Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
15 augustus 2019
Vanaf grote hoogten weer schitterende panorama’s!
Gisteren was het weer helemaal opgeklaard: een strakblauwe lucht met nauwelijks een wolkje. Vanuit mijn hotelkamer had ik dan ook een fantastisch uitzicht op de Ortler en de beboste hellingen ten westen van Sulden, met bovenop het bergstation van de stoeltjeslift Langenstein. Dat bergstation was uitgangspunt van mijn tocht: vandaar leidt Weg Nr. 23 naar een Mariabeeld, Marlt Madonna genaamd, dat aan de bergwand van de Marltgrat hangt, op 2.568 meter, met indrukwekkend uitzicht op de top van de Ortler!
Op weg naar de stoeltjeslift waarvan het dalstation meer naar het begin van het dal ligt, kwam ik weer langs het oude parochiekerkje met de bijzondere fresco’s. Ditmaal bekeek ik het monumentje bij de ingang wat beter: het was een groot rotsblok, wittig en grijs, met een kruis op de bovenkant en een koperen “Gedenkbuch“, een boek met bladen die je als in een ringband kon omleggen. Daarin staan de namen van alle mensen die in het Ortlergebied tijdens het bergbeklimmen dodelijk zijn verongelukt. Het wordt bijgehouden door de “Bergrettung Sulden“. Dat roept toch wel weer even in herinnering dat het lopen in de bergen gevaren kan meebrengen, al ben je je nog zo bewust hiervan…
Ik stapte zonder problemen in de stoeltjeslift die mij gemakkelijk en geruisloos vanuit Sulden naar het bergstation Langenstein bracht. Af en toe klonken stemmen van wandelaars die te voet naar boven liepen of van werklieden die bezig waren om slangen in de grond te graven (waarschijnlijk voor de kunstsneeuwkanonnen?). De lawinekeringen die hoger dan Langenstein aan de bergwand waren gebouwd, waren ook nu goed zichtbaar. Ook de zendmast werd steeds groter. De top van de Ortler ging nu weer schuil achter wat witte wolkjes.
Ik stapte uit de lift en zocht op de borden, en op de gedetailleerde kaart van het gebied, die ik bij aankomst in de supermarkt vlak bij het Hotel had gekocht, waar ik heen moest lopen – na het eerste bordje “23 – Marlt Madonna” leek de weg verdwenen. De brede weg door de puinvelden van de Ortlergletsjer leidde naar het zuiden, naar de Hintergrathütte, in de richting van het bergstation van de gondelbaan waarmee ik op dinsdag jl. naar de Schaubachhütte en de bron van de Suldenbach was gegaan. Na een paar minuten meende ik dat ik niet de goede kant op liep en zocht mijn kaart, die ik – tegen mijn gewoonte in… – in mijn broekzak had gestopt. Nadat ik mij zo’n beetje had uitgekleed om die kaart te vinden, moest ik constateren dat ik die verloren had… Toen ik dezelfde weg terugliep en de kaart niet vond, beschouwde ik het verlies maar als “de goede daad van de dag”: hopelijk was iemand anders héél blij geworden van het vinden van de kaart!
In het restaurant K2 bij het bergstation van de Langenstein heb ik even nagevraagd, waar de route van Weg nr. 23 liep. Ik moest vanwege de verbouwing van het restaurant over een provisorisch paadje, steil tegen de helling op gaan. Daar kwam ik na niet al te lange tijd uit op een breder pad dat zich langzaam ophoog slingerde. Ik kon de zware ijzeren constructies van de lawinekeringen van dichtbij bekijken en in het dal Sulden zien liggen. Ik begreep ook dat deze keringen er niet zomaar stonden: de helling was steil! De uitzichten waren prachtig: naar het noorden kon ik het Ober-Vinschgau weer zien liggen, met als lichtblauw vlak het Reschenmeer.
Ik vervolgde mijn weg over de Marltgrat bergkam: de weg werd steeds steniger, smaller en steiler. Mijn blik viel op de puinvelden aan de zuidkant van de Marltgrat en ik ontdekte dat onder het puin nog steeds een grote gletsjer schuilging: er waren een paar meertjes in het ijs ontstaan, waarin helderblauw water stond. Aan de steile randen was de dikke laag van sneeuw en ijs zichtbaar.
Het paadje liep steeds heen en weer over de Marltgrat, die als een groene en rotsige uitstulping tussen de puinvelden bij de gletsjer van de Ortler aan de zuidelijke kant en de grote puinvelden aan de noordkant ligt. Daardoorheen slingerde zich een paadje, dat nauwelijks te onderscheiden was, naar de Tabarettahütte en, heel hoog gelegen op de bergkam, de Julius Payerhütte. Af en toe zag ik kleine, gekleurde stipjes over de grijze vlakte gaan: dat waren wandelaars! Het Mariabeeld kwam heel onverwacht in zicht: ik ging een bocht om en daar zag ik iets wits aan de bergwand dat er veel gladder uitzag als het wit van de gletsjer van de Ortler! Het zou nog meer dan twintig minuten duren voordat ik daar aankwam…
Onder aan de steile rots liepen en lagen schapen, karamelkleurig en zwart. Ze vertrouwden mij niet helemaal, want ze gingen weg naar een nauwe spleet tussen twee rotsblokken en verdwenen… Eén zwart schaap bleef lekker liggen herkauwen. Of het net zo van het uitzicht over het Laaser Bergmassief genoot als ik, weet ik niet: waarschijnlijk genoot het gewoon van de zon en het herkauwen. Het laatste stuk naar het Mariabeeld was een uitdaging op zich: het was steil en ik moest van het ene op het andere rotsblok stappen, zonder een echt zichtbaar pad. Ik bedacht dat de terugweg een nog grotere uitdaging zou worden, maar dat was voor later…
Toen ik eenmaal boven was kon ik genieten van het prachtige uitzicht over het Suldental en het Ober-Vinschgau in het noorden. Door mijn verrekijker zag ik Mals liggen, de Tartscher Bichl en zelfs… Hotel Margun! Dus ik had, iedere keer als ik vandaaruit naar de Ortler had gekeken, ook het Mariabeeld kunnen zien. Mooie gedachte. Het Mariabeeld zelf was groot en mooi vormgegeven, in Laaser Marmer, neem ik aan. Er ging een grote rust van deze plek uit: ik had het gevoel dat ik daar beschermd werd door grote krachten – en niet alleen door de grootse Ortler, waarvan de top niet eens zo ver weg leek!
Het eerste gedeelte van de afdaling was inderdaad best een heikele opgave, maar ik bereikte zonder problemen het vlakkere stuk, vlak bij de lawinekeringen. Onderweg had ik al meerdere exemplaren gezien van een distelsoort die geen Nederlandse naam heeft, omdat hij alleen in de Alpen voorkomt, maar waarvan de Latijnse naam wel aangeeft dat deze distel superstekelig is: de Cirsium Spinosissimum. In het Duits heet zij Alpen-Kratzdistel. Het mooie van deze plant is de kleurstelling: de toppen van de planten zijn bijna wit, maar het nare is de stekeligheid!
Aldra kwam het bergrestaurant K2 in zicht, waar ik mijzelf trakteerde op een bonte salade met twee Knödel, eentje met spinazie en eentje met kaas. De salade was inderdaad heel bont en lekker; de Knödel waren een beetje aan de droge kant, maar verder best smakelijk. Het glaasje rode wijn smaakte mij ook goed. Ik zat binnen, in het knus ingerichte restaurant met veel houtaccenten. Buiten op het terras was het gezellig druk.
Toen ik besloot dat het tijd was om weer naar beneden te gaan met de stoeltjeslift, kwam ik erachter dat met de wandelkaart ook mijn ticket was “verdwenen”… Niet getreurd en niet lang geaarzeld: ik ben te voet naar Sulden teruggegaan. De tocht was buitengewoon plezierig: een langzaam dalend, slingerend pad leidde door lichte lariksbossen en langs de Kaserbach beek, die hier vriendelijk ruisend door een groen dalletje stroomt, en langs een groot rotsblok, dat begroeid was met kleine boompjes en bij nadere inspectie voorzien was van metalen ogen en kettingen. Er kwam een groot gezelschap met een gids uit een paadje vlak bij het rotsblok: er waren ook jonge kinderen bij en er werd Nederlands gesproken. Hier werd mij wel duidelijk: jong geleerd is oud gedaan! Er bloeiden nog veel orchideeën en andere planten, waaronder Alpenasters met hun zacht-paarse blaadjes in stralen om een heldergeel hartje. Ook zag ik een werkelijk schitterende pol korstmos in een grijsblauwe kleur met oudroze vlekjes erop…
Halverwege kruiste mijn pad een steil paadje met uit boomstammen gezaagde figuren en gezichten: dit is de Wurzelweg, die van Sulden naar boven naar Langenstein loopt (of omgekeerd). Sinds 2010 zijn er 23 van die figuren geplaatst, gemaakt door de uit Sulden afkomstige Toni Reinstadler. Ik zag een boomstam met twee gezichten en een andere met een grijnzende dwerg. Grappig.
Om een uur of vier kwam ik in het hotel terug. Toen ik met de verrekijker nogmaals naar de top van de Ortler keek, zag ik piepklein het Mariabeeld hangen! Dat vond ik heel bijzonder – daar had ik een paar uur eerder vlakbij gestaan…
Hotel Nives heeft een restaurant waar je “alleen maar” burgers en pizza’s kunt krijgen (ik beklaag me niet, want de pizza’s zijn erg lekker!). Het biedt in samenwerking met een hotel in de buurt, Hotel Gertraud een arrangement aan, waarbij je in dat hotel kunt dineren. Dat heb ik gedaan. Eerst heb ik in het hotel – net als de vorige dag! – een trendy en populaire Hugo cocktail gedronken: deze cocktail is in Südtirol ontwikkeld en erg lekker. Ik koos voor de variant met citroenmelisse: de Hugo Nives… Het diner werd geserveerd in een traditioneel ingericht restaurant, met voornamelijk Italiaanse gasten. De porties waren ruim, de gerechten typisch uit de regio, zoals speenvarken met zuurkool en aardappeltjes met kummel en een dessert van mokka crème brûlée en Apfelstrudel ijs, dat verrassend lekker smaakte. Ooit at ik stoofpeertjesijs, waarbij het koude ijs voor mijn beleving niet strookte met de verwachte “warme” smaak van de peertjes…
Met deze maaltijd kwam een einde aan mijn verblijf in Sulden, waar ik nog vele malen hoop terug te keren, want de omgeving is prachtig: hier kan ik voorlopig nog vele wandelingen maken!
Vandaag is het Maria Hemelvaart, een mooi vervolg op de bijzondere wandeling van gisteren naar het Mariabeeld! Straks reis ik nog voor een paar dagen naar Scuol “im schönen Engadin“, om daar het tweede gedeelte van Etappe 67 van de Rode Route van de Via Alpina, van Plan da Funtanas, waar ik de vorige keer, op 14 juni jl., ben opgehouden, naar S-charl af te maken.
Dat prachtig Maria beeld heb nu pas gezien daar het in de winter wegvalt, qua zichtbaarheid, in de sneeuw.
Dit verhaal spreekt erg tot de verbeelding!