Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
16 september 2018
Vier Suonen en saffraancake
Vanochtend ging ik weer met de Postauto van 8.18 uur vanuit Brig naar Blatten om nu eens verder te gaan op de Via Alpina: Etappe 96 van de Rode Route, eigenlijk het tweede gedeelte, van Belalp naar Mund. De officiële etappe loopt van Riederalp langs de Grote Aletschgletsjer en Belalp naar Mund over een afstand van 20 km en dat vind ik een beetje te veel van het goede…
Zo rustig als de Postauto gisteren was, zo volgeladen was hij vandaag! Ook in de grote gondel van de kabelbaan was het dringen. Het weer was vandaag niet echt geweldig: het was koel en erg bewolkt. Toch waren er mooie lichteffecten te zien, maar slechts weinig bergtoppen.
Boven gekomen stapten alle mensen uit en vertrokken allemaal in oostelijke richting, naar Riederalp en de Grote Aletschgletsjer. Ik koos de andere kant en liep in m’n eentje rustig vanuit Belalp naar het westen. De berghellingen hadden een roodbruine gloed vanwege het verkleurende blad van de bosbessen (Vaccinium myrtillus). De kleine bessen zijn paarsblauw. De planten van de vossenbessen (Vaccinium vitis-idaea) blijven groen, ook al verkleuren de bessen van aanvankelijk wit naar knalrood.
Toen ik aan de andere kant van het komdal ten westen van Belalp was, keek ik nog een keer om: het dorp lag al ver weg. Verder lopend doemde in het oosten opeens de Grote Aletschgletsjer op! Vanaf deze afstand en met dit bewolkte weer was het al een indrukwekkend gezicht – wat moet het niet machtig zijn als je er vlakbij staat…
Hoewel het al laat in het seizoen is, viel er nog veel te zien aan bloemen, heesters en bomen, zowel in de verte als van dichtbij. Ook nu bloeide er van alles – nog of weer… Naast het staketsel van een lang geleden uitgebloeide gentiaan stonden ook een paar alpenrozen te bloeien – voor de tweede keer. Hoewel dit wel eens kan gebeuren in september was het toch een vreemd gezicht. Ook het Behaard Klokje deed nog zijn best om er mooi op te staan. Verder zag ik nog sappige kleine wilde frambozen deinen in de wind, struiken van alpenjeneverbessen, een ondersoort van de gewone jeneverbes, die vol zaten met bijna rijpe bessen en een larikstak met al bruine kegeltjes die over het wandelpad groeide. Alles zag er in al zijn eenvoud erg mooi uit.
Het dal van Belalp had ik inmiddels achter mij gelaten en nu volgde ik de vrij brede Nessjeri Suone die in de richting van Nesselalp stroomt. Zo’n irrigatiekanaal wordt hier ook wel “Wässerwasserleitung” genoemd, “wässern” betekent (planten) water geven.
Af en toe brak het zicht wat open en kon ik een paar bergtoppen aan de zuidzijde van het Rhônedal zien. Anderhalf uur na mijn vertrek uit Belalp kwam ik bij een gehucht, Nesselalp. Hier was weer een kleine kapel, “Maria zum Schnee“. Dit kapelletje, opgetrokken in grauwe steen, werd voor het eerst in een officieel document genoemd in 1759. Vrijwilligers hebben het destijds sterk vervallen gebouwtje weer in ere hersteld.
Ik wierp een blik naar beneden vanaf de rotspunt waarop het kapelletje staat en zag Brig liggen. Het enorme spoorwegcomplex springt in het oog – dit wordt vooral gebruikt voor het (internationale) goederenvervoer, dat dag en nacht doorgaat…
Weer een uurtje later en vele hoogtemeters lager liep ik na een tocht door een open lariksbos met vele grote stenen en ruisende watervallen en passeerde een rotswand met zo te zien wat korstmossen en wat witte steentjes. Bij nadere beschouwing waren die witte steentjes echter beginnende polletjes van Huislook (Sempervivum)!
Even later kwam ik op een punt waar ik weer een Suone bereikte: de Oberschta Suone. Het werkpad dat erlangs liep was in het begin vlak en het terrein erom heen mooi groen. Het heldere water stroomde snel tussen de goedonderhouden boorden.
Na enige tijd werd de omgeving ruiger en het pad rotsiger. Er kwamen ook tunnels, die niet eens manshoog waren, zodat je min of meer gebukt in het halfduister je weg moest vinden. In één tunnel gebruikte ik mijn wandelstok als een soort blindenstok: ik kon wel op ooghoogte zien waar ik liep, maar niet waar ik mijn voeten zette. Een andere tunnel was zo donker – vanwege een bocht – dat ik de zaklamp van mijn smartphone moest gebruiken om niet in het water te stappen. De mountainbiker die mij tegemoet kwam, stapte in zo’n tunneltje niet af: ik zag hoe hij zich aan de tegenoverliggende wand moest steunen om niet te vallen…
Bij één van de tunnels stond een houten bord met het opschrift “Steihow“. Wat zou dat betekenen: steenhoop, steile helling? Toen ik nieuwsgierig ging kijken, gaapte er een diepe afgrond aan mijn voeten met een snelstromende bergbeek, de Mundbach! Gelukkig was er een tunnel…
Na een minuut of tien en nog een nauwe tunnel zag ik een diepe, hoge grot, waar zo te zien en te ruiken, paarden hadden geschuild. Ze hadden in ieder geval de geschubde inktzwammen (Coprinus comatus) die daar groeiden niet vertrapt!
Naarmate ik verder het Gredetschtal inliep, des te rotsachtiger het landschap werd. De ruige rotswanden waren gehavend door steenlawines van lang geleden – de steenbrokken waren nu groenig verkleurd van de korstmossen. Er groeide niet veel meer. Het dal ging verder naar het noorden, in een vrijwel rechte lijn – vandaar de naam: “gredetsch” komt van “gerade“, Duits voor recht(uit). Op een zeker moment maakte het pad een bocht, waardoor ik aan de overzijde van het dal kwam: vanaf dit punt stroomde het water van de Mundbach, de bergbeek niet alleen in de Oberschta Suone, maar ook in de Stigwasser Suone. Deze voert water naar Mund.
Langs de Stigwasser Suone zag het er heel anders uit: veel groener en veel lieflijker. De bodem van deze Suone bestond niet meer uit steentjes, maar uit leem. Zij dateert uit de 16e eeuw! Ook hier heeft in recente jaren een belangengroep het onderhoud op zich genomen.
Tegen half twee kwam ik in de buurt van Mund. Helaas was het steeds mistiger geworden en begon het te miezeren. Toen ik in het dorp aankwam, regende het harder. Ik bekeek even het Saffraanmuseum van de buitenkant. Het gebouw is bijzonder: op het informatiebord staat dat bij dendrochronologisch onderzoek van het gebruikte hout is gebleken dat het gebouw uit 1437 dateert en dat het daarmee een van de oudste houten gebouwen van Wallis is. Het werd gebruikt als een zgn. “Zehnterstadel“, een “belastingkantoor”, waar de boeren hun belastingen in natura moesten afdragen aan de overheid, de “Zehntkorn“, te vergelijken met de tiend(e) in Nederland. Ook hier is weer de Walserbouwwijze te zien, met de “Mäuseplatten.
De regen zette echt door, dus ging ik vlug naar het Restaurant Safran, dat vlakbij was. Daar kwamen de heerlijke geuren van saffraan mij tegemoet! Je kon van alles krijgen waarin saffraan verwerkt was, saffraanparfait, saffraanrisotto, saffraancake. Het werd koffie met saffraancake – erg lekker!
Inmiddels was het ook weer wat droger geworden en besloot ik om te voet terug te gaan naar Brig. Het educatieve pad, het Safranlehrpfad rondom Mund van een uur, dat ook langs de saffraanakkers loopt, heb ik niet gedaan, dus de Saffraancrocus (Crocus Sativa) heb ik niet gezien. Wel zag ik onderweg veel Herfsttijlozen (Colchicum autumnale), die trouwens giftig zijn!
Op mijn tocht naar beneden kwam ik steeds weer zaken tegen die te maken hebben met waterbeheer: er is een stelsel van ronde metalen staven langs de paden, die waterleidingen blijken te zijn en geen relingen. Er zitten afsluitkranen en koppelstukken aan de uiteinden… Daarnaast stroomt er ook water door de kanalen langs het pad – of loopt het pad langs de Suone? Het laatste lijkt eerder het geval te zijn. Er wordt regelmatig onderhoud gepleegd, zoals op het punt waar een grote houten ladder tegen de helling van het pad en de Suone stond. De waterloop hier heet de Drieschtneri Suone en ligt op het grondgebied van de BLS, de spoorwegmaatschappij, die het spoortraject tussen Bern, Lötschberg en Simplon beheert. Het water uit deze Suone wordt vooral gebruikt om het “Schutzwald” op de hellingen boven de spoorlijn te beregenen: een informatiebord meldt dat er gedurende 24 uur aan een stuk moet worden beregend om de bomen tot in de wortels van water te voorzien. Hiermee wordt voorkomen dat de bomen afsterven en het brandgevaar toeneemt.
Ergens halverwege de berghelling moet je weer de Mundbach oversteken die hier door een diepe kloof stroomt. Er is een brug met opengewerkte stalen bodembedekking, die duidelijk ook door vossen wordt gebruikt, want er lag vossenboonsel op! Hier zie je ook hoe steil de helling is.
Brig kent een lange spoorgeschiedenis: op 1 juni 1878 reed de eerste trein Brig binnen vanuit het Unter-Wallis. In 1906 werd de spoorlijn doorgetrokken door de Simplontunnel (destijds de langste spoortunnel ter wereld) naar Domodossola in Italië. Zowel dit traject als dat via de Lötschbergtunnel waren al vanaf het begin geëlektrificeerd. De buurgemeente van Brig, Naters, heeft op verschillende momenten erop aangedrongen om de naam van het station te wijzigen in Brig-Naters – echter zonder succes… Op het infobord staan ook enkele foto’s uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Het uitzicht van nu is wel wat anders geworden!
Niet lang daarna begon het pad, waarop het eerst behaaglijk lopen was, sterk te stijgen, met vele stenen treden. De begroeiing werd steeds kariger en bruiner: er was duidelijk minder water. Een gedeelte van de Suone stond zelfs helemaal droog en zo te zien al een tijdje.
Tegen half vijf kwam de bebouwde kom van Naters dichterbij. Er was weer een mooi wit kapelletje, “Maria Hilf“, dat in 1891 is gebouwd. Sinds 1982 is er vanuit de parochie met hulp van vele vrijwilligers een kruisweg aangelegd vanaf de begraafplaats in Naters naar het kapelletje. De “Bildstöcke” bevatten de staties, die oorspronkelijk in de kerk in Naters hingen. De beschilderde gipsen beelden zijn uit 1898.
Niet veel later liep ik door Naters, dat net als Brig vele fraaie en oude gebouwen heeft. Dit jaar viert de stad haar 1000-jarige bestaan. Er hangt een groot spandoek hoog boven de stad, waarop dit staat aangegeven. Nu weet ik dat het bevestigd is aan de reling van het pad dat ik tevoren heb gelopen. De oeroude, inmiddels holle, lindenboom werd in 1357 in een oorkonde beschreven en toen al als “groot” aangeduid!
Hiermee kwam een einde aan een interessante wandeling met vele indrukken van prachtige natuur en van ingenieuze oplossingen die de bewoners van deze streek door de eeuwen heen hebben gevonden om hun levensomstandigheden te verbeteren. De zon was inmiddels ook weer gaan schijnen.
Besteedde deze ( hier regenachtige, herfstige) zaterdagmiddag aan een paar blogs achter elkaar en was bezig met de koeien, toen er bezoek kwam. En nu kan ik die beesten niet meer terug vinden……..
Blij te merken, dat je ook nog wel eens een mountainbiker tegen komt ! En verder vond ik je foto’s weer prachtig en was weg van die oude holle lindeboom!! Viel spass verder en tot een volgende keer.
Prachtig. Mooie foto’s
regen, donkere tunnels en behoorlijk stijgen (en dalen, wat ook niet meevalt), maar wel prachtige foto’s. Dus toch weer een mooie tocht!