Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
28 september 2019
Hospental aan de Reuss en Brig-Naters aan de Rhône
Vanochtend was mijn laatste ontbijt in Hotel Drei Könige&Post in Andermatt. Ik hoefde vanaf daar maar een korte reis te maken om op mijn volgende bestemming aan te komen: in Brig, waar ik het vorig jaar september zo goed naar mijn zin had gehad. Ik nam de trein van 10.38 uur en passeerde ook het plaatsje Hospental, waar de weg over de Gotthardpas naar het zuiden begint. Daar was ik eergisteren, donderdag 26 september, te voet heengegaan – pas in het begin van de middag, toen het weer droog was geworden. Naarmate die middag vorderde werd het weer ook steeds warmer en aangenamer.
Het werd een rustige wandeling van ongeveer drie kilometer door de groene dalbodem, grotendeels langs de linkeroever van de Reuss: langs het uitgestrekte golfterrein en langs weiden, waarin hier en daar nog wat jongvee en schapen graasden. Aan mijn rechterhand stroomde de hier nog smalle rivier soms rustig, soms met wat versnelling. Aan de andere oever liepen de kantonnale weg en de spoorlijn. Er waren wat stallen, die opgetrokken waren met het grauwgrijze gesteente uit deze streek. Sommigen hebben een klein zolderraampje, meer een nis, waarin dan een wit Mariabeeldje staat, dat vanuit de verte goed zichtbaar is.
Hospental is een klein plaatsje met mooie, oude huizen die allemaal van na 1699 zijn: toen is er een grote dorpsbrand geweest. De witte parochiekerk Maria Hemelvaartkerk met de eveneens witte kerktoren, die ook vanuit Andermatt goed te zien is, werd in 1706 tot 1708 gebouwd door de toen beroemde Bartelomäus Schmid. Zij staat midden in het oude centrum van het dorp. Van daaruit gaat een pad naar een boven het dorp uitstekende rots, eerst over trappen en daarna met een nogal steile klim over een bospad door een donker sparrenbos naar de ruïne van een oude woon-/wachttoren, de Langobardenturm uit de 13e eeuw. Deze toren behoorde toe aan de Heren van Hospental, een invloedrijk geslacht in het Urseren dal. Vanaf de 15e eeuw werd hij niet meer bewoond en raakte steeds meer in verval. Aan het einde van de 19e eeuw is hij uitvoerig gerestaureerd en nu een beschermd monument. Het uitzicht vanaf de hoogte is indrukwekkend, hoewel ik vandaag merkte dat vanuit de trein de toren helemaal niet goed te zien is. De vloeren van de drie verdiepingen zijn nu verdwenen, zodat je aan de binnenkant zo de open lucht inkijkt. Oorspronkelijk zat er een dak op: het regenwater werd daarbij opgevangen in een tank.
Aan de oostzijde van het dorp is het Hotel St. Gotthard, dat in 1722 als particulier huis is gebouwd door Bartholomäus Schmid, die zowel de Mariä Himmelfahrt kerk in dit dorp als de St. Peter und St. Paul Kerk in Andermatt heeft gebouwd. Het huis wordt door kenners aangeduid als een van de meest representatieve barokgebouwen in het Urseren dal. Het wordt sinds 1899 als hotel geëxploiteerd. Op de buitenmuur van het gebouw staat vermeld dat Generalissimus Suworow in dit huis heeft gelogeerd op 24 september 1799 vóór de veldslag bij de Schöllenen-Kloof. In 1681 is de nu nog bestaande brug (Dorfsbrücke) gebouwd die met een grote stenen boog de Gotthardreuss overspant – toen van groot belang voor de Säumer, de handelaren die over de Gotthardpas van en naar Italië gingen. Het leek het enige etablissement te zijn dat open was, dus heb ik een kopje koffie gedronken en een lekker stuk koek gegeten in de gelagkamer met cassettenplafond.
De zon begon zelfs een beetje te schijnen toen ik weer buiten kwam, zodat ik niet de trein nam, maar de terugweg ook te voet ging. Het golfterrein lag er strak gemaaid bij en de grote lijsterbesstruiken waren zwaarbeladen met grote trossen oranjerode bessen. Weer bij Andermatt aangekomen liep ik nog even een stukje langs de Unteralpreuss vlak voordat zij in de Reuss vloeide.
Het was duidelijk dat het betere weer gekomen was – de plannen voor de volgende dag lagen al klaar: van Andermatt met de gondelbaan naar boven en van daaruit over de Höhenweg naar het bergstation van een andere gondelbaan en dan met de trein naar Andermatt terug. Dat was dus gisteren – en dat is een mooie dag geworden!
Vandaag snelde de trein van de Matterhorn-Gotthard-Bahn met een korte stop in Hospental verder in de richting van Realp. Eerst was er nog wel wat bewolking rond de bergtoppen aan weerszijden van het Urseren dal, maar de blauwe lucht was toch al te zien. Ook hier liep nog wat vee in de weiden, vooral schapen.
Ik had ook een toeristische treintocht kunnen maken: met de Furka Dampfbahn, een smalspoorlijn met tandradondersteuning die vanaf Realp over de Furkapas naar Oberwald rijdt. Dat is ook weer iets voor een volgende keer! Tot 1981 was dit ook de enige verbinding tussen Brig en Andermatt en dan ook nog alleen maar in de zomermaanden. Vanwege de vele sneeuwval en het grote lawinegevaar werd zelfs een stalen brug over de Steffenbach op het traject op het grondgebied van het Kanton Uri tussen de plaatsen Realp en Tiefenbach iedere herfst via een klapsysteem ingeklapt en in het voorjaar weer uitgeklapt, om te voorkomen dat zij door lawines zou worden meegesleurd, zoals dat in 1916 al was gebeurd met de eerste stenen brug voordat er nog maar één trein overheen gereden was… Ook werden bovenleidingen verwijderd en in het voorjaar weer geïnstalleerd. Op de hoge barrière die de Furkapas (2.431m) vormt, is de grens tussen het Kanton Uri en het Kanton Wallis – en tevens waterscheiding tussen de Noordzee (Reuss en Rijn) en de Middellandse Zee (Rhône). Pas met de opening van de Furkabasistunnel in 1982 werd treinverkeer over smalspoorlijnen vanaf Zermatt via Brig naar Disentis in het Kanton Graubünden gedurende het gehele jaar mogelijk. In 1961 was de in 1917 geopende smalspoorlijn tussen Göschenen en Andermatt (toen Schöllenen-Bahn geheten) al overgenomen door de Furka-Oberalp-Bahn (FO-Bahn). In 2003 fuseerden de FO-Bahn en de Brig-Visp-Zermatt-Bahn tot het huidige spoorbedrijf Matterhorn-Gotthard-Bahn. Bij Realp verdween de trein in de 15,4 kilometer lange tunnel om er bij Oberwald weer uit te komen: van het Urseren dal in Uri naar het Goms dal in het Wallis. Hier kwam ik door plaatsen waarlangs enkele etappes van de Via Alpina lopen: Etappe 93 van de Rode Route bereikt Ulrichen vanuit het Italiaanse Riale, vanuit Ulrichen gaat Etappe 94 via Bellwald naar Fieschertal en Etappe 95 van Fieschertal naar Riederalp. Behaaglijk in de trein zittend vond ik dit op dit moment best een goed alternatief voor de (toch wel lange!) etappes over de Höhenweg! Toch zal ik in de komende dagen wel grote gedeelten gaan lopen. Het landschap aan weerszijden van de Rhône varieert van dicht bebost tot groen met moestuintjes. Bij het treinstation van Fürgangen-Bellwald Talstation had ik zicht op een grote voetgangershangbrug over de kloof waardoor de rivier stroomde en bij Fiesch op het tracé van de kabelbaan naar de Eggishorn, van waaruit er een schitterend uitzicht op de Aletsch gletsjer is. Af en toe zag ik heel in de verte de witte hoed van de Weisshorn opdoemen, zo’n 50 kilometer stroomafwaarts van de Rhône!
Om iets na half één kwam ik in Brig aan, waar ik incheckte in het mij bekende Hotel Europe. Niet lang nadat ik mijn bagage had uitgepakt ging ik naar buiten: het was prachtig weer en lekker warm. Het was een feest van herkenning: de bergen ten noorden van Brig, waar ik vorig jaar in Blatten de “Alpabzug” had meegemaakt en de mooie tocht terug naar beneden, en het zicht stroomopwaarts over de hier al brede rivier de Rhône. Ik besloot de rivier stroomopwaarts te volgen aan de kant van Naters, langs de rechteroever.
Ook hier kwam ik weer elementen van spoorweggeschiedenis tegen: niet alleen de ingang van de Simplontunnel aan de linkeroever van de Rhône, met de met mooie natuurstenen gemetselde wand en het jaartal 1921 voor de rechter tunnelbuis en het vanaf waar ik stond niet goed zichtbare jaartal 1905 voor de (oorspronkelijk enige) linker tunnelbuis. De bouw en de ingebruikname van de Simplontunnel heeft Brig echt op de kaart gezet als (internationaal) spoorwegknooppunt. Onderweg, langs het Erlebnispfad Bahn Natur Kunst zou ik nog meer aspecten tegenkomen die hiermee te maken hebben en die in de komende tijd wel aan bod zullen komen als ik iets rond de Simplon ga ondernemen. Wat ook interessant was: op de korte afstand van Brig naar Bitsch (8 minuten met de trein) zijn er zeven bruggen. De “Römerbrücke” over de bergbeek de Massa is al wel oud, maar is niet gebouwd door de Romeinen: zij dateert uit 1351. Verder gaan over de bergbeek de brug naar de elektriciteitscentrale van de SBB en de brug van de kantonnale weg. Over de Rhône gaan de brug van de ringweg, de nieuwe spoorbrug uit 2007 voor de MGB vanaf Brig naar Bitsch en de “Schwarze Brücke“. Dan is er ook nog de brug in het oude tracé van de Furka-Oberalpbahn over de Massa: het is nu een fiets- en voetpad. Het spoortracé liep eerst vanaf Brig via Naters naar Bitsch: bij de grote ingreep in het spoorwegennet in 2007 in en om Brig heeft men gekozen voor een tracé aan de linkeroever en een nieuwe spoorbrug over de Rhône. Dit tracé is iets meer dan 600 meter korter. Het is natuurlijk wel een beetje sneu voor Naters: heet het grote SBB-station alleen maar “Brig” en geen “Brig-Naters”, zoals laatstgenoemde op verschillende tijdstippen heeft geprobeerd te bereiken, nu hebben ze ook al geen eigen station meer op de MGB-spoorlijn… Het voordeel is wel dat er op het voormalige tracé nu een breed fiets- en voetpad is aangelegd en het gebied daaromheen mooi is ingevuld!
Over de kantonnale weg liep ik van Bitsch weer terug naar Naters. Architectonisch waren de meeste gebouwen niet erg interessant: naoorlogse huizenblokken of erg verwaarloosde gebouwen met veel leegstand. Toen ik in de buurt van de St. Mauritiuskerk uit de 12e eeuw wat verder omhoogging kwam ik onverwacht in het oude dorpsgedeelte uit: daar stonden de door de zon donker verbrande oude huizen in de stijl van de Walser! Sommigen waren ook wel wat vervallen, maar anderen hadden duidelijk al dan niet modernistische aanpassingen gekregen, die er in de meeste gevallen goed bij pasten. Er waren garageboxen gemaakt in de opslagruimten onder de palen met “Mäuseplatten“, de platte natuurstenen waarop de huizen staan tegen de muizen en ratten, of er was een moderne entree met een stalen trap voor de gevel aangebracht.
Er waren steeds weer aardige doorkijkjes op andere bochtige straatjes met mooi plaveisel. Op zeker moment kwam ik bij een hardstenen bank met het jaartal 1685 op de rand gegraveerd. Op de muur hing een bordje met de aanduiding: “Totenplatte“. Het was in die tijd gebruikelijk om overledenen twee of drie dagen thuis op te baren en om op de dag voor de begrafenis de kist op deze steen te zetten, zodat zoveel mogelijk mensen afscheid zouden kunnen nemen. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer, maar wordt de overledene opgebaard in een rouwcentrum.
Na de rondgang door het oude dorp kwam vanaf een pleintje de witte kerktoren van de St. Mauritiuskerk alweer in zicht – heel in de verte staken de hoge bergtoppen van het Simplongebied weer boven de kerk uit. Vlakbij de kerk staat een gebouw, dat er uitziet als een kapelletje, inclusief spits torentje, maar dat in feite als “Beinhaus” dienst doet. Daar waren onder het bordes naar het gebouw allemaal gestapelde doodskoppen te zien. Een vergulde crucifix met twee heiligen aan weerskanten hing achter het traliewerk….
Terwijl ik naar deze toch wel wat lugubere opstelling keek, klonk er vanaf het marktplein luide en vrolijke muziek. Het bleek de plaatselijke carnavalsvereniging te zijn, de inmiddels 50 jaar bestaande “Drakendoders” (Drachentöter), die daar hun najaarsbijeenkomst hadden: de “hoogwaardigheidsbekleders” in fraaie ridderkledij liepen met lange, kleurige mantels om en steken met veren op hun hoofd heen en weer van het café naar het plein. Na allerlei toespraken werd onder luide bijval van de verzamelde menigte het thema van het carnaval 2020 bekend gemaakt: “De Vloek van Narvik”. Ook werden er twee “schildknapen” die door hun “proefjaar” waren gekomen tot ridder geslagen nadat zij een duik in een “bad van drakenbloed” hadden genomen. Daartoe diende een glijbaan vanaf de praalwagen in een kinderbadje. Het was grappig om te zien hoe een van hen in zwembroek met snorkel op en zwembandjes om demonstratief de met afwasmiddel ingesmeerde glijbaan afkwam en onder groot applaus in het badje plonsde! Gelukkig was het lekker warm… Het was duidelijk dat de sfeer er nu al goed in zat en dat het zou nog lang zo zou blijven!
Later in de middag ging ik nog even de stad in, vanaf het station door de mooie Bahnhofstrasse, die naar de oude binnenstad leidt. Aan de lantarenpalen hingen informatieborden over aspecten van Brig door de eeuwen heen. Op één van die borden werd de “Unwetterkatastrophe” uit 1993 vermeld. Op 24 september van dat jaar kende Brig de zwaarste overstroming in haar geschiedenis: door uitzonderlijk veel neerslag in de bergen rond het Simplongebied ten zuiden van Brig voerde de bergbeek Saltina (afgeleid van het Latijnse saltare, springen) niet alleen enorme hoeveelheden water af naar de Rhône, maar ook boomstammen, stenen en modder van gletsjersediment. Vooral dit laatste hoopte zich op bij de brug over de Saltina in de binnenstad van Brig. Hierdoor overstroomde de gehele stad – nadien lag er modder tot 3 meter hoog in de straten van Brig. De schade liep tegen een half miljard Zwitserse Franken en er waren twee doden te betreuren… De herinrichting van de Bahnhofstrasse is mede mogelijk gemaakt door de Paul Schiller Stiftung uit Zürich, die geld verstrekt “für gemeinnützige Werke” – een messingen plaquette aan het begin van de nu fraaie, brede straat maakt hiervan melding. Ik liep vanuit de binnenstad even het korte stukje naar de Saltina, die nu als een rustig smal beekje tussen oude muren stroomde, die met betonnen opstanden waren verhoogd. Bij de Saltinabrug waren informatiepanelen aan de brugleuningen bevestigd: aan één kant in het Duits en aan de andere kant in het Frans. Daarop werd een lange, lange lijst van overstromingen weergegeven met als akelig sluitstuk de ramp van 1993. Om dergelijke schade te voorkomen zijn er nadien grote ingrepen gedaan in en om de loop van de Saltina. Het belangrijkste punt is de nieuwe, in 1997 geopende Saltinabrug, die een uitgekiend hefsysteem heeft. Men had onderkend dat het ophopen van meegevoerd materiaal bij de brug het grootste probleem was. Daarom heeft men een systeem bedacht, waarbij zodra het aanstormende water een bepaald niveau heeft bereikt, het water via een opening in de linker kademuur in een groot opvangbekken kan stromen. Via staalkabels en een goed afgesteld raderwerksysteem wordt de brug (152 ton!) door de waterlast uit de rivierbedding omhooggetild, zodat water en troep kunnen doorstromen. De gehele procedure duurt 6 minuten. Daartoe zijn op de vier hoeken van de brug constructies gemaakt met staalkabels en katrollen om de brug gelijkmatig te kunnen heffen. De eerste keer dat er weer een serieus overstromingsgevaar was (in oktober 2000) bleek de constructie uitstekend te werken: de Saltina voerde toen zelfs een derde meer water dan in 1993, maar er ontstond slechts geringe schade. Ook verder stroomafwaarts zijn maatregelen genomen, zoals de stalen deuren in de (ook daar opgehoogde) kademuren waarmee de voetgangersbruggen kunnen worden afgesloten.
Deze dag kan het best worden samengevat met de onderstaande foto’s… In Naters kwam ik langs een ruig stukje land, waar bloeiende aardperen of topinamboer (Helianthus tuberosus) voor een gele kleurexplosie zorgden. Deze plant is familie van de zonnebloem en vanwege het woekerende karakter van de wortels niet bij iedereen geliefd. De knollen zijn wel erg gezond, te bereiden als aardappelen en nog lekker ook: ze hebben een nootachtige smaak. Verderop in het dorp lagen wel een stuk of twaalf Walliser Zwartneusschapen in de schaduw van een grote boom lekker niets te doen, behalve misschien herkauwen. Wat een grappige beesten zijn dat toch, met hun – zoals de naam al aangeeft – zwarte neuzen en oren, zwarte “kniestukken” aan de voorpoten en zwarte “hakken” van de achterpoten, zwarte sokjes en hoefjes en ook nog een zwart stuk aan de staart, vlak onder de aanhechting met de achterhand. Ook de gedraaide horens zijn imposant. Aan het begin van de avond slenterde ik nog even door de binnenstad van Brig en vond nog een vrij tafeltje bij het Restaurant Salzturm, in het zonnetje. Daar dronk ik een glaasje (of twee) van een Walliser rode wijn met de naam… “Nez noir“, vernoemd naar de Zwartneusschapen! De druiven voor deze wijn groeien in een wijngaard boven Sierre, waar tussen half maart en half april de Zwartneusschapen mogen grazen tussen de wijnstokken. Zodra deze beginnen uit te lopen worden de schapen er natuurlijk weer naar een echte weide gebracht, van waaruit zij later naar de hogere alpenweiden gaan. Deze wijn smaakt naar “zwarte bessen en rijpe aardbeien met ook nog tonen van verfijnde, rokerige specerijen” – gewoon erg lekker dus. Ik at daarbij de vegetarische versie van het volgens de overlevering in Brig “uitgevonden” gerecht “Cordon bleu“, het bekende varkens- of kalfslapje, gevuld met kaas en (hier rauwe!) ham: dunne schijven aubergine, gevuld met alpenkaas, in een krokant jasje. De kloeke frieten met sausjes smaakten er goed bij.
Geweldig Pauline! Ook in Fiesch geweest..geloof zelfs in dát hotel én in het huis ertegenover!
Ook een paar keer in Pontresina op wintersport geweest, staat niet in je verhaal maar wel dichtbij geloof ik.
Eind jaren ’70, begin ’80. Graubunden, geweldige streek!
Naast de geschiedenis besteed je ook aandacht aan aardse genoegens zoals eten en drinken. Je laat blijken van WIJN te houden. Goed zo.
leuk om te lezen, mooie streek, gedetailleerd verhaal, vernuftig watermanagement en lekkere wijn zo te zien!