Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
18 maart 2022
Zon en sneeuw, maar ook Saharastof
Na mijn verblijf in het Engadin, in Scuol, ben ik afgelopen dinsdag, 15 maart, afgereisd naar Südtirol, naar Sulden am Ortler. Daar was ik al eerder geweest: van 11 tot en met 15 augustus 2019 en ik vond het er geweldig! Ik was dan ook erg benieuwd hoe ik die imposante bergwereld zou beleven in de sneeuw. Ik heb in de afgelopen dagen mijn avonturen van de vorige keren nog eens overgedaan – althans voor zover dat in het sneeuwlandschap mogelijk was… Toch beleefde ik meer dan genoeg plezierige en interessante momenten, om te beginnen met de reis van Scuol naar Sulden. Ik reisde met de Postauto via Martina aan de Zwitsers-Oostenrijkse grens, en vervolgens met een andere bus over de Reschenpas langs het Reschenmeer naar Mals. Bij het dorp Graun im Vinschgau passeerde ik de “verdronken kerk”, waarvan de toren nog boven het water van het in 1950 aangelegde stuwmeer, het Reschenmeer, uitsteekt. Tot nu toe had ik de toren steeds in het water zien staan, maar nu was het meer bevroren en liepen er mensen over het ijs om de toren heen!
In Mals dronk ik even een kopje buitengewoon lekkere Italiaanse koffie en vervolgde mijn weg eerst met de trein en daarna met de bus in de richting van Sulden. Ik weet niet of het altijd het geval is, maar tot nu toe heb ik op die lijn steeds chauffeurs gehad die geen Duits spraken of dat niet wilden spreken. Dit keer was het weer raak… Op het laatste, zeer bochtige, gedeelte van de rit vanaf het dorp Stilfs werd de bus tegengehouden door verkeersregelaars, omdat er dikke boomstammen op een vrachtwagen moesten worden geladen. Dat duurde natuurlijk wel even, dus de chauffeur zat op luide toon door de telefoon tegen een collega te foeteren dat dit oponthoud zoveel tijd kostte, dat dit van zijn pauze afging enzovoort… Ik vond het wel interessant om te zien hoe de houtmannen tewerk gingen: met een motorkettingzaag werden resterende takken afgezaagd en de stammen eventueel ingekort. Met de kraanarm van de vrachtwagen werden de dikke stammen opgetild alsof ze niets wogen en netjes opgeladen. Na de laatste stam werd het zaagsel op de weg op een hoop geveegd en vervolgens met een schep over de vangrail in de diepte gegooid. Dit alles gebeurde in een uitermate relaxt tempo… Toen we de vrachtauto mochten passeren kwamen we aan de andere kant van de bocht een lange stoet van verkeer tegen dat ook had moeten wachten. De eerste auto in de stoet, vlak voor de bocht, met een Nederlandse kenteken stond volgens de chauffeur te ver van de vangrail af, wat weer een scheldkanonnade ontketende met heel veel “Olandesi…!” Geestig!
Na een verder rustige bustocht stapte ik uit bij Hotel Nives, dat ook nu weer fantastisch was: ik had een hoekkamer waarbij ik naar het westen de Ortler kon zien en naar het noorden het dal van de Suldenbach beek, beide nu met sneeuw bedekt. Het was bij aankomst niet erg zonnig, maar de volgende ochtend zag het er veel beter uit! Ik genoot opnieuw van het uitzicht op de majestueuze König Ortler… Het was goed om hier terug te zijn.
De vorige keer was ik door en rond het dorp gegaan, waarbij ik de Kultur- und Geschichtenweg heb gevolgd: Sulden am Ortler: een eerste kennismaking. In dit jaargetijde was een gedeelte niet toegankelijk vanwege de sneeuw: op sommige punten zag ik ook sporen van (kleinere) lawines op de hellingen waar het pad loopt. Nu ziet het landschap er inderdaad héél anders uit!
De St. Gertraudkirche kerk uit 1902 ligt er zeker ook in het sneeuwlandschap fotogeniek bij tegen de achtergrond van de Ortler. In het dal van de Suldenbach beek lag nog een dik pak sneeuw en schitterde in het zonlicht. Ook het snelstromende water van de beek reflecteerde de zon. Wat liep ik daar toch wel erg gelukkig te zijn!
Hier zijn in het winterseizoen niet veel mogelijkheden om te wandelen – alles is voornamelijk ingesteld op skiën en snowboarden. Aan drie zijden van het dal zijn tegen de berghellingen skiliften en een kabelbaan aangelegd. Om de skiërs de gelegenheid te geven om te pendelen tussen de Kanzellift aan de oosthelling en de Langenstein Sessellift in het westen zonder hun ski’s uit te doen, was er een originele manier van vervoer: per arrenslee! Ik had al steeds vrolijk rinkelende bellen gehoord, nog voordat ik wist waar het geluid vandaan kwam: totdat ik twee enthousiast dravende paardjes voor een arrenslee zag langkomen! Daarachter was een dik touw met knopen bevestigd dat door skiërs vastgepakt kon worden en die vervolgens in een soort van “zwaan-kleef-aan” werden voortgetrokken over de besneeuwde weg tussen de beide dalstations van de liften!
Maar ook voor andere winterse sporten, zoals langlaufen, is er een parcours uitgezet. Door het dal ten zuiden van het dorp loopt de geprepareerde loipe: het is een rondtocht van 7 kilometer – tot aan het dalstation van de kabelbaan en terug. Een mooi gestileerd bord met een langlaufer in sierlijke bewegingen geeft het begin aan. De Ortler vormt ook hier weer een prachtig decor, met wat vage wolken rond de top. De uiterste rand van de loipe mocht ook door voetgangers gebruikt worden, dus liep ik daar in de zon te genieten! Behalve alpiene skiën en langlaufen was er ook de mogelijkheid om kennis te maken met een andere, nieuwere wintersport, het ijsklimmen. Dit is een speciale tak van alpinisme, waarbij liefhebbers verticale ijswanden en bevroren watervallen beklimmen. Daartoe is hier een hoge toren van ijzer opgetrokken met daaromheen een dikke, hobbelige laag ijs, de “Eisturm“, die aan het begin van iedere winter wordt opgebouwd. Zo laat in het seizoen was er van die kunstmatige ijsconstructie nog maar de helft over…
In de zomer had ik hier ook gelopen en verschillende houten beelden van de Alpendieren gezien die hier zijn geplaatst. Een beetje bevreemdend vond ik de bergmarmotten, de Murmeltiere, die in het echt in deze tijd nog hun winterslaap houden…! De gems die van een rotsblok sprong leek in haar natuurlijke habitat. De steenbok stond roerloos in de sneeuw, net zoals hij gedaan had tegen een groene achtergrond in de zomer van 2019!
Behalve de in de winter ingekorte culturele wandeling door en rond het dorp was er ook een wandeling vanaf het dalstation van de kabelbaan naar boven, naar het tussenstation en verder. Althans dat dacht ik: achteraf bleek dat de officiële wandeling niet bij het dalstation, maar bij het tussenstation begon… Hoe dan ook: ik liep in de richting van het dalstation van de kabelbaan en zag daar een brede weg die de helling opging – die had ik destijds in de zomer ook gezien vanuit de kabelbaan, die ik toen gemakzuchtig had genomen. Ik zag ook een grote blauwe ijsmassa die aan een rotspunt hing: een bevroren waterval! Die wilde ik wel wat nader bekijken, dus liep ik – braaf aan de buitenkant van de skipiste – naar boven. In de zomer was ik met de kabelbaan naar boven gegaan, omdat ik dichter bij de bron van de Suldenbach beek wilde komen: Sulden am Ortler: naar de bron van de Suldenbach beek. Toen had ik deze waterval niet gezien – ik had het toen te druk met het kijken naar de contrastrijke bergomgeving… Naarmate ik (best een beetje puffend!) hoger klom werd ook een hangbrug zichtbaar naast de waterval. Een idee voor een volgende keer, maar dan wel in de zomer…!
Na het passeren van de bevroren waterval en de hangbrug liep ik verder het steile pad op. Op een steil oprijzend rotsmassief werd mijn aandacht getrokken naar een marmeren gedenkplaat. Bij de bouw van de kabelbaan in 1975 was er hier een ongeval met dodelijke afloop gebeurd: Anton Zichsg (*1949) kwam hier om het leven, nog net geen 26 jaar. Naar boven kijkend tegen die steile rotswand zag ik de kabels van de kabelbaan afsteken tegen de blauwe lucht en bedacht dat het gewoon naar boven zweven wel een prijs heeft… “Ruhe in Gott” stond onder aan de plaquette.
De brede piste ging steeds verder naar boven en uiteindelijk had ik een prachtig uitzicht over de bevroren waterval, de kabels van de kabelbaan en in de verte de besneeuwde Königspitze. Er waren nog niet veel skiërs die vanaf het tussenstation van de kabelbaan naar beneden skieden.
Wel zag ik dat de lucht een beetje troebel was door Saharastof: eens in de zoveel tijd komen lichte stofdeeltjes vanuit de woestijnen van de Sahara via de hogere luchtlagen naar onze streken, en slaan dan neer. Dit gebeurde in deze tijd ook in dit gedeelte van Noord-Italië, maar niet zo heftig als in Zwitserland, net aan de andere kant van de bergtoppen van de Sesvanna-groep… Ik had het al in de loop van de avond, maar ook later gezien: de rossige verkleuring van de atmosfeer.
Niet lang daarna bereikte ik het Mittelstation van de kabelbaan. Daar moeten de passagiers van gondel wisselen om het bergstation te bereiken. Ik kon nog net mee – als haringen in een ton stonden we op elkaar gepropt! Mondkapjes waren verplicht…
Boven aangekomen had ik weer dat fenomenale uitzicht op de bergen die het dal van de Suldenbach beek afschermen: de Suldenspitze (3.376m), Königspitze (3.850m) en König Ortler (3.905m). Voor dit uitzicht maakte het seizoen niet veel verschil: de omgeving was nu in de winter meer wit dan grijs. De Staubachhütte Hut zag er verlaten uit – het terras van het restaurant van de kabelbaan daarentegen was drukbezet. Iedereen zat in het zonnetje en genoot van een lunch met een prachtig uitzicht op de Königspitze en de Ortler. Ondanks de warme zon ben ik toch maar even binnen gaan zitten, want van mijn tocht naar boven was ik redelijk bezweet geraakt… Mijn dorst leste ik met een grote fles mineraal water (ja: echt waar!).
Niet iedereen zat op het terras: er werd ook enthousiast geskied en gesnowboard. Vanaf het bergstation op 1.900 meter gaat een stoeltjeslift naar de pistes in de buurt van de Madritschhütte hut op 3.250 meter. Er stonden lange rijen voor de ingang. Kabelbaan en liften dienen het gemak van de skiërs, die er niet al te vaak bij stil zullen staan dat ook hier een ongeluk in een klein hoekje kan zitten. Vlak bij het bergstation van de kabelbaan stond een stoere sneeuwscooter met daarachter een slee om gewonde skiërs af te voeren… Hopelijk hoefde er vandaag niemand gered te worden…
Wachtend op de kabelbaan naar beneden had ik ook weer een indrukwekkend uitzicht naar het noorden, naar Sulden. Het zicht was inmiddels een beetje vertroebeld door een lichte nevel, waarschijnlijk ook vermengd met stof. Hier viel het verschil tussen zomer en winter wel erg op! Nu was het landschap bijna effen wit, maar toen ik op hetzelfde punt stond in augustus 2019 zag het er zeer contrastrijk uit: het groen van de begroeiing stak fel af tegen het grijzige gruis van de morenen die door de gletsjers van vroeger waren achtergelaten. Hoe dan ook: het blijft een boeiend uitzicht!
Gisterochtend was het niet echt zonnig en besloot ik naar Gasthaus Waldruhe te wandelen. Deze uitspanning ligt in de bossen iets ten noorden van Sulden. Omdat er nogal wat sneeuw lag op de weg langs de berghelling besloot ik eerst nog even te gaan kijken bij de jaks van de Südtiroler extreem-bergsporter Reinhold Messner (*1944), die in 2004 in Sulden één van zijn musea over “De Bergen”, heeft geopend. In de oude boerderij ernaast zit een restaurant “Yak & Yeti“. Hij heeft zelf een kudde jaks die hij in de zomer hoog in de bergen bij het bergstation van de kabelbaan laat grazen. De Jak (of Bromrund, Bos mutus voor de wilde jak en Bos grunniens voor de gedomesticeerde jak) behoort tot één van de vijf typen runderen in de wereld die door de mens zijn gedomesticeerd. Zij komen oorspronkelijk uit het Himalayagebergte en Tibet, en worden ook gebruikt als lastdier. Door hun lange vacht zijn zij geschikt om zelfs boven 3000 meter te leven. Hier in Sulden zijn zij in de wintermaanden beneden in het dorp. Ik kwam net langs toen ze vanuit hun nachtverblijven langs vaste paden door de glooiende met sneeuw bedekte weiden liepen. Het was een fraai gezicht – er was ook duidelijk een hiërarchie!
Gisteren, maar ook vandaag (vooral in de ochtend), was het zicht op de Ortler gevoileerd door de vertroebeling van de lucht met Saharastof. Het gaf er wel een mystieke sfeer aan. De grote blokgletsjer aan de noordzijde van de berg was nu erg goed te zien!
Vanaf de weide met de jaks volgde ik de verharde weg in de richting van het dal, maar eenmaal bij de afslag naar het Gasthaus gekomen had ik nog niet zo’n behoefte aan een kopje koffie – ik had erg uitgebreid ontbeten met allerlei lekkere dingen die ook nog gezond waren. Omdat ik op de heenweg naar Sulden vanuit de bus een kapelletje langs de weg had zien staan, dat op de kaart werd aangeduid met “Lourdeskapelle” in het buurtschap Ausser-Sulden, stroomafwaarts langs de Suldenbach beek, besloot ik om daar naar toe te lopen. De Forststrasse slingerde zich met vele haarspeldbochten naar beneden, waar zij uitkwam op de doorgaande weg van Sulden naar Stilfs. Ik volgde de hoofdweg – dit was goed te doen, want er was niet veel autoverkeer. Nu pas merkte ik hoe rustig dit gedeelte van het dal is: er staan wat eenzame boerderijtjes en verweerde stalletjes – in de diepte ruist de Suldenbach beek. Ongeveer een uur na mijn vertrek uit Sulden bereikte ik het witte kapelletje, waarvan het dak en de toren bedekt waren met houten shingles. De deur met houtsnijwerk was mooi verweerd, maar was helaas op slot. Ik kon alleen maar door de twee kleine ramen aan weerskanten van de deur naar binnen kijken. De lichtinval was bijzonder.
Ik was wel een beetje teleurgesteld over het niet open zijn van de Lourdeskapel en daalde af naar de doorgaande weg langs de handvol huizen van dit buurtschapje. Bij een boerderij zag ik iemand al een voorschotje op het voorjaar nemen. Hij had zijn Einachser tractor met maaibalk uit de schuur gehaald om die na te kijken op zijn voorerf. Ik hoorde wel dat de motor eerst een beetje stotterde. Na een paar bijstellingen was dat niet meer het geval. Natuurlijk kon je erop wachten…: hij schakelde het aandrijfmechanisme in, de machine maakt een sprongetje naar voren en ging er heel even met hem vandoor! Geestig om te zien. De man was blijkbaar toch tevreden over het functioneren van de machine en reed haar voorzichtig weer de schuur in! Het tafereeltje straalde een rust uit en ook wel vertrouwen in de toekomst.
Vanaf de doorgaande weg ging ik stroomopwaarts van de in de diepte stromende Suldenbach beek terug naar de bushalte bij Razoi, een buurtschapje dat gevormd wordt door enkele huizen die in een klassiek, maar soms ook in een modern jasje gestoken waren. Omdat ik best een tijdje op de bus moest wachten, keek ik nog even bij een klein wegkapelletje dat er gesloten uitzag, maar dat toch open was! Het bleek een mini-uitvoering van een Lourdeskapel te zijn. Er stonden velerlei kaarsjes en beeldjes van engelen op een plankje aan de voet van een uit steentjes opgebouwde grotto met daarin een mini-Maria met haar hemelsblauwe mantel. Er stonden wel wat kaarsen, maar ik zag geen lucifers. Ik wilde toch een “offergave” doen voor de wereldvrede, dus legde ik een mooi steentje, dat ik ergens buiten in het gras vond, bij het Mariabeeldje. Een echt kaarsje zou ik later gaan opsteken in de St. Gertraudkirche kerk in het dorp.
Niet lang daarna verscheen de bus en… een nukkige chauffeur die geen Duits sprak, gaf met een kort hoofdgebaar aan dat ik kon doorlopen en niet hoefde te betalen. Dat vond ik in dit geval wel best. Met die besparing ben ik een Bauerntoast gaan eten bij het restaurant Ski-Alm bij het dalstation van de kabelbaan. Het was er gezellig druk en ik kreeg een tosti, gemaakt van Paarl-brood (dat brood uit het Vinschgau van roggemeel met o.a. anijs dat ik zo lekker vind!), kaas en spek. De combinatie van de anijs in het brood, de kaas en het spek was erg bijzonder! Na een lange tocht terug naar het hotel had ik s’ avonds niet veel zin meer om weer naar buiten te gaan om ergens wat te eten: ik maakte het mijzelf gemakkelijk en at een lekkere pizza in “The Bar” van Hotel Nives.
Vandaag ben ik opnieuw naar Gasthaus Waldruhe gegaan, nu wel via de rustige bosweg. Ik kwam langs het kleine chaletje, het Mountain Museum Alpine Curiosa, dat onderdeel is van het Messner Mountain Museum. Hier heeft Reinhold Messner een overzicht tentoongesteld van wat hij persoonlijk interessant vond op het vlak van alpinisme. Hier was ik de vorige keer ook al eens. Opnieuw maakte het beeld van Julius Payer (1841–1915) indruk op mij. Julius Payer was een Oostenrijk-Hongaarse poolreiziger en cartograaf. Hij heeft als eerste het berggebied rond de Ortler in kaart gebracht. Ook deze kaart wordt tentoongesteld en is een juweeltje!
Bij de VVV in het dorp staat ook een ander eerbetoon aan de pioniers van het toerisme in Sulden en het Ortlergebied: tegen de achtergrond van puntige granieten platen die de bergen voorstellen staan drie houten palen met daarop van links naar rechts de beeltenissen van pastoor Karl Eller, Theodor Christomannos en de architect Otto Schmid. Op een plaquette wordt vermeld waarom juist aan deze drie heren de eer toekomt. Pastoor Karl Eller heeft in 1899 de voorloper van de huidige “Bergrettung Sulden“, de reddingsdienst voor bergongelukken, opgericht, samen met Theodor Christomannos (1854–1911), een Oostenrijkse politicus, jurist en enthousiast bergbeklimmer wiens familie oorspronkelijk uit Griekenland stamde. Hij heeft veel betekend voor Sulden: hij liet de verharde weg vanuit het dal naar het dorp aanleggen en hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van de spoorlijn van Mals naar Meran, de Vinschgaubahn. Hij financierde de bouw van meerdere grote hotels in Sulden, zoals Hotel Sulden dat ontworpen was door de Weense architect Otto Schmidt (1857–1921). Een ander indrukwekkend gebouw van zijn hand is de Evangelische kapel die hij maakte op verzoek van zijn vrouw die protestant was. De vorige keer bezocht ik dit kapelletje, dat ook aan de Kultur- und Geschichtenweg ligt – ik herinnerde mij nog hoe vredig de atmosfeer daar was.
Na het chalet ben ik doorgelopen naar Gasthaus Waldruhe, dat nét open was gegaan. Bij de toegangsdeur stond een ludieke tekst: “Es werden wieder Zeiten kommen, in denen das einzige Ansteckende das Lachen ist” (Er zullen weer tijden komen waarin het enige aanstekelijke het lachen is). Het was er best al druk en de sfeer was er gezellig. Dus met die aanstekelijke lach komt het ook wel goed.
Op de terugweg brak langzaam de zon door en scheen op de Ortler. Dat bracht mij op het idee om met de stoeltjeslift vanaf het dorp naar het bergstation op de Langenstein te gaan. Vandaaruit had ik op 14 augustus 2019 die mooie wandeling naar de Marlt Madonna gemaakt, het witmarmeren beeld van Maria dat op 2.568 meter hoogte aan de rots hangt: Sulden am Ortler: voettocht naar de Marlt Madonna. Dus zoefde ik stilletjes naar boven.
Hier was de Ortler dominant in beeld! Ook was goed te zien hoe dik de blokgletsjer, de Marltgletscher, was.
Vanaf dit punt is het beeld van de Marlt Madonna met het blote oog niet zichtbaar, zeker vanwege de witheid van de berghelling. Maar ik kon de positie wel goed inschatten: het beeld hangt recht onder het dikste gedeelte van de Marltgletsjer. Op een foto in de zomer is dat goed te zien.
Opnieuw viel het contrast tussen winter en zomer mij op toen ik weer afdaalde met de stoeltjeslift en zicht had op de bergen ten oosten van Sulden, die in de zomer heel wat minder besneeuwd zijn.
Zoals ik mij had voorgenomen gisteren bij het kleine Lourdeskapelletje langs de weg bij Razoi ben ik na terugkomst in het dorp naar de St. Gertraudkirche gegaan om een kaarsje te branden voor de wereldvrede. Buiten de kerk staat een oorlogsmonument, bestaande uit een kloek brok graniet met op een donkermetalen plaquette de namen van de soldaten uit Sulden die in de Eerste en in de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld. Op een kruis gemaakt van berkenstammetjes rust een helm. In de kerk zelf heerste rust en het zonlicht viel gefilterd naar binnen. Mijn kaarsje voor de wereldvrede voegde ook nog wat licht toe…
Hiermee is de hernieuwde kennismaking met Sulden am Ortler, ditmaal in de sneeuw, tot een einde gekomen: morgen ga ik weer naar huis. Toch weet ik zeker dat ik terug zal komen naar deze bijzondere plaats!
Magnifique ! Que de belles choses…. J’aime beaucoup La Chapelle de Lourdes aussi.
Nous pensons en ce moment au soleil et à l’été mais ce sont des photos rafraîchissantes qui font plaisir à admirer.
À ton retour, si tu es en Hollande après la Pentecôte téléphone nous pour prendre rendez-vous. Fin mai nous serons à Paris pour quelques jours.
À bientôt donc, groetjes du plat-Pays?
Hallo Pauline ,
wat een boeiend verslag van je Oostenrijkse avonturen heb je weer voor ons gemaakt. Met heel veel plezier weer gelezen. Weer zag ik mij bekende punten voorbij komen. Veel dank en groeten,
Hans