Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
23 december 2023
Wandelen onder de bescherming van Mt. Sefton en Aoraki/Mt. Cook!
Toen ik eergisteren hier in Mount Cook Village aankwam, scheen de zon uitbundig, maar gisteren en vandaag was dat niet echt het geval. Het was nogal bewolkt, maar wel met een aangename temperatuur voor de wandelingen die ik deze twee dagen wilde doen: de gemakkelijke tocht naar Kea Point, op de westelijke morene van de Mueller Glacier gletsjer met een meer aan de voet van Mt. Sefton, en de wat moeilijkere en langere tocht naar het Hooker Lake meer dat gevoed wordt door de Hooker Glacier gletsjer aan de voet van Aoraki/Mt. Cook.
Een rustige wandeling naar Kea Point bij het Mueller Lake meer
Op 22 december had ik eerst wat rondgelopen in het dorp en een kopje koffie gedronken in het gezellige The Old Mountaineer’s Café, voordat ik op pad ging naar het gemakkelijk te bereiken uitkijkpunt Kea Point: vanaf daar had ik zicht tot aan de hoogste bergen van de Zuidelijke Alpen! Wat van een afstand een gewone groen begroeide bergrichel lijkt, is in werkelijkheid een van de twee morenes met puin die door de destijds enorm grote Mueller Glacier zijn ontstaan. Daarachter rees in de verte de voor de Māori heilige berg Aoraki/Mt. Cook hoog op – een indrukwekkend gezicht… De naam Kea Point verwijst naar de inheemse bergpapegaai Kea (Nestor notabilis), die hier zou moeten voorkomen, maar die ik niet heb gezien…

Behalve een groot bord met de verschillende wandelingen en tochten die vanuit dit gedeelte van Mount Cook Village te maken waren, stond er ook een waarschuwingsbord over het “Backcountry Avalanche danger“, het lawinegevaar in het onherbergzame buitengebied. Daarop waren met vleugelmoeren bordjes vastgezet met de mate van risico: op hoog-alpien niveau (boven de 1.800m) was het risico op lawines nu matig en tussen 1.200 en1.800m laag. Onderaan het bord stond enigszins dreigend de tekst “Should you continue today?“… Goed dat er gewaarschuwd wordt, maar naar Kea Point ging ik het wel redden!

Het eerste stuk van de wandeling ging vooral door een bos. Ook hier stonden weer die prachtige, grote varens waarvan de bladen zich aan het ontrollen waren: mooi om te zien hoe het levendige bruin van de opgekrulde takken veranderde in het frisse groen van de zich weer in kleinere bladeren vertakkende bladen! Dit is een inheemse soort varen, de tot de naaldvarens behorende Prickly Shield Fern (Polystichum vestitum), die in Māori Pūnui wordt genoemd.

Eenmaal uit het bos had ik zicht op de bergketen ten westen van Mount Cook Village, de Sealy Range, die zich vanaf de hoogste berg Mount Sealy (2.627m) in het zuiden uitstrekt tot aan Mt. Sefton in het noorden. Op de open vlaktes groeiden weer andere planten: er waren vele inheemse bomen te zien, maar ook “import”, zoals lupines die hier hun roze toortsen lieten zien en eveneens roze roosjes die zich in een boom hadden geslingerd! Op de stenen groeide een grijsgroen plantje dat eruit zag al mos, maar dat niet is: het is een inheemse alpiene plant met piepkleine gelige bloemetjes die tot de Asterfamilie behoort: Scabweed of in het Nederlands Zilverkussen (Raoulia australis).
- Ten noorden van Mount Cook Village (NZ): zicht op de Sealy Range met op de voorgrond inheemse en Europese vegetatie (o.a. lupines)
- Ten noorden van Mount Cook Village (NZ): op een rotsblok groeit Scabweed (Raoulia australis) dat eruitziet als mos, maar familie van de aster is
Een van die inheemse boomsoorten is de Wild Irishman (Discaria toumatou), die gekenmerkt wordt door de scherpe stekels. Het is eigenlijk een heester die soms kan uitgroeien tot een boom van wel 5 meter. Ze kunnen heel oud worden als ze op een gunstige en “beschermde” plaats staan. Bij Mount Cook Village zag ik een klein exemplaar staan die nog vol in het blad was, maar later ook een heestertje dat compleet kaal was. Daar waren de stekels erg goed te zien: ze lijken het meest op de stekels van onze Sleedoorn… Māori noemen de plant “tūmatakuru” en gebruikten vroeger bij gebrek aan beter de stekels voor het aanbrengen van tattoos…
- Ten noorden van Mount Cook Village: Wild Irishman (Discaria toumatou), een inheemse heester met scherpe stekels in vol blad
- Ten noorden van Mount Cook Village: Wild Irishman (Discaria toumatou), een inheemse heester met scherpe stekels zonder blad
Het pad vervolgde door een brede puinvlakte, de nu droge bedding van de Kitchener’s Creek, en over vlonders door uitgestrekt grasland in de richting van het kampeerterrein aan de voet van de morene.
- Ten noorden van Mount Cook Village (NZ): het voetpad naar Kea Point bij Mueller Lake leidt door de droge bedding van de Kitchener’s Creek
- Ten noorden van Mount Cook Village (NZ): het voetpad naar Kea Point bij Mueller Lake leidt over vlonders door uitgestrekte graslanden
Na ruim een kwartier kwam ik op het punt waar de eigenlijke route naar Kea Point aftakte. Daar begon het pad redelijk te stijgen. Dat leverde een mooi vergezicht op in de richting van het Lake Pukaki meer!

De wandeling was inderdaad gemakkelijk over een pad dat de morenerand volgde. Vanaf hier had ik een mooi uitzicht op het Mueller Lake meer met de oostelijke morene, nu de oostelijke oever van het meer. Aoraki/Mt. Cook was duidelijk te zien – ook dat het nog een grote afstand was vanaf het punt waar ik stond tot aan de berg: toch zeker 12 kilometer hemelsbreed…


Het meer wordt niet alleen gevoed door de Mueller Glacier gletsjer aan de noordwestzijde van het meer, maar ook door de Hooker River rivier, die verder naar het oosten, uit het Hooker Lake meer in de richting van het Mueller Lake meer stroomt. Water van het Hooker Lake meer is afkomstig van de Hooker Glacier gletsjer aan de voet van Aoraki/Mt. Cook. De Hooker River stroomt om de zuidelijke punt van de morene in het Mueller Lake meer. Vanaf Kea Point was het instromen goed te zien. Aan de zuidoostkant rees de Mt. Wakefield (2.120m) op, met indrukwekkende puinhellingen. Meer naar het zuiden stroomt het water uit het Mueller Lake meer verder het dal in als de Hooker River rivier, maar dat kon ik vanaf dit punt niet zien.

Aan de noordzijde van het meer ligt het bergmassief van Mt Sefton (3.151m) met daaraan vast de iets lagere berg The Footstool (letterlijk: de Voetenbank) met 2.747m. De naam is wel begrijpelijk: dit gedeelte van de berg lijkt een “vlakke” top te hebben. De Mueller Glacier gletsjer kon ik vanaf dit punt niet zien – dat zou bij de volgende wandeling over de Hooker Valley Track, die ik vandaag heb gemaakt wel het geval zijn: dit is ook een met grauw puin overdekte gletsjer. Die laag puin biedt bescherming tegen de invloed van de zon, waardoor het ijs minder snel smelt. De grote blokgletsjers die vanaf Mt. Sefton naar beneden “stromen” en de grote Huddleston Glacier gletsjer die tussen Mt. Sefton en The Footstool liggen zijn deels met sneeuw bedekt, waardoor het helderblauw van het ijs goed zichtbaar is…

Op een informatiebord wordt alles nog eens duidelijk aangegeven!

Nadat ik vanaf de camping via een andere route, nl. langs de Hooker River teruggekeerd was in Mount Cook Village, keek ik weer eens om naar de begroeide morene met The Footstool die daar hoog bovenuit torende. Ik kon ongeveer inschatten waar ik gestaan had bij Kea Point! Witte wolken verhulden de toppen van de bergen die tussen de Footstool en de andere bergen langs het Hooker Lake meer, bij Aoraki/Mt. Cook staan. Vanaf het balkon van mijn motelkamer leek alles toch wel veel kleiner dan van dichtbij, maar het bleef nog steeds erg indrukwekkend!

Over hangbruggen door Hooker Valley naar Hooker Lake
Vandaag maakte ik een langere wandeling die wat meer inspanning verlangde dan de tocht naar Kea Point. Ik ging eerst weer naar de camping, vanwaar ik een route van de Hooker Valley Track koos, die in de richting van Aoraki/Mt. Cook en het Hooker Lake meer. Het weer was minder aangenaam dan de afgelopen dagen: ik zou het ook niet droog houden tijdens deze tocht… Aoraki/Mt. Cook had zich een beetje verscholen achter dikke grijzige wolken – dat gaf aan de omgeving een wat stemmige sfeer.

Iets anders gaf de omgeving ook wat stemmigs: het Monument voor alpinisten die waren omgekomen in dit gebergte. Het monument bestaat uit een hoge, vierkante sokkel met daarop een scherpe driehoekige top die beide zijn opgebouwd met stenen uit de buurt. Aan de kant van het monument dat naar het zuidwesten is gericht zijn aan de top twee pikhouwelen bevestigd. Op de sokkel hangen verschillende plaquettes. Op de bovenste staat: “In memory of those who perished in this National Park“. Daaronder hangt een grote natuurstenen plaat waarop aangegeven wordt dat op 22 februari 1914 een Engelse bergbeklimmer en twee gidsen van het Hermitage Hotel door een lawine zijn gegrepen na hun beklimming van Araoki/Mt. Cook. Op een kleine bronzen plaquette daarnaast staat “To the memory of the mountaineers and guides who were lost to the hills – Commemorating the rededication and refurbishing of the Alpine memorial to celebrate 100 years of New Zealand Alpinism”. Het staat daar als eerbetoon, maar ook wel een beetje als waarschuwing voor de gevaren van de bergen. De Aoraki/Mt. Cook vormt een waardige coulisse.

Aan de noordzijde van het monument vallen de bronzen naamplaatjes op: de omgekomen alpinisten kwamen uit vele landen, soms nog erg jong… Er staan ook woorden van troost en bemoediging onder, zoals “Missed by family and friends – claimed by the mountains he loved” of “Cold the icy wind and snow – warm the memories that never die“.

Niet lang daarna kreeg ik een mooi uitzicht op het Mueller Lake meer met de westelijke morene met Kea Point, waar ik gisteren gestaan had. Mt. Sefton en The Footstool werden licht beschenen door een waterig zonnetje – er waren kleine stukjes blauwe lucht zichtbaar. Het was een heel ander uitzicht dan gisteren – erg indrukwekkend, maar ik kon vanaf hier de Mueller Glacier gletsjer nog niet zien…

- Ten noorden van Mount Cook Village: zicht op de morene van het Mueller Lake meer met het uitzichtpunt Kea Point en Mt. Sefton
- Ten noorden van Mount Cook Village: zicht op de oostelijke morene van het Mueller Lake meer, The Footstool en de uitstrook van de Hooker River rivier
De andere kant uitkijkend zag ik de vlakte van de Tasman River rivier, waar de Hooker River in uitmondt en waar Mount Cook Village ook ligt. Heel in de verte was het helderblauwe water van het Lake Pukaki meer zichtbaar. De wat dramatisch ogende wolken voegden iets wilds aan het landschap toe!

Bij het Mueller Lake outlook uitkijkpunt kwam ook de Eerste Hangbrug over de hier nog smalle, maar snelstromende Hooker River in zicht!

Na een nogal steile afdaling naar de Eerste Hangbrug was er weer een mooi uitzicht over het Mueller Lake meer, de oostelijke morene en de Hooker River. De hangbrug zag er stevig uit, maar er hing wel een waarschuwingsbord bij dat er maar 20 personen tegelijk op de brug mogen lopen…!

Een kwartiertje later bereikte ik de Tweede Hangbrug. Daar had ik wel uitzicht op de Mueller Glacier gletsjer! Niet dat het helemaal duidelijk was waar de rotsen ophielden en de gletsjer begon: het puin op het ijs beschermt de gletsjer tegen het te snel smelten. Het blauw van het gletsjerijs op Mt. Sefton en in de overgang tussen deze berg en The Footstool schemerde door de sneeuwlaag heen en gaf een beetje kleur aan de grijzigheid van deze rotsige omgeving.

Niet veel later kwam de Tweede Hangbrug in zicht, ook weer wat lager gelegen. Hier was wel de laatste mogelijkheid om vanaf dit verhoogde punt nog een goed uitzicht te hebben naar het Lake Pukaki meer in het zuiden… Dat bleef toch boeiend! De Tweede Hangbrug was over de hier diep uitgesleten bedding van de Hooker River aangelegd. Hij was ook wat langer dan de Eerste Hangbrug.

Niet lang daarna zag ik het grijzige water van het langgerekte Hooker Lake meer tussen de hoge oevers van de bergstroom in beeld komen.
- Ten noorden van Mount Cook Village: zicht stroomafwaarts vanaf de Tweede Hangbrug op de kloof van de hier wilde Hooker River rivier – stroomafwaarts
- Ten noorden van Mount Cook Village: zicht stroomafwaarts vanaf de Tweede Hangbrug op het Hooker Lake meer en de uitstroom van de Hooker River rivier
Na het oversteken van de Hooker River met de Tweede Hangbrug veranderde het landschap sterk: de route ging nu door een moerasachtige vlakte met grote pollen tussock gras. Een groot deel van het pad ging over vlonders! Daardoor was ook de vegetatie hier anders – zie hiervoor later! Al snel kwam de Derde Hangbrug in zicht. Aoraki/Mt. Cook hulde zich steeds meer in wolken…


Na de Derde Hangbrug over de Hooker River moest ik alleen nog maar een begroeide morene beklimmen om het Hooker Lake meer te bereiken! Toen ik daar bijna aangekomen was, zag ik op een bordje een verwijzing naar een Tarn, die iets buiten de route ligt. Een Tarn is een bergmeertje zonder in- en uitstroom, dat is ontstaan door de inwerking van gletsjers. Het meertje lag er verstild bij – rondom groeiden kleine struikjes van Witte Hebe, die het grijs van de puinhellingen erboven wat opfleurden.

Na dit kleine uitstapje bereikte ik de top van de morene van de oorspronkelijke Hooker Glacier gletsjer en die nu het water van het meer tegenhoudt. Om daar te staan was een belevenis: al die pasteltinten van het gletsjerwater, de rotsen, de gletsjer zelf, de wolken en de sneeuw op de bergtoppen! Inmiddels was het zicht slechter geworden, maar er hing daardoor wel een bijzondere, wat mystieke sfeer. Hoewel er op die morene best veel wandelaars waren, vielen ze weg tegen dit overweldigende landschap. Er was een mogelijkheid om naar het water af te dalen, wat sommigen ook deden. Op een groot, rood waarschuwingsbord werden vele gevaren opgesomd: het water is slechts 3°, afbrekend ijs van de gletsjer kan grote golven veroorzaken of ijsbergen kunnen erg onstabiel zijn. Er dreven geen ijsbergen in het meer, maar ik zag wel een paar mensen tot ver over hun knieën in het steenkoude gletsjermeer staan! Het is een groot meer en de gletsjer is vér weg… Ook deze gletsjer is met grauw puin bedekt – alleen het ijs rond de gletsjermond was helderblauw!

De berghellingen van de Aoraki/Mt. Cook Range, die aan de zuidzijde van het Hooker Lake meer liggen, zijn duidelijk onderhevig aan erosie: er zijn indrukwekkende puinstromen te zien op de verder groenig begroeide hellingen. Het gaf een afwisselend kleurenspel…

Nadat ik nog een laatste blik had geworpen op dit prachtige gebied, liep ik dezelfde weg weer terug: ik zag vanuit deze hoek steeds weer nieuwe vergezichten. Halverwege de terugtocht was de motregen, die al was gaan vallen bij het Hooker Lake meer, overgegaan in gewone regen. Toen verdwenen ook de mooie uitzichten, maar daar had ik al genoeg van kunnen genieten! Wat een prachtige wandeling is deze Hooker Valley Track!
De prachtige en bijna altijd witte flora rond Aoraki/Mt. Cook!
Op beide dagen heb ik erg genoten van de ruige natuur in het National Park Aoraki/Mt. Cook. Onderdeel van die natuur is ook de bijzondere alpiene flora.
Het alpiene gebied in Nieuw-Zeeland neemt ongeveer 11% van het grondgebied van het land in en ligt voornamelijk op het Zuidereiland. Het vulkanisch plateau op het Noordereiland vormt het andere gedeelte. Het begrip “alpien” wordt gemakshalve gebruikt voor alles wat te maken heeft met hoge bergen, maar in de ecologie gaat het om het gebied tussen de boomgrens (door Nieuw-Zeelanders de bushline genoemd) en de sneeuwgrens. Deze boomgrens is hier abrupt: bossen van de Zuidelijke beuk (Nothofagus) gaan langs een scherpe lijn over in tussock grasland. Deze “alpine belt” ligt in het midden van de Zuidelijke Alpen tussen 1.250 meter en 2.000 meter (de permanente sneeuwgrens).
Alpenplanten hebben een unieke eigenschap: zij kunnen groeien en zich uitzaaien bij lage temperaturen, at hen geliefd maakt bij tuinliefhebbers. De planten zijn klein en compact en hebben vaak toch extra grote bloemen: ze moeten daardoor bestuivende insecten of vogels aantrekken. Grassen etc. moeten het van de wind hebben. Verder hebben ze vaak wollige bladeren om warmte vast te houden, verdamping tegen te gaan en zich te beschermen tegen de wind en UV-straling. Ze hebben een lange levensduur – het zijn meestal vaste planten: zij kunnen dan meer energie opslaan en hoeven zich niet ieder jaar te vermeerderen. Sommige maken zelfs antivries aan, zodat ze overleven bij temperaturen onder 0°.
Wat nog het meeste opvalt bij de Nieuw-Zeelandse alpenflora is dat veel van de bloemen in het alpiene gedeelte weinig kleur hebben; zij zijn overwegend wit… Naast wit is geel de meest voorkomende kleur. Het aandeel van witbloeiende alpenplanten in Nieuw-Zeeland is meer dan 75% – bijna tweemaal zoveel als het gemiddelde in de wereld. Soorten die in andere werelddelen kleurrijk zijn (zoals Gentianen, asters en Vergeet-mij-nietjes), komen hier voornamelijk in het wit voor…! Een reden voor de witte kleur zou kunnen zijn dat er in Nieuw-Zeeland eigenlijk geen gespecialiseerde bestuivende insecten voorkomen. Felle kleuren trekken bepaalde bestuivers aan, zoals bijen met een lange tong – deze komen in het land niet voor: wel vliegen, motten en bijen met een korte tong. Als het hebben van kleur geen voordeel oplevert voor de plant, maar wel extra energie en genetische codering vraagt, dan kiest de evolutie in harde alpine omstandigheden ervoor om de kleur maar weg te laten. Vandaar dat witte en komvormige bloemen zoveel mogelijk insecten proberen aan te trekken.
Hieronder volgt een kleine samenvatting van al dat moois dat ik in de afgelopen dagen heb gespot!
Vlak na mijn vertrek vanaf het parkeerterrein van het Hermitage Hotel zag ik in het gras langs het pad een grote groep New Zealand Common Harebell (Wahlenbergia pygmaea), behorend tot de Klokjesfamilie. Dit is een inheemse plant die vooral op het Zuidereiland voorkomt. Zij heeft het met name naar haar zin in gebieden waar door het jaar heen weinig regen valt, zoals droog, ruig grasland (tussock), rivierhellingen en alpiene leefgebieden – hier dus!

Ook wit zijn de bloemen van de Mountain daisies (Celmisia spectabilis): deze witte composiet met het grote gele hart hoort bij de familie van de Asters en wordt ook wel cotton daisy of, in het Māori, Puharetaiko genoemd. Het is een stevige plant met een stengel die vanuit een grote rozet groeit. De aan de bovenzijde groene en glanzende bladeren zijn een beetje leerachtig en aan de onderkant wittig behaard. Deze “bergmadelief” is nu een van de meest verbreide plantensoorten in de bergachtige gebieden: hij blijkt bestand te zijn tegen het platbranden van de tussock velden en de schapen vinden hem niet lekker…
- Ten noorden van Mount Cook Village: op weg naar het uitzichtpunt Kea Point bij het Mueller Lake meer groeit een witte Mountain Daisy (Celmisia spectabilis)
- Ten noorden van Mount Cook Village: op de route naar het Hooker Lake meer groeit een witte Mountain Daisy (Celmisia spectabilis)
Andere witbloeiende planten zijn de inheemse alpiene Ereprijs (Veronica pulvinaris) en de Slender chickweed (Stellaria gracilenta), die familie is van de Vogelmuur.
- Ten noorden van Mount Cook Village: bij Kea Point bloeit een inheemse witte Ereprijs (Veronica pulvinaris)
- Ten noorden van Mount Cook Village: op weg naar Kea Point bloeit de Slender chickweed (Stellaria gracilenta), behorende tot de Vogelmuurfamilie
Een bremachtige heester is de eveneens inheemse Desert Broom (Carmichaelia petriei). Het is een forse struik die vooral op het Zuidereiland voorkomt op bergachtig en hooggelegen grasland (tussock), zoals in de buurt van het Hooker Lake meer. De rechtopstaande twijgen vallen op, omdat ze geen bladeren hebben. In de zomer zijn zij begroeid met vele kleine vlinderbloemetjes die wel wat meer kleur in hebben: pastelbeige en wit met paarse vegen. Beide kleuren komen door elkaar voor.
- Ten noorden van Mount Cook Village: bloemen van de inheemse bremsoort Desert Broom (Carmichaelia petriei) die in bergachtig grasland groeit
- Ten noorden van Mount Cook Village: close-up van de crèmekleurige en wit met paarse bloemen van de inheemse bremsoort Desert Broom (Carmichaelia petriei)
Een andere witbloeiende, inheemse en bovendien zeldzame plant is de Mount Cook buttercup (Ranunculus lyallii), de grootste boterbloem ter wereld. Vroeger heette hij Mount Cook Lily, omdat de grote, groene bladeren op die van een lelie lijken. Omdat de botanicus die in het midden van de 19e eeuw de plant ontdekte alleen maar de bladeren had meegenomen, kwam de verwijzing naar de lelie tot stand, totdat latere botanici ook de bloemen aantroffen die toch echt van een boterbloem waren. Hoewel de plant op meerdere plekken van het Zuidereiland voorkomt is de vindplaats rond Aoraki/Mt. Cook een van de belangrijkste. Hij komt ook voor bij de bergpas de Arthur’s Pass in de noordelijke uitlopers van de Zuidelijke Alpen: daar heb ik ze tot mijn grote vreugde gezien, toen ik de vorige keer (op 18 december 2019) vanuit Hokatika aan de westkust naar Timaru aan de zuidkust gereden ben en een tussenstop maakte op die pas! Behalve dat de plant mooi is om te zien, is het ook een “slimme” plant. De plant heeft een mechanisme ontwikkeld om in dit onbarmhartige landschap te overleven: aan de boven- én de onderkant van de grote bladeren zitten huidmondjes (stomata) die de verdamping reguleren. Doordat de Mount Cook buttercup in een rotsachtige omgeving groeit, waarbij overdag de stenen opwarmen, heeft de plant triggers ontwikkeld in de bladeren: de stomata aan de onderkant van het blad sluiten zich om vocht vast te houden, terwijl die aan de bovenkant van het blad open gaan. Zodra de rots afkoelt, keert het proces om! In tegensteling tot de Mountain daisies worden de boterbloemen wel graag gegeten, hier door herten, gemzen en Himalayan tahrs (grote berggeiten). Door in het National Park Aoraki/Mt. Cook hard in te grijpen bij deze invasieve grazers is het aantal van bloeiende Mount Cook buttercups sterk toegenomen – tot groot genoegen van het Department of Conservation – en zeker ook van de wandelaars!
Ik trof ze aan in alle stadia van bloei: naarmate ik hoger op de berg kwam stonden ze nog in bloei, terwijl ze lager allang waren uitgebloeid! Het was mooi om te zien dat de regendruppels zowel op de groene bladeren als op de witte bloemblaadjes bleven liggen.
- Ten noorden van Mount Cook Village: de witte Mount Cook buttercup (Ranunculus lyallii) op de route naar het Hooker Lake meer met uitgebloeide bloemen
- Ten noorden van Mount Cook Village: de witte Mount Cook buttercup (Ranunculus lyallii) op de route naar het Hooker Lake meer met half uitgebloeide bloemen
- Ten noorden van Mount Cook Village: de witte Mount Cook buttercup (Ranunculus lyallii) op de route naar het Hooker Lake meer met bloeiende bloemen
- Ten noorden van Mount Cook Village: close-up van een bloem van de Mount Cook buttercup (Ranunculus lyallii) op de route naar het Hooker Lake meer
Op vele punten tijdens de wandelingen zag ik verschillende soorten van Witte Hebe. Deze inheemse plant wordt in het Nederlands ook wel “Struikveronica” genoemd. Ik vind het erg geestig om te zien dat wij planten, zoals deze Hebe, in onze tuinen en op onze balkons zetten, terwijl zij hier gewoon in het wild groeien! Een niet erg grote heester die nu eens geen witte witte, maar crèmekleurige bloemen heeft, is de Turpentine Bush (Dracophyllum uniflorum). Opvallend zijn de smalle, lange bladeren die erg op naalden lijken. Men zou kunnen denken dat de naam, vertaald als “Terpentijnstruik”, verband houdt met de aanwezigheid van deze stof in die naalden, maar dat is niet het geval: zelfs in niet-gedroogde toestand kan de plant spontaan in brand vliegen!
- Ten noorden van Mount Cook Village: een van de vele variëteiten van Witte Hebe in bloei in het Hooker Valley dal
- Ten noorden van Mount Cook Village: een Turpentine Bush (Dracophyllum uniflorum), een heester met naaldachtige blaadjes en crèmekleurige bloemen
Al deze witte en beige bloemen vormden een mooi geheel met de andere kleuren in dit bijzondere landschap. Hier leek de wereld nog in balans. De Māori moeten dit zeker ook gevoeld hebben, toen ze Aoraki/Mt. Cook tot hun heiligste berg hebben gekozen…
Geef een reactie