Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
23 september 2018
De moeilijke weg is wel de mooiste…
Vanochtend leek het weer beter te zijn dan gisteren: er waren nauwelijks wolken rond de bergen, dus stapte ik na weer een lekker ontbijt, met natuurlijk de Birchermüesli, in de Postauto van 09.18 uur naar St. Antönien, om daar aan een etappe van de Via Alpina te beginnen in een gebied dat ik helemaal niet ken: Etappe 61 van de Rode Route. Eigenlijk begon ik met de Etappe in de tegengestelde richting: om de Etappe van de Carschina Hütte naar St. Antönien af te leggen, moest ik eerst in die hut aankomen!
De Postauto vertrok van het station van Küblis in westelijke richting, reed door het industrieterrein, ging een dal naar het noorden in, dat van de Schanielbach beek, en klom over een smalle weg langs de berghellingen met prachtige beukenbossen, steeds verder het dal in tot aan de dorpskern van St. Antönien, St. Antönien Platz. Daarom heen liggen vele boerderijen, her en der verspreid in het groene landschap. Vele mensen stapten daar uit, maar degenen die naar de Carschina Hut (of verder) wilden, konden blijven zitten tot aan de halte “Rüti“, een stuk verder de berg op. Daar keerde de Postauto om en verdween weer dalwaarts.
Vanaf “Rüti” was er in feite maar één weg naar boven, en dat was de verharde weg die ook door de auto’s werd gebruikt om bij de parkeerplaatsen of als verste punt bij het Berghotel Alpenrösli in Partnuns te komen. De weg werd vandaag ook gebruikt door de boeren die overal langs de weg het schrikdraad aan het opruimen waren. Ik had vlak bij St. Antönien al een bord “Offenes Weidegebiet” gezien, en al lopend ook een waarschuwingsbord voor overstekende koeien.
Al lopend kreeg ik alvast een voorproefje van het feestje van deze dag: toen ik een bocht in de weg om kwam zag ik een fascinerende rotswand met scherpe pieken opdoemen: de uit kalksteen bestaande Wiss Platte (2.628m) of “Weissplatte” en de Schijenfluh (2.627m).
Ik zag ook een bord dat trots vermeldde: “FW 2018 Baukurs“: hier was vanuit het “Amt für Wald und Naturgefahren” van het Kanton Graubünden een cursus georganiseerd waarbij het ging om het trainen van manieren om erosie door sneeuwval en -smelten te voorkomen, bijvoorbeeld door het bouwen van lawineweringen.
Naarmate ik verder de weg vervolgde kwamen die kalkrotsen steeds mooier en indrukwekkender in beeld: vanuit het groene weidelandschap rezen ze steil op. De Walserhuizen en -schuren waren bruinzwarte vlekjes, beschenen door de ochtendzon.
Sinds juni was er in dit gebied een kunstmanifestatie onder de naam “Kunstluft“, waarbij verschillende kunstenaars uit Zwitserland en andere landen zich bezig hebben gehouden met kunst in relatie met de alpiene buitenwereld. Wat al iets langer bestond was de “Heinzenkapelle“, een boerenschuur die omgevormd is door een drietal kunstenaars tot een soort heiligdom, waar allerlei gebruiksvoorwerpen zijn gemaakt van “Heinzen“, de hooiruiters, die ik gisteren aan de boerenschuren heb zien hangen. Hier was een van de thema’s een drone gemaakt van het hout van hooiruiters: de kunstenaar geeft hier uiting aan de angst voor bespieding en haalt er van alles bij, van de Walkuren-rit van Wagner tot een helikopteraanval op een dorp in Vietnam in de film “Apocalyps now“. Het lijkt een soort aanklacht tegen de huidige samenleving, iets wat mij iets ver gaat: de kunstenaar is zelf onderdeel van deze samenleving en heeft er ook veel aan te danken… Buiten stond een halfronde zitbank met overkapping, met het opschrift “Äolusharfe“, een windorgel. Als je daarop ging zitten moest je wachten op de volgende windstoot en dat kreeg je “sphärische Klänge” te horen – klanken die te vergelijken zijn met die van Tibetaanse klankschalen. Ik ben even gaan zitten, de klanken waren rondom mij en dat bracht werkelijk rust.
Weer onderweg zag ik steeds weer die grote bergen oprijzen; ze werden steeds indrukwekkender!
Nadat ik even een kopje koffie had gedronken bij het Berggasthof Alpenrösli, vervolgde ik mijn weg naar de Carschina Hut. Inmiddels had ik het tekentje van de Via Alpina op de gele borden al niet meer gezien… Met iedere stap kwam ik dichterbij de indrukwekkende bergketen van de Wiss Platte en de Schijenfluh! Of ik nu in de richting van de Madrisahorn (het oosten) keek of naar de Wiss Platte en Schijenfluh ( het noorden), ik was helemaal enthousiast. Vanuit het groene dal van Küblis verwacht je zo’n bijzonder landschap, in allerlei kleuren wit, niet! Bovendien kwam nu in het westen ook de bergketen van de Sulzfluh in beeld. Het was aardig om ook eens van de berg in de verte naar de grond bij mijn voeten te kijken: daar stond een heel veld met Alpenvrouwenmantel (Alchemilla alpina), met nog regendruppels als parels op de grijsgroene blaadjes.
Tussen de bergketens van de Wiss Platte en Schijenfluh aan de oostkant en de Sulzfluh aan de westkant ligt een brede bergpas naar Oostenrijk, de “Gruen Fürggli“, waarover een pad naar de Tilisuna Hut in het Gampadelstal dal leidt, die in het Oostenrijkse dal, het Montafon ligt. Uit de verte lijkt het alsof het gebied bedekt is met ijs van een gletsjer, maar het bestaat uit golvende blokken kalksteen.
Er bloeiden nog veel planten, onder andere de Wondklaver (Anthyllis vulneraria) en de Zilverdistel (Carlina acaulis). Deze twee had ik gisteren tijdens mijn tocht over de Saaser Alp bij het “Naturheilkräuter“-pad gezien. De Wondklaver helpt bij wonden (zoals de naam al zegt), slechte doorbloeding en wintervoeten of -handen. De (beschermde!) Zilverdistel is nuttig bij problemen met nieren, blaas, lever en gal…. Interessant om deze mooie planten te zien en te weten dat ze ook nog de mens hebben kunnen helpen bij ziekte en ellende, lang voor de tijd dat grote farmaceutische ondernemingen een soort monopolie hebben verkregen over onze gezondheid…
Rond half één was ik zo hoog gestegen dat ik een fantastisch panoramisch uitzicht rondom had. Plotseling hoorde ik het geluid van een alpenhoorn dat van ergens heel ver weg kwam. Het was verder stil en het viel me op hoe ver dat geluid draagt! Het was weer zo’n bijzonder moment…
Ik had over de brede, gemakkelijke weg kunnen gaan, die zich langzaam tegen de berghelling naar boven slingerde, maar ik koos een steil pad dat met in de helling aangelegde treden recht tegen de helling omhoog ging. Daarbij zag ik in de diepte ook het bergmeertje van Partnun, de Partnunsee, dat blauwgroenig lag te glanzen in de zon aan de voet van de Wiss Platte met de grijzige puinvelden. Omhooglopend hield ik steeds weer de Sulzfluh in mijn blikveld.
De zon scheen, het was weer lekker warm. Het uitzicht werd ook steeds indrukwekkender…
Toen ik vlak bij de voet van de Sulzfluh was gekomen, ging een pad naar de berg toe, naar de “Klettersteig“, waar ik kleine kleurige vlekjes tegen de vrijwel loodrechte bergwand zag. De echte bergbeklimmers dus! Af en toe hoorde ik ook het geluid van hun stemmen dat kwam aanzweven. Het landschap werd steeds ruiger, met grote brokken kalksteen die als door een reuzenhand over de hellingen waren uitgestrooid. Ook kwam de Carschina Hut in zicht: eerst leek het gebouw een klein rotsblok in vergelijking met een andere berg die letterlijk overal boven uit torende: de “Drei Türme“, de “Drie Torens”, ten westen van de Sulzfluh. Naar het zuiden kijkend zag ik een lieflijk glooiend gebied, de Alp Carschina, waarover de officiële route van de Via Alpina zou lopen. Ik vond mijn kant met het enorme puinveld wel interessanter!
De Carschina Hut ligt op 2.229 meter hoogte, net boven de “Carschina Furgga“: vanuit deze richting komt de route van Etappe R60 vanaf de Schesaplana Hut naar de Carschina Hut. Ook die etappe belooft wat – dat is iets voor een volgende keer! Eerst wat rusten en wat eten bij de Carschina Hut, waar het gezellig druk was in de “Stube“. Voor buiten zitten was het te koud: er was een kille westenwind die over die Carschina Furgga woei. Daar zag ik ook wel wat donkere wolken aankomen…
Ik dronk eerst een groot glas mineraalwater met vlierbloesemsiroop en trakteerde mezelf vervolgens op een “Carschina Rösti” met een “Prättigauer Hauswurst“. Daar moest ik 20 minuten op wachten, maar dat was het meer dan waard: het was erg lekker.
Om kwart voor drie ging ik weer op weg, nu om aan de eigenlijke Etappe 61 te beginnen… Op de wegwijzer stond veel informatie: over de Via Alpina zou ik in 2 uur en een kwartier in St. Antönien aankomen, over de route die ik op de heenweg had gevolgd zou het een kwartier langer duren. De afdaling over de verharde weg trok mij niet erg, dus besloot ik om dezelfde weg terug te lopen. Wat was ik blij dat ik op de heenweg de omgeving goed had kunnen bekijken en ervan genieten, want bij de afdaling kon ik alleen maar naar mijn voeten kijken en helemaal niet meer om mij heen. Spijt van de beslissing had ik niet: ik had in de loop van de tijd gemerkt dat afdalen over de verharde weg geen pretje voor je knieën is!
Wel hield ik het weer een beetje in de gaten, want er kwamen toch veel donkere wolken opzetten. Het spel van licht en donker leverde wel mooie beelden op!
Ook zag ik verschil tussen het ochtendlicht en het middaglicht: het was boeiend om het landschap op twee verschillende tijdstippen te zien.
Naarmate ik dichter bij St. Antönien kwam zag ik steeds meer vliegenzwammen (Amanita muscaria) in grote groepen bij elkaar staan – verder ook andere giftige paddenstoelen. De zon was inmiddels verdwenen achter donkere wolken die ik al had zien aankomen toen ik bij de Carschina Hut vertrok. Het werd al een beetje donker en het begon ook wat te regenen. Ik had het witgrijze landschap achter me gelaten en liep het groene gebied rond St. Antönien binnen: met bossen, de paddenstoelen en toch nog veel weiden met koeien, die mij nieuwsgierig nakeken.
Toen ik in Küblis terugkwam was het stevig gaan regenen. Wat een prachtige dag is het geweest: het was een tocht van superlatieven! Dit gedeelte van Prättigau vind ik een fascinerend gebied waar ik graag nog terug wil komen en waar ik nog lang niet ben uitgekeken. Als ik een volgende keer weer tussen Landquart en het Engadin reis, zal ik toch met andere ogen naar dit gebied kijken…
Geef een reactie