Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
27 maart 2023
Deel 1 van het bezoek: rondgang door de historische binnenstad
Op doorreis naar Bozen, de hoofdstad van de gelijknamige Autonome Provincie in Noord-Italië, ben ik afgelopen zaterdag, 25 maart, in de stad Neurenberg aangekomen en ben ik vandaag weer verder gereisd. De vorige keer dat ik een tussenstop maakte in Zuid-Duitsland was begin augustus 2019: toen was ik in München. Ik meldde daarover dat ik op de een of andere manier niet mijn draai had kunnen vinden in die stad vanwege de soms wat gloomy sfeer rond de Tweede Wereldoorlog en vooral de tijd die daaraan voorafging… Daarom koos ik deze keer voor een andere stad in Beieren: Neurenberg, gelegen ten noordoosten van München.
Neurenberg heeft een lange en roemrijke geschiedenis. De eerste geschreven geschiedenis begint in de eerste helft van de 11e eeuw, toen de plek op het kruispunt van belangrijke (handels-)wegen kwam te liggen. In 1050 kreeg de stad van Hendrik III, Keizer van het Heilige Roomse Rijk, het “Marktrecht” – dit is vastgelegd in een oorkonde. Dit is het eerste officiële document waarin de naam van de stad wordt genoemd: “nuorenberc“. De stad werd mede door het keizerlijke steunpunt, de Neurenberger burcht Kaiserburg, steeds belangrijker voor het Rijk, zodat zij daarom ook het recht kreeg op zelfbestuur met eigen rechtsspraak. In 1219 kreeg de stad nog meer zelfstandige bevoegdheden: zij werd een Reichsstadt, waardoor het stadsbestuur alleen nog maar aan de Keizer verantwoording schuldig was. In de loop van de eeuwen kwamen de verschillende keizers graag in Neurenberg. In het begin van de 15e eeuw gaf de Keizer de zgn. Reichskleinodien (de Rijksregalia, zoals Kroon of tiara, de Rijksappel, het Rijkszwaard, de Scepter, de Mantel, de Ring, etc.) aan de stad ter bewaring. Deze belangrijke symbolen van het Keizerschap bleven in Neurenberg tot aan het begin van de 19e eeuw, toen het Heilige Roomse Rijk uiteenviel en de regalia naar het hof in Wenen werden verplaatst. Mede door deze eervolle taak beleefde de stad een grote economische bloei, welke nog versterkt werd door het oprichten van de Neurenbergse handelsbeurs in 1560. Een levendige handel ontstond tussen Italië (Venetië), Klein-Azië en Noord-Europa met Neurenberg als middelpunt. In dezelfde periode kreeg ook het culturele leven een enorme impuls, met kunstenaars als Albrecht Dürer (1471–1528). Pas in de tijd van de Franse Revolutie en daarna van Napoleon verloor Neurenberg zijn macht: in 1806 werd de stad ingelijfd door het Koninkrijk Beieren en werd de stad “gereduceerd” tot een provinciestad. Toch zat men niet stil: handel maakte plaats voor industrie, vooral op het gebied van metaalbewerking en (motor-)fietsen. Ook werd Neurenberg wereldwijd bekend door de fabricage van speelgoed en modeltreinen. In 1835 reed de eerste (echte!) personentrein tussen Neurenberg en het naburige Fürth. In de jaren 1840 kreeg de stad een haven nadat het Main-Donau-Kanaal (tussen de Beierse steden Bamberg aan de Main en Kelheim aan de Donau) was geopend. Na de Eerste Wereldoorlog begon voor Neurenberg sombere tijden, want ook deze stad met haar mooie historische gebouwen heeft een donker oorlogsverleden… Hier werden tijdens een bijeenkomst van de NSDAP (de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij) in 1935 drie rassenwetten vastgesteld, met name ter uitsluiting van o.a. Joden. Ook vonden hier tussen 1923 en 1938 grootschalige bijeenkomsten plaats van de NSDAP op het Reichsparteitagsgelände aan de zuidzijde van de stad. De Nazi’s kozen Neurenberg vanwege het belangrijke verleden als Reichstadt en wilden op die manier groots teruggrijpen. Doordat Neurenberg ook het centrum was van hoogwaardige industrie met zwaartepunt de metaalbewerking, hebben de Geallieerden (de Verenigde Staten) de historische binnenstad op 2 januari 1945 grotendeels verwoest met brandbommen… Neurenberg is ook beroemd geworden door de Neurenberger Processen die de Geallieerden onder leiding van de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog hebben gevoerd en waarbij de Nazi-kopstukken werden berecht. Dit Tribunaal is maatgevend geworden voor het internationale strafrecht en is daarmee ook een voorloper van het Internationaal Strafhof in Den Haag. Dat verleden in de 20e eeuw wordt wel een afzonderlijk verhaal: in deel 2.
Neurenberg – een middeleeuwse stad in de moderne tijd
Afgelopen zaterdag kwam ik in het begin van de middag na een rustige reis in Neurenberg aan. Gisteren (zondag 26 maart) en vandaag (maandag 27 maart) heb ik een paar zwerftochten door deze mooie stad gemaakt, waarbij het mij steeds weer opviel hoe zorgvuldig de in de oorlog verwoeste binnenstad is herbouwd: dit geeft ook wel de veerkracht van de mensen weer…
Het was zaterdag redelijk weer, droog, maar wel wat kil. Het oude, middeleeuwse stadscentrum is vanaf mijn hotel bij het station in een paar minuten te bereiken. Hier is een “Historische Meile” (de Geschiedkundige Mijl) opgezet, een cultuurhistorische rondwandeling door de stad die langs de belangrijkste bezienswaardigheden leidt. Zij is in het jaar 2000 ontwikkeld om het 950-jarige bestaan van de stad te vieren. Er zijn ongeveer 15 haltes, waarvan ik het merendeel heb gezien, in wisselende volgorde. Ik begon aan mijn eerste zwerftocht door de historische binnenstad, die omsloten is door stadsmuren met een aantal stadspoorten. De stadsmuren zoals ze er nu uitzien zijn in de 15e eeuw aangelegd. De totale lengte van de stadsmuren is nu nog 4 kilometer.
Er zal vóór de 13e eeuw beslist wel een vorm van stadsmuur zijn geweest, maar daarvan heeft men geen bewijzen kunnen vinden. In de 13e eeuw waren de stadsdelen St. Sebald ten noorden van de rivier de Pegnitz en St. Lorenz ten zuiden van de rivier beide nog afzonderlijk ommuurd. Daarvan zijn nog enkele torens over. Deze stadsmuur wordt aangeduid met “de voorlaatste”. Pas in de jaren 1320–1325 werden de stadsdelen over de rivier heen met muren samengevoegd. Daarvan staan er nog enkelen. De “laatste” stadsmuur van Neurenberg werd in 1425 voltooid. Er werden toen vier torens met stadspoorten aan de stadsmuur toegevoegd. De laatste stadsmuur vormt wat oppervlakte betreft het grootste monument van de stad. Soms werd een stadspoort uit de voorlaatste stadsmuur ook in de laatste stadsmuur geïntegreerd. In het noordelijke gedeelte werd de Kaiserburg burcht in het verdedigingssysteem opgenomen. Om bij onraad de opgeroepen manschappen duidelijk te kunnen maken naar welke van de vele torens in de muur zij moesten uitrukken, werden de torens aangeduid met letters in verschillende kleuren: zwart, blauw, rood en groen. Deze codering begint met de klok mee vanaf de burcht. Bijna alle delen van de stadsmuur, de torens en de poorten zijn nu opgenomen in het Monumentenregister. Deze opzet bleef door de eeuwen heen vrijwel ongewijzigd, maar in de 16e eeuw waren aanpassingen (o.a. werden de vier torens rond gemaakt) noodzakelijk om de stad beter te beschermen tegen de gewijzigde aanvalstactieken. In de 17e eeuw waren er ver buiten de stadsmuren schansen en loofgraven gemaakt, waardoor de stad ook veilig bleef. Ook na de machtsovername door het Koninkrijk Beieren in 1806 bleef Neurenberg een vestingstad. Pas vanaf 1866 kwamen er plannen om de stadsmuren en de poorten af te breken. Dit is gedeeltelijk ook veroorzaakt door het toegenomen verkeer aan het einde van de 19e eeuw. Er is steeds discussie geweest tussen voor- en tegenstanders van het afbreken van de vestingmuren. Zelfs de bombardementen door de Geallieerden hebben geen einde gemaakt aan de stadsmuur! Feit is zelfs dat de stad in haar lange geschiedenis maar één maal is ingenomen – en dan nog heel recent: in april 1945 door een onderdeel van het Amerikaanse leger… Nu zijn er nog 71 muurtorens over in de stadsmuur van vier kilometer. De stadsmuur van Neurenberg is het enige bolwerk in Europa dat nog zo integraal behouden is.
Aan de zuidoostzijde tot aan noordwestzijde van de Altstadt zijn de muren en de nu tot park gemaakte stadsgrachten nog goed in standgehouden. Komende vanaf het Hauptbahnhof is de eerste toren in de stadsmuur van de 15e eeuw de Frauentorturm. Iets meer naar het noorden lag oorspronkelijk de stadspoort “Königstor“, maar die is in het einde van de 19e eeuw afgebroken: de poort kon het toenemende verkeer niet meer verwerken. De Frauentorturm toren is een van vier markante ronde hoofdtorens van de Neurenbergse stadsmuur en ontleent zijn naam aan het toenmalige Clarissenklooster St. Klara. Men gaat er vanuit dat de toren in 1386 is voltooid, omdat bekend is dat er vanaf dat moment tol geheven werd. In het midden van de 16e eeuw is de toren verbouwd tot de nu bekende ronde vorm.
Voor voetgangers loopt de meest snelle route vanaf het Hauptbahnhof station naar de binnenstad door de Frauentor poort en verder door de smalle straatjes van de “Handwerkerhof” die in de binnenplaats van de poort is ingericht. De stadsmuur ziet er aan de stadskant ook indrukwekkend uit.
De „Handwerkerhof“ oogt erg oud, maar werd pas in 1971 als toeristische attractie in de „Waffenhof“‘ van de Frauentor poort in de buitenste stadsmuur gecreëerd. Deze “Hof” vormt ook een doorgang voor voetgangers naar de autoluwe binnenstad. Hier worden Neurenberger en Frankische specialiteiten aangeboden, zoals Rostbratwurst, bier en wijn uit Franken en speelgoed van hout en blik. Daarnaast is er ook veel aandacht voor de oorspronkelijke ambachten, waarbij het publiek kan meekijken bij het tin gieten, glas graveren, goud smeden of poppen maken. In 1971 was het 500 jaar geleden dat de grote kunstenaar Albrecht Dürer geboren was en naar aanleiding daarvan heeft een evenementenbureau op deze plek een “stadje” gebouwd met fake-vakwerkhuisjes, die historisch moesten passen bij de omgeving met de ronde toren die onder monumentenzorg viel. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de huisjes in 1972 weer afgebroken zouden worden, maar daarop kwam een storm van protest: dus bestaat de “Handwerkerhof” nu nog steeds! Het mag er dan wel een klein beetje kitscherig uitzien, maar ik heb daar aan het einde van de zondagmiddag lekker in de laatste zonnestralen gezeten, met een glaasje Riesling uit de buurt en met zicht op de historische Frauentorturm toren. Het bracht wat rust: ik kwam toen toch wel ontdaan terug van mijn tocht naar het Naziterrein (Reichsparteitagegelände) in het zuiden van de stad…
Vanochtend, 27 maart, ben ik te voet naar het Memorium Nürnberger Prozesse gegaan – noodgedwongen, want het gehele openbaar vervoer was in staking… Dat was op zich geen probleem, want het was mooi weer en het gaf mij de kans om nog meer van de oude stadsmuur te zien. Vanaf de Frauentor poort liep ik door de oorspronkelijke stadsgracht langs de stadsmuur, gelukkig afgeschermd voor het lawaai van de drukke autoweg aan de andere kant, de Frauentorgraben. Ik kwam langs een indrukwekkende, hoge wachttoren in de toch al hoge stadsmuur die aan twee kanten ook nog uitgerust was met kleine uitkijktorentjes.
Verder lopend passeerde ik eerst nog een elegante ronde toren die in de stadsmuur was opgenomen en waarvan de ramen met luiken waren afgesloten. Daarna bereikte ik de westelijke ronde stadstoren met poort: de Spittlertorturm. Deze stadspoort ontleent zijn naam aan het vroeger nabijgelegen hospitaal St. Elisabeth. Deze poorttoren is al in 1377 als deel van de laatste stadsmuur gebouwd ter vervanging van de poort in de voorlaatste stadsmuur. Ook deze toren werd in het midden van de 16e eeuw verbouwd tot de huidige ronde vorm en van een nieuwe poort voorzien. Ook hier kon de poort aan het einde van de 19e eeuw het toenemende verkeer niet aan: er werden grotere bogen gemaakt en de stadsgracht werd overkluisd. Deze bogen werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest, maar de toren werd toen verbouwd om als bunker gebruikt te worden. Deze toren is na de oorlog herbouwd
Verder lopend passeerde ik eerst nog een elegante ronde toren die in de stadsmuur was opgenomen en waarvan de ramen met luiken waren afgesloten. Daarna bereikte ik de westelijke ronde stadstoren met poort: de Spittlertorturm. Deze stadspoort ontleent zijn naam aan het vroeger nabijgelegen hospitaal St. Elisabeth. Deze poorttoren is al in 1377 als deel van de laatste stadsmuur gebouwd ter vervanging van de poort in de voorlaatste stadsmuur. Ook deze toren werd in het midden van de 16e eeuw verbouwd tot de huidige ronde vorm en van een nieuwe poort voorzien. Ook hier kon de poort aan het einde van de 19e eeuw het toenemende verkeer niet aan: er werden grotere bogen gemaakt en de stadsgracht werd overkluisd. Deze bogen werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest, maar de toren werd toen verbouwd om als bunker gebruikt te worden. Deze toren is na de oorlog herbouwd – daarom heeft hij niet de status van beschermd monument.
De stadsmuur en de verschillende bouwwerken, zoals de torens en de poorten, zien er allemaal mooi onderhouden uit, maar hier en daar is duidelijk onderhoud gaande. Ik zag bij een van deze “Baustellen” een duidelijke oproep tot het geven van donaties!
De stadsmuur buigt bij de Spittlertorturm toren af naar het noorden. Het blijft een indrukwekkend gezicht om vanuit de plek waar vroeger de stadsgracht was naar die hoog oprijzende stadsmuur te kijken. De rossige kleur komt goed tot haar recht op deze mooie ochtend met de blauwe luchten en de witte wolkjes. De stadsmuur loopt verder door naar het noorden tot aan de Kaiserburg burcht, maar ik ben toen niet tot aan dat punt gekomen.
Neurenberg – een stad van kerken
De Historische Meile leidt langs vele verschillende bezienswaardigheden, zoals de stadsmuur, die ik voor het gemak maar een beetje rangschik: nu is het de beurt aan de kerken. De kerken die ik gezien heb vond ik allemaal erg indrukwekkend, vooral omdat ze al zoveel eeuwen bestaan en weer zo mooi zijn gerestaureerd.
Toen ik door de niet meer als zodanig herkenbare stadspoort aan de oostzijde van de oude stad, Marientor, liep, zag ik al snel een indrukwekkend kerkgebouw: de laatgotische St. Lorenzkirche kerk. Diverse informatieborden vermeldden dat er in de loop van de eeuwen rond deze kerk velerlei kapelletjes hadden gestaan. Deze middeleeuwse kerk met haar twee kerktorens, afgetopt met spitsen van groenverweerd koper, en een prachtig rozenraam in het midden is opgetrokken van het Neurenberger zandsteen. Dit zandsteen komt in deze omgeving veel voor en is vernoemd naar de rots waarop de Kaiserburg, de blikvanger van de stad, gebouwd is: het “Burgsandstein”. Dit gesteente zit als een pakket gesteentelagen in de ondergrond van grote delen van Noord- en Midden-Europa (ten noorden van de Alpen) in het Tijdperk van het Keuper, gevormd in het Midden- en Laat Trias, zo’n 230 tot 200 miljoen jaar geleden. Dit type zandsteen is ontstaan in droge en warme (half-)woestijnklimaten door de aanvoer van erosiemateriaal uit de hoger gelegen gebieden ten zuidoosten van het huidige Neurenberg. Het hoge gehalte aan ijzeroxide geeft het gesteente deze prachtig rossige gloed!
Aan een van de muren was een bronzen plaquette aangebracht met de afbeelding van de kerk in reliëf, zodat ook blinden en slechtzienden konden voelen hoe de kerk eruitzag! Verder waren er vele mooie details aan de buitenzijde, o.a. florale ornamenten en een zandstenen reliëf van de Verkondiging aan Maria.
Het interieur van deze grote laatgotische kerk is rijk en prachtig! Bij binnenkomst valt het oog op een groot banier met héél in het kort een overzicht van belangrijke data: in het jaar 1250 is begonnen met de bouw – in 1525 werd de kerk “Evangelisch” – in 1945 werd de kerk (grotendeels) verwoest – in 1952 werd de kerk weer opgebouwd… Er zijn vele kunstschatten uit de late Middeleeuwen ten toon gesteld – het enorme kerkorgel is de grootste die in Duitsland in een evangelische kerk hangt. Er zijn twee kunstwerken uit de laat-vijftiende en vroeg-zestiende eeuw die tot de oorspronkelijke kerkinventaris behoren: een zandstenen tabernakel, het Sakramentshaus, en een groot, rond opengewerkte houtsnijwerk, ook weer de Verkondiging aan Maria, de Engelsgruss.
Het Sakramentshaus is in de jaren 1493–1493 tot stand gebracht door de Duitse beeldhouwer Adam Kraft (ca. 1460–1509). Boven het eigenlijke sacramentskastje torent een prachtig opengewerkte opbouw uit met voorstellingen uit het lijden van Christus – de totale hoogte van dit op een torenspits gelijkende gebouwtje is 20 meter en de breedte aan de voet is 3,4 meter! De beeldhouwer heeft zichzelf ook nog vereeuwigd: hij leunt op één knie aan de voet van het tabernakel… Het is een absolute blikvanger. De Engelsgruss (ook een Verkondiging aan Maria) stamt uit 1517–1518 en is van de hand van Veit Stoß (1447–1533). Dit houtsnijwerk hangt in het koor van de kerk en is indrukwekkend door de grootte van het werk (een bijna ronde vorm van 3,72 bij 3,20 meter!) en de rijkgekleurde en deels vergulde figuren van Maria en de Aartsengel Gabriel, die meer dan menshoog zijn. Het uit lindenhout gesneden tafereel is omgeven door een krans van 55 vergulde rozen; er zijn nog meer bijzondere (Bijbelse) onderwerpen in verwerkt.
De lichtinval op deze kunstwerken is mooi: Door enorm grote glas-in-loodramen valt het licht gefilterd binnen. Een van de meest beroemde ramen is het Volckamer-Fenster uit 1480–1481. Het raam is vernoemd naar de opdrachtgever Stadtrat Peter Volckamer von Kirchensittenbach die tot een belangrijke Neurenberger patriciërsfamilie behoorde. Hij liet het venster maken in Straatsburg door één van de meest vooraanstaande glas-in-lood-makers uit de late Middeleeuwen, Peter Hemmel von Andlau (1402–1506). De kleuren en vooral het goudwerk zijn prachtig! In een mooie video over dit raam die op de website van de kerk staat wordt meer informatie over het raam en de wijze van restaureren gegeven. Daarnaast is het Schlüsselfelder-Fenster uit 1481, dat niet voltooid is. Er zijn onderdelen uit een ander raam gebruikt. Er worden o.a. heiligen afgebeeld, maar in de onderste rij met vierkante vlakken ook taferelen met een “Hostienmühle“, de mystieke allegorie waarbij volgens de Rooms-Katholieke theologie tijdens de eucharistieviering of mis brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus. Bij een Hostienmühle staat het graan dat in de molen wordt gestort symbool voor het woord Gods. De molen maalt het tot hosties, het eucharistische gestalte van het lichaam van Christus. Het familiewapen van Schüsselfeld is in de bovenste en in de onderste rij van het raam opgenomen.
Zoals zovele gebouwen in de binnenstad heeft ook deze St. Lorenzkirche kerk zwaar te lijden gehad in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog: in de kerk is een vitrine ingericht met onderdelen van gebroken versieringen, zoals een vleugel van een engel en een tegel met een fabeldier in twee stukken. Het beeld werkte zeker suggestief, omdat ze half met zand bedekt waren. Erboven hangt een collage van zwart-witfoto’s met afbeeldingen van de puinhopen – opvallend zijn de bijpassende Bijbelteksten over de wederopbouw… Het prachtige rozenraam was ook onherstelbaar beschadigd: na de oorlog werd het weer opgebouwd uit originele onderdelen die opgeslagen waren geweest in het depot van het Germanische Nationalmuseum. De kunstschatten waren in de oorlog ergens veilig in een depot opgeslagen.
Op het plein voor de kerk was een markt ingericht. Inmiddels had ik best een beetje trek gekregen. Ik zag een etenskraam waar ze iets typisch Neurenbergs verkochten: een wit broodje met Neurenberger worstjes en zuurkool (“3 Nürnberger im Weckla mit Kraut“). “Weckla” (of “Weggla“) betekent “broodje” in het plaatselijke dialect. Deze worstjes van 7 à 9 cm worden gemaakt van varkensvlees met marjoraan en wegen maximaal 25 gram. Zij genieten onder de EU-bepalingen bescherming (beschermde geografische aanduiding): zij mogen alleen in Neurenberg gemaakt worden. Zo’n broodje kocht ik: vooral de warme zuurkool maakte het broodje erg lekker!
De grote winkelstraat, de Königstrasse, leidt verder naar het noorden – de brede straat en de Museumbrücke over de zuidelijke arm van de rivier de Pegnitz waren omzoomd met marktkramen. Verderop was er een soort Paasmarkt op het grote Plein met de toepasselijke naam Hauptmarkt. Aan de oostzijde wordt dit plein gedomineerd door de Rooms-katholieke Unsere Liebe Frau Kirche uit het midden van de 14e eeuw. Zij is gebouwd op de plek waar tot 1349 de Joodse Synagoge stond. De synagoge werd verwoest omdat “men” meende dat de Joden de pest hadden verspreid die toen in Europa heerste. Ook deze kerk is aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd geraakt, maar weer fraai opgebouwd. In 1953 waren de werkzaamheden afgerond – een uitgebreidere restauratie vond plaats in de jaren 1989–1991.
Op de noordwesthoek van de Hauptmarkt staat het grote witte gebouw van de Neurenberger beurs, de Industrie- und Handelskammer (IHK) – opnieuw een indicatie van hoe groot het economische belang van de stad Neurenberg vanaf de 15e en 16e eeuw is geweest. Op de website van de IHK staat een verhelderende video. Het jaar 1560 geldt als het begin van het economische zelfbestuur: de belangrijkste groothandelaren hebben toen een beurorde vastgesteld, o.a. met vaste markttijden. De toen opgestelde handelsgebruiken worden ook wel beschouwd als het fundament voor de nu nog geldende regels voor handelsrecht in het Duitse Handelsgesetzbuch. De beurs heeft sinds het midden van de 19e eeuw sterk aan betekenis ingeboet, maar het gebouw is nog steeds indrukwekkend. In 1910 is over de gehele zuid- en oostgevel een prachtig fresco aangebracht die bekend staat als de “Nürnbergs Kaufmannszug im Geleite“, geïnspireerd op de 16e-eeuwse handelstraditie van de stad, waar van heinde en van verre goederen werden aangevoerd om te worden verhandeld. Met deze voorstelling had de Duitse kunstenaar Georg Kellner (1874–1924), die ook veel onderzoek had gedaan naar de historisch juiste weergave van de personages, de ontwerpwedstrijd gewonnen. Het gebouw dat ten prooi viel aan de bombardementen in 1945 is als eerste weer opgebouwd naar de situatie van 1910.
Een pendant van de Kamer van Koophandel is het Waaggebouw dat in gelijke lijn staat als het IHK en dat in de beginjaren van Neurenbergs economie zo’n belangrijke rol heeft gespeeld. Aan de muur is een prachtig en gedetailleerd reliëf uit zandsteen bevestigd: het stelt het wegen van handelsgoederen voor en is een profaan werk uit 1497 van de beeldhouwer Adam Kraft (1460–1509), die ook het indrukwekkende Sakramentshäuschen in de St. Lorenzkirche kerk heeft gemaakt. Een informatiebordje vermeldt dat er veel symboliek in de voorstelling zit: de weegschaal staat niet alleen symbool voor het wegen van handelswaar, maar is ook het beeld voor een rechtvaardig evenwicht. Er staat ook dat dit reliëf een kopie is en dat het origineel in het Germanischen Nationalmuseum hangt. Het Waagegebäude is verwoest bij de bombardementen van 1945. Het nieuwe gebouw is opgetrokken uit hetzelfde rossige zandsteen als het reliëf, waardoor de twee tijdperken mooi met elkaar worden verbonden.
Toen ik de muurschilderingen aan het gebouw van de Kamer van Koophandel stond te bestuderen, viel mijn oog op een rode dubbeldekker bus die op het punt van vertrekken stond. Dat leek mij een ideale manier om snel wegwijs te worden in de Altstadt. Ik vond een plaatsje op het (nu nog overdekte) bovendek. In 40 minuten werden we langs de belangrijkste bezienswaardigheden geloodst, waarbij we via een intercom een goede uitleg kregen. Dat maakte het later gemakkelijker om me te oriënteren!
Teruggekomen bij de halte voor de IHK, vervolgde ik mijn weg naar het noorden, naar de volgende kerk: de St. Sebaldkirche. Deze kerk met als schutspatroon Sebaldus, een heilige uit de 8e of 9e eeuw, is een van de oudste kerken van de stad: met de bouw van de huidige kerk werd in 1225 begonnen en in de jaren 1273–1275 beëindigd. Oorspronkelijk was de kerk een romaanse basiliek met twee koren, die aan de Hl. Petrus gewijd was. In het begin van de 14e eeuw werden de zijbeuken verbreed en de torens verhoogd. In de eeuwen daarna werd de kerk steeds weer aan de nieuwe mode aangepast, maar soms werden die veranderingen ook weer ongedaan gemaakt. Tegen het einde van de 14e eeuw werd de schutspatroon van de kerk, Petrus, verruild voor de Neurenbergse heilige Sebaldus. Toen Neurenberg in het jaar 1525 voor het protestantisme koos, werd ook de Sebalduskerk protestants. De kunstwerken bleven wel in de kerk en sommige liturgische gebruiken werden ook voortgezet. Patriciërsfamilies gaven vele kunstwerken aan de kerk (wel in overeenstemming met de nieuwe leer!). Het kerkinterieur heb ik niet gezien, maar de buitenkant vond ik bijzonder: ook deze kerk is opgetrokken in het mooie rossige zandsteen. Bij de toegangspoort is aan de buitenmuur een sierlijk beeld van de Hl. Christoffel opgesteld. Op de sokkel is het familiewapen (de drie sleutels die gezamenlijk één sleutelboog hebben) van één van de patriciërsfamilies aangebracht, die ook voorkomt op één van de glas-in-loodramen in de St. Lorenzkirche kerk: Familie Schlüsselfelder von Kirchensittenbach. Ook deze kerk heeft zwaar te lijden gehad in de Tweede Wereldoorlog: alleen de buitenmuren stonden nog overeind en er gedeelten van de torens… De restauratie heeft lang geduurd, en is nog steeds niet helemaal afgerond.
Iets meer naar het noordoosten van de St. Sebaldkirche in de binnenstad ligt de enige barokke kerk in Neurenberg: de St. Egidienkirche. Aan de buitenkant is niet te zien hoe wit het kerkinterieur is! De kerk staat op een plek in de stad die het langst bewoond is geweest. De voorloper van deze kerk was een middeleeuwse, romaanse kloosterkerk, die in de eeuwen daarna sterk veranderd is. In 1696, toen de kerk al was omgevormd naar het protestantse geloof, legde een grote brand de kerk bijna volledig in de as. De nieuwe kerk werd in barokke stijl herbouwd. Ook deze kerk kreeg het zwaar te verduren tijdens de bombardementen van januari 1945. Na de oorlog kreeg de architect Rudolf Gröschel (1910–1987) uit Neurenberg de opdracht om het middenschip van de St. Egidienkirche kerk weer op te bouwen in de barokke stijl: vanaf 1947 werden de plannen opgesteld, in 1955 werd met de werkzaamheden begonnen en op 7 maart 1957 was het hoogste punt van het gebouw bereikt. Ook moesten de spitsen van de kerktorens worden vervangen (de rechter-/zuidelijke kerktoren dreigde in 1951 in te storten), wat meerdere jaren in beslag nam. Op 8 maart 1959 konden er weer kerkdiensten gehouden worden. Tijdens de bouw had de architect echter te maken met bezuinigingen, waardoor het barokke karakter niet helemaal “uitbundig” is uitgevoerd… Toch is het gewelfde dak van het koor rijkelijk versierd naar origineel voorbeeld. Een indrukwekkende en moderne crucifix (van de hand van Rudolf Gröschel zelf) staat opgesteld in het middenschip: een groot kruis van brons met een gestileerde Christusfiguur is behangen met wijnranken en druiventrossen, waardoor de hoge ruimte extra benadrukt wordt.
Er zijn natuurlijk veel meer kerken met een rijke geschiedenis in Neurenberg, maar daar ben ik niet meer aan toe gekomen! Het St. Katharinaklooster dat in 1295 is gebouwd, is de enige kerk die na de Tweede Wereldoorlog niet meer opgebouwd is: zij vormt nu als ruïne een “oorlogsmonument” – daarover later meer!
De Kaiserburg torent hoog boven Neurenberg uit
Vanaf de St. Sebaldkirche kerk gaan enkele straten nogal steil omhoog naar de rots waarop de Kaiserburg burcht staat. De rots is van rossig zandsteen, dat deze kleur heeft vanwege het hoge gehalte aan ijzeroxide en dat vooral in de omgeving van Neurenberg wordt gedolven. Zoals al bij de St. Lorenzkirche kerk aangegeven is dit type zandsteen vernoemd naar de rots waarop de Kaiserburg burcht gebouwd is: het “Burgsandstein”, dat zo’n 200 tot 230 miljoen jaren geleden gevormd is. Aan de voet van de burcht ligt nog een wat geërodeerd stuk van de rots, waar goed te zien is hoe zacht het gesteente is en hoe gemakkelijk het verkruimelt. Kinderen vermaakten zich best met het naar beneden glijden! Op een groot informatiebord wordt uitgelegd hoe dit zandsteen is ontstaan. Er wordt ook vermeld dat het Bayerischen Landesamt für Umwelt (Beierse Ministerie voor Milieuzaken) deze burchtrots van zandsteen als “geotoop” heeft aangewezen (zelfs nr. 11 van de 100 mooiste geotopen van Beieren). Een geotoop (een leenwoord uit het Duits: Geotop) is een verschijnsel van dode natuur dat inzicht geeft in de geschiedenis van de Aarde, waaronder ook het ontstaan en de ontwikkeling van leven op aarde.
Het burchtcomplex op de rots is omvangrijk en is in verschillende fases gebouwd. De eerste versterkte gebouwen zijn waarschijnlijk rond het jaar 1000 tot stand gekomen. Vervolgens zijn er drie belangrijke bouwperiodes geweest: het kasteel dat is gebouwd onder de koningen resp. keizers van het Heilige Romeinse Rijk (1027–1125), een nieuw kasteel door de Keizers van de Hohenstaufen-dynastie (1138–1254) en de herziening van de keizerlijke burcht en aanvullingen in de Late Middeleeuwen. Er zijn ook drie verschillende onderdelen binnen het burchtcomplex: de Keizerburcht (Kaiserburg) aan de westzijde, het voormalige kasteel van de beheerder, de Burggraaf (Burggrafenburg) in het midden, en de gebouwen die door de Rijksstad zijn opgetrokken (Reichsstädtische Bauten), aan de oostzijde. In het midden van de 17e eeuw verloor de burcht haar belang. Ook hier is veel schade ontstaan door de Amerikaanse bombardementen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Toch is gedurende een periode van 30 jaar de burcht weer in oude glorie hersteld. Sommige gebouwen hebben ook een andere bestemming gekregen.
Wat erg in het oog spring is een groot gebouw met een sterk afvallend dak met wel zes verdiepingen met dakkapellen tussen twee wachttorens. Dit gebouw is de “Kaiserstallung” uit 1495, een gebouw van de Rijksstad die eerst als voorraadschuur voor graan diende en ook als paardenstal als de Keizer op de burcht verbleef (vandaar de naam). Het is aan de westkant tegen een uitkijktoren gebouwd, de Luginslandturm toren (letterlijk: kijk-in-het-land), die eveneens een gebouw van de Rijksstad is. Deze in 1377 gebouwde wachttoren van 47 meter is het hoogste gebouw van de burcht.
Aan de andere kant van de Kaiserstallung staat de “Fünfeckturm“-toren, die een van de weinige nunog bestaande onderdelen van de Burggrafenburg is. Meer naar het westen staan de gebouwen van de Keizersburcht, zoals de Heidenturm toren en de Sinwellturm toren die zo genoemd wordt vanwege zijn omvang (in het Middel-Duits betekent “sinwell” enorm rond). De 41 meter hoge toren werd in de tweede helft van de 13e eeuw op de rots gebouwd. Bij de uitbreiding in de jaren 1560 werd de spits verhoogd met een extra verdieping en voorzien van een tentdak. De toren kan beklommen via een trap met 113 treden: men staat dan op 389 meter hoogte en 100 meter boven het niveau van de Grote Markt en de Frauenkirche kerk! Vreemd genoeg is de toren ondanks zijn hoogte in de Tweede Wereldoorlog niet geraakt tijdens de luchtaanvallen…
Zaterdagmiddag kwam ik tegen sluitingstijd van de burcht, zodat ik alleen maar heb kunnen zien hoe mooi de gebouwen van de buitenkant waren en vooral ook hoe fenomenaal het uitzicht van de burchtrots is! Vanaf een hoogte van 351 meter kan men naar het zuiden kijkend in ieder geval de dubbele kerktorens van de St. Sebaldkirche kerk op de voorgrond en de dubbele kerktorens van de St. Lorenzkirche kerk in de verte zien. De buien die in de middag veelvuldig gevallen waren, zag ik naar het oosten wegtrekken.
Toen ik verder door het burchtcomplex liep en aan de noordzijde van de berg uitkwam, zag ik hoezeer de Kaiserburg burcht aan de noordzijde een vast onderdeel van de stadsmuur vormt.
Later op de middag ben ik weer even de binnenstad ingelopen en stak met de Museumbrücke de rivier de Pegnitz over, die van oost naar west door de stad stroomt en haar in tweeën deelt. Dat was vroeger letterlijk: op de noordoever lag de ommuurde wijk St. Sebald en op de zuidoever lag de eveneens ommuurde wijk St. Lorenz. Pas in het begin van de 14e eeuw zijn de twee wijken samengevoegd. De rivier de Pegnitz is 120 kilometer lang en ontspringt ergens in het karstgebied ten noordoosten van Neurenberg. Enkele kilometers ten zuidwesten van het naburige stadje Fürth stroomt hij samen met de Regnitz verder en mondt als Regnitz iets ten noorden van Bamberg in de Main, die op zijn beurt bij Mainz in de Rijn vloeit. Het begin van de Main ligt aan de andere kant van het berggebied waar de Pegnitz ontspringt: daar is dus een mini-waterscheiding in het stroomgebied van de Rijn. Over een lengte van 14 kilometer stroomt de Pegnitz door de stad Neurenberg en heeft in de loop van de eeuwen door het meevoeren van zand en ander sediment een aantal eilanden gevormd, waarvan in het oostelijke gedeelte van de stad het eiland “Insel Schütt“. Op dat eiland staan aan de oostkant enkele scholen en onder het eiland bevinden zich sinds 1980 een parkeergarage en een station van de U-Bahn. Het onbebouwde middengedeelte en de oevers worden gebruikt voor recreatie.
Op de noordelijke oever van de Pegnitz ter hoogte van de meest westelijke punt van het eiland ligt het “Heilig-Geist-Spital“, een groot, middeleeuws gebouwencomplex, waarin sinds 1339 een zorginstelling voor zieken en ouden-van-dagen was gevestigd. De grondlegger van dit groots opgezette gebouwencomplex was de Neurenberger patriciër en weldoener Konrad Gross (1280-1356).
Het Heilig-Geist-Spital kent een rijke geschiedenis. De oprichter Gross had bepaald dat het Heilig-Geist-Spital als ziekenhuis en ouden-van-dagentehuis moest worden gebruikt. Het aanvankelijk op 200 berekende aantal “patiënten” bleek al snel te laag te zijn: daarom werden fondsen geworven voor de uitbreiding. De nadruk lag op de medische verzorging van de bewoners – zo konden uit een grote schenking een arts en een apotheker worden bekostigd. Aan deze eerste apotheek herinnert een plaquette van cloisonné-keramiek aan het meest westelijke muur van het complex.
In de 15e en 16e eeuw vonden nog verdere verbouwingen en uitbreidingen plaats, waarvan de uitbreiding vanaf de noordelijke oever van de Pegnitz naar de westelijke punt van het Insel Schütt eiland. Dit plan bleek in eerste instantie te moeilijk om te realiseren vanwege de drassige bodem, maar een gewijzigd plan slaagde wel. Ook nu is nog te zien voor welke moeilijkheden de bouwers zich in het begin van de 16e eeuw geplaatst zagen… Verder veranderde er in de eeuwen niet veel. Na de grote verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog werd het Spital-complex zo compleet mogelijk opgebouwd: in 1953 werd het gebouw weer geopend, na een bouwtijd van 3 jaar.
Ik vond dat ik de apotheek en het ouden-van-dagentehuis in het grote complex van het “Heilig-Geist-Spital” op dat moment (nog) niet nodig had, maar wel het “Heilig-Geist-Spital Restaurant und Weinstube“! Na enig wachten kreeg ik een kleine tafel in het volle restaurant toegewezen en zat ik al snel met een glaasje lokale witte wijn de menukaart te bestuderen. Het was aspergetijd, dus het voorgerecht was gemakkelijk te kiezen: de eerste asperges van het jaar als salade – wat een luxe! De asperges uit de buurt van Neurenberg zijn beroemd om hun smaak. Ten noordwesten van de stad ligt een uitgestrekt tuinbouwgebied met de welluidende naam “Knoblauchsland“, dat al sinds de 8e eeuw in gebruik is en dat ongeveer 1.900 hectaren beslaat. Het gebied is daarmee een van de grootste aaneengesloten tuinbouwgebieden. De naam ontleent het aan de uiengewassen die daar van oudsher worden verbouwd. Al in de 17e eeuw werden de asperges als zeer smaakvol beschreven. Ook zonder deze wetenschap vond ik de salade erg lekker! Het restaurant was ook zo druk, omdat er een heel grote groep Koreaanse toeristen was neergestreken. Zij lieten zich het bier en de wijn, maar ook de asperges goed smaken. Het was buitengewoon grappig om te zien dat de toerleider van tafel naar tafel ging met een grote pot sambal oelek en bij iedereen een flinke lepel aan de asperges toevoegde – het werden dus “spicy Spargel“!
Mijn volgende gerecht was iets typisch uit de regio Franken: “Schäufela“, gebakken varkensschouder. De naam verwijst naar Schaufel: het schouderblad lijkt op een schep. Iedere regio heeft haar eigen recept. Hier in Franken wordt eerst het zwoerd in ruitvorm ingesneden en gekruid met zout, peper en kummel. Daarna worden vlees, zwoerd en bot aan één stuk in een pan met kleingesneden wortelgroenten en uien gelegd, overgoten met bier en vervolgens in de oven gedurende 2 of 3 uur gebraden. Het vlees is klaar als het vlees gemakkelijk van het bot valt en het zwoerd knapperig en goudbruin is. Het wordt geserveerd met de jus, een Kartoffelkloss en met zuurkool in een afzonderlijk schaaltje. Mijn portie werd opgediend met een stevig steak-mes – voor het zwoerd. Het was een voedzame maaltijd en het sloot deze eerste dag mooi af!
Gisteren, op zondag 26 maart, was het weer in de nacht omgeslagen. Het was bewolkt, kil en regenachtig: daarom een goed moment om naar het Albrecht-Dürer-Museum te gaan. Ik besloot eerst maar eens te gaan ontbijten in een tentje met de interessante naam “Katzentempel“, dat ik de dag tevoren ook al had gezien. Er lagen toen her en der katten te slapen op hun kussentjes in de vensterbank of in hun hangmandjes. Op deze zondagochtend was het druk: blijkbaar een favoriet zondagsuitje met kleine kinderen. Dat bleek niet helemaal goed te gaan: de kinderen renden ondanks vermaningen van ouders en staf achter de katten aan, zodat die zich verstopten in en achter alle krab- en klimpalen, hoge planken en slaaphoekjes… Uiteindelijk kwam één van de zes katten voorzichtig te voorschijn en bekeek de gasten wat argwanend, maar toch ook nieuwsgierig: het was poes “Elli“, een slanke lapjeskat met veel wit. Een van de mensen van de bediening probeerde “Tommy“, een leigrijze kater, tot enige activiteit te motiveren door een nepmuisje aan een touw over de hoge loopplanken aan het plafond voort te trekken, wat een groot succes was!
Alle katten waren nog jong (maart–juni 2021) en allemaal afkomstig uit het dierenasiel. Dit paste bij de filosofie van het kattencafé, dat zich te doel had gesteld om daarmee de wereld mooier te maken en ook om de ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden: niet alleen geredde katten een beter leven geven, maar ook nog veganistische gerechten serveren. Voor mij kwam dat wel goed uit – als tegenwicht tegen de copieuze (en zeker niet vegan) maaltijd van de avond ervoor in het “Gasthaus“! Ik bestelde een grote kop koffie en het “Tempelfrühstück” dat de gehele dag geserveerd werd: dit bestond uit vijf dikke sneden speltbrood, schaaltjes met hummus, guacamole, pindamousse en frambozenjam, en met stukjes tomaat, paprika, komkommer, appel en sinaasappel. Het zag er niet alleen mooi verzorgd en feestelijk uit, maar was ook erg lekker.
Het Albrecht-Dürer-Museum
Gesterkt door dit ontbijt kon ik mij verder onderdompelen in de cultuur: een bezoek aan het Albrecht Dürer Museum, aan de voet van de Kaiserburg. Dit museum is gevestigd in het authentieke woonhuis van de Neurenbergse kunstschilder, tekenaar en graveur Albrecht Dürer (1471–1528) dat in 1509 in zijn bezit kwam en waar hij ook zijn atelier had. Albrecht Dürer is in 1471 in Neurenberg geboren. Zijn vader, een goudsmid, kwam oorspronkelijk uit Hongarije en heette eigenlijk Ajtósi, dat in het Hongaars “deur” betekent. Hij verduitste de naam tot “Türer“, maar in de tongval van dat gedeelte van Franken werd de “T” tot “D” en daarmee de naam tot “Dürer“. Albrecht junior ging eerst bij zijn vader in de leer als goudsmid, maar toen al snel zijn tekentalent ontdekt werd, kreeg hij les van een van de leidende kunstenaars in de stad, vooral op het gebied van houtgravures en prentkunst met droge naald. Vanaf 1490 maakte hij reizen naar o.a. Basel en Straatsburg. Na zijn huwelijk in 1494 maakte hij tweemaal een reis naar Italië en Venetië (1494–1495 en 1505–1507), waar hij als eerste Noord-Europese kunstenaar kennis maakte met de Italiaanse Renaissance en de intellectueel-culturele impact op de kunst. Tussen die twee reizen werkte hij in Neurenberg. In 1509 betrok hij zijn eigen atelier in wat nu het museum is. Dürer is ook voor langere tijd in de (Zuidelijke) Nederlanden geweest: in juli 1520 maakte Dürer, begeleid door zijn echtgenote en haar dienstmeid, een reis via de Rijn naar Keulen en daarna naar Antwerpen, waar hij met veel eer ontvangen werd. Tussen augustus 1520 en de zomer van 1521 ontmoette Dürer daar vele bekende kunstenaars en tekende vele portretten. Dürer heeft zijn bezoek ook benut om zoveel mogelijk invloedrijke personen te ontmoeten die voor hem konden pleiten bij de nieuwe Keizer van het Heilige Roomse Rijk, Karel V – en met succes. Met een verzekerde toelage keerde Dürer terug naar Neurenberg. In de jaren daarna verslechterde zijn gezondheidstoestand, waarschijnlijk omdat hij in de Nederlanden besmet was geraakt met malaria. Hierdoor was hij minder creatief en productief geworden. Uiteindelijk stierf hij in 1528, op 57- jarige leeftijd. Zijn weduwe bleef in het woonhuis wonen tot haar dood in 1539.
Albrecht Dürer was voor zijn tijd een baanbrekend en veelzijdig kunstenaar: hij was niet alleen kunstschilder, maar ook graficus, tekenaar en meetkundige. Dat komt ook tot uitdrukking in het museum. Daarnaast is hij ook ontwerper geweest van fortificaties voor steden. In het laatste jaar voor zijn dood, in 1527, verscheen hierover een boek van zijn hand: hij beschrijft hoe stadsmuren beter bestand gemaakt kunnen worden tegen het toen moderne kanonnenvuur. De uitvoering van deze ideeën was uit kostenoogpunt maar moeilijk te realiseren…
Dürer’s woonhuis dat later het Albrecht-Dürer-Haus is gaan heten, is naar men aanneemt rond 1420 gebouwd. De oudste balken zijn dendrochronologisch onderzocht: zij zijn uit het jaar 1418. Van de vier verdiepingen zijn de onderste twee met zandsteen gemetseld en de twee bovenste in vakwerk. Toen in 1828 herdacht werd dat 300 jaar geleden de kunstschilder gestorven was, heeft de stad het woonhuis verworven en er een herinneringsruimte laten inrichten. In de jaren daarna is er nog het een en ander toegevoegd in het huis, waarover later meer. Het gebouw heeft nogal wat schade opgelopen in de Tweede Wereldoorlog: de buitenmuren, zeker de vakwerkdelen waren zwaar beschadigd, maar ook hier is de wederopbouw goed verlopen. Toen in 1949 de oorlogsschade hersteld was, is zijn woonhuis ingericht als museum.
In het museum dat er aan de buitenkant nog als een gewoon woonhuis uitziet, zijn in 2010 op kunstige wijze verbouwingen geweest, waardoor er meer ruimte kwam voor exposities. In de entreehal staat een schaalmodel van het huis, dat gemaakt is in 1977 – het ziet er erg kunstig uit! Een groot voordeel is ook dat er een audiotour beschikbaar is (in vele talen): de aanvullende informatie maakt de beleving zoveel groter.
In de zalen op de eerste verdieping hangen (reproducties van) vele van zijn schilderijen en aquarellen. Wat mij het meeste boeide was dat prachtige zelfportret uit 1500 met de mantel in een prachtig vol-rode kleur afgezet met een bontkraag (“Selbstbildnis im Pelzrock“). Daar heeft hij zichzelf weergegeven als een Christusfiguur. Het was in die tijd bij niet-kerkelijke portretten niet gebruikelijk om “recht in de camera” te kijken, maar hieruit blijkt dat Dürer toch wel een beetje ijdel was en trots op zijn mooie mantel. Hij heeft dat op wonderbaarlijke wijze weten over te brengen op dit olieverfschilderij. Er zijn tot op de dag van vandaag nog vele raadselen rond dit zelfportret, zoals het marterbont van zijn mantel dat op grond van een wettelijke regeling(!) eigenlijk alleen gedragen mocht worden door rijken en notabelen uit de stad. In 1500 was Albrecht Dürer noch rijk noch notabel: dat zou hij pas zijn in 1509! De uitvergrote weergave van het beroemde zelfportret is trouwens een kopie van goede kwaliteit, gemaakt door een onbekende meester en waarschijnlijk daterend van vóór 1778. Er zijn vele reproducties in omloop. Het origineel bevindt zich sinds 1805 in het museum Alte Pinakotek in München.
In het museum is ook aandacht voor de “digitale” Dürer: in een multimediaal display worden 43 van zijn beroemde werken, die veelal in musea over de gehele wereld hangen, met een druk op de knop zichtbaar: voor ieder jaar van zijn scheppende kunstenaarsleven één. Na veelvuldig gespeeld te hebben met de verschillende knopjes koos ik mijn “Top-3” uit: natuurlijk De Haas (“Der Feldhase“) uit 1502, De grote graszode (“Das grosse Rasenstück“) uit 1503 en de Biddende handen (“Betende Hände“) uit 1508. Het aquarel De Haas is een natuurstudie, die Dürer waarschijnlijk in zijn atelier heeft gemaakt, zonder dat de weergave een symbolische werking heeft – het dier ziet er aaibaar uit, maar ook alsof het op elk ogenblik er “als een haas” vandoor kan gaan. De lichtwerking is prachtig: de gelaagdheid van de vacht, de bewegelijke grote oren, de details van de snorharen en de nageltjes – alles komt duidelijk naar voren. Er is verder niets om de haas heen te zien, alleen een crèmekleurige achtergrond met wat rossige veegjes: dat maakt dat alle aandacht naar het dier uitgaat. Ook het aquarel De grote graszode wordt als natuurstudie beschouwd. Bij de graszode zijn de afzonderlijke grassen en weideplanten als volledige planten afgebeeld, van wortel tot top of bloem. O.a. Kropaar (een grove grassoort), Smalle weegbree, Grote weegbree, Ereprijs, Duizendblad, Madeliefje en Paardenbloem zijn te zien. De planten lijken zo echt, dat je ze bijna kan aanraken! Van een geheel andere orde zijn de “Betende Hände” (Biddende handen) uit 1508: op blauwachtig papier met inkt getekende mannenhanden, tegen elkaar gehouden in een stil gebed. De biddende handen hoorden bij een apostel die getuige was van Maria’s tenhemelopneming. Het was nog maar een schets voor het middenstuk van een huisaltaar met twee vleugels. Opdrachtgever was een rijke lakenhandelaar uit Neurenberg. Het altaar zelf ging bij een brand verloren… Uiteindelijk blijkt deze tekening het meest gereproduceerde werk van de schilder te zijn! Ik vind dat er een enorme kracht uitgaat van dit introverte gebaar, dat in principe van alle tijden is…
De tweede verdieping van het museum was nog ingericht zoals het woonhuis van Albrecht Dürer zelf. Vooral de keuken neemt een belangrijke plaats in. Er was een grote haardstede met een grote gietijzeren pan aan een ketting, waaronder een stapel brandklare houtjes en vele roodkoperen pannen en emmers eromheen. Aan de muur hing een brood- (of taart-?)vorm. Een flinke stapel brandhout lag als reserve in een nis onder de haard. Verder was de keuken best gezellig ingericht met een tafel waarop ook weer koperen sierkannen en -potten stonden. In de buitenmuur was een hardstenen spoelbak.
Op dezelfde verdieping waren ook twee woonkamers. In 1876 kreeg de uit Neurenberg afkomstige kunstenaar en binnenhuisarchitect (zoals wij dat nu zouden noemen) Friedrich Wilhelm Wanderer (1840–1910) de opdracht om deze twee “mooie kamers” in het Dürer-Haus in te richten in de stijl van Dürer. Wanderer liet zich daarbij inspireren door de houtsneden en kopergravures van de grote meester zelf, maar gaf er ook een eigen en eigentijdse invulling aan. Het interieur oogde een beetje statig, maar ook wel knus: er stond een grote “Kachelofen” van groenige geglazuurde tegels met verschillende voorstellingen en er hing een sierlijk kastje met intarsia en een tinnen waterreservoir aan de muur. Een grote tafel in het midden nodigt uit om aan te schuiven. De lichtinval was mooi – met zonlicht, want inmiddels was de regen opgehouden.
Een ander element in het museum is de grote ruimte met veel daglicht waar het atelier van de schilder zou kunnen zijn geweest. Er zijn geen duidelijke bronnen die bevestigen dat dit inderdaad het geval is geweest. Aan de ene kant van de ruimte zijn vele vitrinekasten met wat een schilder uit de 15e–16e eeuw zoal nodig heeft: kleurstoffen en pigmenten, lijmen en bladgoud.
In en op een grote vitrinekast stonden vele stopflessen met kleurstoffen die gemalen en gebruiksklaar waren. Op de onderste plank stonden schalen met de planten (en dieren) waarvan de kleurstoffen oorspronkelijke afkomstig waren. Dat waren o.a. Saffraan en Saffloer of Valse Saffraan voor de kleuren geel, oranje en rood, Brazielboom, Meekrap en Coccinelleluis voor rood, Indigo voor blauw en Wijnruit voor groen.
Verder was er nog een kastje met vele kommetjes die gevuld waren met verschillende soorten lijm- en bindmiddelen, waarover men toen beschikte: vislijm, beenderlijm en huidlijm, maar ook Arabisch gom en mastiek (hars). In een hoge kast lagen op planken stukken gesteente en het daarvan gemalen poeder in vele kleuren: de pigmenten. Ook het verwerken van bladgoud en wat men daarvoor nodig had werd getoond in een vitrine.
Een deel van de ruimte die als “atelier” wordt aangeduid, is tegenwoordig op bepaalde dagen in gebruik als demonstatielokaal voor druktechnieken, zoals die ten tijde van Dürer werden toegepast. In de aangrenzende ruimte staat een drukpers – een van de kunstvormen waarin Dürer uitblonk. Het is een replica die in 1971 ter gelegenheid van de 500e geboortedag van Albrecht Dürer is gemaakt. Een afbeelding uit die tijd maakt wel duidelijk hoe zwaar het drukproces is!
Behalve de grote drukpers stond er ook een grote “letterbak” opgesteld, waarin naast hele rijen met loden letters ook nog een in fraaie letters gedrukt gedicht van de grote “Meistersinger” uit Neurenberg en tijdgenoot van Albrecht Dürer, Hans Sachs (1494–1576), lag:
“Wer immer hinter’m Ofen sitzt–––––– Wie altijd maar achter de kachel blijft zitten
Grillen fängt und Hölzlein spitzt––––––Krekels vangt en houtjes afpunt
und fremde Leute nie beschaut–––––––en nooit vreemde mensen ontmoet
der bleibt ein Narr in seinem Haut“––––die blijft een dwaas in z’n bestaan
Dat is een waarheid die ook na vijf eeuwen nog steeds geldt!
Hiermee kwam een einde aan het interessante bezoek aan het woonhuis van een van de grootste kunstenaars van de 15e en 16e eeuw – daarna zou ik doorgaan naar het Reichsparteitagegelände in het zuiden van Neurenberg: een gebied met gebouwen uit de Nazitijd, waarvan ik werkelijk koude rillingen over de rug kreeg… Daarover gaat Deel 2 van mijn bezoek aan Neurenberg. Gelukkig was er verder in de stad nog veel moois te zien!
Neurenberg – een stad van fonteinen
Neurenberg is niet alleen een stad van kerken, de Kaiserburg en Albrecht Dürer, maar ook van fonteinen. Eén van de oudste dateert uit het einde van de 14e eeuw (de “Schöner Brunnen“) en staat op de Hauptmarkt bij de Frauenkirche. In de loop van de eeuwen is de fontein natuurlijk wel vernieuwd en gerestaureerd. De opbouw van deze fontein is spectaculair: de fontein is ongeveer 19 meter hoog en lijkt op een met pinakels versierde gotische kerktorenspits. Er is heel veel goud in verwerkt. Een prachtig smeedijzeren hekwerk staat eromheen. Deze fontein heeft het bombardement op de binnenstad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog overleefd, omdat hij ingepakt was in een dikke laag beton!
De fonteinen waren nog in “winterslaap”: om vele van hen waren planken huisjes geplaatst, waardoor de eigenlijke fontein niet meer zichtbaar was. De “Nürnberger Tugendbrunnen” fontein was weliswaar ook verstopt, maar er stond een afbeelding op de buitenkant: deze fontein is gewijd aan de Deugden, met op de top Vrouwe Justitia met zwaard en weegschaal. De verrassend modern uitziende fontein dateert uit 1589 en is ontworpen door de beeldhouwer en metaalgieter Benedikt Wurzelbauer (1548–1620). Deze fontein staat vlak bij de St. Lorenzkirche kerk tegenover het Nassauerhaus, een woontoren die uit de Middeleeuwen stamt. Ook deze woontoren is na de bombardementen van 1945 weer zorgvuldig opgebouwd.
Op een plein achter de Frauenkirche staat een fontein die er ogenschijnlijk ook weer modern uitziet, maar toch uit het midden van de 16e eeuw dateert: het is de Gänsemännchenbrunnen fontein van de uit Neurenberg afkomstige beeldhouwer en metaalgieter Pancraz Labenwolf (1492–1563). Ook hier wordt de fontein afgeschermd door een sierlijk smeedijzeren hekwerk. De man met de zwierige hoed heeft twee dikke ganzen onder de arm: in het zomerseizoen komt het water uit de snavels van de ganzen. De naam van de fontein paste vroeger wel beter bij de naam van het plein: het heette toen Gänsemarkt (Ganzenmarkt), maar nu Obstmarkt (Fruitmarkt)!
Er zijn ook fonteinen die nog helemaal niet zo oud zijn, maar die wel teruggrijpen op situaties uit de 15e eeuw. In een fraai, oud park in een stadsdeel ten westen van de historische binnenstad staat een bronzen beeld van een kruisboogschutter op een mooi versierde zandstenen sokkel met een schelpvormig waterbekken: de Armschützenbrunnen of ook de Schnepperschützenbrunnen genoemd. Door giften vanuit de burgerij is deze fontein gemaakt door een beeldhouwer uit Neurenberg, Leonard Herzog, en in 1904 geplaatst. De voorstelling van de schutter die zijn kruisboog in de lucht richt is gebaseerd op het traditionele kruisboogschieten, dat hier tot in de tweede helft van de 18e eeuw plaatsvond en waarvan de eerste keer in 1487 was, ter ere van Keizer Friedrichs III. De beeldhouwer heeft hier vooral stijlelementen gebruikt uit de late Renaissance.
Een ander (veel moderner) voorbeeld is het “Narrenschiff“, een sculptuur zonder waterbekken, dat staat opgesteld ten noorden van de Museumbrücke brug over de Pegnitz. De figuren in het beeld zijn ontleend aan de houtsnede die Albrecht Dürer maakte bij het satirische verhaal Das Narrenschiff uit 1494 van de Duitse humanist Sebastian Brant (1457–1521). In deze (in die tijd al erg populaire) satire vaart een schip vol dwazen rond, dat nooit ergens aan zal komen, omdat niemand weet waar hij mee bezig is. Alle menselijke zwaktes worden uitgebeeld. Het beeld is in de jaren 1984–1987 gemaakt door de Duitse beeldhouwer Jürgen Weber (1928–2007), die werkte volgens de stroming van het Realisme. In 1990 was men van plan om er echt een fontein van te maken, maar de kosten werden dermate hoog bevonden dat het schip nog steeds “op het droge” staat!
Neurenberg – een stad van standbeelden
Deze vorm van “buitenkunst” komt ook veel voor in de stad. Het grote standbeeld uit 1890 voor de cartograaf Martin Behaim (1459–1507), dat in de wijk tussen de St. Sebaldkirche kerk en de St. Egidienkirche kerk staat, is ontworpen door de in Neurenberg opgeleide beeldhouwer Johann Wolfgang Rössner (1841–1911). De koopman-ontdekkingsreiziger staat fier in brons op een hoge sokkel van zandsteen. Hij heeft zijn rechterhand losjes op de door hem ontworpen globe, de Behaim Erdapfel, gelegd. Het woord “globe” werd toen, in 1492, niet gebruikt – Behaim sprak van “Erdapfel“, een samentrekking van “Erde” en “Apfel“. Dat klinkt nu een beetje komisch, omdat de “aardappel” toen nog niet bekend was: die kwam pas met Christoffel Columbus mee! De Behaim Erdapfel is de oudste nog bestaande globe uit de tijd dat men niet op de hoogte was van het bestaan van de continenten Noord- en Zuid-Amerika en Australië. Aan weerszijden van de sokkel zitten twee vrouwen die de bezigheden van Martin Behaim verbeelden: de Handel met de Mercuriusstaf en een bundel exotische vruchten in de hand en een scheepsanker aan haar voeten, en de Wetenschap, met een document in haar hand en boeken en landkaarten aan haar voeten.
En dan zijn er ruiterstandbeelden: twee ruiterstandbeelden, ieder van een geheel ander karakter, staan niet ver van elkaar: op het plein voor de barokke Egidiuskerk met het mooie witte interieur, staat op een hoge hardstenen sokkel het ruiterstandbeeld voor Keizer Wilhelm I. Het werd in 1905 onthuld en is een bronzen beeld naar klassiek ontwerp. In 1895 won de Duitse beeldhouwer Sirius Ebele (1844–1903) de ontwerpwedstrijd, maar hij overleed voor de oplevering van het beeld. Zijn confrère Wilhelm von Rümann (1850–1906) voltooide het. Vanaf het begin had dit beeld, dat het grootste ruiterstandbeeld in Beieren is, een duidelijk politiek tintje. Het protestante Neurenberg met zijn rijke geschiedenis was in 1806, vier jaar na het uiteenvallen van het Heilige Roomse Rijk (Deutscher Nation), toegevallen aan het katholieke Koninkrijk Beieren en was van een belangrijke “Reichs- und Kaiserstadt” verworden tot een provinciestad. De initiatiefnemers voor het standbeeld wilden het in 1871 tot stand gekomen Duitse Keizerrijk (dat tot 1918 zou blijven bestaan) eren en ook Neurenberg wat aanzien betrof weer op een hoger plan tillen… Onder Keizer Wilhelm I. werd de Duitse eenmaking verwezenlijkt – het plaatsen van zijn ruiterstandbeeld in vele steden was een eerbetoon aan hem. Het bijzondere aan dit standbeeld is dat het zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd: er waren in de Tweede Wereldoorlog wel vergevorderde plannen om het om te smelten, zoals dat met vele andere standbeelden was gebeurd, maar om de een of andere reden is dat niet doorgegaan. Wel heeft vooral het paard een paar kogelgaten opgelopen: een van de weinige nog zichtbare sporen van de oorlog…
Het tweede ruiterstandbeeld staat meer naar het zuidoosten vlak bij de Universiteitsmensa. Dit beeld met de naam “Blaue Reiter” is a.h.w. een “anti-ruiterstandbeeld” – aan dit beeld is niet veel heroïsch! Toch heeft het een krachtige uitwerking op de omgeving van dat moderne plein, ook door het felle kobaltblauw van de twee ruiters dat tegen het rossige zandsteen van de oude huizen rond het plein afsteekt. Het paard heeft het uiterlijk van een wat sullige, gedrongen pony die rustig staat te wachten op wat komen gaat. Het dier wordt a.h.w. ingekaderd door de vier stalen, roestkleurige zuilen, zgn. coquilles: grote stalen matrijzen waarin bij de staalproductie staal wordt gegoten. De twee ruiters hebben geen armen. De titel zou refereren aan de naam van een kunstenaarsgroep uit Neurenberg, waarvan de kunst in de Nazitijd als “enartet” werd bestempeld. De kunstenaar Johannes Brus (*1942) heeft het beeld in 1993 ontworpen: hij wilde de aandacht vragen voor de vrijheid waarmee wij heden ten dage kunst kunnen maken zonder dat wij ons hoeven in te houden. Hij wilde ook verschillende culturen verenigen – als teken voor de vrede. Zo hebben de ruiters hoeden op zoals die traditioneel in Tibet worden gedragen. Is het mooi? Ik weet het niet, maar ik vond het wel passen in deze stad met haar lange culturele geschiedenis.
Neurenberg – een stad van bruggen
Vanaf het kunstwerk Blaue Reiter is het maar een paar honderd meter naar het zuiden om weer bij de rivier Pegnitz uit te komen. De oostelijke stadsmuur is vanaf dat punt ook niet ver weg. Er zijn binnen de stadsmuren van de Altstadt bij elkaar wel meer dan 12 (voetgangers-)bruggen over de rivier! Er liggen ook een paar eilanden in de Pegnitz, waarvan, zoals al vermeld, het tweedelige Insel Schütt het grootste eiland is. Het Trödelmarktinsel eiland ligt verder stroomafwaarts. Vanaf het midden van de 13e eeuw werd hier een markt georganiseerd. Midden 16e eeuw begonnen handelaren er tweedehandsspullen te verkopen: daarom heet het eiland nu vrij vertaald “Rommelmarkteiland“! Hier vlakbij ligt in de zuidelijke arm van de Pegnitz het kleine “onbewoonde”, met struikgewas en bomen begroeide Schwabeninsel eiland, dat nu bijna niemand meer bij naam kent. Toch heeft daar tussen 1298 en 1856 de Schwabenmühle graanmolen gestaan. Nu is het eilandje niet meer bereikbaar… Dan is er ook nog het (naamloze) eiland waarop de middenpijler van de Fronveste is gebouwd die de verbinding met de zuidoever van de Pegnitz vormt. Daar staat ook de Schlayerturm toren.
Op het westelijke puntje van het Trödelmarktinsel eiland in de Pegnitz staat de Henkerturm toren en is met de noordoever verbonden door een zandstenen brug met twee bogen, waarop vakwerkhuisjes zijn gebouwd. Op deze plek woonde de beul – tijdens de rondrit met de bus werd gekscherend opgemerkt dat het logisch was dat de beul daar woonde, omdat niemand hem als buurman wilde hebben…! De Wasserturm toren op de oever van de noordelijke rivierarm is een toren in de westelijke gedeelte van de voorlaatste stadsmuur uit 1325. In 1400 werd hij, toen hij zijn verdedigingsfunctie verloor, gebruikt als gevangenis.
Vanaf het eilandje overbrugt de overdekte Henkersteg brug uit 1595 de rivier naar het zuiden. De eerste houten brug, die wat meer stroomopwaarts lag, werd gebouwd in 1457. Door ijsgang werd deze in 1595 verwoest, waardoor men besloot om de tweede brug verder stroomafwaarts te bouwen. In de eeuwen daarna moest de brug meermaals worden herbouwd. Na de verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog is de brug in 1954 weer geopend.
Nog verder naar het westen overbrugt de Fronveste uit 1490 de rivier. Zij is onderdeel van de laatste stadsmuur – zij diende voor de verdediging van de plek waar de Pegnitz de oude stad verlaat. Dit robuuste brugachtige gebouw werd in 1490 neergezet en als wapenarsenaal gebruikt. In de loop van de tijd veranderde de functie meerdere malen: in de19e eeuw werd het een gevangenis, vóór de Tweede Wereldoorlog werd het een ouden-van-dagenhuis, na de verwoesting in 1945 en de herbouw was het tussen 1957 en de jaren 1980 opnieuw een bejaardenhuis en sindsdien woonruimte voor studenten. De Schlayerturm toren is eveneens een deel van de laatste stadsmuur. Deze dominante vierkante toren met het spitse tentdak werd in de jaren 1419–1422 gebouwd op het kleine eiland. De toren diende net als de Fronveste ter verdediging van de plek waar de rivier de binnenstad verlaat. In de Tweede Wereldoorlog raakte ook deze toren zwaar beschadigd. Aan de hand van oude tekeningen heeft men hem toen hersteld. Nu lijkt hij weer op de toren zoals Albrecht Dürer hem heeft getekend – op een informatiebord staat een afbeelding van deze ingekleurde pentekening uit 1491!
De Kettensteg (letterlijk een kettingbrug) is een ijzeren hangbrug die aan de oostkant van de Fronveste is gebouwd. De brug dateert uit 1824. zij was toen de eerste ijzeren kettingburg op het vasteland van Europa en geldt nu als de oudste nog bestaande kettingbrug. Tegenwoordig worden er geen kettingen meer gebruikt, maar staalkabels. De brug is ontworpen door Conrad Georg Kuppler (1790–1842), een werktuigbouwkundig ingenieur uit Neurenberg die ook had meegewerkt aan de totstandkoming van de eerste spoorlijn tussen Neurenberg en Fürth. Hij heeft zich laten inspireren door Engelse bruggen, waarover hij had gelezen. In de loop van de tijd is de brug veelvuldig aangepast en verstevigd, waarbij steeds zoveel mogelijk de oorspronkelijke opzet is gehandhaafd. Op de een of andere manier gaat de elegante en luchtige metaalconstructie goed samen met de stevige uitstraling van het rossige zandsteen, waarin de Fronveste en de Schlayerturm toren zijn opgetrokken.
De inwoners van Neurenberg hebben door de eeuwen heen steeds weer bruggen over “hun” rivier de Pegnitz gebouwd – en eventueel herbouwd, omdat woeste waterstromen de bruggen wegsloegen of omdat oorlogen de bouwsels verwoestten. De symboliek van een brug blijft hetzelfde: het verbinden van oevers en daarmee ook het weer bij elkaar brengen van mensen – daarnaast betekent dit ook het weer opstaan na de puinhopen… Die symboliek van het verbinden heb ik de afgelopen dagen zeker gemerkt, toen ik, behalve door de weer opgebouwde stad wandelen, ook kennis nam van hetgeen zich in de stad heeft afgespeeld in de jaren vóór, tijdens en na de de Tweede Wereldoorlog: de “keuze” van de Nazi’s voor deze voormalige Rijksstad, (bij mijn bezoek aan het voormalige Reichsparteitagegelände) en van de rechtspraak na de Tweede Wereldoorlog over het door de Nazi’s veroorzaakte oorlogsleed (bij het bezoek aan het Memorium Nürnburger Prozesse). Dit bezoek aan de bijzondere stad Neurenberg zal nog lang in mijn herinnering blijven!
Wat een SCHRIJFSTER is die Vrouw !
Hoe is het in de wereld mogelijk dat je dit alles beleeft, illustreert en op schrift zet…!!! Wordt het ook een keer uitgegeven? Heb je alle foto’s zelf gemaakt.?
Er zijn natuurlijk stadsuitgaven, maar dit komt zo persoonlijk over.,
Hulde lieve Pauline ! Liefs Betty,
Je hebt in een paar dagen veel gezien van de rijke historie van deze stad, Mooi verhaal over de geschiedenis van torens, kerken, fonteinen, beelden en bruggen. Weer prachtig voorzien van de foto’s, ook die van de KvK en de kunstschilder in bontmantel vond ik leuk.
Veel plezier met het vervolg.
Wat een boeiend reisverslag, Pauline! Ik heb genoten van je beschrijvingen van stadsmuren, poorten, bruggen, fonteinen, musea en ook van restaurants en (katten)café en van de typisch plaatselijke lekkernijen die je at zoals het broodje worst met zuurkool. Het was alsof ik met je meeliep op je wandeling. Ik verheug me op je volgende verslag van deze stad ook al beschrijf je daarin de schokkende plekken, waar nog veel herinnert aan de oorlog. Het is zo belangrijk om op de plaats zelf te zijn. Door je exactheid in de details en in het schetsen van de geschiedenis maar ook door je prachtige begeleidende foto’s en je beschrijving van weer en sfeer kom ik als lezer heel dichtbij de ‘genius loci’. Ik weet nu zoveel beter wat deze stad typeert. Dankjewel. Liefs, Eline