869 tot 1879 puissant rijk geworden met deze overzeese handel: hierdoor kon hij dit huis uit zo’n ruime beurs laten bouwen. Lang heeft hij zelf niet van deze villa kunnen genieten – hij overleed in 1893 aan een meegenomen tropische ziekte. Zijn vrouw en dochters bleven er wonen totdat het huis in 1929 naar de diaconie overging die het gebruikte als verpleeg- en bejaardenhuis. Het park was inmiddels in twee delen opgedeeld en er lagen in de jaren 1970 plannen om het inmiddels vervallen en glansloze huis af te breken voor o.a. woningbouw. Deze werden vanwege te weinig politiek draagvlak niet uitgevoerd. In 1995 werd een stichting tot behoud van de historische tuin opgericht die in 2006 ook tot doelstelling kreeg om de villa te redden (Stiftung Patumbah). De ingrijpende renovatie duurde drie jaar – de villa werd in haar volle glorie in augustus 2013 heropend. Het ziet er inderdaad schitterend en niet kitscherig uit! Het in Engelse landschapsstijl aangelegde park werd destijds pas later dan de villa opgeleverd: de spoorlijn naar Station Tiefenbrunnen werd langs zijn villa aangelegd en om die te beschermen tegen de rook en het lawaai had hij het tracé langs zijn villa uit zijn eigen middelen ondergronds laten aanleggen. Het park is nu vrij toegankelijk.

Hoe mooi deze florale motieven en de hangende tabaksbladeren ook waren: ik wilde echte planten zien! Daarom vervolgde ik mijn weg langs een ander kunstig smeedijzeren hekwerk naar de Nieuwe Botanische Tuin van de Universiteit van Zürich.

20220310_143600 (2)
Zürich: bij de zuidelijke ingang van de Nieuwe Botanische Tuin staat een duidelijke plattegrond van de Tuin

Het was heerlijk om in dit scherpe voorjaarslicht de ontluikende natuur te zien. Bij mijn vorige bezoek, in september, aan Zürich had ik de Oude Botanische Tuin bezocht: dat was de oorspronkelijke Botanische Tuin die in 1837 werd ingericht nadat de verdedigingswerken van de oude stad werden afgebroken. Deze tuin ligt op een natuurlijke verhoging, midden in de stad, en in het westen en noorden aan de oude verdedigingsgracht Schanzengraben. In de jaren 1960–1970 werden in de omgeving vele hoge (kantoor)gebouwen opgetrokken, waardoor de groei van de planten belemmerd werd. Ook kon de tuin daardoor niet uitbreiden. Daarom besloot de universiteit om te gaan verhuizen naar een oud park aan de zuidelijke oever van het Meer van Zürich – in 1977 werd daar de Nieuwe Botanische Tuin geopend. Aan de aanwezigheid van vele oude bomen is af te zien dat het park al veel langer bestond. Een indrukwekkende beuk (Fagus sylvatica subs. purpurea) bij de ingang van de Tuin was nu natuurlijk nog helemaal kaal, maar stond wel in een groot bed van uitbundig bloeiende voorjaarsplantjes, zoals witte sneeuwklokjes en paarse kleine cyclaampjes. In maart was het niet te zien dat deze beuk een Rode beuk was, nu er nog geen blad aan de boom zat. Een informatiebord vermeldde dat de rode beuk een mutant is van de gewone beuk en dat hierdoor de rood-paarse kleur die bij jonge blaadjes aanwezig is, niet verdwijnt bij het ouder worden, zoals bij de gewone beuk, maar blijft. Alles in de natuur kan muteren en daarom begon men in de tweede helft van de 19e eeuw te beseffen dat naast de evolutie (de invloed van Darwin) ook mutatie een rol speelt: de spontane afwijking in het erfelijk materiaal. De Zwitserse arts en onderzoeker Otto Naegeli (1871–1938) heeft daarover onderzoek gedaan bij planten en dat daarna ook toegepast op mensen: dit verklaart ook waarom sommige kwalen de ene persoon wel en de andere persoon niet treffen. Daar staande in de zon zag ik die prachtige oude boom en was vastbesloten om die nog eens in vol ornaat te gaan zien.

20220310_144021 (2)
Zürich: bij de ingang van de Nieuwe Botanische Tuin staat een imposante rode beuk (Fagus sylvatica subs. purpurea) tegen de achtergrond van de universiteitsgebouwen en aan de voet een bed van sneeuwklokjes en kleine cyclamen

Het was nog erg vroeg in het jaar en dat betekende dat er behalve de sneeuwklokjes en de cyclaampjes niet veel bloeide, maar hier en daar was er toch wat kleur. Op verschillende plekken in de Tuin stonden Gele kornoeljes (Cornus mas) uitbundig geel te bloeien. Deze grote struik is niet alleen mooi om te zien, maar is ook van groot belang voor insecten in het voorjaar vanwege de vroege bloei en voor vogels in de nazomer vanwege de rode kersachtige vruchten. Niet alleen de vogels vinden ze lekker: ondanks hun wrange smaak zijn ze ook geschikt voor het maken van jam! Een wat zachtere kleur geel hebben de zachtgele bloemen van de Stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) die een tapijtje van kleur aan de voet van nog kale bomen vormden. Het enige geel bij de vroege, uitbundig bloeiende Dwergiris (Iris reticulata) is de geelgouden streep op de paarse bloemen – normaal is de bloem lichtblauw, maar hier staat de paarse variant, die ik persoonlijk het mooiste vind! Het bordje met het opschrift “Bärlauch” (Daslook) stond er wat verloren bij: van het brede, groene blad (dat zo lekker was in mijn soep!) was niets te zien… Op andere plekken groeide het wel in grote getallen.

De universiteitsgebouwen staan op het hoogste punt van de Botanische Tuin, die zich over een oppervlakte van 5,6 hectare uitstrekt over een zuidhelling en een noordhelling. Het uitzicht naar het noordoosten over de met gras en boomgroepen begroeide helling is mooi: pas in de verte is weer bebouwing zichtbaar. De glazen koepels van de “Tropenhäuser” (kassen) zagen er futuristisch uit.

20220310_144448 (2)
Zürich: het uitzicht vanaf het hoogste punt in de Nieuwe Botanische Tuin is mooi – de bolvormige tropische kassen zijn rechts zichtbaar

Deze tropische kassen hebben een glazen behuizing in koepelvorm met een stalen frame aan de binnenkant. In al hun moderniteit lijken ze daardoor toch een beetje op het “Palmenhaus“, de kas uit 1850 in de Oude Botanische Tuin. De meest noordelijke kas bevat planten uit de tropische droogtegebieden. Daar is het ’s nachts koud en overdag warm en er valt nauwelijks regen. Deze gebieden liggen vooral rond de keerkringen, waar de wind droog is, maar ook in de luwte van gebergten, zoals de Namibwoestijn. De middelste en de grootste koepel van 16 meter hoog wordt ook wel de “groene hel” (“die Grüne Hölle“) genoemd, een tropisch laaglandregenwoud met een luchtvochtigheid van 90% en een constante temperatuur van 26°C. In de kleinere koepel ten zuiden hiervan wordt het klimaat van het tropische bergregenwoud nagebootst: dit klimaat wordt gekenmerkt door overvloedige regenval en veel mist met daardoor gematigde temperaturen. Hier groeien vooral mossen, varens en palmvarens. Het bleef voor mij jammer genoeg bij gluren door het glas, want de normaal gesproken vrij toegankelijke kassen waren gesloten (vanwege de Corona-beperkingen neem ik aan).

20220310_145634 (2)
Zürich: zicht op de drie bolvormige verwarmde kassen voor tropische planten in de Nieuwe Botanische Tuin van dichterbij

Ook de Alpentuin was interessant. Het werd een mini-bergwandeling die nog realistischer werd doordat er op de rotsblokken echte markeringen in rood en wit waren aangebracht, zoals die ook in de bergen de juiste weg aangeven! Op de steile noordhelling was een heel traject van smalle paadjes aangelegd, met overal plekken voor alpenplanten. Er bloeide hier en daar al wel wat: ik zag vooral witte kerstrozen (Helleborus niger).

20220310_144815 (2)
Zürich: zicht op de (Zwitserse) Alpentuin in de Nieuwe Botanische Tuin, waar nog niet veel bloeit

Er werd op een bord aangegeven waar in Zwitserland de bodem uit kalk en waar uit silicaat bestaat en welke planten waar groeien. Ook hier was er weer een “bergwandeling”-beleving: de bekende gele wegwijzers gaven aan dat het 15 seconden waren naar “kalk” en 10 seconden naar “silicaat”! De Alpen in Centraal-Zwitserland bestaan vooral uit silicaat, dat oorspronkelijk gestolde magna is. Deze zure bodem is nogal voedselarm: hierdoor groeien de planten minder snel. Ook is de biodiversiteit lager. Aan de noord- en zuidflank van de Centrale Alpen liggen bergketens uit kalk: deze gebieden waren vroeger een zeebodem en zijn neutraal tot basisch wat zuurtegraad betreft. Door de rijke voedingsbodem groeien de planten sneller en is de biodiversiteit groter. In beide grondsoorten hebben planten een eigen manier gevonden om te overleven. Bij het silicaat moeten de planten veel water opnemen om voldoende voedingsstoffen te krijgen – sommige soorten gaan “zweten”: het water wordt aan de bladranden uitgescheiden. Teveel kalk is voor planten schadelijk: dat wordt door de planten omgezet in zouten (oxalaat) en aan de bladranden afgezet! Planten zijn in het hooggebergte echte kunstenaars in overleven…

20220310_144916 (2)
Zürich: bord met uitleg over de grondsoorten met hun vegetatie in de (Zwitserse) Alpentuin in de Nieuwe Botanische Tuin

In het midden van de Tuin bij een vijver staat een Moerascipres (Taxodium distichum), die tot de groep van naalden verliezende coniferen behoort. Kenmerkend voor deze cipres is de vorming van zogenaamde ademwortels: om in drassig en nat land houvast te krijgen vormt de boom pin- en steunwortels. Voor de zuurstofvoorziening van deze wortels groeien er uitstulpingen boven het water of het moeras uit. Op het eerste gezicht leken het uitlopende varens…! Niet alle bomen hebben deze ademwortels, maar deze boom die in 1981 is geplant, vertoont ze nu al. Moerascipressen komen voor in de subtropische delen van de Verenigde Staten (het zuidoosten), Mexico en Guatemala en zijn in de 17e eeuw in Europa ingevoerd als sierboom in parken. Dat deze bomen heel lang geleden (vóór de IJstijden) ook in Europa en Azië voorkwamen blijkt uit vondsten in de bruinkooladers in het Rijnland! Door de ijstijden verdwenen de bomen, maar nu zijn ze weer “thuisgekomen”!

Tegen een uur of half vier liep ik de Botanische Tuin weer uit, mijn hoofd nog vol van alle indrukken en informatie op de borden. Het was toch wel wat gemakkelijker om de steile straten naar beneden te lopen dan naar boven… Ergens zag ik een tramhalte: de eerstvolgende tram bracht mij snel naar het centraal station vanaf waar ik weer de trein terug naar Suhr nam. Wat een indrukwekkend beeld heb ik weer gekregen van mijn geboortestad!

Vandaag zal ik doorreizen naar het ongetwijfeld nog sneeuwrijke Scuol in het Kanton Graubünden om ook daar weer bekende en onbekende plekken te bezoeken. De reis wordt dus vervolgd!

3 reacties

  1. driekusannemaria@gmail.com

    Mooi verhaal. Je was weer even in je geboorte stad. MVG Driekus

  2. Inma

    Bij het zien van het kunstwerk “Heureka” van de Zwitserse kunstenaar Jean Tinguely moest ik denken aan de tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Amsterdam een aantal jaar geleden. dank je wel voor die foto en voor al die mooie foto’s en verhalen.

  3. Paul Steijvers

    Weer een mooi avontuur! Bijzonder die bolvormige kassen in de botanische tuin. Beetje futuristisch. Kreeg een glimlach op mijn gezicht van de foto van de grote beer in de hal van het hotel. Morgen lees ik het volgende verhaal

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

© 2025 Wandelen in de bergen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑