Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
4 juli 2023
Tweemaal “groen” in het Luisenpark en in het Spinellipark
Zoals ik eerder al aangaf, had ik op de terugweg van mijn reis in maart-april jl., na een nachtje in Feldkirch, Vorarlberg in Oostenrijk, een tussenstop gemaakt in Mannheim, op weg naar Arnhem, en toen gezien dat dit jaar in Mannheim de tweejaarlijkse Bundesgartenschau, de grootste tuinshow van Duitsland, zou worden gehouden: van 14 april tot en met 8 oktober! Daar wilde ik zeker heen… Zo gezegd, zo gedaan: voor de Bundesgartenschau had ik online een entreebewijs gekocht dat twee dagen geldig was, dus voor het weekend van zaterdag 1 juli en zondag 2 juli. Het bezoek aan de stad Mannheim zelf vond ik erg de moeite waard, zoals wel bleek uit mijn blog daarover.
De Bundesgartenschau voor de tweede keer in Mannheim
De Bundesgartenschau is een groots opgezette tentoonstelling op het gebied van tuinen en landschapsarchitectuur in Duitsland die iedere twee jaar wordt georganiseerd in één of meer steden of op één of meer locaties binnen een stad. De opzet van zo’n tuinshow kent een lange geschiedenis: vanaf het midden van de 19e eeuw werden al de eerste tentoonstellingen georganiseerd onder wisselende benamingen. Na de Eerste Wereldoorlog ten tijde van de Weimarer Republik en ook tijdens de Nationaalsocialistische dictatuur vonden er Gartenschauen plaats: de laatste in de zomer van 1939, waarbij de nazipropaganda op de voorgrond stond. Na de Tweede Wereldoorlog werd in 1951 de eerste Bundesgartenschau in moderne stijl gehouden in Hannover. Daarna is het stramien dat om het jaar de BUGA ergens anders wordt gehouden steeds gevolgd. Ter voorbereiding van zo’n Bundessgartenschau worden in de organiserende steden voor veel geld grootscheepse aanpassingen doorgevoerd in het “groen” met als doel de regio te promoten en verder te ontwikkelen: door de maanden heen komen miljoenen mensen de tentoonstelling bezoekers, waardoor de regio een grote economische impuls krijgt. Vaak worden bestaande terreinen gerevitaliseerd, maar soms wordt er ook een geheel nieuw terrein gecreëerd, zoals hier in Mannheim het Spinellipark, waarover later meer. Vanaf de jaren 1990 worden de tentoonstellingen niet alleen in de grote metropolen gehouden, maar ook steeds meer in kleinere steden.
Mannheim organiseerde de tuintentoonstelling al eens in 1975 en nu, in 2023, dus weer. Overal in de stad wordt er aandacht voor gevraagd met billboards en ook met bonte plantenbakken, zoals ik die al tegengekomen ben bij mijn wandeling door de stad van afgelopen vrijdag: op de Augustaanlage stonden er twee tussen de moderne kunst en de mooie platanen.
Het Luisenpark
In de 19e eeuw maakte Mannheim een sterke economische groei door, waardoor stadsuitbreiding noodzakelijk was. Daarom schreef de stad in 1872 een wedstrijd uit voor een ontwerp van een nieuw stadsdeel, de Oststadt. Daarbij was in de plannen al een langgerekt park langs de Neckar opgenomen. Doordat een Mannheimer natuurwetenschapper de stad in zijn testament had bedacht met een substantiële financiële bijdrage onder de voorwaarde dat de stad daarmee een park zou inrichten, kon het park ontwikkeld worden. Pas in 1890 werden de bouwplannen die voortborduurden op die van 1872, goedgekeurd. Het eerste gedeelte van het park, wat nu het Untere Luisenpark heet, kwam in 1892 tot stand op een oppervlakte van 10 hectaren. In 1876 vernoemden de inwoners van Mannheim het park naar Luise, de Groothertogin van Baden, de dochter van Keizer Wilhelm I. en echtgenote van Friedrich I. von Baden. In 1897 werd het park naar het oosten uitgebreid met 20 hectaren – dat heet nu het Obere Luisenpark. In 1906 werd ten oosten van het park de stadstuinderij gevestigd: wel nodig voor het kweken van al die honderdduizenden planten! Een volgende toevoeging aan het park is de in de jaren 1920 aangelegde Kutzerweiher vijver. Daar vlakbij werd in 1958 een Palmenhuis geopend, dat veel groter was dan het in 1908–1909 gebouwde en in de Tweede Wereldoorlog verwoeste Palmenhuis. Een echt grote vooruitgang voor het park kwam tot stand door het besluit van de Mannheimer gemeenteraad in november 1969 om daar in 1975 de Bundesgartenschau te organiseren. Het stuk grond waar eerder een paardenrenbaan gevestigd was, werd aan het park toegevoegd, zodat het nu een oppervlakte had van 41 hectaren. Oorspronkelijk was het Luisenpark als een bospark aangelegd, maar het werd ter gelegenheid van de BUGA door landschapsarchitecten helemaal opnieuw ingericht. De mooie oude bomen bleven behouden, maar er werden ook grote gazons en bloemenborders aangelegd. De grote vijver werd uitgebreid met o.a. “Gondoletta’s”, een bergbeek en een openluchttheater aan het water, de Seebühne. Het park is omheind en voor de toegang tot het park moet betaald worden. Ook na de tuintentoonstelling van 1975 werd het park goed onderhouden en voortdurend uitgebreid met o.a. een Beeldenroute, een kruidentuin en een Chinese tuin. In 2009 werd de toegangsgebouw in het zuiden van het park compleet vernieuwd. In mei 2017 besloot de Mannheimer gemeenteraad met grote meerderheid dat de Bundesgartenschau 2023 opnieuw in Mannheim gehouden kon worden en dat niet alleen het in te richten natuurpark ten noorden van de Neckar, maar ook het Luisenpark bij de plannen moest worden betrokken. Voor een bedrag van 15 miljoen euro werd het Luisenpark opgeknapt. Op 2 november vorig jaar werd het park gesloten en op 14 april van dit jaar feestelijk heropend als één van de locaties voor de Bundesgartenschau 2023. En dit weekend was ik ook van de partij!
Van de beide locaties waren plattegronden verkrijgbaar en ook als billboards te raadplegen. Op deze plattegrond is goed te zien hoe uitgebreid dit Luisenpark is!
Op de eerste dag heb ik heerlijk rondgelopen in het Luisenpark en mijn ogen uitgekeken. De eerste indruk was meteen geweldig: wat een uitgestrekte kleurrijke borders en groene gazons tussen de oude bomen. Iedereen om mij heen had dezelfde “WOW“-reactie!
De bloemenborders lagen er prachtig bij, zonder een onkruidje en nog nat van het beregenen in de nacht. Op grote borden stond aangegeven welke bloemen er stonden en ook of ze goed waren voor vlinders en insecten. Ik zag grote perken met Ageratum houstonianum, een eenjarige plant die oorspronkelijk uit Midden-Amerika komt en die pluizige bloemhoofdjes heeft in een zacht-paarse kleur met een zweem blauw erin: deze variant heet dan ook “Blue Horizon“! Er stond ook een laagblijvende plant met een wolk van kleine witte bloempjes als vleugeltjes: een Wolfsmelk (Eurphorbia hypericifolia) in de variëteit “Diamond frost“. De planten zien er mooi uit, maar zowel de Ageratum als de Wolfsmelk zijn giftig… Verder stonden er Zinnia’s in vele kleuren tegen de achtergrond van hoge, luchtig-ogende siergrassen en een variëteit van het Duifkruid, de Scabiosa atropurpurea, met – ook hier geeft de naam het al aan – donkerpaarse tot bijna zwarte bloemen: de “Black Knight“.
Het geheel van al deze eenjarige planten deed me denken aan de bloemenborders van vroeger thuis, maar ik vond het nu wel erg plezierig om er alleen maar naar te kijken, zonder dat ik eraan hoefde te werken…! Dat gold ook voor de vaste planten die solitair of in borders over het gehele park verspreid stonden. Ook hier kon ik van de kleurenpracht genieten. Een kleine keuze: de met rode bloemen bloeiende Daglelies (Hemerocallis), de variëteit van de Zonneogen (Heliopsis helianthoides scabra) met de mooie naam “Burning Hearts“, vijvers vol met waterlelies in verschillende kleuren en natuurlijk de vele soorten van Hortensia’s met bloemen in allerlei vormen en kleuren…!
Van de Garten der Religionen naar de Skulpturenweg
Nadat ik alle borders met eenjarige, in alle kleuren bloeiende planten had bekeken en bewonderd, kwam ik bij de Garten der Religionen, de Tuin der Gezindten. Deze Tuin is speciaal aangelegd ter gelegenheid van de Bundesgartenschau. Dit is gebeurd op initiatief van het Forum der Religionen dat in 2007, bij de viering van het 400-jarige bestaan van Mannheim, is opgericht om een blijvend voorbeeld te geven van een betrokken en beleefbare openheid ten opzichte van elkaars religies. In het Forum zijn vijf religies verenigd: Joden, Christenen (katholiek en protestant), Alevieten en Moslims. In het jaar van de oprichting werd ook de eerste “Meile der Religionen” in de binnenstad georganiseerd: de gezindten, waarvan de gebedshuizen allemaal vlak bij elkaar liggen, nodigden de inwoners uit om elkaar te ontmoeten en aan lange tafels samen te eten. Deze bijzondere gelegenheid is in de jaren daarna nog enkele malen herhaald. In de Tuin der Gezindten zijn vijf bomen in een halve cirkel geplant: een ceder, een olijfboom, een vijgenboom, een granaatappelboom en een dadelpalm. Al deze boomsoorten worden in de Heilige Boeken van de verschillende religies genoemd. Zij staan nu bij elkaar als symbool voor het vreedzaam samenleven van de religies die deel uitmaken van het Forum der Religionen en zullen ook naar elkaar toe groeien: zij zijn in de diepte verworteld en groeien in de hoogte naar het licht. In de Koran zijn rozen van grote betekenis: daarom zijn rozenstruiken als een “ring van verbinding” om de bomen geplant. In de Tuin staan ook twee hardstenen steles, met daarop de naam van het Forum en de vijf gezindten. Het geheel is bij de opening van de Bundesgartenschau met een plechtigheid overgedragen aan het Luisenpark. Nu staat alles er nog wat iel bij, maar over een paar jaar zal de beplanting wel meer body hebben gekregen!
Iets verder in het Park kwam ik bij de Heinrich Vetter Skulpturenweg, een beeldenroute die door een schaduwrijk deel van het Park loopt. De route is vernoemd naar de Mannheimer zakenman Heinrich Vetter (1910–2003). Hij zette in 1930 het door zijn grootmoeder in 1885 opgerichte warenhuis voort. Nieuw voor die tijd was de mogelijkheid om in termijnen te betalen, een systeem dat Vetter verder uitbouwde. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog nam Vetter vrijwillig dienst in het leger, vocht in 1941–1942 in Rusland en raakte later, in 1944, levensgevaarlijk gewond. In 1946 keerde hij terug uit Franse krijgsgevangenschap en nam de leiding van het warenhuis weer over. Aan het einde van de jaren 1960 zag hij in dat hij op den duur de concurrentie met de grote warenhuisketens niet kon volhouden en verkocht zijn warenhuis aan een groot concern. Wel hield hij het onroerend goed in zijn bezit, wat hem “steenrijk” maakte. Vanaf 1985 wijdde hij zich aan zijn kunstverzameling: hij was een fervent kunstliefhebber en ook een mecenas. Daarvoor is hij veelvuldig geëerd: zo heet de beeldenroute in het Luisenpark naar hem, de Heinrich-Vetter-Skulpturenweg. In 1997 richtte hij een stichting op die tot doel heeft om het Nut van het Algemeen te bevorderen, en vooral het welzijn van Mannheim en haar inwoners. Het is niet allemaal “goed” wat deze zakenman heeft gedaan: in de jaren 1930 heeft ook hij geprofiteerd van de Arisierung door het opkopen van bezittingen van verbannen of afgevoerde Joden… Een bordje langs de Skulpturenweg herinnert hieraan. Op de website van de Stichting wordt hierop uitvoerig en met een genuanceerd verhaal ingegaan. Vetter was in het begin van 1933 lid van de NSDAP geworden. Binnen het familiebedrijf werd ijverig meegedaan met de Arische gedachte: Joodse bedrijven werden overgenomen en Joodse medewerkers vervangen door “Arisch” personeel. Ook werd er actief zaken gedaan met de nazi-industrie. Na de Tweede Wereldoorlog werd Heinrich Vetter tijdens zijn proces van “Denazifizierung” ingedeeld bij de categorie “meelopers” en tot een geldboete veroordeeld. Ook moest hij hoge schadevergoedingen betalen aan de voormalige Joodse eigenaren van de “arisierte” bedrijven, hetgeen hij snel en zonder voorwaarden of aarzeling heeft gedaan – wellicht omdat hij het aangedane onrecht enigszins goed wilde maken…?
Er is een grote variatie van beelden op deze route. Erg in het oog springend is het bronzen beeld van een vervaarlijk kijkend wild zwijn dat op z’n achterhand zit: het is gemaakt door de Duitse beeldhouwer Waldemar Grzimek (1918–1984) en dateert uit 1963. Het contrast tussen het bronzen beeld dat op de kop en op de neus sporen heeft van veelvuldige aanraking, met de begroeiing erachter – de fijne bloempluimen van de Geitenbaard (Aruncus dioicus) – is krachtig.
Twee andere beelden zijn totaal tegenovergesteld: een zwierig dansende vrouwenfiguur, Primera, uit 2000 van de Duitse beeldhouwer Karlheinz Oswald (*1958) en het statische, uit brokstukken samengestelde, hoekige metaalklomp, Waagerecht angreifend (“Horizontaal aanvallend”) uit 1964, van de Duitse beeldhouwer Hans Nagel (1926–1978). De groene omgeving was onveranderd mooi en rustgevend…
Omringd door inmiddels uitgebloeide rododendrons stonden wat ruw ontworpen en langgerekte bronzen personen bij elkaar die a.h.w. uit de gladde mal erachter waren gestapt. De titel was duidelijk: “Figuren vor Block” uit 1992 van de Duitse kunstenaar Michael Irmer (1955–1996). De figuren zonder armen en zonder gezichtsuitdrukking doen een beetje denken aan de “draadfiguren” van de Zwitserse beeldhouwer Alberto Giacometti…
Niet alle kunstwerken waren van brons. Er waren er ook met een geheel andere, een meer organische uitstraling. Het zandstenen beeldhouwwerk Arbor Arborum door de beeldhouwer Anton Eberwein (*1936) staat in het gras opgesteld als een boomstam, met daarin uitgehakt een andere boom met zijtakken. Door de openingen gaf dat het effect van een blik door een venster op de echte bomen erachter. Een ander kunstwerk dat ik wel grappig vond is een “gordijn” van wilgentenen dat aan de takken van een hoge boom hangt en zachtjes beweegt in de wind. Ik vond geen aanwijzing over degene die dit gemaakt heeft…
Bijzondere bomen in het Luisenpark
De Skulpturenweg loopt daarna naar de grote open vlakte met mooi gemillimeterd gras met hier en daar ligstoelen. Midden op die grote zitweide staat als een blikvanger een indrukwekkend grote Groene Trompetboom (Catalpa bignoioides) binnen een afrastering. De boom is bijna even breed als hoog en is zo wijdvertakt dat zijn zware zijtakken met metalen armen gesteund moeten worden! Hier en daar zijn nog prachtige roomkleurige bloemen in rechtopstaande pluimen zichtbaar – de gouden en violette vlekjes in de kelken vallen mooi op.
In het Luisenpark leiden op verschillende plekken bruggetjes over de vijver, waaroverheen een stille stoet van Gondoletta’s voortgaat. Dit is een van de onderdelen die in 1975 bij de Bundesgartenschau zijn toegevoegd en nog steeds erg populair is. Ik heb later ook een tochtje gemaakt in zo’n bootje – geweldig!
Vanuit de verte had ik al een boom gezien met prachtig gele bloemtrossen, die ik niet meteen kon thuisbrengen. Het bordje bracht uitkomst: in het Duits stond er “Blasenbaum“. In het Nederlands heet hij Chinese vernisboom (Koelreuteria paniculata). De boom is vernoemd naar een 18e-eeuwse botanicus uit Karlsruhe, Joseph Gottlieb Kölreuter (1733–1806), die als eerste ontdekte hoe de bestuiving van planten plaatsvond – o.a. door de wind, maar ook door insecten.
Er was ook een authentieke Chinese Tuin, de grootste in Europa, maar daar was het erg druk. Verder lopend kwam ik bij een door rododendrons afgeschermd gazon met hoge, oude bomen en een enorm oor, gemaakt van het hout van een Mammoetboom door de kunstenaar Rolf Hook. Er stonden vele ligstoelen van blauw draadwerk en er klonk vanuit speakers in de hoge bomen zachte muziek door de Duitse componist Peter Seiler: hier was de Klangoase – de Klankoase. Ik ben even gaan zitten op een van die stoelen en werd daar erg rustig van!
Vlakbij de Klangoase is een door gladgeschoren beukenhagen omgeven pleintje met zitbanken. In het midden staat een fontein met daarbovenop het bronzen beeld “Die Haarewaschende” door de beeldhouwer Martin Mayer (1931–2022). Hij maakte dit beeld tussen 1992 en 1996. Ook hier wordt de beweging van de vrouw die voorovergebogen haar lange haar aan het wassen is, mooi verbeeld in het statische brons! Ook statisch is de Fernmeldeturm Mannheim, die eigenlijk vanuit alle richtingen zichtbaar is – ook vanaf dit besloten pleintje. Deze bijna 218 meter hoge zendmast is tussen 1973 en 1975 gebouwd in het gebied ten noorden van het Luisenpark, vlakbij de Neckar. Met deze hoogte behoort de mast tot de hoogste zendmasten in Duitsland en is nu een van de moderne iconen van de stad. Deze nieuwe zendmast was nodig, omdat er in de 1960er jaren in de regio Mannheim steeds meer klachten kwamen over de slechte ontvangst van radio- en tv-signalen. Op een hoogte van 121 meter is aan de onderkant van het op een “kraaiennest” van een zeegaand zeilschip lijkende bouwwerk op de schacht van de mast een uitzichtplatform ingericht en op 125 meter hoogte een draaiend restaurant. Vanaf beide punten is er een prachtig uitzicht over de stad en de omgeving. Het tijdstip van de opening was ook gunstig: de mast werd op tijd opgeleverd voor de in 1975 ook al in Mannheim gehouden Bundesgartenschau.
Een vaartochtje over de Kutzerweiher vijver
Toen het Luisenpark in 1894 tot stand kwam, bestond de grote vijver, de Kutzerweiher nog niet: die is pas in de jaren 1920 aangelegd. De Kutzerweiher dankt zijn naam aan Theodor Kutzer (1864–1948) die van 1914 tot 1928 burgemeester van Mannheim was. Deze grote vijver maakte deel uit van het watersysteem rondom Mannheim in het gebied van de Boven-Rijn, dat wordt gevoed door de Neckar. Destijds schommelde de waterstand sterk: wel tot drie meter. Bij de voorbereidingen voor de Bundesgartenschau van 1975 werd ook de vijver onder handen genomen: de vijver werd bijna tweemaal zo groot – tot 4 hectares! Wel is de diepte aangepast: nu is die tussen de 140 en 170 cm. Om de waterstand niet meer te laten variëren werd de verbinding met de Neckar afgedicht met klei. Hierdoor werd het mogelijk om de oevers te beplanten – de totale lengte van de oevers is bijna 2,7 kilometer! Het water wordt ververst door het via een bergbeek, dus met verval, in de vijver te laten stromen (en het daardoor met zuurstof te voorzien) – de inlaat is in het noordoostelijke gedeelte van de vijver. Het vogeleiland in het midden werd aangelegd, evenals de Gondoletta-route: kleine bootjes met een heldergeel dak van zeildoek die rondvaren, voortgetrokken door een onder de waterspiegel liggende kabel! Die Gondoletta’s waren onweerstaanbaar, dus kocht ik een kaartje voor een rondvaart: vanaf het water zag alles er héél anders uit!
Terwijl mijn bootje rustig voortging door het water kwamen er grote karpers eromheen zwemmen in de hoop dat er iets lekkers in het water zou vallen! Soms gooiden mensen op andere bootjes brood en ander eetbaars naar hen toe, zodat ze met grote snelheid bij ons wegzwommen. Wat een enorme beesten waren dat: ze zagen er luguber uit met hun wijd opengesperde bekken die boven de waterspiegel uitkwamen en met die uitpuilende ogen… Er zouden nog andere vissoorten in de vijver moeten leven, maar die heb ik niet gezien.
Bij het herinrichten en uitbreiden van de Kutzerweiher vijver heeft men ook een vogeleiland ingericht waar achter gaas flamingo’s wonen. Er zijn ook grote pelikanen die af en toe met een plons in het water springen. Een reiger die aan de oever stond te loeren naar iets eetbaars zag er in vergelijking opeens wel heel gewoontjes uit…!
Een andere toevoeging aan het Luisenpark is de Seebühne, een openluchttheater dat deels in het water ligt. Ik had geluk gehad met mijn keuze om dit weekend de BUGA te bezoeken, want juist ook op deze zaterdag zou het Nationaltheater Mannheim daar het toneelstuk Wilhelm Tell van Friedrich Schiller opvoeren! Daar wilde ik graag naar toe – ik vond het een groot succes!
De toegang voor dit toneelstuk was gratis, maar voor het reserveren van een zitplaats moest 10 euro betaald worden. Dat had ik er wel voor over – dan was ik zeker van een zitplaats. Achteraf was het niet erg druk en was reserveren niet nodig geweest – toch kwam het goed uit: de zitplaats was overdekt en het regende die avond! Dat het geen conventionele uitvoering zou worden, bleek al meteen in het begin: er kwam een jazztrio op in glitterpakken, gevolgd door een zanger met een baard en een hoogblonde pruik met lange vlechten, die een dirndl jurkje en kaplaarzen van glanzend lakleer droeg! Hij zong een jodellied… Vervolgens kwamen de acteurs op: zij droegen weliswaar hedendaagse pakken, maar ze waren uitgerust met maskers van grote opengesperde vissenkoppen in verschillende kleurstellingen! Die waren duidelijk geïnspireerd op de grote karpers die in de Kutzerweiher vijver rondzwommen met hun open bekken en uitpuilende ogen – wat een briljante vondst! Op de een of andere manier miste ik de bergen uit het toneelstuk van Schiller niet: een deel van de actie speelt zich immers af aan en op het water, het Vierwoudstrekenmeer – dat paste dus ook in de Kutzerweiher vijver. Ik zag wel enkele wat oudere bezoekers al in het begin van de voorstelling weglopen: blijkbaar vonden ze de uitvoering van dit klassieke stuk in deze regie toch iets te modernistisch…
De voorstelling eindigde tegen tien uur, toen het nog net niet echt donker was. Het was grappig om door het bijna uitgestorven park terug te lopen naar de uitgang. Op de grote gazons zag ik geen mensen meer, maar wel vele ooievaars waarvan alleen het wit van hun lijf zichtbaar was. Overdag hadden ze in grote getalen op hun nesten in de hoge bomen gezeten en vandaar uit naar ons gekeken…
Van het Luisenpark naar het Spinellipark
Er waren twee manieren om van het Luisenpark ten zuiden van de Neckar naar het Spinellipark ten noorden van de Neckar te gaan: met een shuttlebus en met de gondelbaan! Dat was de snelste manier en natuurlijk ook de leukste! Het bekende Oostenrijkse bedrijf Doppelmayr dat kabel- en gondelbanen fabriceert en opbouwt, heeft ook hier in Mannheim de gondelbaan gebouwd. Aardig detail is dat de gondels en delen van de stations ook tijdens de laatste Floriade in Almere al in gebruik waren! Hemelsbreed liggen beide parken twee kilometer van elkaar verwijderd: met de gondelbaan duurt het zwevende ritje zo’n 8 minuten, terwijl over de weg het veel langer zou duren en bovendien ook veel meer vervuilend zou zijn. Op deze manier kunnen met de 10-persoonsgondels per uur 2.800 personen worden vervoerd. Ook hier is veel aandacht geweest voor de duurzaamheid: zo draait de installatie op groene stroom en zijn de daken van de stations met groen beplant.
Nadat het Luisenpark uit het zicht was verdwenen, zweefden we geruisloos over sportvelden en over een spoorlijn. Onder ons verscheen de Neckar – zaterdag was het licht wat troebel door de naderende regenbuien, maar zondagochtend zag de wereld er schoongewassen uit en glinsterde het water van de Neckar in het zonlicht. Ook waren ingrepen aan de oevers van de rivier zichtbaar: hier was recent nog aan biotoopverbetering gedaan. Aan de rechteroever van de Neckar ligt het Maulbeerinsel eiland (letterlijk “Moerbei-eiland”), dat is ontstaan door de aanleg van het in 1927 geopende Neckar-Kanaal bij Feudenheim, een stadsdeel van Mannheim dat in het noordoosten ligt. Het westelijk gedeelte van het eiland, zo’n 10 hectare, is sinds 1986 als beschermd natuurgebied aangewezen. Doel hiervan is om de bijzondere flora en fauna te beschermen, waaronder vooral het laatste restant van de Witte Moerbeibomen (Morus alba) die in 1819 waren aangeplant voor de al vele eeuwen rond Mannheim bestaande zijde-industrie (de boom is waardplant voor de zijderups).
Al in de 1920-er jaren is men begonnen om een zijkanaal van de Neckar aan te leggen ten behoeve van de scheepvaart. In dat zijkanaal, het Neckarkanal, heeft men in totaal 27 stuwen en sluizen aangelegd om de waterstand in de Neckar te kunnen reguleren. Het Neckarkanal Feudenheim is het laatste traject voordat de rivier in de Rijn uitmondt. Vanuit de gondel was het complex goed te zien, evenals de hemelsblauwe Riedmanbrücke spoorbrug die net ten westen ervan de Neckar overbrugt.
Toen we boven de noordoever van de Neckar waren, lagen er nog meer sportvelden en uitgebreide volkstuincomplexen onder ons, gevolgd door grote akkers met graan dat er echt goudbruin uitzag. Toen kwam de eindbestemming in zicht – wat een verschil met het groene Luisenpark: vrijwel alle grasvelden lagen er totaal verdord bij…
Op zondagochtend was het veel beter weer, maar ook toen viel het contrast tussen het verdorde gras en de fleurige bloembedden erg op. De reisjes met de gondel waren op beide dagen erg leuk: ik had de indruk dat vele bezoekers keer op keer opnieuw de tocht tussen de twee parken maakten, gewoon voor het plezier. Het was ook wel een bijzondere belevenis om met zo’n gondelbaan nu eens niet van laag naar hoog en terug te gaan, maar gewoon horizontaal hoog boven de wereld te zweven!
Ontwikkeling van de Spinelli Barracks tot het Spinellipark
Het terrein ten noorden van Mannheim kent een lange geschiedenis: het was in de jaren 1938 tot 1945 al in gebruik als Pionier-Kaserne van de Wehrmacht. Na de oorlog werd de legerbasis ingenomen door het Amerikaanse leger: van 1945 tot 2014 had de Army in Mannheim één van de grootste militaire steunpunten van Zuidwest-Duitsland met wel negen kazernes. Aanvankelijk was het gebied van de Spinelli-basis 40 hectare groot, maar tot aan 2014 tweemaal zo groot. Vanaf 1964 tot aan het einde van de krachtmeting tussen Oost en West lag het materieel voor een voltallige gevechtsbrigade van rond 4.000 soldaten in deze loodsen van de Spinelli Barracks opgeslagen. Indien noodzakelijk kon de brigade meteen in actie komen. Bovendien kwam ook een van de grootste transportbataljons van het Amerikaanse leger naar deze basis. Hier werden grote hoeveelheden munitie en reserve-onderdelen rechtstreeks uit de VS ingevoerd en vanaf hier verder verdeeld over de garnizoenen in Zuidwest-Duitsland. Na de Wiedervereinigung van Duitsland nam het belang van “Spinelli“ als depot voor materieel en voertuigen van de Army af. Het aantal gestationeerde militairen kromp daardoor tot onder de 500. Na het vrijgeven van het terrein door de Amerikanen kon een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van “Spinelli” beginnen: de ontwikkeling van het Spinellipark.
Deze militaire basis werd in 1948 vernoemd naar de Amerikaanse soldaat Dominic Vito Spinelli: de Spinelli Barracks. Dominic Spinelli werd in 1923 in de Amerikaanse Staat Ohio geboren. Zijn familie kwam oorspronkelijk uit Zuid-Italië. Hij nam in december 1943 dienst in het Amerikaanse leger als operatieassistent bij het medisch corps. Tijdens gevechten in de buurt van de Duitse stad Heilbronn (ongeveer 65 kilometer ten zuidoosten van Mannheim) werd hij op 14 april 1945 dodelijk getroffen, toen hij probeerde om gewonde kameraden in veiligheid te brengen. Hiervoor kreeg hij postuum een hoge onderscheiding voor het tonen van buitengewone moed. Ook nu draag het terrein nog steeds zijn naam: het Spinellipark.
Op de website van de Stadt Mannheim staat een luchtfoto waarop de uitgestrektheid van de basis goed te zien is!
Na het vertrek van het Amerikaanse leger werden plannen gemaakt om dit enorm grote militaire terrein te ontwikkelen tot een groen gebied en een woonwijk voor burgers. Toen werd ook besloten dat hier de Bundesgartenschau van 2023 georganiseerd zou worden. Het uitgestrekte terrein ademt nog de sfeer van zijn vorige bestemming als militair complex. Op de plattegrond van het Spinellipark is dit verleden nog zichtbaar aan de spoorrails. Aan deze uitgestrektheid zal ook na de tuinshow niet veel veranderen, want 62 van de 81 hectaren blijven “groen”.
Sporen van het militaire verleden in het Spinellipark
Aan de zuidzijde van het park, waar de gondelbaan weer “landt”, zijn ook nog het naambord van de basis en het wachthuisje met slagboom bij de hoofdingang bewaard gebleven. Ze staan nu wat verweesd in het terrein. Ten noorden hiervan schermen hoge gebouwen van de oude kazerne het achterliggende gebied af, waar de officiële hoofdingang van het park is en de parkeerterreinen voor de tuinshow zijn ingericht.
Het terrein werd vroeger doorkruist door spoorlijnen om het legermaterieel te kunnen aan- en afvoeren. Van deze tracés zijn er enkele behouden gebleven, incl. een spoorwagon die bij de centrale opslagplaats, de U-Halle, opgesteld staat. Ook al krijgt het terrein hierdoor iets strengs en industrieels, dat toch niet helemaal strookt met mijn beleving van een “park”, het doet wel eer aan het militaire verleden van deze plek.
Waar wandelwegen de spoorrails kruisen zijn gaasroosters aangebracht. Hier en daar steken rode klaprozen hun bloemhoofdjes door de openingen. Wel symbolisch…
In het Spinellipark is als herinnering aan de militaire aanwezigheid van de Amerikaanse troepen ook de Pantserwasstraat uit de 1950er jaren bewaard gebleven. Onder de dreiging van de Koude Oorlog moesten pantservoertuigen en vrachtauto’s regelmatig nagekeken en ook schoongemaakt worden om hen steeds inzetbaar te houden. Nu is het best een vreemd gezicht om het gebouwtje in het verder lege veld te zien staan als iets uit een andere wereld. Toch is het maar een paar decennia geleden dat die Koude Oorlog erg reëel en aanwezig was…
Vlakbij het eenzame gebouwtje van de pantserwasstraat lagen ook twee laadperrons aan beide kanten van de dubbele spoorrails. Tot 2014, dus nog geen tien jaar geleden, werd hier het transport van het zware materieel voorbereid. Nu lagen ook de perrons wat verloren in het verder kale landschap met dat verdorde gras – de zon scheen wel, maar het bleef een desolaat gezicht…
Het beton van de laadperrons was in de loop van de decennia redelijk verweerd en ook overwoekerd door bramen – de vruchten waren al bijna rijp…
Ter hoogte van de U-Halle was ook weer een klein tafereeltje van spoorwegnostalgie en vergane glorie: hier was te midden van een verdorde grasvlakte een eindpunt te zien van een spoortraject met gesloopte stukken rails.
Een kunstwerk in een kuil en uitzicht zover het oog reikt
Ten noorden van de nu doodlopende spoorrails kwam ik onverwachts langs een een diepe kuil: daarin staat een monumentaal kunstwerk van beton en staal, Conversio. Het is ontworpen door de Duitse kunstenaar Philipp Morlock (*1974). Hij gebruikte hiervoor brokstukken van gebouwen en van legermaterieel, die hij verzamelde op de legerbasis. De achterliggende gedachte van deze constructie is verzoening. Het kunstwerk staat symbool voor de veranderingen in dit terrein en ook in de geschiedenis van Mannheim in en na de Tweede Wereldoorlog: de legerbasis was in de 1930-er jaren gebouwd door de Wehrmacht, waarna in 1948 het Amerikaanse leger de basis overnam. Nu krijgt het gebied een civiele invulling met de nadruk op duurzaamheid: na afloop van de Bundesgartenschau wordt het grootste gedeelte een openbaar park en een klein gedeelte een woonwijk. Het was mogelijk om de steile helling af te dalen en zelfs door het kunstwerk te lopen, maar op de een of andere manier trok het kunstwerk mij niet aan…
Het zuidwestelijke gedeelte van het Spinellipark, het Klimapark genaamd, is heel uitgestrekt, wat nog wordt benadrukt door de eindeloze vlakten van verdord gras… Aan de zuidgrens is de Panoramasteg aangelegd, die eindigt in een vrij zwevend uitzichtplatform boven een grote waterpartij. Dat terrein moet een ooilandschap worden. Het uitzicht was inderdaad indrukwekkend: heel in de verte waren de hoge gebouwen van de stad te zien en als kleine notendopjes de gondels van de gondelbaan die boven de akkers met rijp graan zweefden!
De U-Halle als grote tentoonstellingsruimte
De enorm grote U-Halle met haar oppervlakte van ongeveer 21.000 m² vormt de kern van de Bundesgartenschau op het Spinellipark: zij wordt zo genoemd vanwege haar U-vorm. Zij is in twee fasen tot stand gekomen: in 1938 door de Wehrmacht gebouwd en daarna in 1985 door de Amerikanen uitgebreid. Hier heeft zich gehele geschiedenis van het militaire terrein afgespeeld. In de nieuwe setting zijn er tentoonstellingsruimtes (bijvoorbeeld voor bloemen of voor geschiedenis van Mannheim en omstreken), een televisiestudio van waaruit live-uitzendingen worden verzorgd en restaurants te vinden.
Ik zag in één van de compartimenten van de U-Halle het logo aan de muur hangen van de Vereniging Stadt-Bild Mannheim e.V., die zich inzet voor het behoud en eventuele versterking van het historische stadsbeeld van Mannheim. Het was interessant om in dit Lapidarium de originelen van bijvoorbeeld één van de Sfinxen of de Tritonen van de Mannheimer Wasserturm de te zien staan. Er stonden ook vele exemplaren van de originele Jugendstillampen uit het park bij de Wasserturm opgesteld. Over deze watertoren schreef ik in mijn vorige blog: “Aan de westzijde van de Oststadt, aan het Friedrichsplatz plein, staat de Mannheimer Watertoren die tegenwoordig als het icoon van de stad wordt gezien: een watertoren in de stijl van de neobarok uit 1889 in een mooi aangelegd park. De stad in opkomst wilde met de bouw van deze watertoren in technisch en stedenbouwkundig opzicht een statement maken. Daarom moest de vormgeving bijzonder, imposant en tijdloos zijn: een combinatie van neobarok en de stijl van de pronkgebouwen uit de Oudheid. Vandaag de dag vormt de watertoren met zijn omgeving het grootste aaneengesloten en samenhangende complex van de Duitse Jugendstil. Het ontwerp van de architect Gustav Halmhuber (1862–1936), die toen pas 23 jaar oud was, werd uit 74 inzendingen gekozen. Waar de andere architecten steeds weer kozen voor ijzer als materiaal, koos Halmhuber voor geel zandsteen. Ook had hij zich sterk laten inspireren door de Romeinse Oudheid. Het gebouw is 60 meter hoog en bestaat uit vier bouwlagen.” (…) “Met het oog op de viering van het 400-jarig bestaan van de stad Mannheim in 2007 is het park geheel opgeknapt: in september 2006 kon het vernieuwde park worden ingewijd. Het initiatief hiertoe is genomen door de hiervoor al genoemde vereniging Stadtbild Mannheim e.V. “. De vereniging streeft er naar om de originele beeldhouwwerken ergens te bewaren waar ze ook voor het publiek zichtbaar kunnen worden opgesteld.
In een naburige zaal in de U-Halle was een grote bloemenshow ingericht met overgedimensioneerde bloemstukken die behalve met prachtige bloemen ook met innovatieve, milieusparende materialen waren gemaakt. Van de vele bloemstukken waren er twee die mij erg goed bevielen! Van het eerste boeket, een groot herfstboeket in vlammende kleuren rood en zonnebloemgeel was de schaal gemaakt van versnipperd karton en papier, waarbij het bruin van het karton en het wit van het papier een mooi contrast vormden. Het bordje dat ernaast stond vermeldde dat deze “Füllung” bijdraagt tot een groene kringloop en ook nog eens een echte blikvanger (een “Hingucker“) is.
Een grote creatie van roze Kliplelies en anjers aan takjes, bessen en iets wat op Leeuwenbekken leek, was rond een fluffy rand gedrapeerd van een materiaal dat op vilt leek, maar dat feitelijk gesponnen hennepvezel was: een 100% natuurlijk product van een gewas dat overal groeit, vrijwel ongevoelig is voor ongedierte, dat o.a. goed “ademt” en zorgt voor een goede verdeling van vocht. De combinatie van de bloemen in de mooie pasteltinten en het “aaibare” materiaal was heel bijzonder!
In andere delen van de U-Halle waren exposities over verschillende onderwerpen die betrekking hebben op de stad Mannheim en haar omgeving. Er was aandacht voor de aanwezigheid van de Romeinen in de 1e eeuw na Chr.: de Romeinen gaven de voorkeur aan het transport van hun goederen over het water, omdat dat goedkoper, gemakkelijk en sneller was. Waar dat niet mogelijk was legden ze wegen aan. De Neckar was hier ook een grens: de Neckar-Odenwald-Limes, net als de Romeinse Limes in Nederland, langs de Neder-Rijn en de oude waterlopen de Kromme Rijn, de Leidse Rijn en de Oude Rijn, die uitmonden bij Katwijk aan Zee in de Noordzee uitmonden. Nu ik nog steeds bezig ben om in Nederland het Romeinse Limespad te bewandelen, vond ik het een fascinerende gedachte dat ook bij Mannheim zoveel Romeinse geschiedenis te vinden is! In een vitrine lagen borden en (stukken van) kommetjes van rood aardewerk (terra sigillata) uitgestald: dit soort aardewerk werd gemaakt van rode leem, die ook in de buurt van Nijmegen, in Berg en Dal – Holdeurn – voorkwam! Ik heb daar in mei 2021 zelf de nu wat overgroeide vindplaats gezien.
Bij een andere expositie werd uitvoerig uitgelegd hoe men in de 19e en 20e eeuw de Neckar bevaarbaar heeft gemaakt door het aanleggen van het Neckarkanal met wel 27 sluizen en stuwen. Hiermee kon ook de waterstand worden gereguleerd, hetgeen niet alleen de economie, maar ook de veiligheid van de bevolking ten goede kwam. Een van die sluizen had ik al kunnen zien toen ik met de gondelbaan over de Neckar zweefde.
Er was eveneens aandacht voor het gebied rond Mannheim in het kader van de geologie door de millennia heen, zoals het optreden van ijstijden en het uitsterven van diersoorten door klimaatverandering. Het uitgestrekte stroomgebied van de Boven-Rijn, de Boven-Rijnse Laagvlakte, van 350 kilometer lang (van Basel in Zwitserland tot ongeveer aan Frankfurt am Main) is in de loop van de millennia (35 miljoen jaar) opgevuld met sedimenten (vooral klei, maar ook zand en kiezel) die de Rijn heeft aangevoerd. Door tektonische werking is de laagvlakte lager geworden en zijn de randen hoger geworden: in het oosten is het gebergte van het Zwarte Woud ontstaan en in het westen de Vogezen. Dit heeft ook invloed op het plaatselijke klimaat: het is er gemiddeld veel warmer dan elders in Duitsland, wat gunstig is voor o.a. de wijnbouw. In de loop van de eeuwen is er veel onderzoek gedaan naar de samenstelling van de sedimentlagen, zeker omdat in deze lagen de resten van dieren goed bewaard zijn gebleven. Zij komen nu bij de winning van zand, klei en kiezel weer boven. In vitrines worden stukken van een schedel, een kaak of slagtanden tentoongesteld. Op de bordjes wordt vermeld dat men vaak kiezen van de dieren vindt, omdat dat materiaal erg hard is, maar dat het bijzonder is dat men ook botresten aantreft! Dit leidt voor de wetenschappers tot nieuwe inzichten. Voorbeelden van vondsten: een onderkaak van een Nijlpaard, die men in Afrika zou verwachten en niet in het gebied van de Boven-Rijn, of de schedel van een Holenleeuw, die men niet in een grot, maar in het kiezel gevonden heeft.
De Bundesgartenschau van 2023 en duurzaamheid
Volgens haar website heeft de Bundesgartenschau van 2023 zichzelf een duidelijk doel gesteld: de tuinshow moet de meest duurzame BUGA aller tijden worden. Natuurlijk moeten er aantrekkelijke bloemendisplays en tuinen te zien zijn, maar er staan ook onderwerpen centraal als klimaat- en milieubescherming, energieopwekking met zo weinig mogelijk grondstoffen en duurzame, veilige voedselproductie. Wat het thema “Klimaat” betreft: er is voor de BUGA gezocht naar planten en bomen die bestand zijn tegen de veranderingen in het klimaat met perioden van extreme hitte en droogte. Bijvoorbeeld het aanplanten van rozensoorten die minder gevoelig zijn voor droogte, wat wel een spectaculair kleureffect opleverde: opeens een knalrood vak in het verder bruinig-gele terrein…! Wat het thema “Milieu” betreft: de BUGA wil nieuwe leefruimte creëren voor bedreigde diersoorten, zoals de Kuifleeuwerik of wilde bijen, en het graven van een paddenpoel. Hoe meer soorten er op het terrein zijn des te beter het is voor de biodiversiteit. Bezoekers worden hierdoor aangespoord om met hun manier van tuinieren die biodiversiteit te verbeteren. Wat het thema “Energie” betreft legt de BUGA de nadruk op het opwekken van groene energie – dat gaat al gebeuren door het aanleggen van een fietssnelroute langs de Neckar met een wegdek dat werkt als een zonnepaneel. Tot slot het thema “Voedselveiligheid”: er zullen nieuwe en vooral duurzame en zuinige manieren moeten worden gevonden om voedsel voor iedereen te kunnen verbouwen…
Van deze opzet was op de locatie Luisenpark niet veel te merken, maar op de locatie Spinellipark des te meer. Bij de inrichting van het Spinellipark heeft men bewust deze thema’s een gezicht willen geven. Een voorbeeld hiervan zijn de 17 “modeltuinen” met als uitgangspunt de 17 Sustainable Development Goals (duurzaamheidsdoelen), zoals deze door de Verenigde Naties in 2015 zijn geformuleerd. Deze doelen zouden in 2030 bereikt moeten zijn… Door deze opzet kunnen bezoekers de duurzaamheidsdoelen ook emotioneel ervaren, aldus de website. Een ander voorbeeld van duurzaamheid zijn de 2.023 “toekomstbomen” die over het gehele Experimentierfeld (in het noordoostelijke gedeelte van het park) verdeeld zijn. Voor het eerst fungeert een Bundesgartenschau als boomkwekerij, waarmee een voorbeeld van Best-Practice voor duurzaamheid wordt gegeven. De bomen zijn in vakken bij elkaar geplant als in een echte kwekerij of staan in containers her en der in het terrein. Na het einde van de tuinshow zullen ze naar de stad worden overgebracht. De sfeer op deze locatie vond ik wel minder plezierig dan in het Luisenpark, en dan niet alleen vanwege al dat compleet verdorde en vrijwel kale grasland. Ik ben benieuwd hoe het park zich zal ontwikkelen en hoe het er over 15 à 20 jaar uitziet! Ook het Luisenpark, dat over twee jaar 50 jaar bestaat, heeft ook de tijd nodig gehad om zich te ontwikkelen.
Op zondag ben ik nog een tijdje blijven rondslenteren door het Spinellipark, en later – na weer een tochtje met de gondelbaan! – ook nog door het Luisenpark. Na het middaguur begon het er wel erg druk te worden, dus ben ik teruggelopen naar de Oststadt en verder naar de binnenstad van Mannheim. Na beide dagen te hebben genoten van de eigenlijk in alle opzichten zonnige en groene stad Mannheim kan ik niet anders zeggen: wat een heerlijk verblijf! Natuurlijk is de 20e eeuw ook aan deze stad en deze streek niet zonder schade, ellende en verdriet voorbijgegaan: maar aan welke stad in Duitsland wel? Daarom moeten we als mensen altijd blijven streven naar (innerlijke) vrede en vooral naar een “groene” wereld…
Geef een reactie