Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
8 augustus 2022
Langs de waterval van de Suldenbach beek en door de morenen van de Ortlergletsjers
Gisterochtend heb ik Mals achter me gelaten en kwam na een kort reisje met trein en bus in Sulden aan. Ik checkte bij mijn vertrouwde Hotel Nives in. Ik had opnieuw een mooie kamer met zicht op de Ortler, die in de middag wat schuilging achter wolken – het weer was nog steeds niet helemaal opgeknapt, maar het was ook wel lekker koel. ’s Avonds kleurde de hemel merkwaardig paarsig – wat een spectaculair gezicht! Vandaag scheen de zon weer en zette de Ortler in het zonlicht – het beloofde een mooie dag te worden.

- Sulden am Ortler: zicht op de Ortler (3.905m) vanuit het dorp in de avond met wolkenflarden
- Sulden am Ortler: zicht op de St. Gertraudkirche kerk en de bergen in het zuiden in de avond met mysterieus licht
Voor vandaag had ik een tocht uitgestippeld langs de Suldenbach beek naar de Hintergrathütte hut die op 2.661 meter aan de voet van de Ortler ligt. Na een buitengewoon lekker en voedzaam ontbijt vertrok ik om 9.30 uur en liep ik in de richting van de kabelbaan. Er stroomde veel water door de Suldenbach beek: het gevolg van de regen van de afgelopen dagen, maar wellicht ook van het onvermijdelijke smelten van de gletsjers… Ook was het water grijzig van kleur door het vele steengruis dat meegevoerd werd.

Ik was inmiddels opnieuw langs de uit hout gesneden Alpendieren gekomen, maar nu kon ik over de hoger gelegen weg gaan die in de winter afgesloten is. Daar passeerde ik een steenadelaar die op een horst zat, terwijl een andere roofvogel vanuit een nabij staande lariks kwam zeilen! Op een bord werd uitgelegd wat de verschillen zijn tussen de twee grootste roofvogels in de Alpen, de Steenarend (Aquila chrysaetos) en de Lammergier (Gypaetus barbatus). Afgezien van de kleur van hun verenkleed (overwegend bruin tegenover met wit/oranje lijf en bruine vleugels) is het vooral de manier van prooi bemachtigen waarin de vogelsoorten verschillen. De steenarend grijpt zijn prooi (konijnen, bergmarmotten, eekhoorns) na een lange glijvlucht, terwijl de lammergier vooral leeft van botten van hoefdieren (steenbokken, gemzen), die hij eventueel vanaf grote hoogte op de rotsen kapot laat vallen. Hij gebruikt vooral de thermiek om rond te zweven. Ik meende te zien dat het hier om steenarenden ging – het gaf wel een aardig beeld!
- Ten zuiden van Sulden am Ortler: langs de wandelweg zit een uit hout gesneden roofvogel op de horst en komt een ander in glijvlucht uit een boom
- Ten zuiden van Sulden am Ortler: langs de wandelweg komt een uit hout gesneden roofvogel in glijvlucht uit een boom
- Ten zuiden van Sulden am Ortler: close-up van een uit hout gesneden roofvogel langs de wandelweg met op de achtergrond de Kanzel-gondelbaan
Ik liep ook weer over het educatieve wandelpad EVOPÄD. De vorige keer raakte ik de weg kwijt in het Labyrint: dat staat voor “de oermens” en is o.a. erop gericht om levensproblemen op te lossen met behulp van het evenwicht en door onze kracht met ons gevoel te verbinden. Op die manier bereikt men identiteitsvorming, je plek in het leven vinden, de vaardigheid om verantwoording te nemen… Mijn innerlijk evenwicht werd daar toen niet beter van! Nu kwam ik langs “het Zoogdier”, een ronde draaischijf waarover je moet lopen als op een loopband, terwijl je je vasthoudt aan een vast houten blok daarboven. Hiermee zou dan je je emotionele waarneming en je vaardigheden om met anderen om te gaan, trainen en leermoeilijkheden oplossen. Dat heb ik geprobeerd – maar dat viel niet mee… Ik merkte dat achteruitlopen op die houten schijf gemakkelijk was dan vooruitlopen. Op het bord met uitleg werd niet vermeld wat dat betekende… Ik moest in ieder geval wel om mezelf lachen!
In maart jl. was ik ook al in Sulden. Toen maakte ik op 16 maart een winterwandeling naar het Mittelstation van de kabelbaan. Vlak bij de grote waterval van de Suldenbach beek had ik toen een grote, bevroren waterval gezien, die ik mij niet kon herinneren van de eerste keer, op 13 augustus 2019, dat ik met de kabelbaan naar boven ging, op weg naar de bron van de beek. Dat was ook een aanleiding voor mijn tocht van vandaag. Er zijn enkele manieren om op dat punt uit te komen. De gemakkelijkste is om het brede pad vanaf de kabelbaan naar boven te volgen (zoals in de winter) en dan met de hangbrug de Suldenbach beek over te steken. Een andere mogelijkheid is om aan de linkeroever van de beek over het smalle pad te gaan (en de hangbrug te vermijden…). Ik koos voor de laatste optie en liet het dalstation van de kabelbaan links liggen.

Het was een indrukwekkend gezicht om het water te zien dat zich vanaf de hoge rots in het zuiden met donderend geweld naar beneden stort. Maar: waar was de waterval gebleven die ik in de winter had gezien op de helling die ik nu omhoog zou gaan? Daarvan was geen spoor meer…

Al klauterend werd mij wel duidelijk waarom er in de winter wel en in de zomer er geen waterval was: ik zag nu verschillende kleine waterstroompjes die van die rots naar beneden kwamen. In het begin van de winter bevriest dat water, maar er blijft in eerste instantie nieuw water overheen stromen, dat op zijn beurt weer vast vriest…! Mijn keuze voor het smalle pad aan de linkeroever betekende wel dat ik over een berggeitenpaadje moest gaan: het vriendelijke kronkelpaadje langs de beek ging over in een steil, hier en daar in de rots uitgehakt pad, soms voorzien van kettingen en dan weer van metalen treden. En dat ongeveer verticaal omhoog…! De uitdaging nam ik aan – en met mij vele anderen!
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: over de rotsen van de steile helling ten westen van de Suldenbach beek lopen kleine waterstroompjes, die in de winter een grote bevroren waterval vormen
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: een voorbeeld van een met kettingen gezekerd paadje tegen de westelijke helling bij de waterval in de Suldenbach beek
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: hier is het pad dat is gehakt in de westelijke berghelling bij de waterval van de Suldenbach beek
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: er zijn ook stenen trapjes en metalen treden in de rotswand ten westen van de grote waterval van de Suldenbach beek
Toen ik het eerste gedeelte van de klim achter de rug had kwam ik bij de hangbrug. Die had ik moeten oversteken als ik in eerste instantie de brede weg naar het Mittelstation had gekozen. Voor mij bleef het ook deze keer voor alleen maar kijken hoe andere wandelaars over de brug gingen: zo te zien vond niet iedereen het even plezierig, maar een hond dartelde er lichtpotig overheen, een stuk hout in de bek geklemd…

Het water van de Suldenbach beek stroomt hier snel – het heeft nog de kracht vanuit de waterval. Het heeft wel dezelfde kleur als de stenen in de beekbedding. Ik had verder benedenstrooms gezien hoe het grijzige steengruis in rimpeltjes neergeslagen was aan de oevers, terwijl het water met onverminderde vaart verder stroomt.
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de snelstromende Suldenbach beek vlak na de waterval – het water is grijzig van het meegevoerde slib
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de Suldenbach beek stroomafwaarts – het slib is in ribbels afgezet tegen de oever
Het was niet gemakkelijk om een goed beeld van de waterval te krijgen: de zon stond pal boven de rots waarover het water naar beneden kwam donderen. Het geluid galmde rond. Het vernevelde water was verkoelend.

Naarmate ik hoger op de steile helling kwam, kreeg ik niet alleen een goed gevoel over de voortgang die ik op de berg maakte, maar ook een beter overzicht van het landschap: het dal van de Suldenbach beek waar ik zojuist doorheen gekomen was, het brede pad, waarover ik in de winter had gelopen, maar ook de hangbrug die er inderdaad smal (1½ meter) en lang (44 meter) uitzag. Vanaf dit punt viel vooral de begroeiing op: het leek allemaal nog erg groen, terwijl het er van dichtbij toch nogal stenig had uitgezien.

Ook het zicht naar boven was veelbelovend: ik kon de Hintergrathütte hut al zien liggen op de bergrand. Het gebouw viel vanwege de kleur van de gebruikte stenen vrijwel weg tegen de achtergrond van de helling. Alleen aan het symmetrische puntdak was te zien dat het geen rots kon zijn! Ik wist ook zeker dat het nog een hele tocht zou worden: ik zag geen pad dat vanaf het punt waar ik stond rechtstreeks naar de hut liep…!

Hoewel het hoogtepunt van de bloeiende planten wel voorbij was, stonden er toch nog wel juweeltjes bij. Een fijnsparretje had zich kunnen ontwikkelen in een vlak stukje van de berghelling – zo piepklein in vergelijking met de schakels van de kettingen, die ons tot houvast konden dienen. Het stond in een tapijtje van Zilverkruid (Dryas octopetala), een alpien dwergstruikje, dat familie is van de roos en waarvan de bloemetjes inmiddels waren uitgebloeid. De pluizige zaadhoofdjes straalden in de zon. Hoger op de berg staken de takjes van de Blauwgroene Steenbreek (Saxifraga caesia) fier uit de kussentjes met inderdaad blauwachtige dikke blaadjes van deze vetplant. De witte bloemblaadjes waren al uitgevallen. Een soort dat nog wel uitbundig bloeide was een ondersoort van ons bekende Duizendblad (Achillea), die in het Duits Clusius-Schafsgarbe wordt genoemd. Het was grappig om van heel dichtbij te zien dat er ook nog een paar kale steeltjes tussen stonden: had een beest ervan gesnoept, of had toch een mens ze afgeplukt?
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: op de steile berghelling boven de Suldenbach beek groeit een klein fijnsparretje tussen het uitgebloeide Zilverkruid (Dryas octapetala)
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: tussen de stenen van de steile helling boven de Suldenbach beek groeit ook de Blauwgroene steenbreek (Saxifraga caesia) met kleine rozetten
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: op de helling boven de Suldenbach beek staat een grote pol met Clusius-Duizendblad (Achillea clusiana) nog te bloeien
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: close-up van het Clusius-Duizendblad (Achillea clusiana) dat op de helling boven de Suldenbach beek staat te bloeien
Uiteindelijk had ik de steile helling in iets meer dan een half uur bedwongen en kwam ik op een kleine hoogvlakte uit ter hoogte van het Mittelstation van de kabelbaan. Toen werd mij duidelijk dat ik het mijzelf toch best moeilijk had gemaakt: ik had ook gewoon de kabelbaan kunnen nemen… Toch ben ik blij dat ik dat niet gedaan heb: nu had ik toch echt mooie dingen gezien! Ik kon hier ook zien hoe het water van de Suldenbach beek eigenlijk heel kalmpjes kwam aanstromen, voordat het zich over de rand in de diepte stort.

Nu volgde een relatief vlak gedeelte van de wandeling. Van hieruit was de Hintergrathütte hut alweer wat beter te zien en leek al veel dichterbij. Het was nu ook mogelijk om veel verder het dal bij Sulden in te kijken. Even een klein rustmoment!
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de Hintergrathütte hut boven aan de steile helling
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op het dal van Sulden met de Suldenbach beek in het midden
De vlakte waarover ik liep was bezaaid met lichtgrijze rotsblokken in vele formaten. Dit maakte het blijkbaar tot een ideale groeiplaats voor de Brede Wespenorchis (Epipactis helleborine). Er stonden grote planten met rijpe paarse vruchtdozen in de zon te glanzen – wat een verrassing en een mooi cadeautje!

Een andere verrassing was een oer-lariks, die onderzoekers grofweg hebben gedateerd op het begin van de 7e eeuw! Onder een overkapping lagen grijzige stukken hout en een stronk die tezamen nog wel een boom vormden. Op een informatiebord staat dat in 1996 tijdens de voorbereidingen van veldwerk voor de Universiteit van Stuttgart deze boom werd gevonden en dat hij in hetzelfde jaar werd uitgegraven door studenten van de cursus Dendrochronologie van deze Universiteit. Deze Europese lariks (Larix desidua) is tevoorschijn gekomen bij het smelten van de Sulden-gletsjer. Dezelfde gletsjer heeft de boom al beschadigd in 639 na Chr. en uiteindelijk “overreden” rond 834 na Chr. waarna hij de boom in zich meegevoerd. Rond 750 na Chr. brak een periode aan waarin de vergletsjering van de Alpen toenam – deze koude periode duurde tot in de 19e eeuw. Op het bord staan ook enkele jaartallen uit de wereldgeschiedenis, zoals het jaar 700, toen het Vinschgau werd opgenomen in het Rijk van de Franken, het jaar 800, toen Karel de Grote tot Keizer werd gekroond, en het jaar 843, toen het Vinschgau bij de opdeling van het Rijk der Franken aan Oostenrijk toeviel. Het was bijzonder om daar anno nu te staan en een boom te zien die al zo lang geleden had bestaan! De overkapping die in 2005 is gebouwd door het Forstamt Prad am Stilfserjoch, ziet eruit als een doorsnee open schuurtje uit de regio, bedekt met houten “Schindel” en balken om te voorkomen dat de sneeuw gaat schuiven, verzwaard met stenen. Toch beschermt het iets heel speciaals: een oeroude Europese lariks! Dit is een pioniersboom, die met zijn lange pinwortel dieper gelegen water kan bereiken en daardoor ook “stormvast” is. Omdat hij in het najaar zijn naalden verliest, kan hij beter omgaan met vochtverlies door vorst.

- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: op de helling boven het Mittelstation van de kabelbaan ligt een deel van een oer-lariks die in de 9e eeuw door de Suldengletsjer is meegevoerd en weer is teruggevonden
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de stronk van de oer-lariks uit de 9e eeuw die door de Suldengletsjer is meegevoerd en op de helling boven het Mittelstation van de kabelbaan ligt
Vanaf dit punt volgde opnieuw een (erg) steil deel van de tocht. Nu waren de vergezichten ook weer mooi – en anders: de hoge bergen met de grote gletsjers aan het begin van het Suldendal kwamen in beeld. Na driekwartier van stijgen kon ik het Mittelstation nog net zien liggen, ver in de diepte (toch zo’n driehonderd meter schat ik!). Ook viel de brede vlakte met het grijze gesteente op, vlak voordat de Suldenbach beek de waterval bereikt. Met mij liepen vele wandelaars deze steile helling op, slechts enkelen daalden af. Ook al viel het stijgen mij best zwaar, was ik blij dat ik deze afdaling niet hoefde te maken: wat een ramp voor de knieën en de tenen… De vele korte pauzes om weer op adem te komen besteedde ik graag aan rondkijken en genieten!
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de Kreilspitze (3.391m), een van de bergen die in het zuiden het Suldendal afsluiten met de grote gletsjers
- Op weg naar de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de vlakte bij het Mittelstation van de kabelbaan in de diepte met de brede strook van grijs gesteente
Op het punt waar het smalle stenige pad naar het westen afboog om een rotspunt heen had ik een prachtig panorama: als kleine blokjes lagen in een woest stenig landschap het bergstation van de kabelbaan en ietsje lager de Schaubachhütte hut op een bergrichel. Daarachter torenden de bergen hoog op. De randen van de machtige morenen van gletsjers die al lang geleden verdwenen waren, leken wel als met een mes afgesneden.

Toen ik in maart jl. in de gondel van de kabelbaan tijdens de afdaling vanaf het bergstation naar het landschap rond de Ortler keek heb ik ook de Hintergrathütte hut gezien – wat een verschil tussen winter en zomer!

Even later veranderde het uitzicht opnieuw: de Ortler kwam in zicht! Het pad liep langs de groene berghelling aan de noordkant en het hoog opgestuwde steengruis van de oude morene van de Suldengletsjer aan de zuidkant.

Opeens was er een klein bergmeertje, het Untergratsee meer, waar vele wandelaars even pauzeerden. Sommigen stonden met blote voeten in het water om af te koelen, want het was erg warm! Er lagen ook schapen tegen de hellingen – hun klokken waren van verre te horen.

Ik zag een begin van een bouwsel – of juist het einde ervan, een ruïne, die in eerste instantie niet eens opviel: de gestapelde stenen waren duidelijk uit de grote berg stenen op de achtergrond gehaald. Later zou ik lezen dat hier tot 1915 de eerste Hintergrathütte hut heeft gestaan, die in de gevechten tijdens de Eerste Wereldoorlog is verwoest.

Na nog een kleine klim kwam bij de volgende bocht dan toch de Hintergrathütte in zicht! Wat er vanaf de steile klim bij de watervallen als een klein gebouw met een puntdak uitziet, blijkt een grote hut te zijn met drie verdiepingen. In het zomerseizoen (half juni tot half oktober) zijn hier overnachtingsplaatsen voor 70 mensen: dit zijn met name mensen die via deze route de Ortler willen beklimmen. Overdag is het vooral een rustpunt voor wandelaars zoals ik en vele anderen. Er is een uitnodigend terras met “Ortler-Blick“, maar er staan ook stoelen aan de zuidzijde van de hut. Het panoramische uitzicht van noordoost door het zuiden naar het westen is overweldigend! De hut heet in het Italiaans Rifugio alto del Coston of Rifugio del Coston: “Hintergrat” en “Coston (di dentro)” hebben dezelfde betekenis. Aan de buitenmuur hangen marmeren plaquettes, o.a. ter herinnering aan de eerste beklimming van de noordelijke kant van de Königspitze door Hans Ertl en Hans Brehn op 5 september 1930 en van de noordelijke kant van de Ortler eveneens door Hans Ertl, maar dan met Franz Schmid, op 22 juni 1931. De plaquette is op 2 augustus 1981 onthuld. De lange, stijgende weg die ik naar boven had gevolgd en die nog verder gaat in de richting van de top van de Ortler, is vernoemd naar deze Hans Ertl (1908–2000). Hij was een Duitse bergbeklimmer en cameraman, die in de Tweede Wereldoorlog in dienst stond van o.a. Generaal Rommel. Na de oorlog is hij naar Bolivia gegaan, waar hij aanvankelijk nog natuurfilms maakte, maar waar hij uiteindelijk een boerderij stichtte.
Op de website van de hut staat een beknopte geschiedenis. De Ortler werd in 1805 voor het eerst beklommen via de Hintergrat. Daartoe richtte Josef Pichler, die als eerste de Ortler beklommen had, al een klein onderkomen in, dat iets hoger lag dan de huidige hut. Hij deed dit in opdracht van de ambtenaar Johannes Gebhard, die gestuurd was door Aartshertog Johann van Oostenrijk (1782–1859 en destijds gouverneur van Tirol). Deze hut werd vernoemd naar de ambtenaar en was de eerste schuilhut van Tirol. Deze hut raakte in verval, omdat de Ortler lange tijd niet meer via deze weg beklommen werd. Toen aan het einde van de 19e eeuw het aantal beklimmingen van de Ortler toenam financierde Karl Bäckmann, een Russische diplomaat uit Polen de bouw van een nieuwe hut. Deze Bäckmannhütte werd op 27 augustus 1892 geopend. Zij lag echter lager: op 2.611 meter bij het Untergratsee meer. Er was zoveel belangstelling voor dat de hut na 3 jaar werd uitgebreid. Bäckmann schonk de hut aan de bond van berggidsen in Sulden – in ruil daarvoor kreeg hij een monument dat nu langs de Kultur- und Geschichtenweg in Sulden staat. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Oostenrijkse troepen de hut als steunpunt, waarop in 1915 de Italianen de hut met granaten bestookten. De berggidsen uit Sulden bouwden tussen 1920 en 1922 de huidige hut bij het Obergratsee meer.

Ik vond nog een plaatsje op het terras en bestelde in de knusse binnenruimte in ieder geval een grote fles mineraalwater. Er stond een gietijzeren kachel met een groot krat hout ervoor (en een brandblusser ernaast), die waarschijnlijk in de avond aangestoken wordt. Behalve de standaardgerechten die in een berghut te krijgen zijn, hadden ze ook “Hirschwurst, Kraut und Knödel” – dat stond buiten op een bord geschreven. Dat werd mijn lunch! De hertenworst was lekker, de gestoofde kool al helemaal. De Knödel was wat droog, maar leverde wel goede energie voor de verdere wandeling.
- Bij de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: in de hut staat een grote sfeervolle kachel met hout ervoor
- Bij de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: op een bord buiten de hut staat een extra gerecht vermeld – hertenworst, kool en Knödel
- Bij de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de Ortler vanaf het terras van de hut met lekker mineraalwater
- Bij de Hintergrathütte hut boven Sulden am Ortler: zicht op de Ortler vanaf het terras van de hut met lekker mineraalwater en een bord met hertenworst, kool en een Knödel
Ik genoot van het water en de lunch, maar vooral van het uitzicht op de drie bergen waarmee ik ongeveer op ooghoogte leek te staan: gezien van het zuidwesten naar het noordwesten de Königspitze (3.851m), de Monte Zebrù (3.735m) en de Ortler (3.905m). Aan de grote, grijzige morenen die als diepe sporen in het landschap liggen is te zien tot waar de gletsjers zich eens hebben uitgestrekt en met wat voor krachten zij naar beneden zijn gegleden… De mensen op het terras en in de omgeving van de hut leken maar heel nietig in vergelijking met deze bergen die zoveel energie uitzonden – althans zo voelde ik dat! Ik denk ook dat ik iets te veel ontzag heb voor de bergen om de drang te voelen om die toppen te beklimmen… Maar dan heb ik het natuurlijk nog niet eens gehad over gebrek aan fysieke vaardigheden!


Na een pauze van iets meer dan een half uur was het toch weer tijd om verder te gaan: over de aanvankelijk gemakkelijke Höhenweg langs de hellingen van de Hintergratkopf op weg naar het bergstation van de stoeltjeslift van Langenstein en vanaf daar terug naar Sulden. Na een kleine klim bereikte ik het pad: daar werd ik beloond met een mooi uitzicht naar het noorden tot ver in het Obervinschgau. In de verte schemerde het helderblauwe water van het Reschensee meer.


De wandelroute nr. 3, de Morisiniweg (die vernoemd is naar een bergbeklimmer uit Wenen) was in het begin vlak en gemakkelijk te lopen, maar dat veranderde niet lang daarna: er waren passages over planken en langs steile stukken in de bergwand, waaraan kabels waren bevestigd. In deze ruwe omgeving met de vele rotsblokken stond ook ergens een groepje met Huislook (Sempervivum): de piepkleine bladrozetten en de roze sterretjes van de bloemen hadden iets kwetsbaars.
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: de Höhenweg verloopt soms over houten planken met een metalen kabel in de rots voor houvast
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: tussen de grove rotsen staat ook heel in het klein een groepje van Huislook (Sempervivum) te bloeien met kleine roze bloempjes
De uitzichten bleven mooi, ook naar beneden, het dal van de Suldenbach beek in. Vanaf deze hoogte was goed te zien hoe kaal geschuurd het gebied rond het Mittelstation van de kabelbaan was!

Later werd het landschap nog ruiger: de steile hellingen waren bedekt met rotsblokken in verschillende formaten, maar allemaal in een rood- en roestachtige kleur. Soms was het pad niet meer duidelijk zichtbaar – het was van steen op steen stappen. Op een punt, toen ik de Ortler weer in beeld kreeg, hadden wandelaars van alle tijden enkele niet zozeer steenmannetjes, maar kolossale steenmannen opgebouwd. Die konden uit kijken over de gletsjermorene, het restaurant van Langenstein – en zelfs het Obervinschgau! Ik wrikte een platte steen ergens uit de grond en plaatste die in de top van een van de stenen tekens. Mijn bijdrage!
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: close-up van een van de grote rotsblokken die van de top van de Hintergratkopf komen en langs de Höhenweg liggen
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: zicht op de helling van de Hintergratkopf naar het dal van de Suldenbach beek die bedekt is met grote rotsblokken
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: zicht op een stenige noordhelling van de Hintergratkopf en op de Ortler
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: een van de grote steenmannetjes met zicht op het bergstation van de Langenstein-lift en het restaurant

Vanaf de steenmannetjes volgt een afdaling naar het gruis van de morene van een van de Suldengletsjers: die moet overgestoken worden om bij het bergstation van de stoeltjeslift van Langenstein te komen. Dat restaurant met het karakteristieke puntdak lijkt dichtbij, maar het duurde toch nog bijna driekwartier om dat te bereiken…

De afdaling over de eerst nog grote rotsblokken en later over het losse gruis dat op de morenes lag was een beetje glibberig. Op zeker moment verdween de zon achter een grote wolk. Toen veranderde de sfeer compleet: er leek wel alsof er een grauwsluier over het landschap kwam te liggen, waardoor alles erg somber werd… Gelukkig was dit maar van korte duur!
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: er is ondersteuning met kabels bij de afdaling over de grote rotsblokken naar de gletsjermorene
- Tussen de Hintergrathütte hut en het bergstation van de Langensteinlift: er is een pad over de scherpe kant van de morene – een maanlandschap door het veranderde licht

Toen ik bijna bij Langenstein was, keek ik nog eens om: de steile noordkant van de Hintergratkopf leek nu wel heel groen en gemakkelijk ten opzichte van het grijze litteken in het landschap dat werd gevormd door de morene van de voormalige gletsjer. Het duidelijk zichtbare pad in het gletsjergruis leek op dit punt toch wel breed… De skiërs en snowboarders zullen in de winter geen idee hebben hoe het landschap er in de zomer uitziet en hoe verschillend de kleuren dan zijn! Ook zal de afdaling wel meer smooth zijn vergeleken met de stappen die wandelaars moeten zetten als er geen sneeuw ligt…!

De brede weg die ik al eerder verwacht had, kwam pas toen ik bij het bergstation van de Langenstein-stoeltjeslift kwam. Ik koos nu voor een snelle manier om naar beneden te gaan en niet voor een bezoek aan het restaurant: ik wachtte met een drankje tot ik weer beneden zou zijn (de Hugo Nives, met citroenmelisse, is in het hotel erg dorstlessend!). Toen ik een wegwijzer zag staan met de vermelding “Martl Madonna” dacht ik even met plezier terug aan mijn prachtige tocht naar het witmarmeren Mariabeeld aan de voet van de Ortler die ik op 14 augustus 2019 had gemaakt! Terwijl ik naar beneden zweefde naar Sulden kon ik weer genieten van het uitzicht, ook naar het dal van het Obervinschgau ten noorden van Mals, dat ik in de verte zag. Het Reschensee meer kon ik vanaf dit punt niet meer zien…
- Bij het bergstation van de Langensteinlift: hier staan wegwijzers o.a. naar de Hintergrathütte, maar ook naar de Marlt Madonna (14 augustus 2019)
- Tussen het bergstation van de Langensteinlift en Sulden am Ortler: zicht vanuit de stoeltjeslift naar het noorden op het Obervinschgau
Nog lang nadat ik weer vaste grond onder de voeten had en ik weer in mijn hotelkamer naar König Ortler kon kijken had ik een uitermate goed gevoel over deze weliswaar inspannende, maar ook erg mooie tocht. Ook werd mij duidelijk dat mijn wandeling niet alleen mogelijk was gemaakt door de inspanningen van de toerisme-pioniers uit de 19e en 20e eeuw, maar ook door generaties van schapen-, geiten- en koeienhoeders en gemzenjagers door de eeuwen heen: zij hebben er gezamenlijk voor gezorgd dat wij nu zo gemakkelijk kunnen “verpozen” in deze bergwereld! Hiervoor moeten we dankbaar zijn en deze verworvenheden koesteren…
Hoeveel km is deze route? En waar is hij te vinden?