Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
13 december 2023
Interessante natuurverschijnselen: stoom uit de grond en kokend hete vijvers!
Mijn volgende etappeplaats na Auckland was Rotorua, een plaats die ook op het Noordereiland ligt, zo’n 250 kilometer naar het zuiden. Daartoe moest ik eerst mijn huurauto afhalen bij het vliegveld van Auckland. Dus nam ik op zondag 10 december, in de vroege ochtend, een taxi die mij terugbracht naar het vliegveld. Daar kreeg ik mijn huurauto, een grote Toyota RAV4…! Ik was blij dat het een beetje rustig op de weg was, omdat ik wel heel erg moest nadenken over het rijden aan de linkerkant van de weg. Ik maakte natuurlijk de gebruikelijke beginnersfouten, zoals de voorruit willen sproeien met groot licht of richting willen aangeven met de ruitenwisser! Toen ik eenmaal het stedelijk gebied van Auckland achter me gelaten had, zag het heuvellandschap er groen uit: eerst veel fruitteelt, en daarna vooral veeteelt. De route naar Rotorua was daarom best afwisselend.
De plaats Rotorua en de vulkanische omgeving
Rotorua ligt in de Bay of Plenty Region, één van de negen bestuurlijke Regions op het Noordereiland (op het Zuidereiland zijn zeven Regions). Mijn autorit ging vanuit de Auckland Region zuidwaarts via de Waikato Region naar de Bay of Plenty Region die in het noorden aan de gelijknamige baai ligt. De ontdekkingsreiziger James Cook heeft destijds deze baai zo genoemd, omdat zij daar zoveel voedsel vonden. Rotorua ligt in het zuidwesten van deze Region, midden in het vulkanische gebied, de Taupō Volcanic Zone , dat al twee miljoen jaren actief is… Het Meer van Rotorua is feitelijk een caldera, een vulkaankrater die zich na uitdoving met water heeft gevuld. De Rotorua caldera is ontstaan door een uitbarsting 240.000 jaar geleden – daarbij kwamen grote hoeveelheden pyroklastisch gesteente vrij. Er zijn kleinere uitbarstingen geweest: de meest recente vond minder dan 25.000 jaar geleden plaats. Door dit vulkanisch verleden is ook de geothermie met de heetwaterbronnen inclusief zwaveldampen ontstaan, waar Rotorua nu zo beroemd om is.
De Māori hebben de plek waar de stad en het Meer liggen Rotorua genoemd – de volledige naam luidt: Te Rotorua-nui-a-Kahumatamomoe, waarbij Roto staat voor “meer” en rua voor “twee” of hier “tweede”. Kahumatamomoe was de oom van de Māori-chief Ihenga, de voorouder-ontdekkingsreiziger van een van de grootste Māoristammen op het Noordereiland. Het meer was het tweede grote meer dat hij ontdekte – hij vernoemde het naar zijn oom. Er waren sinds de komst van de Māori al wel enige nederzettingen geweest rond het meer. In het begin van de 19e eeuw stonden de verschillende Māoristammen in de streek nogal vijandig tegenover elkaar, met felle aanvallen over en weer. De eerste Europeaan, een handelaar, kwam in 1828 vanaf de noordkust naar dit gebied. Hij trouwde met een Māori-vrouw en stond in hoog aanzien bij de Te Arawa-stam. In de jaren 1830 vestigden zich de eerste Europese geloofsverspreiders in de streek. De contacten tussen de Europeanen en de Māori waren in het midden van de 19e eeuw niet bepaald harmonieus. Er zijn vele oorlogen gevoerd met als inzet eigendomsrechten van grond en water, ook rond het Meer van Rotorua: de zgn. Nieuw-Zeelandse Oorlogen. Toen de Europeanen plannen maakten om de omgeving van Rotorua tot een nationaal park uit te roepen, kwam de Te Arawa stam met het idee om een stad te stichten rond de heetwaterbronnen en zodoende toeristen de gelegenheid te bieden om te komen baden en kuren. Dat is het officiële begin van de stad geweest: het was toen meteen al een geweldige toeristische trekpleister – en dat is het nog steeds! Het straalt iets gezelligs en mondains uit. Hierover later meer.
Nadat ik ingecheckt had in mijn ruime kamer van het Bella Vista Motel, met een parkeerplek voor de deur, ging ik om een uur of drie op pad. Zoals ik al begrepen had, waren hier echt heftige odeurs van rotte eieren, wat Rotorua ook de bijnaam “Rotten-rua” heeft gegeven! Ik vond het fascinerend om te zien dat op zoveel plekken stoom dan wel dampen uit de grond kwamen via zgn. fumaroles – zelfs uit een afvoerputje in de goot tegenover mijn motel!
Ik had voor de komende tweeëneenhalve dag geen echt concrete plannen gemaakt: ik wilde graag de geothermische omgeving van Rotorua verkennen en ook naar een vallei ten zuiden van de stad gaan: het Waimangu Volcanic Valley, een dal dat uitkomt bij het Lake Rotomahana meer. Daaraan wijd ik een apart verhaal! Ik begon maar, zoals ik vaker doe, met een voettocht in de richting van het centrum van het stadje dat wat verder naar het zuidoosten ligt. Als eerste kwam ik door het Kuirau Park.
Het Kuirau Park
Het Kuirau Park is een buitengewoon interessant gebied. Op het eerste gezicht lijkt dit park een gewone groene ruimte, maar er staan wel vele hekwerken rondom bosschages met inheemse heesters en bomen. Het ziet er best vredig uit.
Schijn bedriegt wel! De hekwerken verbergen bronnen die er van dichtbij heel wat minder onschuldig uitzien… Hier borrelt uit het innerlijk van de aarde niet alleen water op, maar ook zwavelhoudende dampen: water en dampen zijn giftig en ook nog eens schroeiend heet!
Hier is niet alleen het zwavelgehalte te ruiken: de warmte en de zwavel hebben ook een sterke werking op de vegetatie. Er waren grote stukken onbegroeid gebied met helemaal wit-uitgebeten en kale restanten van struiken. De grond was veelal bedekt met een laag goudkleurig poeder van zwavel en andere chemische verbindingen.
Het meest opvallende is de nevel, die van deze bronnen opstijgt! De nevel voelt klammig aan en geeft het landschap iets mystieks…
Ik liep ook de volgende morgen door het Kuirau Park en toen gaf het ochtendlicht een bijzondere dimensie aan de dampen!
Het park en de vijver zijn vernoemd naar een mooie Māorivrouw, Kuirau, die heel vroeger leefde en graag baadde in het toen nog niet zo hete water van de grote vijver, die Taokahu genoemd werd. Volgens de Māori-legende huisde in deze vijver een Tamiwha (een boosaardige watergeest) die een grote passie had ontwikkeld voor Kuirau. Op een kwade dag greep hij Kuirau, terwijl zij lekker in het water van de vijver dreef, en trok haar onder water. Zij stierf van schrik. De goden waren zo boos over deze misdaad dat ze het water in de vijver tot koken brachten om de Tamiwha te doden… De boze geest staat in hout verbeeld vlak bij de kokend hete vijver. Behalve hekwerken staan er ook duidelijke en hedendaagse waarschuwingen voor de gevaren van deze verschroeiende bronnen…
Behalve waterbronnen met dampen zijn er ook modderbronnen waaruit gasbellen opstijgen! Terwijl de vogels zomers floten, klonk er af en toe een luid blubblub en sprongen er modderspetters omhoog…
Lang voordat de Europeanen als toerist naar deze streek kwamen, hebben de Maori de gratis warmwatervoorzieningen van de geothermie gebruikt om o.a. in te koken! Op een informatiepaneel bij één van de bronnen staat een foto waarop te zien is dat manden aan touwen in het kokende water werden gehangen.
Bijzondere flora in het Kuirau Park
Lange tijd hebben wetenschappers gedacht dat er in en om heetwaterbronnen geen leven mogelijk was vanwege de hoge temperaturen van water en grond. Toch blijkt dit wel te kunnen. Zo groeit er in de naaste omgeving van de zwavelbronnen een opvallende groengele plant: het Arching clubmoss (Lycopodiella cernua), dat eerder een soort varen is dan een mos. Het kan groeien in een geothermische omgeving met grondtemperaturen tot 50°C! Op een bord in het park wordt aangegeven dat deze plantensoort al in de oertijden groeide (maar niet bloeide!) en dat de steenkolenvoorraden op Aarde voornamelijk zijn gevormd door dit Arching clubmoss…
Een andere plant, een inheemse heester, die ook tegen de warmte van de geothermische omgeving kan, is een variëteit van de Kānuka (in het Māori) of White Tea tree in het Engels: de “Prostrate kānuka” (Kunzea ericoides var. microflora). De Kānuka is verwant aan de Mānuka (Leptospermum scoparium): ze behoren allebei tot de Mirtefamilie. Er is wel een verschil: bij de Mānuka zijn de naaldvormige blaadjes stekelig en bij de Kānuka niet – het uittesten van dit verschil viel niet echt mee! Ze bloeien allebei met heel fijne wittige bloempjes die vaak een donkerrood tot paars hartje hebben. Ik zag vele heesters binnen de afrastering van de bronnen groeien: dat moet dan de Kānuka zijn geweest!
Verder groeien en bloeien in dit Park weer vele bijzondere en veelal inheemse planten. Opvallend spichtig is de inheemse Lancewood of Horoeka in Māori (Pseudopanax crassifolius dan wel ferox): vooral in de jeugdfase (die 15 tot 20 jaar duurt) heeft de boom lancetvormige, leerachtige bladeren die naar beneden hangen en sterk gekarteld zijn, vooral bij de ondersoort Toothed Lancewood (Pseudopanax ferox). Als de Lancewood eenmaal een bepaalde hoogte heeft bereikt krijgt hij de typische boomvorm met een kruin. Er wordt aangenomen dat deze ongebruikelijke ontwikkeling te maken heeft met de beschermingstactiek van de boom tegen vraat van de inmiddels allang uitgestorven grote loopvogel (de Moa): zodra de boom boven de reikwijdte van de vogel is gekomen gaat hij anders groeien! Ik moest wel even denken aan “mijn” Lancewood-boompje dat ik de vorige keer heb mogen planten tijdens een excursie vanuit Wanaka op het Zuidereiland naar dat bijzondere eilandje Mou Waho in het Meer van Wanaka – in die vier jaar zou het boompje er nog net zo uitzien als dit exemplaar in Rotorua!
Er groeien en bloeien ook inheemse soorten, alsof het “onkruid” is. Vooral de met witte kelkjes bloeiende Creeping montain foxglove (Ourisia caespitosa), die ook wel de Chinese violet wordt genoemd, groeit in grote plakkaten tussen het grind en langs muren. Een veel grotere en opvallende witte bloeier is de New Zealand rock lily (Arthropodium cirratum), een bolgewas met lange lelieachtige bladeren en open bloemtrossen op lange stelen, dat in het Māori Rengarenga wordt genoemd en in deze tijd van het jaar overal te zien is.
Dan zijn er natuurlijk de boomvarens (Tree ferns, Cyatheales) in allerlei maten. De bladeren ontrollen zich vanuit een bruinbehaarde knoop tot het bekende heldergroene gevederde blad met een bruine middennerf. De takken van deze soort komen niet uit de grond, maar uit een verdikte stam. In de Māoricultuur spelen ontrollende varenbladeren een grote rol: zij staan voor de vernieuwing van het leven. Er is ook plaats voor de meest algemene inheemse boom van Nieuw-Zeeland, de Five Finger (Pseudopanax arborens), die door de Māori Puahou wordt genoemd. Het exemplaar dat ik zag had al grote vruchttrossen.
Op vele plekken bloeide de Agapanthus met grote blauwpaarse bloemschermen, zoals wij die ook kennen als kuipplant. In het Park zijn ze aangeplant, maar ze komen overal in het land voor, en dan verwilderd: ik had ze ook al in de bermen van de wegen gezien toen ik van Auckland naar Rotorua reed! Met een andere eveneens mooi blauw-paars bloeiende plant, een soort Dagwinde met de fraaie naam Morning Glory (Ipomoea indica), heeft men hier wel moeite, omdat het een invasieve exoot uit Zuid-Amerika is. De klimplant had zich vastgezet in een groepje planten met oudroze bloempluimen, een Bromelia-achtige (Puya dychioides), die eveneens uit Zuid-Amerika afkomstig is.
Vogels in het Kuirau Park
Niet alleen de plantenwereld is hier kleurrijk! Ook de vogels hebben veelal een bont verenpak. Hier komt een soort Purperkoet (Australische purperkoet – Porphyrio melanotus) voor, die helemaal niet schuw is. Wat bij deze vogel, die verwant is met ons waterhoentje en de meerkoet, opvalt, zijn niet alleen het rode “kalotje” en de scherpe, dikke snavel, maar ook de prachtig blauwe bef en het zwart-reflecterende verendek op zijn rug. Hij stapt parmantig op grote roze poten door het gras of steekt in een gestrekte draf de weg over… Het is een vogel die liever loopt dan vliegt. In de Māoricultuur staat de vogel, die daar pūkeko wordt genoemd, niet als erg positief bekend. In de oertijd toen de goden aan de vogels vroegen om af te dalen naar de grond en daar het bos te redden, was alleen de kiwi daartoe bereid: hij verloor zijn kleuren en zijn vleugels. De pūkeko’s hadden geen zin om natte voeten te krijgen en weigerden: zij werden voor deze houding afgestraft en tot een leven in moerasgebieden veroordeeld – er is toch een soort universele gerechtigheid!
Een andere inheemse vogel is de New Zealand Fantail (Rhipidura fuliginosa of pīwakawaka in het Māori), een buitengewoon beweeglijk en sierlijk getekend vogeltje dat nog het meest aan een staartmees doet denken… Alles beweegt aan het beestje: vleugeltjes, snaveltje, maar vooral de wijd-gespreide staart met afwisselend witte, grijze en zwarte veren! Hij fladderde in het ochtendlicht in de schaduw van een bosschage in het Kuirau Park en was erg geïnteresseerd in mijn bewegingen: als insecteneter hoopte hij dat ik wat lekkere hapjes in zijn richting zou opwoelen!
Kunst in het Kuirau Park
Het is een uitgebreid park, dat naast uitgestrekte gazons, bosschages en borders ook plaats biedt aan kunst. Rotorua heeft een actieve kunstenaarsscène met regelmatig exposities. In de stad zelf is er een wandeling uitgezet langs vele kunstwerken. Eén van deze kunstwerken staat bij de ingang van het Park langs de doorgaande weg die het Park van het centrum scheidt. Het abstracte kunstwerk bestaat uit zeven stalen balken die ieder 250 kg wegen en die voorzien zijn van een helderrode poedercoating: het heet Stamen, als verwijzing naar de meeldraden van de New Zealand Christmas Trees, die in overvloed in het park staan. Het is in 2016 gemaakt door de kunstenaar Trevor Nathan in opdracht van het stadsbestuur. Met enige fantasie zijn de meeldraden herkenbaar – fleurig is het kunstwerk in ieder geval wel!
In het Park staan ook kunstwerken van steen, zoals de Te Korokoro o te Parata (de Keel van Te Parata) uit 2016, gemaakt door de kunstenaar Peter Edwards. Deze draaikolk, gehouwen uit grijs stollingsgesteente (Andesiet uit de vulkaan Mount Taranaki die aan de westkust van het Noordereiland ligt), speelt een rol in één van de oudste legendes uit de Māoriwereld: het verhaal van de overtocht vanuit het mythische Polynesische land Hawaika naar een rustiger en veiliger oord, Aotearoa, dat letterlijk “het Land van de Lange Witte Wolk” betekent. Ook hier speelt een kwaadaardig zeemonster, een Taniwha, een rol: het zeemonster Te Parata leeft in het midden van de oceaan en regelt de getijden door het inslikken en weer uitspuwen van zeewater. Zijn keel vormt een enorme draaikolk. Het verhaal gaat dat tijdens die overtocht een van de grote kano’s, de Te Arawa, bijna in deze draaikolk was verdwenen. Door allerlei verwikkelingen in Hawaika besloot een groep bewoners te vertrekken om elders een beter bestaan op te bouwen. Tama-te-Kapua werd leider van deze expeditie. Er werden twee grote kano’s gebouwd, de Te Arawa en de Tainua. De priester en ervaren roerganger Ngatoro-i-Rangi zou de laatstgenoemde kano navigeren, maar de listige Tama-te-Kapua vroeg hem om, samen met diens vrouw Kea-Roa, zijn boot, de Te Arawa, in te zegenen. Eenmaal aan boord en op volle zee kidnapte hij hen… Toen ook nog bleek dat Tama-te-Kapua die een reputatie van vrouwenversierder had, zijn vrouw Kea-Roa had verleid, terwijl Ngatoro-i-Rangi aan het roer van de kano stond, werd hij zo kwaad, dat hij de goden aanriep om het schip in de draaikolk van Te Parata te laten verdwijnen. Iedereen aan boord dacht dat het einde nabij was – de vrouwen en kinderen schreeuwden het uit in doodsangst. Toen Ngatoro-i-Rangi dat hoorde, kreeg hij medelijden en hief hij de vervloeking weer op. De kano kon nog net op tijd de draaikolk vermijden…
In het Park staan verschillende bomen die als eerbetoon zijn geplant – een van de meest recente is een inheemse loofboom, de Rewarewa of ook New Zealand honeysuckle (Knightia exsalsa): deze is geplant ter gelegenheid van de kroning van Koning Charles III (“King of New Zealand”) op 6 mei 2023.
Er staan ook gebouwen in Māoristijl, zoals de overdekte plek waar bezoekers kunnen “pootjebaden” in het zwavelhoudende, warme water, terwijl ze rustig op een verhoogde rand zitten! Ik heb dat niet gedaan, want het was iedere keer als ik er langskwam, erg druk. Toen ik vanochtend nog even door het Park liep, was de ruimte verlaten. Ik heb wel even met de hand gevoeld: het water was lekker warm…!
Het centrum van Rotorua
Zoals ik al eerder aangaf is Rotorua al aan het einde van de 19e eeuw als kuur- en toeristenoord opgezet: dit is terug te zien aan vele van de oudere gebouwen in de stad. Deze gebouwen zijn vaak geïnspireerd door de stijl van de Tudor Revival, een beweging binnen de Engelse architectuur die in de tweede helft van de 19e eeuw teruggreep op de Tudorstijl van de 15e eeuw. In de Tudor Revival werden cottages, maar ook grote mansions gebouwd met vakwerk. Een mooi voorbeeld is het gebouw waarin nu de Nieuw-Zeelandse VVV gevestigd is.
Oorspronkelijk was dit gebouw het Postkantoor dat in 1914 werd geopend. Het bestaat uit twee verdiepingen en een toren met een crème gestuukte bekleding en vakwerk in de Tudor stijl. In de top van de toren is een mooie klok geplaatst ter ere van Premier-Minister van Nieuw-Zeeland, Richard John Seddon (1845–1906) die het langste die functie heeft bekleed: vanaf 1893 tot aan zijn dood. Hoewel hij er nogal conservatieve denkbeelden op nahield, heeft hij vooral op het gebied van sociale zaken veel bereikt en daarmee de grondslag gelegd voor de huidige verzorgingsstaat. Toen de post in 1990 vertrok naar een nieuwe, grotere locatie in de stad kocht de Gemeente het gebouw en liet het verbouwen voor de VVV. Het gebouw straalt veel charme uit! Binnen oogt het ook gezellig: ik kocht daar mijn ticket voor de excursie naar de Waimangu Volcanic Valley waar ik gisteren, dinsdag 12 december, heen ben gegaan.
Een ander eerbetoon staat vlakbij het gebouw van de VVV in de vorm van een monumentje voor de Nieuw-Zeelandse vrouwelijke luchtvaartpionier, Jean Batten (1909–1982), die in Rotorua geboren is. Op een plaquette staat een hommage aan haar:
“Her achievements as the finest woman pilot of her era made her a legend in her lifetime and brought honour to New Zealand. She was the first woman to make the return flight from England to Australia and to cross the South Atlantic and Tasman Seas. The people of Rotorua named their famous daughter Hine-o-te-Rangi, Daughter of the Skies.”
Het monument is gemaakt door de Nieuw-Zeelandse kunstenaar Marshall Watt en stelt een metalen vliegtuigvleugel voor die vanuit de grond omhoog steekt met in gebruineerd messing haar hoofd met vliegeniershelm “en profil“. Het is in 1993 onthuld: tijdens het Woman’s Suffrage Year, ter viering van honderd jaar vrouwenkiesrecht in Nieuw-Zeeland. Het stond eerst bij het Museum van Rotorua, maar is later verplaatst naar het pleintje met gazon dat nu haar naam draagt: de Jean Batten Square.
Er is een overweldigende keuze aan eetgelegenheden in de stad – vooral de Aziatische cuisine is ruimschoots vertegenwoordigd. Er is ook een Historic Pub: de Pig&Whistle, dat oorspronkelijk een politiebureau was. Op de website van de Pub staat een stukje over de geschiedenis van het gebouw. Het werd in 1940 geopend en heeft tot 1969 dienst gedaan als politiebureau van Rotorua. Met de keuze voor de plek op de hoek van Haupapa Street en Tutanekai Street was niet iedereen het eens: het was eerder een plek voor winkels en andere zakelijke dienstverlening dan voor een politiebureau. Toch werd in augustus 1939 met de bouw begonnen. Het werd een buitengewoon stevig gebouw met buitenmuren van meer dan 40 centimeter dik, die van gewapend beton waren gemaakt. Daartegenaan werden bakstenen aangebracht. De toegang werd geflankeerd door twee pilaren die grote elektrische lampen droegen. Boven de deur hing het koninklijke wapen. Een bijzonderheid was wel dat een fries met in Rotorua gemaakte Māori-motieven over de gehele breedte van het gebouw was aangebracht: dat was niet gebruikelijk in dergelijke gebouwen. Hoewel het gebouw vele vertrekken had (en acht open haarden) was de klacht dat er geen ruimte was gemaakt voor nieuwe cellenblokken.
Door de bijzondere architectuur werd het gebouw niet meteen als politiebureau herkend, maar wel als bibliotheek, postkantoor, bank, VVV en soms als kerk. In een krant werd destijds opgemerkt: “No one has yet mistaken it for a Pub”. Best geestig, want dat is het nu wel: lekker eten (pub food) en goede drank in een erg gezellige tent!
Ook in de stad kwam ik weer bijzondere flora tegen. Buiten de Pub Pig&Whistle stond een plant die ik niet kende: die had grote donkergroen glanzende bladeren, die niet voor niets “Tractor seat” wordt genoemd – naar analogie met het zitje op oude tractoren! Deze plant behoort tot de familie van de asters en komt oorspronkelijk uit de kustgebieden van Japan. Een andere naam is ook Leopard plant (Ligularia of Farfugium tussilaginea). Een andere plant, verderop in de straat, rook ik eerder dan dat ik hem zag: een heester bedekt met opvallende gele bloemen: een Australian frangipane (Hymenosporum flavum). Als de bloemen net uitkomen zijn ze wit en verkleuren dan via geel naar koperbruin!
Bij de wat hippere eterij The Fainting Goat, iets verder in dezelfde straat als de “Historic pub“, staan pizza’s op de kaart, waarvoor Italiaanse grootmoedertjes waarschijnlijk “iemand zouden inhuren” voor de maker ervan: ik had een gourmet pizza, ordered by the foot, belegd met grote brokken (erg) hete kip (Buffalo style chicken) en blauwschimmelkaas, die nieuw op de kaart stond. De pizza was niet rond, maar langwerpig en 30 cm lang (een foot) en tegen de pittigheid lag er korianderblad op in plaats van basilicum! Het werd een culinair avontuur: best lekker, maar ook heel bijzonder… De wijn – de Savvy, zoals ze hier de Sauvignon blanc noemen – was in ieder geval goed!
De Māori-nederzetting Ohinomutu
Een van de Māori-nederzettingen is de wijk Ohinomutu aan de rand van het Meer: daar ligt het ontstaan van Rotorua. Het ligt op een schiereilandje, Muruika, op de plek waar de Uhuhine Stream beek in het meer uitmondt. Hier hebben steeds de leden van de Māoristam Ngāti Whakaue (een onderstam van de Te Arawa) gewoond, de nakomelingen van de belangrijke Māorileider Ihenga. In de vroege 19e eeuw werd aan de rand van de nederzetting een eerste (Europese) missiepost gebouwd en werd handel gedreven tussen de Māori en de Europeanen. Zij maakten dankbaar gebruik maakten van de warmwaterbronnen in de omgeving voor koken, wassen en baden. In 1870 waren deze bronnen ook al bekend geworden in de wijde omtrek. De eerste hotels werden gebouwd en in de 1880-er jaren werd er zelfs een heuse reisgids over de bronnen uitgegeven. In deze woonwijk zijn de verder Europees-uitziende huizen en tuinen meestal versierd met het bekende Māori-houtsnijwerk. Er zijn ook enkele bijzondere en oude gebouwen, zoals de in 1873 gebouwde Tama-te-Kapua Marae, het gemeenschapshuis van de stam.
Een ander historisch gebouw is de in 1914 ingewijde kerk, de St. Faith Church. Deze kerk verving een eerdere kerk uit 1885 die daar vlakbij stond. Ooit was er op deze plek een versterkte nederzetting van de Ngāti Whakaue, een “pā” en ook een plaats waar voorouders werden begraven. Door deze lange geschiedenis wordt het gebied dan ook als heilig beschouwd en daarmee ook de grond waarop de kerk staat. De nieuwe kerk met haar gotische details en Victoriaans filigraan smeedwerk op de toren was ontworpen in dezelfde stijl als de andere gebouwen in Rotorua uit dezelfde tijd. Het kerkinterieur is echter voorzien van vele Māori-stijlelementen, vooral met houtsnijwerk van inheemse houtsoorten.
Ik liep even om de kerk heen. Daar was goed te zien dat de kerk op een schiereilandje ligt. Er zwommen zwarte zwanen in het meer. De kerk was dicht, zodat ik het bijzondere kerkinterieur met de vele Māori-elementen niet heb kunnen zien. Wel vielen me de gotisch vormgegeven kleinere ramen in de zijmuren van de St. Faith Church op: het glas was gebrandschilderd met Māorimotieven! Het vormde daarmee een mooie samensmelting van twee werelden. Een bijzondere boom trok mijn aandacht: het was een olijfboom die op 4 november 2021 was geplant door de ambassadeur van de Staat Israël om de verbondenheid met de Te Arawa community te bevestigen.
Bij de kerk ligt ook het kerkhof: vanwege de geothermische en chemische gesteldheid van de bodem zijn de doden hier niet in de grond begraven, maar liggen zij in witte betonnen graven die op de grond staan. Dit geeft zeker een bijzonder beeld! Er staat ook een gedenknaald in rossig natuursteen bij. Dit gedenkteken is voor de blanke Captain Gilbert Mair (1843–1923), een van de weinige Europeanen die op deze Māori-begraafplaats liggen. Hij was een zoon van een handelsman die rond 1830 vanuit Schotland via Australië naar het Noordereiland was gekomen en daar in kauri gum te handelen. Dit is een hars afkomstig van de Kauri (Agathis australis), een inheemse en nu zeldzame coniferensoort die vooral op het Noordereiland voorkomt. Gilbert Mair jr. groeide op tussen de Māori en leerde de taal vloeiend spreken. Hij had grote belangstelling voor de Māori cultuur en kunst, die hij (al dan niet geheel volgens de regels) verwierf. Tijdens de Nieuw-Zeelandse Oorlogen toonde hij zich dapper en maakte snel promotie. Hij onderhield hechte contacten met Māori krijgsheren van de Te Arawa stammen die voor de Europeanen vochten. Gedurende 50 jaar heeft hij zich in het Hot Lakes District (Rotorua dus) ingezet als vertaler, officiële gids en gastheer voor hooggeplaatste bezoekers. Toen hij in 1923 stierf werd zijn stoffelijk overschot onder grote belangstelling van de Māori overgebracht naar Rotorua en begraven in Ohinemutu.
Er zijn nog andere plekken in dat dorp die opvallen. Een daarvan is de buste van Queen Victoria die op een pedestal van rood Māori-houtsnijwerk is geplaatst en tegen de elementen wordt beschermd door een bouwwerk met twee zadeldakjes, geopend naar alle windrichtingen. De dampen uit verschillende fumaroles drijven erlangs – de rode kleur van de bloeiende New Zealand Christmas Trees past precies bij de rode kleur van het houtwerk!
Er is ook een militair kerkhof, waar Māori-militairen uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog, en uit latere conflicten, begraven zijn. Ook hier staan de witte betonnen graven óp de grond. Een hoge poort met indrukwekkend houtsnijwerk geeft toegang tot de begraafplaats. Op grote stenen zijn plaquettes bevestigd met teksten in het Engels en in het Māori. Daarop staat o.a. dat deze begraafplaats opnieuw is ingericht en ingewijd op 11 november 2002.
Vlak achter de toegangspoort staat een herdenkingsnaald voor de gevallenen. Ook dit monument is wit. Op een zwarte plaquette wordt in de twee talen aangegeven dat dit monument een teken van erkenning is en dat de woorden een teken van nederigheid zijn naar de zonen van de Grote Oorlogsgod Tū-mata-uenga van de Te Arawa stam die hun lijf, ziel en geest hebben gegeven, zodat zij de toorn van hun vijanden kunnen weerstaan op de vele slagvelden van alle oorlogen. Volgens de Māorilegende stamt de mensheid af van deze oorlogsgod Tū-mata-uenga (letterlijk: Tū met het boze gezicht). Er hangen kleinere plaquettes voor de verschillende oorlogen: bij die voor de Eerste Wereldoorlog had iemand een kleine rode poppy gestoken – de 11e november was immers nog maar een maand geleden… Tussen de bovengrondse graven staan houten en beschilderde Māori-beelden opgesteld, die als beschermers de bezoeker strak aanstaren vanuit hun paarlemoeren ogen.
Aan het verste einde van de begraafplaats, vlak bij het meer, staat een klein gebouwtje met een puntdak, de Sanctuary of Remembrance. Daarvoor staat een vlaggenmast met een uit hout gesneden Māori-krijger in vol ornaat en met levensechte tatoeages. Op een bord bij de Sanctuary staat de Māori-vertaling van Lest we forget – deze luidt: “Kia maumahara tonu tatou“…
Met dit bezoek aan de indrukwekkende begraafplaats in het Māoridorp Ohinemutu sloot ik mijn eerste dag in Rotorua af.
Wandelen langs de oever van het meer naar Whakarewarewa
Op maandag koos ik voor een andere wandeling: door het Kuirau Park via het centrum naar het meer. Daar volgde ik vanaf de opvallende en in de oude stijl van Rotorua passende gebouwen van de Polynesian Spa een mooi slingerend voetpad langs de oevers van het meer, dat soms over plankieren en dan weer langs Mānuka-struikgewas was aangelegd. Steeds had ik zicht op het meer. Onderweg kwam ik verschillende borden tegen met informatie over het gebied, dat Sanatorium Reserve wordt genoemd. Dit 77 hectare grote gebied was in 1880 geschonken aan de bevolking van Rotorua door de Ngāti Whakaue stam als onderdeel van het schenkingsdocument, het Fenton Agreement uit 1880. De naam Sanatorium Reserve is ontleend aan de bestemming van het geschonken land: het was bedoeld voor sanatoria, ziekenhuizen, recreatie e.d. – allemaal van belang voor de stad in wording. Het ligt tussen het Lake Rotorua meer in het noorden, de State Highway 30/30A in het zuiden, de Puarenga Stream beek in het oosten en de Polynesian Spa in het westen. Dit gedeelte van Rotorua is een uniek gebied: het staat op de vierde plaats in de lijst van geothermische habitats in Nieuw-Zeeland en wordt daarom van nationaal belang geacht. De ecologische waarde ligt ook in de vogelpopulatie, de vegetatie die in dit geothermische landschap kan groeien en de mooie uitzichten. Op een van de informatieborden wordt aangegeven waarom het zo speciaal is wat de vogels aangaat: van de 62 verschillende vogelsoorten die hier voorkomen, zijn er 45 inheems in Nieuw-Zeeland. Er staat ook een waarschuwing bij voor de bezoekers: op de paden blijven en zorgen dat “predators”, zoals honden en katten, niet in de buurt van de nesten kunnen komen. Sinds 1895 is dit gebied voor van alles gebruikt: een plek om te zwemmen of te sporten, om zwavel te winnen, om afvalwater te verwerken en om vuil te dumpen. Recentelijk is door het Rotorua Lake Council een revitaliseringsproject gestart om o.a. het gebied voor bezoekers nog aantrekkelijker te maken en om het een essentiële verbinding te laten zijn tussen de oevers van het meer en het Whakarewarewa Forest, waar de beroemde Mammoetbomen (de weliswaar niet-inheemse “redwood trees”) groeien. Onderdelen van het plan zijn o.a. het herstel van de vegetatie in het geothermische gebied, mede door het weghalen van “onkruid” (lees: exoten), het gebied aantrekkelijker maken voor vogels en andere inheemse dieren en ongewenste soorten (“pests”), zoals wezels te verwijderen en het nemen van maatregelen om het voor bezoekers nog interessanter te maken. Het gebied moet ook veilig zijn en blijven: dat wordt nog eens benadrukt op een groot bord met indringende waarschuwingen, zoals het gevaar van het ontstaan van zwavelbranden, van het uitglijden op de randen van kokende modderpoelen en van het inademen van giftig waterstofsulfide gas…
Ondanks deze dreigende gevaren werd het een prachtige wandeling met vele kleurrijke en hier en daar ook “geurrijke” aspecten. De combinatie van bloeiende Mānuka/Kānuka struiken, de uitgebeten takken, de verschillende kleuren water in het meer en de bruinige, kale bodem is echt iets bijzonders.
Het Lake Rotorua meer is een vogelparadijs. Op een strandje zag ik een paar Black Billed Gulls, inheemse Zwartsnavelmeeuwen (Larus bulleri) – er broedt hier een grote kolonie. Blijkbaar vinden ze de hoge zuurgraad van het water geen bezwaar – wel las ik ergens dat er ook vogels zijn, vooral eenden, van wie de zwemvliezen “opgelost” zijn door teveel chemicaliën!
De wandeling ging door een afwisselend landschap: langs bloeiende bosschages, maar ook over kale vlaktes waar het pad was aangegeven met paaltjes, zoals in de bergen de winterwandelpaden worden gemarkeerd. Het was wel duidelijk waarom het uitdrukkelijk verzocht was om op de paden te blijven! Hier en daar stonden poeltjes met troebel water en kwamen dampen uit de grond… Deze fumaroles, met daaromheen zwaveldepots, zijn pas ontstaan nadat in 1970 er niet langer vuil gestort werd.
De begroeiing bestaat hoofdzakelijk uit de twee al genoemde met elkaar verwante inheemse struiken Mānuka en Kānuka. Meer landinwaarts groeit de Mānuka in grote, aaneengesloten bosschages. Soms loopt het pad erdoorheen: door een tunnel van groen! Aan de oevers van het meer staat hier en daar als solitair een mooi bloeiende – naar ik aanneem – Kānuka-struik, die de hete ondergrond beter verdraagt.
Het valt ook op dat op onverwachte plekken opeens een vlakte is met hete grond, dampen en gele zwaveldepots, die omringd wordt door weelderige vegetatie!
Op het grote waarschuwingsbord was het risico op zwavelbranden al aangegeven. Ik kwam op zeker moment weer langs een open vlakte waar niet alleen zwaveldamp opsteeg, maar ook gewone rook… Er lag een dik stuk hout te smeulen: het leek erop dat het hout er al langer lag, want het was redelijk diep in de losse grond gezakt. Verder op mijn tocht zag ik een flink stuk bos dat waarschijnlijk ook ten prooi was gevallen aan smeul die overgegaan was in brand. Het brandgevaar is dus niet denkbeeldig!
Naar het Māoridorp Whakarewarewa
Ik bereikte de Puarenga Stream, die de oostgrens van het Sanatorium Reserve vormt en liep door een tunneltje onder de grote weg in de richting van mijn volgende bestemming, het Māoridorp Whakarewarewa. Onderweg zag ik in de berm ook weer een aantal mooie, maar niet-inheemse planten, zoals de geelbloeiende en uit Californië afkomstige Boomlupine (Lupinus arboreus) en de witbloeiende en uit Zuid-Amerika afkomstige Tradescantia fluminensis. Beide soorten worden als invasieve exoten beschouwd, die de inheemse flora wegdrukken… Over “bloemen” gesproken: de naam van de rivier betekent “Drijvende bloesem” als verwijzing naar de gele zwavelneerslag die als “bloemen” op het water worden meegevoerd!
De Puarenga Stream beek die vanuit het zuidwesten naar het meer stroomt, leek in de meeste gevallen op een “normale” waterstroom, maar opeens kwamen er weer witte dampwolken boven het water en de begroeiing uit! Daar was dus ook weer geothermische activiteit…
Na een afwisselende wandeling langs het riviertje kwam ik weer in de “bewoonde wereld”: grote borden verwezen naar het Māoridorp Whakarewarewa. Het bijzondere aan deze nederzetting is niet alleen dat zij op een unieke plek ligt met dampende heetwaterbronnen en bijzondere bomen, maar ook dat het een levend dorp is: hier wordt gewoon geleefd door leden van de Tūhourangi Ngāti Wāhiao stam, een onderstam van de grote Te Arawa-community. Het is ook een soort toeristisch “modeldorp”, waar veel inwoners vanaf het begin van de nederzetting, rond het jaar 1880, betrokken zijn geweest bij het rondleiden van bezoekers en het onderhouden van het Thermal Reserve aan de oevers van de Puarenga Stream. Bij de toegang tot het dorp staat een naambord met de volledige naam: “Te Whakarewarewatanga O Te Ope Taua A Wahiao” (Māori voor “Verzamelplaats van de oorlogspartijen van Wahiao”). Het Māori is en blijft een fascinerende taal met zoveel klinkers achter elkaar, die ook nog afzonderlijk worden uitgesproken…
Mijn bezoek aan het Whakarewarewa Thermal Reserve begon met koffie (“a Long Black, please“) en een lekker citroencakeje in het restaurant dat het Geyser-Café heet – naar de geisers in dit gebied. Hier hingen oude posters met reclame voor de “Thermal wonders” van het dorp, en ook nog een oude foto van het Te Roto-a-Tamaheke meer. In de kinderspeelhoek stond op de muur nog een klein lesje over de kleuren in het Māori!
De wandeling door het Whakarewarewa Thermal Reserve
Whakarewarewa is een dorp dat alleen toegankelijk is als entree wordt betaald! Er zijn verschillende mogelijkheden in verschillende prijsklassen. Ik koos voor de self-guided wandelroute van ongeveer een uur door het oostelijke gedeelte van het Whakarewarewa Thermal Reserve. Daardoor kwam ik niet in de buurt van de beroemde Papakura-Geiser, maar dat nam ik voor lief. Op het voorplein waar het café en de ticketshop waren stonden ook grote panelen opgesteld met foto’s en nadere beschrijving van de verschillende beroemd geworden Māori-gidsen. Hieruit sprak een grote bewondering voor deze mensen, waaronder ook vele vrouwen. Het was mooi om te zien hoeveel respect er door de eeuwen heen over en weer is geweest.
De toegang tot het dorp wordt gemarkeerd door een grote Ereboog naar een brug, de Te Hokowhitu-a-Tu Memorial Bridge, als eerbetoon voor de leden van de hier levende Māoristam die in de Eerste en Tweede Wereldoorlog hebben gevochten en zijn gevallen. In eerdere oorlogen (zoals de Boerenoorlog van 1899) werden Māori niet toegelaten, omdat de overheid vond dat zij niet mochten worden ingezet voor “a white man’s war“. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gold dat nog steeds, totdat bleek dat Frankrijk en Engeland wel “koloniale” troepen inzetten. Vervolgens werd een contingent van 500 Māori-strijders samengesteld, dat na een korte training naar Europa werd verscheept. De soldaten werden uiteindelijk ingezet bij de Slag van Gallipoli in Italië (1915). Het bijzondere van dit contingent was dat hierin leden van alle Māori-stammen vertegenwoordigd waren. 50 van hen zijn gesneuveld. De eerste ereboog werd in 1950 opgericht.
De brug na de ereboog gaat over de Puagrenga Stream beek die ik eerder al stroomopwaarts had gevolgd vanaf de monding in het Meer van Rotorua. Dit leverde fotogenieke plaatjes op, met het snel stromende water beneden onder de brug en een fel-roodbloeiende Christmas Tree op de oever! Aan de andere kant stond nog een oorspronkelijk hutje waar vroeger de Māori hadden geleefd…
Na het oversteken van de brug kwam ik op een pleintje met nadere informatie over dit dorp, voorzien van foto’s. Op een van die foto’s staat het traditionele “Penny-diving” afgebeeld. Niemand weet precies hoe deze traditie is ontstaan, maar bezoekers gooien vanaf de brug over de Puarega Stream muntstukjes in het water en dan springen jongens vanaf de brug in de rivier om het geld weer op te duiken. De foto op het paneel is genomen in 1943 tijdens het bezoek van Eleanor Roosevelt aan het dorp.
Op een ander paneel staat een zwart-witfoto met daarop geschreven “Maori Kitchen Rotorua“. Vier westerse toeristen kijken geïnteresseerd toe (en gluren ook even in de camera!), hoe een Māorivrouw in traditionele kleding een demonstratie “Koken in heetwaterbronnen” geeft. In een greppel van waaruit dampen opstijgen staan enkele waterketels op een rijtje. De Māorivrouw plaatst een ketel in de greppel of misschien neemt ze er juist eentje uit. Zo’n kookdemonstratie maakte altijd deel uit van de excursies: toen was men al net zo geïntrigeerd door dit natuurverschijnsel als wij nu nog steeds!
Bij het betalen voor mijn ticket kreeg ik ook een plattegrond van het gedeelte van het Whakarewarewa Thermal Reserve waardoorheen mijn Geothermal Trail liep. Op de achterkant stond aanvullende informatie bij de verschillende interessante punten tijdens de wandeling. Ik heb gefascineerd de gehele wandelroute gevolgd!
Ik liep eerst langs het gemeenschapshuis Tupuna Marae ‘Te Pakira’, dat vernoemd is naar een beroemde voorouder. Op een nogal verweerde messingen plaquette, die wordt omringd door prachtig roodgeverfd houtsnijwerk (alleen het beste houtsnijwerk was goed genoeg voor dit gebouw!), staat onder het opschrift “New Zealand Centennial 1840 – 1940” o.a. dat het gebouw is opgericht om in dankbare erkenning het einde van de eerste eeuw van “British trusteeship” te markeren. Er is ook dankbaarheid voor de bescherming die aan de Māori-volkeren (er staat “ras”!) is gegarandeerd bij het Verdrag van Waitangi uit 1840. Het gebouw is op 15 november 1940 geopend door de toenmalige Gouverneur-Generaal van Nieuw-Zeeland.
Vanuit de bebouwing liep ik naar de verschillende grotere en kleinere modder- en warmwaterbronnen. Soms ging de wandeling over houten plankieren.
Er waren ook kleinere meertjes die verscholen lagen tussen de bosschages. Eentje ervan had (gif)groen water. Plotseling klonk er een enthousiast gemiauw. Er kwam een cyperse kat tevoorschijn die in een mooie balanceer-act over de leuning van de houten plankieren liep. Aan de kleur van zijn tekening en zijn poten te zien kon hij zomaar door de zwavel zijn gelopen… Hoewel een kat als “predator” niet thuishoort in deze beschermde omgeving, vond ik het toch wel erg leuk om hem aan te halen – dat genoegen was wederzijds!
Het gemiauw bleef nog lang doorgaan, ook toen ik al een eindje weg was. Het klonk ook nog toen ik een video maakte van het Te-Roto-a-Tanaheke meer met het kokend hete water! Dit was een bijzonder punt: het water heeft geneeskrachtige elementen in zich en het is vanwege deze helende krachten zo heilig dat vele gevechten zijn gevoerd om controle over deze bron te krijgen. Dit water werd vroeger door een pijpleiding naar het badhuis in het centrum van Rotorua vervoerd. Overal was zacht geborrel van water te horen en er was niet alleen witte stoom te zien, maar ook gelige zwaveldamp… Op de een of andere manier was ik inmiddels gewent aan de geur, want die viel mij niet meer op!
Het was merkbaar dat het water heet is: er zijn zoveel dampen dat het vervolg van het pad over de plankieren bijna niet te zien is! Dat het water een hoge concentratie aan corrosieve chemicaliën heeft is te zien aan het oranjekleurige, uitgebeten hout van de struiken…
Aan de uiterste oostkant van het Whakakrewarewa Geothermal Reserve ligt het grote Green Lake meer, dat in Māori Roto Kanapanapa heet. De chemicaliën geven het water niet alleen de groene kleur, maar hebben ook conserverende eigenschappen. Vooral om dat laatste werd dit meer vroeger door hogepriesters gebruikt voor verschillende rituelen, zoals het balsemen van lichamen voor de begrafenis.
Het wandelpad liep vervolgens nogal steil naar boven om vanaf de top van de heuvel een prachtig uitzicht te bieden over het Geothermal Reserve, Rotorua en het meer. Het beeld van het even achteromkijken naar het Groene Meer was ook mooi!
Onderweg waren er inheemse en ook “exotische” elementen in vele vormen. Bij het Green Lake meer stond weer een Māorikrijger uit hout gesneden, als wachter voor het meer. Tijdens de tocht naar boven zag ik “inheems” en “exotisch” ineen gestrengeld staan in de vorm van een inheemse naaldboom, de Rimu (Dacrydium cupressinum), waarin een kamperfoeliesoort, de Japanse Kamperfoelie (Lonicera japonica) met de geel en witte bloemen, vlijtig aan het klimmen was gegaan. Hoewel de kamperfoelie een goede nectarplant is voor insecten, wordt ze wel als invasief en daarmee als onwenselijk beschouwd…
Het beloofde uitzicht over het bronnencomplex van het Whakarewarewa Geothermal Reserve stelde niet teleur! Vanaf de top zag het geheel van stomende meren er in miniatuur nog steeds indrukwekkend uit. Door de intensiteit van de dampen was het water zelf niet meer te zien. Hier en daar was de wandelweg over de plankieren nog gedeeltelijk zichtbaar: aan de leuningen. Het rood van de bloeiende Christmas Trees stak mooi af tegen het wit van de dampen.
Ik liep dezelfde weg terug en kwam weer uit bij de brug over de Puarenga Stream. Nadat ik nog een laatste blik op het dorp en de dampende bronnen had geworpen, ging ik terug naar het centrum van Rotorua. Wat een mooie dagen heb ik hier gehad in deze bijzondere natuur! Ik heb hier ook meer veel meer echte en doorleefde Māori-cultuur gevonden dan in de grote stad Auckland – het was een wereld van verschil. Dat heb ik ook gemerkt bij mijn excursie naar de Waimangu Volcanic Valley, waarover ik in een afzonderlijk reisverhaal bericht. Daarbij is het ook mooi om te merken dat de levensvisie van de Māori niet alleen gerespecteerd wordt door de rest van de Nieuw-Zeelandse bevolking, maar ook breed maatschappelijk gedragen en onderschreven!
Hallo Pauline
Nu eens ‘doorgeklikt’ in je nieuwsbrief en je verslag over je verblijf in Rotorua gelezen. Wat me opvalt is de kwaliteit van je foto’s. Ik ben net met mijn jaarfotoboek over 2023 bezig, maar merk vaak dat mijn foto’s (ook met gewone camera gemaakt) kwalitatief toch niet geweldig zijn.
Heb jij een grote camera met meerdere lenzen of niet?
Groet Willeke (vriendin van Christine)