Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
13 juni 2019
Naar het Kirchner Museum in Davos en met de historische trein naar Filisur
Eergisteren was het tegen de voorspellingen in toch mooi weer, wat de reis naar Davos plezierig maakte. Mijn hoofddoel was die dag een bezoek aan het Kirchner Museum.
Davos is van oudsher bekend als kuuroord voor mensen die aan tuberculose, astma of andere ziekten van de luchtwegen lijden: vanwege de gezonde en heilzame berglucht waren er vanaf het midden van de 19e eeuw vele sanatoria gebouwd, waarvan er nog enkele in bedrijf zijn. Het is mede aan de Nederlander Willem Jan Holsboer (1834–1898) te danken dat het van oorsprong boerendorp uitgroeide tot een van de belangrijkste kuuroorden in Graubünden. Holsboer kwam uit Zutphen en was eerst kapitein op de grote vaart en later bankier. Zijn Engelse echtgenote leed aan een ernstig longkwaal – daarom ging het echtpaar in 1867 naar Davos. De van oorsprong Duitse longarts Dr. Alexander Spengler had daar net zijn “Davoser Kurhaus” geopend. De twee heren raakten bevriend en stichtten samen het eerste kuuroord, dat in 1888 werd geopend. Holsboer is ook de initiatiefnemer geweest voor de spoorverbinding vanuit Landquart naar Klosters (1889) en later ook naar Davos (1890). Hij overleed in 1898 – honderd jaar later werd ter herinnering aan zijn overlijden een plaquette onthuld in het station van Davos.
In onze tijd is Davos, behalve als toeristisch oord voor winter- en zomersport ook bekend van de jaarvergadering van het Wereld Economisch Forum (een niet-gouvernementele organisatie met hoofdkwartier in Genève). Dan komen de meest invloedrijke personen uit de economie en wetenschap – en ook staatshoofden – bijeen om over belangrijke sociale en economische thema’s in de wereld te discussiëren. Die jaarvergadering wordt altijd in de winter gehouden.
Na een zonnige en interessante treinreis van Küblis naar Klosters en toen de steile berghelling op naar Davos Platz, ging ik te voet naar het Kirchner Museum. Het moderne gebouw dateert uit 1992, maar is wel gebouwd in de “Davoser Flachdachstil“, de bouwstijl die hier vanaf het midden van de 19e eeuw in zwang kwam. Deze stijl houdt in dat het dak als het ware “dubbelwandig” is, met een waterafvoersysteem tussen de twee isolerende wanden. De reden hiervoor is niet alleen esthetisch: Davos ligt in het hooggebergte waar in de winter aanzienlijke hoeveelheden sneeuw vallen. Als deze sneeuwmassa’s op de daken gaan schuiven, leidt dit tot gevaarlijke “daklawines”, die zich op dezelfde manier gedragen als de lawines in de bergen. Het “Flachdach” is sinds de 1970er jaren van gemeentewege zelfs wettelijk voorgeschreven voor nieuwbouw in het dorpscentrum. Daarom is ook het dak van het Kirchner Museum – dat zelf opgetrokken is uit beton, glas, staal en hout – vlak! Het is een complex van vier tentoonstellingszalen in de vorm van kubussen met glazen kubussen daarbovenop als daklicht, waardoor de kunstwerken extra goed tot hun recht komen. De foyer heeft een prachtig uitzicht over het dorp en het dal.
Ik vond het interessant om dit museum te bezoeken, omdat de Duitse expressionistische schilder en kunstenaar Ernst Ludwig Kirchner (1880–1938) in deze omgeving vele van zijn belangrijke werken heeft gemaakt, van schilderijen tot beeldhouwwerken. Bovendien had ik, toen ik in april jl. in Salzburg ben geweest, al een tentoonstelling bezocht over Kirchner als fotograaf. In het Museum der Moderne aldaar werden vele foto’s (authentieke afdrukken en moderne prints) getoond. Hij heeft in zijn Davoser tijd (1918–1938) heel veel foto’s gemaakt van zijn vrienden en vriendinnen en van mensen uit de buurt. De zomertentoonstelling in Davos is gewijd aan zijn gasten: “… I had visitors coming all day today” – Kirchner’s guests“. De expositiezalen hebben inderdaad een heel rustgevende uitstraling met witte muren, lichte houten vloeren en zacht licht van boven. De scheidingsmuren tussen de zalen zijn van glad lichtgrijs beton. Het was rond het middaguur niet erg druk. Wel liep er een nogal streng uitziende dame als suppoost rond, waardoor ik niet wilde vragen of ik foto’s mocht maken (in Salzburg mocht het niet!). De te schielijk genomen foto’s zijn dan ook niet allemaal scherp genoeg geworden… E.L. Kirchner heeft in zijn twintig jaar durende verblijf in Davos in verschillende huizen geleefd en gewerkt: die lagen op de berghellingen ten westen van het eigenlijke dorp. Hij maakte niet alleen schilderijen, in de voor hem zo kenmerkende, expressionistische kleuren en “schonkige” vormen, van huizen in het dorp, van de bergen en alpenweiden in de omgeving, maar ook vele meubelstukken en andere gebruiksvoorwerpen. Hiervan getuigt bijvoorbeeld het bed voor zijn levensgezellin Erna Schilling: in het hoofd- en voeteneinde verwerkte hij in het houtsnijwerk niet-Europese motieven – uit streken die hij zelf niet bezocht had, maar waarover hij in kunstboeken had gelezen. Hij wordt ook wel een “armchair traveller” genoemd: hij wilde niet veel reizen, maar vond het geweldig om vrienden over de vloer te hebben. Toch was er mede door zijn moeilijke karakter en zijn verslavingen veel tragiek in zijn leven. Hij was artistiek aangelegd, maar begon toch op aanraden van zijn ouders aan een studie architectuur, waar hij veel technische vaardigheden leerde en later ook veel nut van had. In de groep van kunstenaars rondom hem ging het in vele aspecten nogal “bohémien” toe. Dit leidde zeker wel tot grote vernieuwingen in de kunst van de 20ste eeuw. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak meldde hij zich vrijwillig, maar raakte in 1915 tijdens zijn militaire opleiding psychisch geheel in de war. In 1917 reisde hij – nadat hij een paar andere plaatsen had bezocht – naar Davos in een poging om te herstellen. Dat lukte redelijk, maar toen in de Nationaalsocialistische tijd zijn werken tot “Entartete Kunst” werden verklaard, niet meer tentoongesteld mochten worden en zelfs vernietigd werden, raakte hij daardoor in een diepe crisis: in juni 1938 maakte hij een einde aan zijn leven.
E.L. Kirchner deed verder inspiratie op voor zijn schilderijen en tekeningen tijdens bezoeken aan vrienden in de omgeving, maar zeker ook tijdens “Kaffee mit Kuchen” bij de tearoom “Das Schneider’s“, dat in 1915 is gesticht en nog steeds bestaat. Ik ben daar ook even wat gaan eten: in de zon, uit de wind en met een hoofd nog vol indrukken uit het Museum. Het was een bijzonder bezoek geweest!
Na mijn wandeling in de regen en langs het hoge water van de rivier de Landquart van gisteren, 12 juni, ben ik vandaag opnieuw naar Davos gereisd, ditmaal op doortocht naar Scuol in het Engadin. Vanochtend heb ik uitgecheckt bij Hotel Terminus in Küblis, waar ik de afgelopen dagen met veel plezier heb gelogeerd. Het is goed om te zien dat ook in het nog rustige tussenseizoen er toch zoveel gasten zijn.
De reis van Küblis naar Scuol zou een aaneensluiting van treinplezier worden: eerst met de Landquart-Davos-Bahn vanuit Küblis over Klosters naar Davos Platz, dan met de “Nostalgiezug“, de historische trein van Davos Platz naar Filisur, en dan met de Albulabahn van Filisur naar Samedan met daar een overstap in de richting van Scuol en vanaf Susch met een “Schienenersatzbus” (een variatie op de Nederlandse melding “de Rhätische Bahn zet bussen in“!) naar Scuol! Dit treinplezier zou 4½ uur duren.
Zoals ik eergisteren al gemerkt had, moet de trein vanuit Klosters op 1.205 meter een stijging van 435 meter maken om bij het Wolfgangsee Meer op 1.630 meter hoogte uit te komen. Om deze hoogte te overwinnen is bij Cavadürli een keertunnel gebouwd: vanuit Klosters rijdt de trein eerst naar het westen en na het passeren van de tunnel naar het oosten. Het uitzicht op de bergen aan de noordzijde van het Landquartdal en op Klosters in de diepte was mede door het mooie weer prachtig.
Om iets voor tien uur kwam de “gewone” trein aan op het station van Davos Platz. Op het tegenoverliggende perron stond de historische trein die ik eergisteren, dinsdag, al op een zijspoor had zien staan, voor ons gereed. Aan de grote bruine locomotief uit de jaren 1920, de “Krokodil“, was een luxueus uitziende Eerste Klas wagon gekoppeld in de kleuren vanillegeel en blauw met het opschrift “Alpine Classic Pullman Express“. Daarachter kwamen enkele heel wat minder luxueuze wagons voor de Tweede Klas, met authentiek interieur, bestaande uit o.a. harde houten banken! Er moest toentertijd toch duidelijk een “klassenverschil” zijn… Er rijden nog twee originele locomotieven van de “Krokodil” op dit traject: de nr. 415, die vandaag de ochtendrit van Davos naar Filisur maakt, en de nr. 414. Hoewel er bij andere musea ook nog enkele exemplaren zijn, staat in het Spoorwegmuseum in Bergün nr. 407 opgesteld. De benaming “Krokodil” is nooit officieel aan dit type locomotief gegeven. Toch spreekt de naam wel tot de verbeelding, omdat de locomotief erg op het dier krokodil lijkt: de twee plattere uiteinden en de hoge opbouw in het middengedeelte vormen de snuit, het lijf en de staart van de krokodil!
Het was nogal druk op het perron: mensen die een plekje zochten in de trein, mensen die gewapend met fototoestellen maar geen genoeg kregen van het fotograferen (zoals ik). Om 10.18 uur precies vertrok de trein in zuidelijke richting door een weids en groen dal met aan weerszijden hoge bergen. Dit gebied spreekt mij veel meer aan dan het dorp en het gebied ten noorden daarvan… Dit is het landschap dat zo door E.L. Kirchner werd bewonderd en veelvuldig geschilderd! Het treintraject volgt hier de rivier de Landwasser, die ter hoogte van het Meer dat het meest noordelijk van Davos ligt, de Davosersee, ontspringt. Daar is ook de waterscheiding: ten noorden van dit punt vloeit het water naar de rivier de Landquart en bij de plaats Landquart in de Rijn en ten zuiden van dit punt via de rivier de Landwasser naar de rivier de Albula en vervolgens in de Hinterrhein ver ten zuiden van Chur. Groot verschil maakt dit niet: al het water komt uiteindelijk in de Rijn en daarmee in de Noordzee!
Ten zuiden van het buurtschap Monstein veranderde het landschap dramatisch: de groene weiden verdwenen en daarvoor in de plaats kwamen steile berghellingen met dichte bossen. We reden nu halverwege de berghellingen van de Zügenschlucht, een diep door het water van de Landwasser uitgesleten kloof van 3 kilometer lang. De trein gaat door tunnels en ook over het Wiesener Viadukt, dat de hoogste brug is in het werkgebied van de Rhätische Bahn. Het is indrukwekkend om te zien hoe sterk de hellingen van deze kloof zijn geërodeerd en hoe woest de Landwasser zich door de diepte kronkelt. Vroeger liep de kantonnale weg door de kloof, maar die is vanwege de veiligheid nu ook door een tunnel aangelegd. Het gebied oogt uitermate ruig! Even later kregen we aan onze rechterhand de iconische brug van het Landwasserviadukt te zien: weliswaar heel in de verte, maar toch… Iedereen verdrong zich voor de ramen om een kiekje te kunnen maken – ik dus ook! De treinreizigers die vanuit Chur via Thusis naar Filisur reisden hadden een streepje voor: zij konden tijdens de passage van de halfronde brug de voorkant van de trein de tunnel zien inrijden!
Niet lang daarna reden we het station van Filisur binnen, waar bijna iedereen uitstapte. Er werden nog meer foto’s gemaakt – ook door mij! Het zonnetje scheen en de omgeving zag er prachtig uit. De locomotief werd losgekoppeld en gerangeerd, zodat zij weer klaarstond voor de terugreis naar Davos. Er waren ook medereizigers die bleven zitten voor de terugweg, natuurlijk ook een optie!
Terwijl ik op mijn aansluitende trein naar het Engadin wachtte, zag ik op een zijspoor een eenzame sneeuwschuiver staan! Het was niet zo eentje die vóór de locomotief wordt gezet, maar zo’n sneeuwploeg die door de mensen van het station wordt bediend om de sporen sneeuwvrij te maken. Nu niet nodig, maar wel weer over een paar maanden… De Interregio van Chur naar St. Moritz over de Albulalinie was niet alleen moderner, maar ook wel wat comfortabeler: ik installeerde mij met bagage op een klapstoeltje in de wagon voor de fietsen en dat zat prettiger dan de houten bank in de “nostalgische” trein. Maar ja, tussen de twee treinen was er ook bijna een eeuw “Vooruitgang” geweest! In deze trein richting St. Moritz werd ten behoeve van de reizigers ook veel informatie gegeven over de aanleg van dit traject: via de intercom en in meerdere talen. Het voegde veel toe aan de toch al bijzondere reis. Hoezeer hebben de ingenieurs en de werklieden sinds het begin van de 20e eeuw letterlijk “bergen” verzet!
Op het traject van Filisur naar Bergün gaat de trein verder stroomopwaarts het dal van de rivier de Albula in en moet daarbij een hoogteverschil van bijna 300 meter overwinnen. Daartoe dient o.a. een lange keertunnel. Het landschap wordt dan ook steeds interessanter: de bergen rijzen hoog op vanuit het groene dal. De trein rijdt voort terwijl de boeren hun weilanden maaien…! In Bergün zelf is het al eerder genoemde Spoorwegmuseum, waar de geschiedenis van de aanleg van de Albula-spoorlijn wordt getoond – en waar de “Krokodil” nr. 407 staat opgesteld.
Vanuit Bergün kan men ook te voet over een “Bahnerlebnispfad” naar het volgende station, Preda, gaan. Er wordt op panelen veel uitleg gegeven over de totstandkoming van deze spoorlijn. Ook krijgt de wandelaar natuurlijk mooi uitzicht op de vele bruggen, in- en uitgangen van de tunnels en langsrijdende treinen. Een must voor iedere treinliefhebber… Sinds 2008 is de Albulalinie van Chur naar St. Moritz een onderdeel van het UNESCO-Werelderfgoed “Rhätische Bahn in der Landschaft Albula/Bernina“. De gehele spoorlijn voert door 39 tunnels en over 55 bruggen. Er moet ook een hoogteverschil van in totaal 1.123 m worden overbrugd… Tussen Bergün en Preda ligt het zwaartepunt van het bouwtechnisch huzarenstukje op het gebied van het aanleggen van een spoorweg door de bergen: hemelsbreed liggen beide plaatsen maar 6,5 kilometer van elkaar, maar om het hoogteverschil van meer dan 400 meter te kunnen overbruggen zonder dat het traject te sterk moet stijgen, heeft men het tracé door kunstwerken tot 12 kilometer verlengd. Dit is o.a. bereikt met de bouw van drie spiraalvormige tunnels (“Spiraltunnel” of “Schraubtunnel“), twee keertunnels en vier viaducten over het dal. Bij Bergün is er een stijging van 35 ‰, de maximale stijging op de gehele lijn. Het is spannend om te zien hoe de trein steeds hoger op dezelfde helling blijft rijden, terwijl je iedere keer de rails van de spoorlijn verder beneden je ziet liggen! En dan te bedenken dat de gehele Albulalinie met alle kunstwerken in slechts vijf jaar gebouwd is: van september 1898 tot de opening op 1 juli 1903!
In het kleine station van Preda heerste grote bouwdrukte: hier wordt gebouwd aan de nieuwe Albulatunnel. De spoorlijn loopt tussen Preda en het in het Beverdal liggende plaatsje Spinas door een tunnel van bijna 6 kilometer. De tunnel gaat door het Albulagebergte met de gelijknamige pas, de Albulapas. Daar is ook de grote waterscheiding tussen het stroomgebied van de Rijn in het noorden en dat van de Donau in het zuiden. Het grootste gedeelte van het gesteente bestaat uit graniet, een klein gedeelte uit leisteen, maar verder ook uit een onstabiele laag van los kalksteen met veel water. Dit laatste vormde bij de bouw al voor grote problemen… In 2006 kwam bij inspectie aan het licht dat de tunnel uit 1903 in niet al te beste toestand verkeerde en dat ingrijpende saneringsmaatregelen nodig waren. Bij het doorrekenen bleek dat het aanleggen van een nieuwe tunnel niet veel duurder was dan het opknappen van de oude tunnel, terwijl bij een nieuwbouw de veiligheid en de duurzaamheid veel groter waren. Wel moest men bij nieuwbouw sterk rekening houden met de status van de spoorlijn als Werelderfgoed. Dit was uiteindelijk weinig problematisch, omdat alleen de in- en uitgang van de nieuwe tunnel zichtbaar zijn en de oorspronkelijke tunnel blijft bestaan, zij het als veiligheidstunnel. In augustus 2015 is begonnen met de bouw en op 2 oktober 2018 vond de doorbraak plaats. In 2021 zal de nieuwe tunnel klaar zijn en dan zal tot 2022 de huidige tunnel omgebouwd worden tot veiligheidstunnel. Het is indrukwekkend om al de grote machines en transportbanden te zien: er komt natuurlijk erg veel materiaal uit de berg. Het grootste gedeelte wordt gerecycled tot beton dat weer in de tunnel gebruikt wordt. De rest wordt in een deponie gestort. Er is ook een groot informatiecentrum ingericht bij Preda, dat gratis bezocht kan worden. Maar mijn reis gaat verder – nu nog door de oude tunnel!
Aan de zuidzijde van het Albulagebergte reed de trein door het groene, beboste dal van het riviertje de Beverin in de richting van het plaatsje Bever in het Engadin, waar het riviertje in de Inn mondt. Ook hier was de waterstand hoog! In Samedan moest ik overstappen op de trein in de richting van Scuol. Dat traject gaat door het hier nog erg brede Engadin langs oude dorpen en groene weilanden en waterrijke natuur. Het was heerlijk om deze bekende omgeving weer te zien, zeker in dit zonlicht!
Een half uurtje na vertrek uit Samedan moesten de passagiers voor de richting Scuol-Tarasp uitstappen in het station van Susch, vlak voor de Vereinatunnel tussen Sagliains in het Engadin en Klosters in het Prättigau: op het traject naar Scuol-Tarasp worden van maart tot september dit jaar ingrijpende renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan tunnels, viaducten en aan stations. Ook op dit deel van het spoornetwerk van de Rhätische Bahn is werk aan de winkel! Een van de spoorbruggen op het traject is een beschermd monument – en zij is ook één van de grootste spoorbruggen van de Rhätische Bahn. Zij moet verstevigd worden, waarbij het originele metselwerk van 106 jaar oud vanwege de monumentenstatus behouden moet worden. Renovatie van twee tunnels tussen de plaatsen Guarda en Ardez was ook noodzakelijk: deze liggen in een geologisch gezien “uitdagend” gebied: hier verschuift de berghelling ieder jaar 10 millimeter… Sinds de ingebruikname in 1913 zijn de tunnels al meerdere malen gesaneerd. Vooral dit project neemt zoveel tijd in beslag dat besloten is om het gehele traject voor een half jaar af te sluiten. Het is ook het duurste onderdeel van het gehele project: de kosten voor dit tunnelproject bedragen alleen al CHF 44 miljoen!
Op station Susch stonden bussen klaar: een snelbus naar Scuol en een stopbus voor de tussenliggende stations Lavin, Guarda en Ardez. Het was interessant om de omgeving nu eens vanaf de weg te zien: de spoorlijn ligt op de meeste plaatsen hoger. Toen kon ik ook zien dat er geen rails meer bij de stations lagen en alles vernieuwd werd – een megaklus!
Tegen half twee stopte de snelbus op het plein voor het verder verlaten treinstation van Scuol. Hotel Altana was nog maar een paar passen verder. Daar wachtte mij een verrassing! De eetzaal had een metamorfose ondergaan: nieuw meubilair, andere gordijnen en andere decoraties aan de muur. De naam luidt “La Chadafö“, Retoromaans (Vallader) voor Keuken. Bij de menukaart ligt nu de nadruk op gerechten met lokale en regionale ingrediënten – en ook op wijnen uit de regio! De sfeer van hartelijkheid en gezelligheid is er nog steeds, maar het is wel veel eigentijdser geworden. Toch zal ik de mooie bloemen uit de eigen tuin gaan missen… Een deel van de ruimte dat vroeger ook bij het restaurant hoorde, is nu ingericht als lounge: “La Chaminada” met gemakkelijke draaifauteuils en lage tafeltjes. In een vitrinekast aan de muur staat een fraai vormgegeven fles Kirschwasser – met een leuk detail: op het etiket staat de naam van de fabrikant, die dezelfde is als die van de hoteliersfamilie!
Het nieuwe uithangbord aan de gevel nodigt uit tot lekker eten en drinken – daar kan ik mij de komende dagen op verheugen! Het is goed om weer in Scuol en in Hotel Altana terug te zijn…
Dag Pauline,
Heb genoten van je verhaal over je treinreis. Voor Ans en mij roept het veel mooie herinneringen op. Een aantal jaren geleden brachten we een vakantie door in Filisur, het kruispunt van alle schitterende treintrajecten.
met groet,
Peter en Ans
Lees nu pas je mooie verslag van je treinreis, terug naar jouw Scuol.
Had een momentje voor zodadelijk Jan en de kleinkinderen vanuit Eindhoven Airport voorrijden en we aan hun vakantie beginnen.
Groet, Cootje.