Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
21 september 2018
Een tochtje met de Glacier Express
Vanochtend heb ik nog voor de laatste keer kunnen genieten van het lekkere ontbijt in Hotel Europe met de zelfgemaakte ontbijtgranen en gedroogde zuidvruchten. Ik wilde vandaag vanuit Brig naar Küblis reizen: die plaats ligt in Graubünden, tussen Landquart en de Vereinatunnel op weg naar het Engadin. Ik blijf een paar dagen in Küblis, om ook daar één of twee etappes van de Via Alpina te lopen.
De kortste, maar ook de mooiste route per trein is over de Oberalp pas met de smalspoorlijn van de Matterhorn-Gotthard-Bahn. Dit bedrijf exploiteert samen met de Rhätische Bahn in Graubünden de Glacier Express. Deze “langzaamste sneltrein ter wereld” zoals de Glacier Express wel eens als grapje wordt genoemd, gaat van Zermatt via Brig en Chur naar St. Moritz (en terug) en is een van de toeristische highlights van Zwitserland. Ik had al enige jaren geleden, in de winter, deze trein in de richting van Graubünden genomen – ik vond de tocht toen spectaculair! Omdat de Glacier Express pas om 09.18 uur uit Brig zou vertrekken, had ik vanochtend alle tijd. Het was opnieuw stralend weer en er waren dan ook veel mensen op pad: wandelaars, maar ook vele buitenlandse toeristen die vanuit Brig gemakkelijk Zermatt en de Matterhorn kunnen bereiken. Toen de trein kwam, zocht ik mijn (verplicht) gereserveerde plek op: ik zat helemaal in de laatste wagon. Dit had als voordeel dat ik ook foto’s kon maken vanaf het balkon! Het is een luxueuze trein, met panoramaramen en bediening aan tafel, dus maakte ik het mijzelf gemakkelijk… Ook is er een uitgebreid boekwerkje en een audioprogramma met nadere informatie over allerlei punten die we onderweg passeren, dit alles in zes talen. Voor vertrek uit Brig keek ik nog maar eens naar de bergen die als coulissen boven Belalp oprijzen en dacht aan de mooie tochten die ik daar gemaakt heb!
Zo breed als het Rhône dal bij Brig is, zo smal wordt het verder stroomopwaarts van de Rhône. De bergen worden ruiger en steiler en ook de rivier wordt smaller en smaller… De trein reed langs plaatsen waar de Via Alpina ook langskomt en waar ik een volgende keer wil gaan wandelen: ik kon mij er al op verheugen! Ik merkte wel een nadeel aan die mooie panoramaramen: er kwam veel zijlicht binnen, dat niet alleen hinderlijk was voor het fotograferen, maar ook voor de ogen. Maar dat was natuurlijk een kleinigheidje…
De trein reed langzaam stijgend het Rhônedal in langs groene weiden en vele kleine en grotere plaatsjes die allemaal gebouwd waren in de Walser stijl. Alleen aan het lichte hout kun je zien waar het om nieuwbouw gaat! Na ongeveer anderhalf uur kwam de trein in Andermatt aan. In deze streek grenzen drie Kantons aan elkaar: Wallis, Uri en Graubünden. Voor de bouw van de Gotthardtunnel tussen Göschenen en Airolo (1980) ging al het autoverkeer door Andermatt; de plaats is nu nog van belang voor het verkeer dat over de drie bergpassen in de buurt gaat: de Furkapas (in het westen), de Oberalppas (in het oosten) en de Gotthardpas (in het zuiden). De bergwereld rondom dit dal is inderdaad indrukwekkend.
Na Andermatt op 1.447 meter begon het traject sterk te stijgen: op het stuk naar de Oberalppas op 2.046 meter moet een hoogteverschil van bijna 600 meter worden overwonnen. Dit kan alleen maar met tandradondersteuning. De trein kroop langzaam de steile helling op. Al eerder was een ober langsgekomen om te vragen wat ik voor de lunch wilde hebben. Ik koos een Bündner Gerstensuppe en een gemengde salade. Dit zou pas na het passeren van de Oberalppas worden uitgeserveerd. Dit verbaasde me niet: aan het glaasje rode Veltliner wijn kon ik de stijgingshoek duidelijk zien! Dit geldt natuurlijk ook voor de keuken… Als souvenir zijn er ook glazen te koop die onder dezelfde hoek scheef op de steel staan… Dit deel van de tocht vond ik erg mooi.
Na ongeveer een kwartier passeerde de trein het hoogste punt van de tocht bij de Oberalppas. Er is een groot stuwmeer aangelegd voor de elektriciteitsvoorziening. Tot mijn verbazing zag ik ook een knalrode vuurtoren staan! Dit blijkt een promotiestunt van de regionale VVV te zijn geweest: de Rijn ontspringt hier in de buurt en om dit begin en het einde van de Rijn bij Rotterdam te benadrukken is de vuurtoren op de pas geplaatst. Deze lichtopstand is een verkleinde replica van het lichtbaken “Hoek van Holland” dat aan de monding van de Rijn in de Noordzee bij Rotterdam gestaan heeft…
Vanaf dit punt ging de trein weer snel dalen en reden we door het Surselva, het westelijke gedeelte van Graubünden, waar men het idioom Sursilvan van het Retoromaans spreekt. Dit is duidelijk anders dan het Vallader dat in het Engadin wordt gesproken… Landschappelijk gezien is deze streek groen en bosrijk, het dal is breed. Disentis, dat in het Sursilvan “Mustèr” heet, is bekend om zijn Benedictijnse klooster dat al 1400 jaar bestaat. Het is een erg imposant gebouw.
Hier stroomt de Rijn, de Vorderrhein om precies te zijn, als smal riviertje – bij Reichenau, zo’n 50 km verder naar het oosten, komt hij samen met de Hinterrhein. Bij Chur begint hij aan omvang toe te nemen.
Tussen Ilanz en Reichenau kwam toch wel het spektakelstuk van de reis: de “Rheinschlucht” of de “Ruinaulta” in het Sursilvan; deze kloof wordt ook wel aangeduid als de “Swiss Grand Canyon“. Hier heeft de Rijn in duizenden jaren zijn weg gevreten door een geweldige puinberg van 14 kilometer, die ontstaan is door de Flimser Bergsturz van zo’n 10.000 jaar geleden. De hoge ruwe bergwanden van kalkgesteente zijn witgrijs, de bossen zijn donkergroen en het water is felblauw. Nu kwamen die panoramaramen erg goed van pas! De trein slingerde door de nauwe bergkloof, op sommige punten hoog boven de rivier, dan weer met een brug over de rivier. Gedurende een half uur kon ik mijn ogen uitkijken en liep ik van links naar rechts door de trein – het was een fantastisch schouwspel!
Hieronder een kleine impressie:
Van Reichenau was het nog maar een minuut of 10 voordat we in Chur aankwamen. Via Landquart ging de reis verder naar Küblis. Iedere keer als ik langs het kleine plaatsje Malans kom is de collectie beelden die langs het spoor staan, uitgebreid: dit keer had ik de gelegenheid om ze eens goed te bekijken! Het is een bonte stoet van uit hout gesneden mensen en dieren die als het ware op de trein staan te wachten. Vooral de geiten, schapen en wolven zijn amusant. Ik heb nog geprobeerd om uit te vinden wie de kunstenaar is, maar dat lukte niet…
Ik kwam rond half drie in Küblis aan en nam mijn intrek in Hotel Terminus, dat vlak aan de spoorlijn ligt en onlangs geheel is gerenoveerd en gemoderniseerd. De laatste keer toen ik vanuit Scuol terugreisde, had ik het hotel vanuit de trein gezien en bedacht dat het er wel erg leuk uitzag… Mijn kamer was inderdaad prachtig, heel stijlvol met licht hout en mooie steen, geïnspireerd op de rustieke, landelijke “Bündnerstil” maar met een moderne touch. Ik was dan ook erg blij met deze keuze.
Het Prättigau, zoals deze streek rond het dal tussen Landquart en Klosters/Davos heet, is een van die streken waar ik jaar in jaar uit doorheen reis en er niet stop. Ik heb de streek dus ook niet leren kennen. Daarom ben ik maar eens door het dorp gelopen. Ik begon bij een leuk huisje van de VVV: het “Informationschalet” waar ik veel foldertjes heb meegenomen. Rondom Küblis, dat ook een redelijk groot industrieterrein heeft, is duidelijk veel agrarische activiteit, met veel veeteelt (Alpenkaas!). Niet alleen de “Milchzentrale” is belangrijk, maar ook het onderhoud van landbouwmachines: ik zag een grasmaaier staan, die gebruikt wordt op de steile berghellingen. Het is een loopmaaier met maaibalk voorop en met wielen die zich echt in de grasmat boren tegen het wegglijden op de berghellingen. Het loopt tegen het einde van het weide- en maaiseizoen.
Een bijzonder gebouw is de protestante (evangelisch-reformierte) Nikolauskirche uit de late 15e eeuw. Er zijn drie prachtige gebrandschilderde ramen met de apostelen, gemaakt door de Zwitserse kunstenaar Augusto Giacometti (1877-1947), een oom van de in Nederland bekendere Alberto Giacometti. Augusto Giacometti was een prominente schilder uit de Jugendstil, maar geldt ook als een vernieuwer van het glas-in-lood en het brandschilderen. Hij heeft ramen gemaakt voor vele kerken, zoals de grote kerken in Zürich, de Grossmünster en de Fraumünster. Van de buitenkant zijn de voorstellingen niet te zien, maar in de kerk waarvan het koor op het oosten ligt geven de ramen een mooi en bijzonder lichteffect.
Verder lopend vielen me de huizen in Walserstijl op, die hier ook de traditionele muurbekleding met “Schindel” hebben: de houten spanen in verschillende kleuren en houtsoorten, die elkaar overlappend het huis beschermen tegen de weersinvloeden. De levensduur is afhankelijk van het gekozen hout… Het oude raadhuis is gecombineerd met een “Gasthaus” met “Bündner Stube“. Vroeger was er ook nog een slagerij in het gebouw: je kunt nog vaag het woord “Metzgerei” op de muur lezen. Nu zit er een andere winkel in: een “Kreativ Laden“.
Een ander opvallend gebouw is dat van de Waterkrachtcentrale van RE Power. Dit enorme gebouw uit 1922 is opgenomen in de “Schweizerisches Inventar der Kulturgüter von nationaler und regionaler Bedeutung“, de Zwitserse inventaris van cultureel erfgoed van nationaal en regionaal belang. Het is het hoogste van alle historische gebouwen in de energie-industrie in Graubünden en houdt het midden tussen een fabrieksgebouw en een representatief gebouw. Het is uitgevoerd in de zogenaamde “Heimatstil“, die in de tweede helft van de 19e eeuw opkwam. Het gebouw domineert de oostelijke ingang van het dorp.
Nadat ik nog een lekkere “Hirschpfeffer” gegeten had op het terras van een aardig restaurant bij het station met de toepasselijke naam “Bahnhöfli“, ben ik teruggegaan naar het hotel. Bij het doorlezen van de foldertjes zag ik dat ik mij hier de komende dagen goed zal vermaken.
Jij hebt van huis uit iets met grasmaaier (en bladblazers).