Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
25 december 2019
Meri Kirihimete: Prettige Kerstdagen in het Maori!
Vandaag, Eerste Kerstdag, heb ik een excursie gemaakt naar Milford Sound, een fjord op bijna twee uur rijden vanaf Te Anau. Vanochtend was het lang niet zulk mooi weer als gisteren: het was nogal bewolkt en niet erg warm. Volgens de kenners is dat helemaal niet erg, omdat Milford Sound juist met veel bewolking en vooral ook met regen nog mooier zou zijn dan met stralende zonneschijn…
Om kwart voor negen werd ik zoals afgesproken bij mijn huisje afgehaald met een minibusje dat daarna nog een paar keer stopte om medereizigers op te pikken. Een eindje buiten het dorp stond een grote bus van de organisatie Southerndiscoveries op ons te wachten. Nadat we allemaal ons plaatsje in de bus hadden gevonden vertelde onze chauffeur, Reese, die ook de reisleider was, onderweg uitgebreid over wat we tegenkwamen en hoe het historisch was gegaan. Ikzelf had er al het een en ander gelezen en uitgezocht.
Door de geïsoleerde ligging was de Milford Sound tot ver in de 19e eeuw niet te bereiken over land en daarom niet bekend bij het grote publiek. Zelfs de grote Britse ontdekkingsreiziger James Cook (1728–1779) heeft bij het voorbijvaren niet gezien dat de baai zo’n 16 kilometer ver het land insteekt. In 1809 heeft een Australische, maar uit Wales stammende robbenjager, John Grono (1763–1847), er zijn toevlucht genomen tijdens een storm en heeft deze fjord Milford Haven genoemd, naar de gelijknamige natuurlijke haven in zijn geboortestreek Wales. Een andere Welshman, de beroemde zeeman en cartograaf John Lort Stokes (1811–1885), heeft in 1859 de naam veranderd in Milford Sound, wat geologisch gezien niet juist is: een sound is ontstaan door de inwerking van (rivier)water en een fjord door inwerking van gletsjers. In het geval van Milford Sound hebben zo’n 20.000 jaar geleden enorme gletsjers de rotsen uitgeschuurd waardoor een diep dal ontstaan is. Daarna heeft niet alleen het water uit de Tasman Sea, maar ook, door de toenmalige opwarming van de aarde, het smeltwater van de gletsjers de diepe dalen gevuld. Het bijzondere hier is de gelaagdheid van het water: op het zeewater drijft een laag van ongeveer 6 meter zoet water, aangevoerd met de vele rivieren in de omliggende bergen. Daarbij is dit gebied het natste van heel Nieuw-Zeeland met een gemiddelde regenval van bijna 7 meter per jaar en dat gedurende ongeveer zo’n 182 dagen per jaar! Met dit zoete water wordt veel tannine uit de bossen meegevoerd: hierdoor krijgt het water zijn donkere kleur. Hiermee wordt het zonlicht zo getemperd dat er in het zoute water een bijna diepzeeklimaat heerst en daarmee een bijzondere dierenwereld is ontstaan! De meeste bezoekers komen tegenwoordig bijna allemaal met de auto of met de bus naar Milford Sound, maar je kunt er ook te voet komen via de Milford Track, een langeafstandswandeling van 53 kilometer vanuit het noordelijkste puntje van Lake Te Anau naar het zuidelijkste punt van de Milford Sound, van waaruit jij met een bootje naar de eigenlijke nederzetting Milford Sound moet gaan. Deze Track gaat over de route die de in Schotland geboren landmeter Quintin McKinnon (1851–1892) heeft gevolgd toen hij in 1887 door de overheid van de regio Otago de opdracht had gekregen om met het oog op de groeiende belangstelling voor het natuurschoon van Milford Sound een acceptabele route daarheen te vinden: in 1888 ontdekte hij samen met een andere landmeter een doorgang via een bergpas, die nu naar hem vernoemd: de McKinnon Pass op 1.154m. Deze route ligt meer naar het westen dan het tracé van de huidige State Highway Nr. 94. Gisteren had ik vlak bij het hoofdkwartier van het Department of Conservation in Te Anau aan de oevers van het meer een standbeeld voor hem gezien: hij staat er trots en stoer bij en kijkt naar de verre verten.
Niet lang nadat McKinnon de westelijke route had ontdekt en uitgemeten, lukte het een andere landmeter, William Homer, op 27 januari 1889 om een andere route te vinden: die liep via het later naar Homer vernoemde Homer Saddle, een lagere doorgang in de bergketen Darran Mountains ten noorden van het gebied van Milford Sound. Homer kwam met het idee om niet het Saddle te gebruiken, maar een tunnel aan te leggen door de berg naast het Saddle. Uiteindelijk werd deze Homer Tunnel pas in 1954 geopend…
We reden eerst nog een tijdje langs het Lake Te Anau naar het noordwesten, waarna we bij Te Anau Downs, oorspronkelijk een grote schapenboerderij, landinwaarts reden over de enige verharde weg die naar Milford Sound leidt: de State Highway nr. 94, de Milford Road. Dit is ook de enige manier om ten noorden van het Lake Te Anau het Fiordland National Park te bereiken. De weg volgde de Eglinton rivier die zich over een steeds veranderende kiezelbedding door het Eglinton Valley dal slingert. Deze rivier vormt een belangrijkste watertoevoer voor het Lake Te Anau. Op sommige plaatsen is dit door gletsjers uitgesleten dal wel 2 kilometer breed! Daar was onze eerste stop. Hoe ruimtelijk het dal er ook uitzag, de laaghangende wolken drukten wel op het dal met de goudgele graslanden… Op een informatiebord werd in het kort de geschiedenis van de schapenhouderij in dit gebied (vanaf 1859!) beschreven en de verandering in de vegetatie: tussock was te ruig voor de schapen en werd na platbranden vervangen door Engelse grassoorten. Ook de geïmporteerde lupines zijn wel “mooi”, maar een drama voor de inheemse plantensoorten… Er stond ook een indrukwekkende luchtfoto van het dal op.
Na een korte busrit kwamen we bij een tweetal kleine bergmeren, de Mirror Lakes. Vandaag weerspiegelden zij niet de bergketen van de Earl Mountains aan de westkant van het Eglinton Valley dal… Toch was het een mooi moment van verstilling. Er zwommen een paar eendjes in – misschien wel Nieuw-Zeelandse toppers (New Zealand scaup, Aythya novaeseelandiae), een inheemse en kleine eendensoort met een donker verenkleed! Er liep een wandelroute van het ene meertje naar het andere, grotendeels over houten plankieren langs moerasgebiedjes. Soms was het wandelpad om een grote boom heen gebouwd…
Aan de noordzijde van het wandelpad stond Reese weer met de bus klaar en reden we verder naar het noorden. Op zeker moment staken we de 45e breedtegraad weer over! Bij een volgende stop (met de aanmoediging om hier vooral naar het toilet te gaan, omdat het de enige kans was voordat we in Milford Sound zouden aankomen!) waren weer “Rundhöcker” (of hier ook “Knobs” genoemd) in het grasrijke rivierdal te zien: aan een kant afgeronde verhogingen in het land, ontstaan door het schuren van de vroegere gletsjers. De naam van deze plek is dan ook niet voor niets “Knobs Flat“! Er is een groepje huizen, waaronder ook een eco-accommodatie met dezelfde naam, maar alles ziet er een beetje versleten uit. Toen iedereen weer in de bus zat reden we verder langs twee meren, waarvan de grootste, het Lake Gunn, er stilletjes bijlag in een bijna mystiek licht onder de grauwe wolken. De bossen van rode beuk langs de oevers waren niet goed te zien. Later kwam een waterig zonnetje door en scheen op de lichtgroene begroeiing van de grillige berghellingen. Een kwartiertje later kwamen we bij “The Divide“, de laagst gelegen oost-west georiënteerde bergpas in de Zuidelijke Alpen: op 513 meter. Hier maakt de weg een scherpe bocht naar het westen.
Hemelsbreed is het maar zo’n honderd kilometer tussen de Lindis Pass en de buurt van de Homer Tunnel, maar toch zijn er twee soorten van de inheemse leliesoort, de Māori onions: bij de Lindis Pass groeit de Bulbinella angustifolia met rood aan de top van de stengel en hier groeit de Bulbinella gibbsii var. balanifera met groen aan de top van de stengel! Deze variëteit wordt ook wel “Golden star lily” genoemd. De verschillen zijn beslist voer voor botanici, maar wat mij opviel was dat hier in dit grijzige licht het heldere geel van de bloemen ook kleur aan de groene omgeving gaf. De Eglinton River stroomde hier over een ondiep bed met grote kiezels en de top van de Mt. Christina (2.474m) torende wit besneeuwd boven de verder grauwe vallei uit.
Niet lang daarna bereikte de bus de parkeerplaats bij de Homer Tunnel. Hier moesten we wachten tot het onze beurt was om de tunnel (met eenrichtingsverkeer) in te rijden. Op een elektronisch bord werd aangegeven wanneer wij mochten gaan rijden. We hadden nog 10 minuten, dus gingen we allemaal de bus uit om het indrukwekkende berglandschap op ons te laten inwerken. Vanaf Te Anau hadden we een hoogteverschil overbrugd van meer dan 700 meter: de tunnel ligt op 945 meter boven zeeniveau! Er rees aan de noordkant van de rots waardoorheen de tunnel was geboord, een vrijwel verticale bergwand op met een groot aantal watervallen. Het geluid van het vallende water was niet te horen – het was stil, erg stil. Boven die wand staken ook weer scherpe met sneeuw bedekte bergtoppen op van de bergketen tussen Mt. Christina en Mt. Talbot. De top van Mt. Christina was inmiddels in de wolken verdwenen. Er lagen nog flinke sneeuwvelden aan de voet van de rotsen. In de winter is dit een gebied met een hoog lawinerisico. Het rijden door de tunnel zelf is al een belevenis: over een afstand van 1.200 meter daalt de weg 70 meter. De tunnelwand is niet afgedicht, zodat het door het vocht onmogelijk is om er verlichting in aan te brengen. Aan de westkant kronkelt de State Highway nr. 94 met vele haarspeldbochten naar beneden. Er zijn wel mooie vergezichten in de richting van de Milford Sound.
Het was goed te zien dat er aan deze kant van de bergen veel regen valt: er was een groot verschil in vegetatie vergeleken met de oostkant. Hier was een soort regenwoud ontstaan in een gematigd klimaat. Het dal waardoor de rivier vanaf hier naar Milford Sound en vandaar in de Tasman Sea stroomt is de Cleddau Valley. Ook deze naam is door John Grono gegeven – het verbond hem met Wales: in zijn geboorte streek heet ook één van de rivieren de Cleddau. De volgende stop van de bus was bij “The Chasm“, dat zoveel betekent als de Kloof. Hier was ook weer een rondwandeling van ongeveer twintig minuten over plankieren en bruggen. De inheemse planten groeien hier uitbundig vanwege de overvloedige regenval. Er was een hoge luchtvochtigheid zonder dat het benauwd werd: daarvoor was het niet warm genoeg. Er waren enorme varens die al helemaal tot ontwikkeling waren gekomen, of juist nog net niet hun bladeren ontrold hadden, bomen die dik begroeid waren met prachtige korstmossen, of die lang geleden omgevallen waren en nu als voedingsbodem dienden voor allerlei klein spul. Af en toe was er ook een prachtig uitzicht op de omliggende bergketens. Wat een bijzonder microklimaat is dit!
Door het grote hoogteverschil zijn er vele donderende watervallen die in de loop van de eeuwen de rosten tot op het oergesteente hebben uitgehold. Daarbij is ook iets bizars gebeurd: door het snelstromende water van de Cleddau rivier zijn er vele ronde gaten in de rotsen van het stroomgebied van de rivier ontstaan. Kleine stukken harde steen zijn gepolijst tot ronde knikkers die door het water snel worden rondgedraaid waardoor zij op hun beurt het gesteente weer uithollen tot ronde “potholes” (niet te verwarren met de gaten in een asfaltweg!). Omdat het de afgelopen tijd zoveel geregend had, was de rivier overvol en stroomde het water met extra snelheid.
Na dit uitstapje gingen we allemaal weer opgewekt de bus in, met het gedonder van het water nog in de oren, om na nogmaals tien minuten aan te komen op onze eindbestemming: Milford Sound. Daar hadden we al vanaf het parkeerterrein een indrukwekkend uitzicht over de fjord en de hoge bergen aan weerszijden. De hoogste top aan de westkant van het water is de Mitre Peak (1.692 meter), die zijn naam dankt aan de vorm van de top die aan een bisschopsmijter doet denken – in Māori is de naam Rahotu. Aan de noordoostelijke oever valt The Elephant (1.517 meter) op: deze rotsformatie lijkt op de kop van een olifant met de slurf verdwijnend in het water! De schepen voor de cruises lijken in verhouding maar klein… In de loop van de jaren zijn er steeds verbeteringen doorgevoerd aan de “Milford Sound Fresh Water Basin Harbour“, de laatste keer in 2013. Een messingen plaquette in de ontvangsthal herinnert hieraan. Onze boot lag al voor ons klaar.
Toen iedereen aan boord was gegaan en we aan onze cruise begonnen vormden de grijze en grauwe luchten mooie coulissen voor de sombere bergen met hun steile wanden. De Mitre Peak prikte krachtig in de lucht en achter The Elephant doemde een hoge berg op met een indrukwekkende sneeuw- en ijslaag op de top: de Mount Pembroke (2.015 meter). We voeren eerst langs de Bowen Fall, een van de twee watervallen die er altijd zijn – de andere watervallen laten zich alleen maar zien als het geregend heeft! We zouden er in de loop van de tocht nog vele zien. We voeren rustig over het inderdaad donkerkleurige water in de richting van de zee. Het beloofde een prachtige tocht te worden!
Vooral in het begin van de tocht werd het ook wel duidelijk dat op vele plaatsen die steile rotswanden maar weinig houvast boden aan begroeiing: alleen op smalle richels konden struiken zich handhaven…
Toen de gezagvoerder door de intercom aankondigde dat we vervolgens “Seals” zouden gaan zien, was iedereen gespannen aan het turen naar een rots die de fjord insteekt, Copper Point. Deze rots ontleent zijn naam aan de ader van kopererts die hier in de berg zit. En ja hoor: op de platte rots zagen we tussen de groene struiken grote, logge roestbruine dieren liggen: New Zealand fur seals, die in het Nederlands Nieuw-Zeelandse zeeberen heten (Arctocephalus foresti). We vonden het allemaal een wonder dat deze dieren met alleen maar flippers aan hun poten tegen de toch wel steile rots hadden kunnen opklauteren! Hun voordeel is dat de flippers aan hun achterpoten wendbaar zijn, zodat ze er als het ware op kunnen “lopen”, terwijl de flippers aan de voorpoten als steun voor hun lichaam dienen, maar toch. Het bewijs van hun handigheid werd intussen geleverd door een nu nog zwarte zeebeer die in een paar minuten vanuit het water op het droge klom…! Die had zijn rust wel verdiend: ze blijven een dag of 8 op zee om te foerageren en komen dan twee dagen op het droge om uit te rusten en hun jongen te verzorgen. Dit uitrusten noemen ze hier “to haul out“. We zouden later nog langs zo’n haul-out site komen.
We waren nu in de buurt van de monding van de Milford Sound gekomen en konden de Tasman Sea al zien liggen. Omdat de zee vandaag kalm was konden we volle kracht vooruit het lange rondje buitengaats maken, door de Anita Bay! Vandaag stond er maar weinig wind, zodat het prettig was om aan dek te zijn en te staren over die grote zee. Aan de zuidkant van de monding, op St. Anne’s Point, staat op 27 meter hoogte een kleine witte, nu geautomatiseerde, vuurtoren, die uit het einde van de 19e eeuw stamt en waarvan het licht tot 14 kilometer uit de kust zichtbaar is. Wat hier onzichtbaar onder het water ligt is de Alpine Vault, het breukvlak tussen de tektonische platen van Australië en van de Stille Oceaan dat over het gehele Zuidereiland loopt van noordoost naar zuidwest. Dit grillig verlopende breukvlak heeft in de loop van de millennia aardbevingen veroorzaakt – de laatste zware aardbeving was in het begin van de 18e eeuw (1717). De meest recente aardbeving was in 2009 met een kracht van 7,8 op de schaal van Richter. De verschuiving binnen het Zuidereiland is jaarlijks 3,8 cm, wat voor geologische begrippen aanzienlijk is! Aan de noordelijke oever ligt Dale Point – hier is de monding van de fjord bijna 550 meter breed en het water wel 300 meter diep. Naar het zuiden toe was de lucht blauw met wat witte wolkenstrepen, maar naar het noorden was het nog grauw met gelaagde wolkenlagen. Vanaf daar was het weer tijd om de terugtocht te aanvaarden.
Een volgend interessant punt was de Seal Rock, een groot afgeplat rotsblok dat een eindje uit de steile bergwand in de fjord lag. Dat was ook al uit de verte duidelijk te zien: in de richting van de aanmeerplek was de grote waterval, Bowen Falls, te zien en als klein steenbrokje ook de Seal Rock. Dichterbij komend zagen we dat daarop ook een grote groep Nieuw-Zeelandse zeeberen (New Zealand Fur Seals, Arctocephalus forsteri) aan het relaxen was. Het is ook een van de weinige mogelijkheden in deze fjord met de steile bergwanden voor deze zeedieren, die op het land toch niet al te lenig zijn, om op het droge te komen. Er zijn nog twee voordelen aan juist deze rots: heerlijk in de zon en veilig voor roofdieren. Bij Copper Point staat altijd veel wind! De boot voer langzaam langs en iedereen keek zijn ogen uit! Ondanks hun wendbare flippers aan hun achterpoten moet het toch een hele inspanning zijn om tegen deze rots op te klimmen, maar dat het kon hadden we al eerder gezien bij Copper Point… Soms keek er eentje even op: de kenmerkende lichtgekleurde snorren waren dan goed te zien.
Naast de imposante, 161 meter hoge waterval Bower Falls die we al bij het vertrek hadden gezien is er nog een permanente waterval, iets minder hoog (155 meter), aan de noordoever van de Milford Sound. Dit is de Stirling Fall, waarvan het water niet zozeer langs de rots stroomt, maar zich in een soort vrije val in de fjord stort en daar veel golfslag veroorzaakt. Het schip voer ook tot vlak onder de waterval – menig durfal bleef aan dek en kreeg dus een nat pak door het ijskoude water. Er hing rondom de waterval een fijne mist van waterdruppels: dat gaf ook weer een bijna mystiek beeld. Minder poëtisch waren de grote waterdruppels op de ramen van het schip!
Onze volgende stop was een bezoek aan het “Underwater Observatory“, dat als enige in Nieuw-Zeeland in het water drijft. Het ligt bij een uitstekende rots, William’s Point, in de baai van Harrison’s Cove, die “maar” 100 meter diep is. In feite is Harrison’s Cove een “hangend dal” dat onder de waterspiegel ligt, dat ontstaan is door verschil in kracht van gletsjers: als een gletsjer in een zijdal aansluit op de gletsjer in een hoofddal, zal de hoofdgletsjer de bodem meer eroderen waardoor de bodem van het zijdal niet tot op dezelfde hoogte zal uitslijten. Vaak ontstaan op die manier watervallen: als dit hangende dal niet ondergelopen was, zou de Harrison River zich ook met een waterval in de fjord storten.
Na een korte inleiding door een van de gidsen over de omgeving, de geologie (o.a. over de schurende gletsjers van vroeger) en het observatorium, gingen we met het gehele gezelschap de wenteltrap af, door een sluisdeur, en kwamen op 10 meter onder de waterspiegel in een ronde ruimte met vele ramen waarachter de onderwaterwereld te zien was – en wat was er veel te zien! Grotere en kleinere vissen in allerlei soorten en formaten zwommen voorbij, helemaal in hun eigen wereld. Op borden werd uitleg gegeven over de verschillende soorten. Er waren baarsachtige vissen met een zwarte vlek midden op hun lijf: dat zijn Butterfly perches (Caesioperca lepidoptera). Een andere inheemse vis is de Scarlet wrasse (Pseudolabrus miles) die zoals de naam zegt een felle scharlakenrode kleur heeft en een zwarte band bij de staart. De kleuren waren moeilijk te zien door het groenige licht daar beneden. Hier zijn ook een paar soorten zeedieren te vinden die eruitzien als planten: koralen, viltkokeranemonen, “zeekomkommers”! Het beschermde en bijzondere zwarte of doornkoraal (Antipatharia), die ik ook al op het strand van Kaikoura gevonden had, diende als decor voor de rondzwemmende vissen. Ondanks de naam “zwart koraal” valt de witte buitenkant op – het skelet van het koraal is wel zwart, maar de witte kleur komt van kleine poliepjes die zich aan de buitenkant hebben vastgezet…! Meestal leeft dit “diertje” in de diepzee, maar het komt dus vanwege de licht temperende laag van zoet water ook hier in de relatief ondiepe Milford Sound voor. Ook een Viltkokeranemoon (Ceriantharia) stond met “wapperende” tentakels in de stroming als een bloem te zijn! De gids vertelde dat er ook wel eens iets groters rondzwemt: toen hij een keer schoonmaakdienst had zag hij op een gegeven moment ook een grote haai – met enig gevoel voor understatement zei hij dat het toch wel iets bijzonders was geweest!
Hoewel we na dit fascinerende kijkje onderwater weer snel ons schip opgestuurd werden, omdat de volgende groep zich al weer aandiende, had ik toch nog even de tijd om het een en ander over de Milford Sound en de toegang daartoe te lezen – er was ook een verhelderende profielschets van de Milford Road en de Homer Tunnel. Daarop was te zien wat voor enorme hoogteverschillen er destijds overbrugd hadden moeten worden…
Eenmaal vertrokken van William’s Point met het observatorium maakt het schip even een rondje door Harrison’s Cove, in de hoop dat we ook nog dolfijnen zouden zien, maar dat viel niet mee. Toen er na lange tijd ergens een paar waterfonteintjes ontstonden en we dichterbij kwamen, riep de kapitein om dat hij de beestjes toch liever geen stress wilde bezorgen en dat we weer verder zouden varen. Goede attitude! Inmiddels was er al weer wat meer blauwe hemel zichtbaar en was de zon een beetje aan het schijnen. Het water van de Bowen Falls dicht bij de nederzetting viel als een brede witte schuimende baan langs de steile bergwand – we hadden die waterval ook al kunnen zien vanaf grotere afstanden, zoals vanaf de twee rotsen met de Nieuw-Zeelandse zeeberen. Voordat het water in de Bowen River zich vanaf 161 meter in de fjord stort, wordt het gebruikt voor de water- en de energievoorziening voor de Milford Sound nederzetting. De Bowen rivier ontspringt hoog in de Darran Mountains. Het uitzicht bleef onverminderd boeiend, zowel in de richting van onze aanlegplaats als ook in de richting van waaruit we kwamen, de monding van de fjord. Aan de diepte van het dal van de Cleddau rivier aan de zuidkant van de nederzetting was ook duidelijk te zien hoe hoog de bergen aan beide zijden waren!
Om iets voor half vier kwamen we weer aan wal, waar Reese ons in de hal van de terminal stond op te wachten. Daarna volgde de lange reis terug naar Te Anau. Weer was ik blij dat ik niet zelf hoefde te rijden: af en toe ben ik toch een beetje ingedommeld – en ik was niet de enige: af en toe weerklonk er een zacht gesnurk… Het was interessant om dezelfde plekken weer terug te zien, maar nu vanuit een andere hoek! Onderweg heb ik toch nog een paar foto’s extra gemaakt van punten die mij op de heenweg niet waren opgevallen, zoals de snelstromende Eglinton rivier en uitgestrekte bossen zo ver als het oog reikt!
Tegen half zes waren we in Te Anau terug en werden we weer bij onze onderkomens afgezet. Wat een unieke belevenis was dit bezoek aan Milford Sound. Ondanks het erg toeristische karakter van deze excursie ben ik toch erg tevreden om één van die 500.000 tot 1.000.000 mensen te zijn geweest die Milford Sound op jaarbasis bezoeken…!
Reacties
Cootje:
Jacques Cousteau is er niks bij !
Mooie Eerste Kerstdag hoor, wel te toeristisch voor jouw doen, maar anders was je er niet gekomen en had je geen beren gezien.
17 mei 2020 om 13.04 uur
Erik:
Prachtige trip, en inderdaad schitterende foto´s
17 mei 2020 om 17.23 uur
Geef een reactie