Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
23 december 2019
Twee tochten met mooie vergezichten
Afgelopen zaterdag, 21 december, was het hier de langste dag! Toen ik ’s ochtends vroeg om iets voor zessen uit mijn slaapkamerraam keek, zag ik de zon al schijnen op de bergen in het westen – een mooi begin van de dag! De zon bleef schijnen, waarmee ik wel blij was: die dag stond in de middag mijn boottocht naar het beschermde eiland Mou Waho gepland.
Toen ik na een lekker ontbijt, met roerei, toast met marmelade en veel thee, geserveerd door Brian, de man van Suzanne, op weg ging naar het dorp zag ik een hele berm vol met fel-gele en oranje Goudpapavers (Eschscholzia californica), die uitbundig stonden te bloeien in de zon. In het Nederlands worden ze ook wel Slaapmutsjes genoemd: ’s nachts en bij koud weer sluiten de bloemen zich en lijken dan op slaapmutsjes. Dit was al een mooi gezicht – en dan te bedenken dat voordat het Pembroke Park als recreatiegebied ontwikkeld werd, het gehele terrein ieder jaar rond deze tijd één oranje-gele zee van deze papavers was!
Gisteren had ik al gezien dat er op een heuvel boven het dorp een obelisk met een helderwitte punt stond. Daar ben ik naar toegelopen: hier is een rustpunt gecreëerd met een prachtig uitzicht over het meer en op de bergen in het noorden. Aan de vlaggenmast hing de Nieuw-Zeelandse vlag halfstok. Het “War Memorial” is opgericht voor de gevallenen uit beide Wereldoorlogen: in de Eerste Wereldoorlog zijn op een bevolking van destijds 1000 mensen 27 mannen gesneuveld – relatief veel… In de Tweede Wereldoorlog hebben 9 mannen het leven gelaten. Hun namen staan vermeld op witte schilden aan de vier zijden van de roodbruine basis van de obelisk. Er lagen ook rode “poppies” bij. Om vanaf dit mooie uitkijkpunt de verschillende bergen te kunnen onderscheiden is op een groot stuk natuursteen een paneel bevestigd met daarop de namen van de toppen. Ook zonder deze nadere kennis is het uitzicht indrukwekkend!
In Wanaka zijn ook wel kerken, maar die liggen nogal verscholen… Er is een Anglicaanse kerk, de St. Columba’s Church: het gebouw stamt uit 1902. De kerk is gewijd aan de heilige St. Columba, een Ierse koningszoon die in de 6e eeuw naar Schotland ging om de Picten te bekeren – te onderscheiden van de eveneens Ierse abt St. Columbanus die via Frankrijk naar Zwitserland is gereisd. In Nieuw-Zeeland zijn meerdere kerken aan deze heilige gewijd vanwege de grote aantallen mensen van Ierse en Schotse afkomst. Het ingetogen en bescheiden gebouw van meer dan een eeuw oud raakte wel een beetje verloren tussen alle toeristische toestanden in Wanaka…
Vanaf dit mooie, witte gebouw was het maar een paar minuten naar het ruime en groene Pembroke Park en de oevers van het meer. Wat een mooie vergezichten over het meer en op de bergen! Ook was het heel aardig om te zien dat op welk halfrond je ook bent: “Alle eendjes zwemmen in het water“! Het was echt “doddig” om te zien, hoe die jonge eendjes al driftig aan het peddelen waren… De ooit uit de wilgenpalen gegroeide bomen aan de oever lieten hun takken lui over en in het water hangen – ook zij leken de Nieuw-Zeeland’s relaxte houding te hebben!
Omdat ik meende niet met een lege maag aan boord van het bootje naar het ongerepte eiland te kunnen stappen, koos ik voor één van de vele eethuisjes langs de oevers van het meer. Het Relishescafé zag er uitnodigend uit – vooral de aankondiging dat ze een soep hadden van geroosterde rode paprika met gefrituurde uienringen sprak mij aan! Ik nam er een glaasje Merlot uit de buurt, Central Otago, bij: dat was wel een wat krachtige rode wijn! In Nederland kennen we allemaal de wijnen uit het noordelijke gedeelte van het Zuidereiland – de regio Marlborough. Toch is het nog een beetje een “Geheimtipp“: wijnen uit dit deel van de regio Otago zijn echt belangrijk aan het worden… Deze Merlot werd omschreven als “silky smooth tannins, but surprisingly full bodied“. En dat proefde ik ook – zeker met deze soep!
Ik moest tegen half twee bij de aanlegsteiger aan de Lake Wanaka Marina zijn, dus liep ik langs de oever naar het zuiden. Daarbij kon mij een volumineuze sculptuur niet ontgaan, getiteld “The Hand that Nurtures” uit 2004. Het is gemaakt door Llew Summers (1947–2019). Op de plaquette staat als uitleg: “The contrast between the solidity and weight of this solid concrete sculpture and the tenderness of feeling which it portrays make this work special. It symbolises notions of nurturing, safety and protection as well as friendship, openness and honesty“. Van deze kunstenaar had ik in Timaru ook al een solide kunstwerk gezien: “Tranquility” uit 1981, dat daar in de volksmond is gaan heten “The Lady outside the Library“. Ze heeft een heel vriendelijk en introvert gezicht – ik fotografeerde toen alleen haar dikke haardos…
Mijn B&B-mevrouw, Suzanne, had mij aangeraden om mee te gaan met de Eco-cruise naar het eiland Mou Waho, met een wandeling onder leiding van een gids, waarbij een onderdeel zou zijn het planten van een inheemse boom – dat sprak mij erg aan. De boot van EcoWanaka lag al aangemeerd. De ochtendvaart was volgeboekt geweest, maar in de middagvaart bestond ons gezelschap uit een ouderpaar, oorspronkelijk uit Duitsland, maar nu gestationeerd in Singapore, en hun enthousiaste dochtertje van zeven, Renée. Onze gids was Craig, die ons “full speed ahead” naar het afgelegen eiland Mou Waho bracht, terwijl hij ons veel wetenswaardigs vertelde. Het bijzondere van het eiland Mou Waho is dat er nu nog (of weer!) de vegetatie en de dierenwereld van vóór de komst van de mens (Māori en Europeanen) te vinden is. Het is een streng beschermd natuurreservaat. Hier zijn in het begin van de 21e eeuw enkele exemplaren van de zwaar-bedreigde Buff Weka (Gallirallus australis hectori), een soort niet-vliegende ral, uitgezet. Omdat er in het oorspronkelijke Nieuw-Zeeland geen zoogdieren waren, anders dan een paar soorten vleermuizen, hadden de vogels hun vliegkunst verleerd en scharrelden in onschuld over de bodem. Zodoende vielen ze ten prooi aan de mensen en de geïmporteerde roofdieren. Daarom had het Department of Conservation eerst het plan gemaakt om Weka’s vanuit een kolonie op de Chatman eilandengroep, zo’n 800 kilometer ten oosten van het Zuidereiland in de Stille Oceaan, over te brengen naar een ander eiland in Lake Wanaka, Stephenson Island. De grootste vijand van de Weka is de hermelijn, die ooit is geïmporteerd om de populatie van eveneens geïntroduceerde konijnen te reguleren. De hermelijn vond echter de Weka’s (en andere vogels) veel interessanter… Men had gedacht dat het Stephensons Island ver genoeg van het vasteland lag om de hermelijnen tegen te houden, maar tot ieders ontzetting zwom een hermelijn naar het eiland en moordde de Weka’s uit. Daarom is gekozen voor het Mou Waho eiland. Hier leeft nu een grote populatie Weka‘s. Om te controleren of het eiland werkelijk vrij is van predatoren, worden iedere veertien dagen verse eieren in vallen gelegd – de eieren worden tot nu toe niet aangeraakt! Verder is er ook de beschermde Mountain Stone Weta (Hemideina maori), een groot insect behorende tot de familie van de krekels en de sprinkhanen, waarvan de naam in het Māori zoveel betekent als “the God of all things ugly“! Het had wel een belangrijke functie in het ecosysteem als “opruimer”, voordat de ratten en dergelijke naar Nieuw-Zeeland kwamen. Nu moet de Weta beschermd worden tegen de Weka, want die ziet het insect als een smakelijk hapje…
We voeren over het blauwe water van het meer met tegen de blauwe hemel afgetekend de bergen die hebben gediend als decor voor scènes in de films over de “Lord of the Rings“. Zelf ben ik meer een fan van Harry Potter, zodat ik er eerder de coulissen voor de films over Harry Potter en het schoolkasteel Zweinstein in zag… Alles was van een verstilde schoonheid – er waren maar een paar bootjes op het meer.
Na een half uurtje kwam de aanlegplaats van het eiland in zicht. Door de hoge waterstand moesten we op het strandje wat verder naar het noorden aanleggen en niet aan de officiële steiger, want die was gedeeltelijk ondergelopen!
Terwijl we nog even moesten wachten omdat Craig een praatje stond te maken met een andere gids, hadden wij de kans om de borden met aanvullende informatie te lezen. Dit eiland is één van de vier eilanden in het meer. Het is twee kilometer lang, het hoogste punt ligt op 200 meter boven de waterspiegel en het beslaat een oppervlakte van 140 hectare. Ooit, 15–20.000 jaar geleden, was het gehele gebied bedekt met een grote gletsjer die alles op zijn weg glad schuurde. Mou Waho, net als het eiland dat wij gepasseerd waren, Mou Tapu, is daarom aan de noordzijde door het ijs afgerond en aan de zuidzijde steil en ruig. Dit zijn voorbeelden van de roches moutonnées, wat in het Duits wordt aangeduid met “Rundhöcker“: die had ik in september jl. ook gezien bij de Grote Aletschgletsjer in het Wallis. Het bijzondere van dit eiland is dat er op 150 meter boven de waterspiegel nog een meertje is met daarin weer twee eilandjes! De grap is dus dat dit een eiland in een meer is, dat weer op een eiland in weer een meer ligt en dat dan weer een eiland in de oceaan is… Mou Waho betekent eigenlijk “Outer Island“: dit is sinds 1988 de officiële naam voor het eiland met inachtneming van de belangen van de Māori. Toen de eerste settlers kwamen plantten zij vooral naaldbomen en populieren, die gebruikt werden voor de scheepsbouw. Vanaf het begin van de 20e eeuw kwamen ook de schapen. Nu is het eiland niet meer bewoond en zijn sinds 2001 de “exotische” bomen gekapt: zodoende kwam er weer ruimte voor de oorspronkelijke vegetatie.
Na een paar minuten begonnen we aan onze wandeling die ons naar het meertje van het eiland zou voeren. Naarmate we hoger kwamen werden de vergezichten steeds indrukwekkender. Het eiland Mou Tapu was in het zuiden zichtbaar en ook een landengte kwam in beeld. Hier had de gletsjer niet de gehele rots weggesleten, anders was in het Meer van Wanaka een groot, langgerekt eiland ontstaan met Mount Burke als hoogste top.
Na ongeveer een half uur over een steil, maar schaduwrijk pad bereikten we het punt waar we een prachtig uitzicht hadden op Arethusa Pool, dat ooit door de Māori “Moutimu” werd genoemd en door de eerste Europeanen “Paradise Lake“. In de jaren 1920 is het meertje omgedoopt in Arethusa Pool, naar Arethusa, een nimf uit de Griekse mythologie die in een heilige bron op Sicilië leefde. Het was een idyllische plek om een kop thee te drinken en wat cookies te snoepen. Vlakbij was het hoogste punt van het eiland, Tyrwhitt Peak (473 m), vernoemd naar Reginald Tyrwhitt (1870–1951), Commodore van de Harwich Force van de Britse Royal Navy uit de Eerste Wereldoorlog. De rotswand rees vrijwel loodrecht op vanuit het meertje. Ook onze zitplek lag veel hoger dan het water. De waarschuwing op het bord aan het begin van de wandeling werd nu wel duidelijk: “Lookout is exposed to bluffs“, waarbij het Nieuw-Zeelandse woord “bluff” klip betekent…
De vegetatie op het eiland bestaat uit velerlei inheemse bomen, heesters en planten, waarbij in de vroege zomer vooral de witte bloesem van de Manoeka (Leptospermum scoparium) voor een prachtige witte waas over het groen zorgt. Een andere naam is “tea tree“, omdat ontdekkingsreiziger James Cook van de blaadjes een soort theedrank maakte. Vroeger werd deze kleine boom of struik als “onkruid” beschouwd en veelal sterk bestreden. Tegenwoordig is de houding van de Nieuw-Zeelanders tegenover de Manoeka radicaal veranderd: nu wordt de plant zeer gewaardeerd vanwege haar aanpassingskracht in uiteenlopende leefgebieden, waardoor zij een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van natuurgebieden. Bovendien hebben verschillende onderdelen van de plant antibacteriële en schimmeldodende eigenschappen: uit het blad wordt theeboomolie (tea tree oil) gewonnen en de (erg kostbare) honing wordt gebruikt als een soort superfood en tegenwoordig ook voor de ontsmetting en genezing van diepe brandwonden. Een andere inheemse boom is het merkwaardige Lancewood (Pseudopanax crassifolius). Het is een boom waarvan de bladeren in de opgroei-jaren (15 –20 jaar) er heel anders uitzien dan in de volgroeide fase: eerst zijn de bladeren smal, lang en leerachtig met een harde nerf en scherpe kartels langs de rand. Men heeft onderzoek gedaan naar dit vreemde verschijnsel en men meent dat deze jeugdgroei verband houdt met een verdedigingstactiek van de boom tegen het aanvreten door de inmiddels uitgestorven Moa, een prehistorische reusachtig grote loopvogel. Zodra de boom de hoogte heeft bereikt waar de Moa niet meer bij de bladeren kan (dit is dan op ±4 meter!), veranderen de bladeren van vorm: ze worden zacht, ovaal en glad langs de randen! Op het zuidelijkste eiland van het land, Stewart Island, vertoont de Lancewood deze verandering in de bladvorm niet: daar zijn nooit Moa’s geweest… Langs onze route stonden Lancewood bomen in vele stadia van ontwikkeling. Het boompje dat wij zouden planten was ook een Lancewood. Na onze theepauze en nog een klein tochtje hoger de berg op, was het tijd voor het planten. We gingen kruip-door-sluip-door een eind het bos in vanaf het pad. Craig koos zorgvuldig een plekje uit, zette de pot waarin “ons” boompje was gegroeid neer en haalde een opvouwbare schop uit zijn rugzak. De kleine Renée begon enthousiast te graven en samen plantten ze het nu nog erg sprietige boompje, een dun stammetje met een paar scherpgerande bladeren. Het zal zeker nog zes jaar duren voordat het een paar meter hoog is… Intussen was er wat geritsel in de ondergroei: ja, daar kwam een Buff Weka nieuwsgierig kijken wat wij aan het doen waren! Een prachtig bruin-gespikkelde vogel met de pientere oogjes van een kip. Toen het planten achter de rug was en wij tevreden naar het jonge boompje keken, snoepte de Weka snel wat insecten en andere lekkernijen op, die wij met ons graafwerk naar de oppervlakte hadden gebracht!
Met een goed gevoel over deze groene actie keerden we terug naar ons bootje, maar niet nadat Craig vastberaden onderweg alle “Weta-hotels” had geopend omdat hij ons toch echt dat lelijke insect wilde laten zien. Bij één van de laatste hotels, die er in eerste instantie uitzien als kortgezaagde boomstammetjes, ontdekte hij een inheemse gekko, de Woodworthia sp. ‘Southern Alps’. Dit mooie hagedis-achtig reptiel met een bruin-grijs-zwartgevlekt lijfje en met groene oogjes vond het maar niets dat hij gestoord werd in zijn slaap en beet Craig in z’n vingers… Na de gekko weer gevangen te hebben zette hij het beestje terug in de holle boomstam: in de schemering zou hij snel weer tevoorschijn komen.
Op de terugweg was het weer iets meer bewolkt geworden en de kleuren daardoor wat minder fel: de berghellingen die uit het meer oprezen konden zomaar in Schotland liggen! Tegen vijf uur kwamen we weer in Wanaka aan. Het was een bijzondere excursie geweest met vele nieuwe inzichten en vergezichten!
Gisteren ben ik, ook op aanraden van Suzanne, naar Mount Iron, de “huisberg” van Wanaka, gegaan. Na weer een lekker ontbijt heb ik eerst een rondje door hun tuin gemaakt. Daarin staan niet alleen mooie planten en bloemen, maar ook vele kunstwerken, gemaakt door Brian, o.a. van oude gereedschappen. Een kleine oase.
Vanuit het dorp is het ongeveer een half uurtje lopen naar de voet van de Mount Iron. Deze berg is ook een roche moutonnée, gevormd door de slijpwerking van de gletsjer, 545 meter boven zeeniveau en 240 meter boven Wanaka en is vernoemd naar de plaats Ironhurst in Schotland door een grootgrondbezitter uit de buurt. Het is een “scenic reserve” dat in 1905 is gesticht en door verkrijging van meer gronden in 1993 nu in totaal 53 hectare groot is. Er loopt een wandelroute van ± 6 kilometer naar de top en dan langs de oostzijde weer naar beneden. De weg is steil en bij tijd en wijle ook erg rotsachtig. Het was een zondagochtend en deze wandeling was duidelijk een favoriet uitje voor inwoners en voor toeristen! We moesten wel vaak aan de kant, omdat er een groot aantal nogal fanatieke joggers ons in volle vaart tegemoet kwam rennen… Met de stijging werden ook de vergezichten weidser: naar het noordwesten over Wanaka, het meer en de bergen en naar het zuidoosten over de laagvlakte waardoor heen de rivier de Upper-Clutha vanuit de Alpen in het noordwesten in de richting van de Stille Oceaan stroomt. De naam van deze rivier, Clutha, is een verbastering van de Schots Gaelic naam van de rivier de Clyde bij Glasgow: Cluaidh. De Māori naam is Mata-Au, dat zoveel betekent als keerwater in een watervlakte. Vanaf de top is de rivier niet goed te zien, maar wel de uitgestrektheid van het gebied met de hoge hemel met de witgrijze wolken. Ook hier weer stonden twee geodetische meetpunten: een metalen paal in een betonblok met een bronzen plaquette en een baken op een opstand met vier poten. Nieuw-Zeeland heeft een fijnmazig systeem van geodetische meetpunten, omdat het land steeds in beweging is: het ligt op het breukvlak tussen de Australische en de Pacifische tektonische platen en verschuift ieder jaar 4 cm in zuidwestelijke richting! Volgens de website van de Land Information New-Zealand hebben de meetpunten de code A3PA6 resp. A3P9 en zijn ze in februari 2019 voor het laatst opgeknapt. Zij zijn van mindere betekenis voor de landmeters dan het baken dat ik op 9 december jl. op Mt. Pleasant bij Christchurch zag: dat was van categorie 3 (“regional deformation monitoring“) en deze zijn van categorie 6 (alleen voor kadastrale doeleinden).
Ook had ik vanaf de top een mooi uitzicht op het gebied waar ik de dag tevoren was geweest: ik zag heel in de verte het eiland Mou Waho liggen met aan de linkerkant het schiereiland met Mt. Burke en de landengte. Vanaf deze kant was goed te zien hoe laag dit stukje rots was in vergelijking met de bergen aan weerszijden. Ook het kleinere eiland Stephensons Island aan de rechterkant kwam in beeld. Ondanks de harde, koude wind stond ik daar wel te genieten!
Tijdens de afdaling aan de zuidkant van Mt. Iron was aan de steile en rotsachtige berghelling goed te zien, dat de gletsjer hier het gesteente niet had gladgeschuurd: er was alleen maar begroeiing op de vlakkere stukken tussen de rechte rotswanden. Indrukwekkend.
Na deze nogal winderige tocht ben ik teruggegaan naar de waterkant van Wanaka: ik had gezien dat er bij de Relischescafé ook goede “burgers” te krijgen waren, opgetuigd met spinazie en o.a. gefrituurde wortellinten. Dat was een mooi gerecht om te zien, maar ook om te eten, zeker met een Sauvignon Blanc van de “buren”. Sinds 1982 is vlak in de buurt de wijngaard in bedrijf: “Rippon”. De witte wijn uit 2018 is niet alleen biodynamisch gemaakt “on the shores of Lake Wanaka“, maar smaakt volgens de wijnkaart naar “gooseberry, cream and lime with a crisp chalky finish“… Oké, ik heb de kruisbessen en de romige, citrusachtige afdronk geproefd – en het vormde ook een mooie afsluiting van mijn dagen in Wanaka!
Zojuist heb ik afscheid genomen van Suzanne en Brian; straks stap ik in de auto voor een tocht naar de meest zuidwestelijke plaats van het Zuidereiland: Te Anau. Hier is ook weer een meer en op Eerste Kerstdag een excursie naar de Milford Sound, een zeearm naar de Tasman Zee met watervallen en zeehonden… The adventure will go on!
Geef een reactie