Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
17 augustus 2019
De tocht naar S-charl is mooi – in de zomer en in de winter!
Toen ik afgelopen donderdag 15 augustus uit Sulden am Ortler vertrok, trof ik een wat nukkig buschauffeur die blijkbaar niet echt blij was om op de feestdag “Maria Hemelvaart” te moeten werken: hij leek geen Duits te verstaan, dus een kaartje kopen naar Scuol in Zwitserland bleek een te grote opgave voor zowel mij als voor hem, dus dan maar een kaartje tot aan Mals gekocht. Bij de overstap in Spondinig richting Mals bleek het kaartje niet juist te zijn, maar ook deze chauffeur sprak alleen naar Italiaans, zodat de medepassagiers voor mij tolkten… Maar de zon scheen, dus waarom ergens een probleem in zien!
De tocht met de Postauto van Mals naar Zernez verliep voorspoedig – ik keek nog wel even naar de steile helling vanaf Taufers i.M. naar de Rifairalm, die ik een week geleden had beklommen…!
Toen ik in Scuol aankwam bij Hotel Altana voelde dat als thuiskomen: een mooie kamer met uitzicht naar het zuiden, ‘s-avonds lekker eten en drinken in goed gezelschap.
Gisteren heb ik een dag niets gedaan. Het was opnieuw mooi weer en ik heb door het dorp gelopen en wat boodschappen gedaan. Vandaag heb ik de wandelschoenen aangetrokken en ben met de drukke Postauto van 9.30 uur vanuit Scuol vertrokken naar de halte Plan da Funtanas, om het tweede gedeelte van Etappe 67 van de Rode Route van de Via Alpina af te maken. Dit is het punt tot waar ik de vorige keer (15 juni jl.) ben gekomen. Ik was de enige die daar uitstapte. De bus verdween al snel uit het zicht.
Ik begon aan mijn tocht te voet naar S-charl, niet precies wetende hoe het landschap er nu uit zou zien… Het is in het afgelopen jaar weer vaak noodweer geweest, met vele landverschuivingen en daarmee samenhangend de nodige herstelwerkzaamheden aan de toegangsweg. Het was duidelijk dat er weer veel werk verzet was om de weg vrij te maken…
Op een wat breder stuk van de weg naast een sparrenbos zag ik een gebouwtje van hout met paardenboxen: daar staan in de winter de paarden die de sleden trekken vanaf dit punt naar S-charl. Deze sledetochten worden georganiseerd vanuit Hotel Mayor in S-charl. Nu waren de stallen leeg. Toen ik tijdens de afgelopen jaarwisseling in Scuol was, heb ik zo’n tocht meegemaakt. Ik had Monika en Olivier daarvoor uitgenodigd. De enige dag dat wij konden en de organisatie nog plaats had was op 2 januari. Op Nieuwjaarsdag was het stralend weer geweest: zonovergoten met een strakblauwe lucht, maar op woensdag de 2e januari was het totaal anders… Het was zwaarbewolkt met een koude wind. Toch waren er behalve wij drieën nog 12 anderen, die kleumend op het stationsplein van Scuol stonden te wachten om met een shuttlebusje over de bochtige, met tot ijs platgereden sneeuw bedekte bergweg naar het beginpunt bij het stalletje te gaan. Daar stonden vier sleden met ieder twee paarden voor ons klaar, bekleed met schapenvachten en dikke plaids. We kregen warme kruiken voor onder onze voeten of op onze schoot, en we installeerden ons vol verwachting in de sleden. Af en toe viel er wat sneeuw. Het had wel een hoog Dokter Zjivago-gehalte …! Nu ik er vandaag liep was het warm en leek de sledetocht echt iets uit een andere wereld.
Toch was het opvallend dat nu het grijs en grauw van de puinhellingen nauwelijks verschilden van de kleuren in de winter! Nu en op 2 januari kwam ik langs een aardpiramide, zoals die ook bij Hof Zuort ten noorden van Vnà staan (zie het bericht van 22 juli 2018). Hier is door erosie een scherpe richel in de berghelling ontstaan, met scherpe pieken. De gebruikelijke steen die als een “hoed” op zo’n piek staat, ontbreekt hier – die is er wellicht afgevallen. Toen we er in de winter langskwamen, lag er geen sneeuw op. Dat gold ook voor vele steile hellingen.
De winterse sledetocht werd best een avontuur. Het duurde nogal lang voordat de sledes in beweging kwamen. Onze twee paarden – de merries bleken Meta en Zeta te heten – werden wat ongeduldig van het wachten. Zij besloten daarom om dan maar zelf in beweging te komen – dit tot schrik van onze koetsier, die met een paar grote sprongen op de bok kon klimmen, en van diegenen die aan de rechterkant van de slee zittend (zoals Monika) het ravijn wel heel snel op zich af zagen komen…! De rest van de tocht was rustiger, maar wel fascinerend, omdat het landschap dat wij alle drie erg goed kennen vanuit de wandelingen in het zomerseizoen, er in de winter zo anders uitzag! De winterse stilte werd alleen verstoord door het kraken van het harnachement van de paarden, de zachte commando’s van de koetsier en het knarsen van de slede over stukjes weg waar stenen of ijs lagen. Het landschap van sneeuw, ijs en rotsen gleed langs, terwijl wij zachtjes in de slede met de cadans van de stille paardenvoeten mee schommelden.
Nu ik hier in de zomer wandelde werd de stilte alleen verstoord door auto’s of de Postauto die langsreden en wandelaars en mountainbikers in stofwolken hulden. Toen het vorige week zulk slecht weer was in het Vinschgau aan de andere kant van de bergketen, was het ook het geval in het Val S-charl: er had opnieuw veel geschoven en opgeruimd moeten worden. Dat er onlangs nog gewerkt was, kon je zien aan een dragline die ergens gestald was, of aan een eenzame laadbak van een kraantje die achtergelaten was. De betonnen brug die na het noodweer van enige jaren geleden was gebouwd, lag er nog goed bij. Inmiddels heeft men een methode toepast bij de puinmassa’s aan de rechterhellingen van het dal om te voorkomen dat zij bij hernieuwde zware regenval weer over de weg spoelen: men heeft in de uitlopers van de puinhellingen een brede goot gegraven, een paar meter uit de doorgaande weg om het meeste water naar een diepe put te leiden, vanwaar het, naar men hoopt, “gecontroleerd” in de Clemgia stroomt. Toch lijkt de omgeving van de rivierbedding en het omliggende gebied hier en daar eerder op een maanlandschap…
Tijdens onze winterse sledetocht zag alles er nog onherbergzamer uit: toen waren er geen kleurcontrasten door zomerse begroeiing, zoals nu. Het leek allemaal op beelden van zwart-wit fotografie. De grote lijnen van de puinhellingen waren nog wel herkenbaar. Het enige dat kleur gaf aan het landschap was de kleding van de passagiers!
De puinhellingen zijn maar sporadisch begroeid met struikjes in winter en zomer, of wilgenroosjes in de zomer. Omhoog kijkend zag ik een over de rand van de rots hangende grove den die als ragfijn knipselwerk afstak tegen de blauwe hemel. De bermen langs de rotswand aan de rechterzijde van het dal zijn wel begroeid – en de rotswand zelf ook: hier en daar groeien kleine kleurrijke polletjes van Geel Bergsteenbreek (Saxifraga aizoides) en Campanula alpina, “Alpen-Glockenblume” in het Duits. De letterlijke vertaling in het Nederlands zou “Alpenklokjes” zijn, maar daarmee wordt ook een andere plant aangeduid, de Soldanella alpina, met hippe franjes aan de bloemkelk.
Hoe verder stroomopwaarts, des te minder puinhellingen te zien zijn: de hellingen zijn veel meer met naaldbomen begroeid. De Clemgia stroomt hier door een brede, vlakke bedding. Aan de rechter berghelling zag ik bij een laatste puinhelling een geel wandelbordje in de richting van S-charl wijzen. Omdat ik beetje genoeg had gekregen van het lopen over de stoffige weg die ik moest delen met fietsers en auto’s, koos ik voor de steile klim over het losse puin.
Bovenaan het puin kwam ik bij een bospad, dat zich door een oase van groen slingerde. Het zonlicht werd getemperd door de groene heesters en de zwarte dennen. Overal ruisten waterstroompjes en het was daardoor lekker koel. Boven het pad dansten zwermen muggen in het zonlicht. Uit het dal klonk alleen maar zacht geruis van de Clemgia. Wat een verschil met de weg door het dal met het steenpuin in en om de rivierbedding…
Na een half uurtje zag ik vanuit de hoogte de gebouwen van de Engadiner Waterkrachtcentrale in de Clemgia bij de bushalte van de Postauto “Val Mingèr“, één van de toegangspunten tot het Zwitserse Nationaalpark. Het bos werd nu droog en zonnig. Er was een stevig verankerde houten brug over een diep zijdal, waar nu geen water meer doorheen stroomde, maar stroomopwaarts zag ik niet alleen grote boomstammen liggen die in het voorjaar waren meegevoerd, maar ook een verse boomstam met wortelstronk die duidelijk bij het laatste noodweer naar beneden is gekomen… Stroomafwaarts zag het er rustiger uit. In de diepte zag ik de Clemgia stromen met grijsblauw water.
Vanaf de brug leidde de bosweg weer langzaam omlaag naar de verkeersweg. Het bijzondere van dit gedeelte van de tocht is dat na alle puinhellingen en de brede en stenige bedding van de Clemgia er opeens veel meer graslanden verschijnen.
Het Mijnbouw- en Berenmuseum, Museum Schmelzra, is niet alleen op maandag gesloten, maar ook op zaterdag: dus kon ik weer niet naar binnen… Vlakbij staat de kalkoven, de Chalchera, die duidelijk gerestaureerd is, aan de nieuwe houten opbouw te zien. Hij wordt ook nog gebruikt: rondom de oven liggen op meerdere plekken in het gras vers gebrande kalk op hoopjes. Er waren ook tekenen dat er aan de oorspronkelijke mijnwerkershuizen, waarvan nu alleen maar de buitenmuren overeind staan, wordt gemetseld – met nieuw gebrande kalk. Er hing wel een bord met de waarschuwing dat betreden op eigen risico was… In de winter kwamen we er ook met de paardenslee langs: toen hadden alle muren witte hoeden van sneeuw op!
Tussen het Museum en het dorp S-charl liggen in het brede dal mooie graslanden, waar men op één weiland bezig was om het hooi binnen te halen: het lag al op wiersen. Mensen waren bezig om het laatste hooi bijeen te harken.
Toen wij in de winter, op 2 januari jl., met de paardensleden in S-charl aankwamen gingen we bijna allemaal naar Hotel Mayor om op te warmen. We hadden het ondanks onze dikke kleren, de dekens en de kruiken best wel erg koud gekregen! Toch was het een mooi, romantisch gezicht om de sleden met de paarden geparkeerd te zien staan bij het hotel en voor het witte kerkje, te midden van een wit-besneeuwd landschap. Binnen was het lekker warm en gezellig. We aten iets warms als lunch en met koffie toe, waren we weer helemaal klaar voor de terugreis. Tegen een uur of vier vertrokken we: de terugreis ging bergafwaarts en daarmee sneller. Het was al helemaal donker toen we bij het stalletje vanuit de slede in het shuttlebusje stapten om weer naar Scuol te gaan. De tocht was zeker de moeite waard geweest!
Vandaag, op deze mooie zomerdag, ben ik voor de verandering niet naar Hotel Mayor gegaan, maar naar Gasthof Crusch Alba, waar ik buiten op het terras koffie met kwetsentaart heb genomen. Het was plezierig om daar in de halfschaduw te zitten en uit te rusten. Daarna was ik ruim op tijd om met de Postauto terug te gaan naar Scuol.
Nu ik Etappe 67 van de Rode Route nogmaals gelopen heb, kan ik gerust zeggen, dat zij nog steeds erg de moeite waard is: dit ondanks de omstandigheid dat in het eerste gedeelte de weg door de Clemgia Schlucht Kloof afgesloten is, en dat de weg nu noodgedwongen bovenover langs Gasthaus Avrona loopt.
Omdat ik morgenvroeg naar huis terugga, heb ik als “afscheidsslokje” bij het dessert een glaasje Berner Rosen Apfelschnaps genomen – met een erg lekkere smaak van appeltjes, en bovendien gemaakt van appels uit de tuin van het Hotel! Daar staat een grote, oude appelboom van het in Zwitserland bekende en geliefde ras Berner Rosen. Hiermee is ook deze vakantie met de vele mooie en ook wel inspannende momenten ten einde…
Geef een reactie