Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
28 april 2019
Onweer op zee en regen in het park
Vanochtend was de hemel bewolkt en er viel een spatje regen… Ik had daarom het plan opgevat om naar het Castello di Miramare te gaan, op zo’n 10 kilometer ten westen van Triëst. Het is een van de toeristische trekpleisters van de regio, vooral omdat de inrhttps://www.miramare.beniculturali.it/en/ichting en het meubilair nog precies zo zijn als in de tijd dat de aartshertog Ferdinand Maximiliaan van Habsburg (1832–1867), de jongere broer van Keizer Frans Josef I., en zijn vrouw Charlotte van België (1840–1927) het hebben bewoond (van 1860 tot 1864). Na het overlijden van Maximiliaan in 1867 en het vertrek van Charlotte naar België enige jaren later, kende het kasteel nog een aantal andere bewoners, tot het in maart 1955 door de regionale overheid voor het publiek werd opengesteld.
In het kort is de wordingsgeschiedenis van het kasteel als volgt. Toen Maximiliaan in 1854 werd benoemd tot Opperbevelhebber van de Oostenrijkse Marine en naar Triëst, dat nog bij Oostenrijk hoorde, afreisde, huurde hij voor hem en zijn vrouw met hun gevolg een palazzo vlakbij de stad. Uiteindelijk wilde hij toch een residentie voor zichzelf hebben en besloot daarom een kasteeltje te laten bouwen op een toen nog kale rotspunt die met een klif in zee stak, vlakbij het plaatsje Grignano. Voor het kasteel koos hij de Weense architect Carl Junker (1827–1882) uit en voor het interieur de ontwerpers Franz en Julius Hoffmann. Het tragische is dat Maximiliaan met zoveel zorg en oog voor detail alles heeft bepaald, maar dat hij er nooit van heeft kunnen genieten en het geheel niet eens voltooid heeft gezien… Hij is in 1864 tot Keizer van Mexico benoemd, en daar door allerlei politieke verwikkelingen in 1867 geëxecuteerd.
Het kasteeltje is opgetrokken uit wit kalksteen uit Istrië (de landstreek in Slovenië ten oosten van Triëst) en is daarom, maar ook vanwege zijn ligging op de landtong die in zee steekt, vanuit de wijde omtrek te zien: met name vanuit Triëst. In een ruime zone in de zee rondom de klif waarop het Kasteel staat, is in 1986 onder beheer van het Wereld Natuurfonds, afdeling Italië, een beschermd natuurreservaat ingericht, dat met boeien is afgebakend.
Toen ik vanochtend naar het station ging was ik net te laat voor de trein: de volgende zou pas twee uur later vertrekken (het was zondag, dus rijden er minder treinen…). Daarom nam ik op aanraden van de vriendelijke mevrouw aan de infobalie van de spoorwegen de bus, lijn 6, die als eindpunt Grignano, ten westen van het kasteelpark, had. Het was druk in de bus, want meer mensen hadden voor dit uitje gekozen… Ik stapte enkele haltes vóór het eindpunt uit, omdat ik toch even langs de zee wilde lopen. Er woedde een onweer op zee, met vele bliksemschichten en een fraai spel van licht en wolken. Er stond veel wind, maar de regen ging in de richting van Kroatië.
Na een frisse wandeling langs het water voegde ik mij bij een grote groep mensen die hun auto hadden geparkeerd of uit een touringcar waren gestapt. Het was inmiddels toch flink gaan regenen en we hadden de paraplu moeten opzetten. Ook nu nog bleef de aanblik van het Kasteel en de zee indrukwekkend.
Op een infobord stond dat in 1860 de verharde weg die vanuit Triëst naar het kasteel was aangelegd, klaar was. Er werd een hoge, witte toegangspoort met een torentje en kantelen, gebouwd om de koude Borawind tegen te houden, die de “Porta della Bora” is gaan heten. Maximiliaan had ook opdracht gegeven om de hellingen langs de oprijlaan te beplanten met steeneiken (Quericus ilex), waarvan de bladeren op hulst lijken, en met als ondergroei laurierbomen en sneeuwbes. Het kasteel zelf kwam in zicht. Het voorplein met het kasteel is indrukwekkend; er staat ook een fraaie steeneik bij de pergola van het kasteel. Niemand bleef echter lang staan om de architectuur te bewonderen, maar ging meteen naar binnen voor de bezichtiging. Er was een audiotour beschikbaar, maar de informatie op de borden was voor mij wel voldoende.
De opzet van Maximiliaan was dat er vanuit alle kamers zicht op de zee zou zijn. Als marineman was hij een echte liefhebber van de zee. Zelfs bij dit bewolkte en regenachtige weer kwam er veel licht binnen in de kamers die geheel volgens de mode van de tweede helft van de 19e eeuw waren ingericht, met vooral donkergekleurde gordijnen, meubelen, parket en wandbekleding. Het uitzicht op zee was dan ook erg mooi.
Het interieur was erg luxueus – er was duidelijk kosten noch moeite gespaard om met het kasteel te pronken: vooral de tweede verdieping was ronduit overdadig en voor uiterlijk vertoon ingericht. In de trappenhuis op de eerste verdieping zag ik iets wat op een grote vissenkom leek, met op de rand vier draakjes van brons, die aandachtig in de kom staarden, alsof ze hun prooi fixeerden. Heel bijzonder!
Zowel Maximiliaan als Charlotte waren geïnteresseerd in kunst, muziek en literatuur. Dat kwam ook wel naar voren bij de (nog steeds authentieke) bibliotheek van hen beiden op de begane grond. Ook hier weer is er zicht op de zee. Op de tweede verdieping is de zogenaamde Zaal van de Windroos: in het mooie cassetteplafond is een grote kompasroos aangebracht, een ander teken van Maximiliaans voorliefde voor de zeevaart.
Eenmaal weer buiten liep ik in de richting van het park, want daar ging uiteindelijk mijn grotere belangstelling naar uit. Wel kon ik nog eens goed kijken naar de indrukwekkende façade van het kasteel. Het is in neogotische en renaissancestijl gebouwd, typisch voor de 19e eeuw. Het onweer rommelde nog steeds in de verte en de wolkenluchten gaven er wel iets onheilspellend aan…
Ook toen Charlotte geheel verward na de dood van Maximiliaan weer terugging naar België, bleef het kasteel in gebruik bij de Habsburgfamilie. In de Eerste Wereldoorlog werd al het meubilair overgebracht naar Wenen, maar na de oorlog weer het terugverhuisd naar Miramare. Na de Eerste Wereldoorlog viel Triëst aan Italië toe, dat de huisraad met succes van Oostenrijk terugvorderde. Na verbouwingen en herinrichting werd in 1929 het Kasteel voor het publiek opengesteld als Museum. Pas in maart 1955 kreeg het de museale functie terug. Tussen 1931 en 1955 kende het Kasteel verschillende bewoners. Tijdens de Duitse bezetting was er vanaf 1943 een opleiding voor Nazi-officieren gevestigd; het meubilair van het kasteel werd in verschillende andere gebouwen opgeslagen. Vanaf 1945 hebben eerst Nieuw-Zeelandse troepen en later Engelse troepen hun intrek in het kasteel genomen. Uiteindelijk is het Kasteel het hoofdkwartier geworden van de “Trieste United States Troops” (TRUST), de 88th Infantry Division, de Blue Devils, de divisie van de Amerikaanse troepen die tussen 1947 en 1954 de controle over de Vrije Zone van Triëst hebben uitgeoefend. Om dit feit na 50 jaar te gedenken is er op het gazon bij het Kasteel een gedenksteen geplaatst.
De tekst op de plaquette luidt:
Historic Miramare Castle was the headquarters of Trieste United States Troops from 16 September 1947 to 24 October 1954. They secured the borders, preserved peace and re-established freedom and democracy, leading to the return of Trieste to Italy. This plaque is dedicated to those American soldiers, “the Blue Devils”, on the 50th anniversary of their completed mission.
TRUST veterans , 88th Infantry Division Association
Veterans of the foreign wars Post 8862, Italy
Maximiliaan was een enthousiast amateurbotanicus en liet ook een landschapspark van 22 hectare tegen de berghelling aanleggen. Daartoe schakelde hij eerst de ontwerper Josef Laube in (tot 1858), en vervolgens Anton Jelinek in. Hij streefde naar het kunstmatig creëren van een “natuurlijke” omgeving waarin de verschillende elementen in harmonie met elkaar zijn. In deze zin volgen lanen en paden de natuurlijke lijnen van de rotsformatie. De rots was nagenoeg kaal, dus om er überhaupt iets te laten groeien en een tuin te kunnen aanleggen liet hij grote hoeveelheden grond uit Oostenrijk aanvoeren (Steiermark en Karinthië). Hij wilde echter niet alleen een mooie tuin creëren, maar ook een plek voor meditatie waar kunst en natuur steeds in contact met elkaar staan. Daartoe verzamelde hij vele kunstwerken die hij in de tuin ten toon stelde. Zo staat er halverwege de trappen tegenover het kasteel het fraaie en expressieve kunstwerk “Amazone“, uitgevoerd in zink door de Berlijnse metaalgieter Moritz Geiss (1805-1875). Ook zijn er antieke beelden, zuilen en vazen met en zonder planten geplaatst tussen de perken en fonteinen op de steile hellingen – eveneens alles met zicht op zee.
Aan de westzijde van het park staat een kleiner “Casteletto“, een villa, waarin Maximiliaan en Charlotte hebben gewoond tijdens de bouw van het Kasteel. In een van de afscheidingsmuren is een schelpenfontein gemaakt: een soort “grotto” met vele Jacobsschelpen tegen een hemelsblauwe achtergrond. Hoewel de fontein nog niet werkte, was het wel even een lichtpuntje in deze wat grijze dag! Verder staan hier de kassen waarin vroeger de planten voor de vele bloembedden werden opgekweekt.
Omdat het nog steeds erg regenachtig was, liep ik zowat in mijn eentje door het grote park en kwam toen bij een muurtje dat het park van de kliffen scheidt: hier staat een aantal kleinere kanonnen opgesteld tegen een denkbeeldige vijand van zee. Van hieruit kan je ook weer het Kasteel zien.
Het oorspronkelijke plan van Maximiliaan was het creëren van een Mediterrane landschapstuin, maar dat bleek geen succes te zijn: daarvoor waren in de winter de temperaturen te laag en woei er te vaak de koude Borawind. Daarom werden er vooral veel bijzondere naaldbomen aangeplant: de uit Californië afkomstige Digger-den (Pinus Sabiniana), de Parasol-den (Pinus pinea), de Aleppo-den (Pinus halepensisis) en de Oostenrijkse den (Pinus negra). Verder staan er ook vele soorten ceders en blauwsparren. Het is prachtig om te zien hoe die bomen zich in die afgelopen anderhalve eeuw hebben ontwikkeld op deze oorspronkelijk wat bodem betreft zo arme plek! Het is een groene oase, die rust brengt, precies wat Maximiliaan voor ogen heeft gestaan…
Ergens tegen een groene helling staat ook een bronzen standbeeld van één van de latere bewoners van het Kasteel: Amadeo van Savoye, Hertog van Aoste (1898–1942), een gevierde commandant van de Italiaanse luchtmacht in de jaren 1930 en begin 1940. Hij woonde met zijn gezin in een gedeelte van het Kasteel van 1931 tot 1937 – tijdens de bezichtiging van het kasteel was het grappig om te zien hoe die vertrekken naar de stijl van de dertiger jaren waren ingericht, heel wat vlotter dan de stijl van Maximiliaan en Charlotte! Dit standbeeld is in 1971 gemaakt door de bekende beeldhouwer Marcello Mascherini.
Een ander romantisch plekje is het “Zwanenmeertje”, met een eilandje in het midden waarop een broedhuisje staat. Nu zwommen er alleen maar eenden in of ze zaten te slapen op het weggetje naar het zogenaamde “Zwitserse Huisje” dat hoger op de helling ligt en dat als onderkomen voor de tuinlieden diende. Aardig detail was de afbeelding van een zwaan in een mozaïek bij één van de trappen naar het meertje!
Verder lopend om zo langzamerhand maar eens naar één van de uitgangen te gaan, zag ik opeens in het hoge gras twee mooie exemplaren van de Purperorchis (Orchis purpurea) staan! Wat een verrassing en wat een grote bloemen waren dat…
Inmiddels was het alweer na drie uur ’s middags en toen het weer harder begon te regenen, zocht ik de dichtstbijzijnde uitgang, die bij Grignano, op, omdat ik wist dat daar een bushalte was. Zo snel mogelijk ben ik de trappen afgedaald en door de gutsende regen naar de kaartjesautomaat gerend. De bus stond al gereed met de deuren open – binnen was het warm en droog! Buiten sloeg de regen putten in het water van het haventje. Onderweg naar Triëst leek de bus wel een amfibievoertuig: grote golven water spatten op het trottoir…
’s Avond was het droog geworden en ben ik even door de stad gelopen om te kijken waar ik iets zou gaan eten: het werd Cafè Continentale met een lichte en modern ingericht eetgedeelte en een prettige, jeugdige bediening. Als amuse kreeg ik een kabeljauwspread met citroen en pistachenoot op een warm rondje getoast witbrood en als primo piatto een bord met bigoli, tomaat en stukjes gegaarde tonijn. Ik kende de pastasoort “bigoli” niet, maar het is een vrij vaste spaghetti-achtige pasta, mooi geel van kleur, uit de regio van Venetië, die oorspronkelijk werd bereid met boekweitmeel, en nu vooral met volkorenmeel. Het had een verrassend stevige, maar toch sappige bite. Als secondo piatto had ik de vis van de dag gekozen, zijnde een fritto misto met gamba’s en langoustine, een lekker stukje van een voor mij onbekende vis die van een zware graat gehaald moest worden en een dunne moot tonijn. Daarbij een glaasje Traminer en het maal was compleet.
Deze trieste tocht naar het romantische kasteeltje bij Triëst zou ik met mooi weer , maar toch met weinig toeristen ,nog eens over willen doen. En dan de foto’s vergelijken…….
Ik blijf je volgen.
Leuk optrekje , “Villa Laura”in het groot?