Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Ter informatie: op de pagina De Rijn als noordelijke grens (“limes”) van het Romeinse Rijk staat een korte beschrijving van de omvang van het Romeinse Rijk rond het begin van onze jaartelling, de Rijn als noordelijke grens, de “Limes”, van dat Rijk en de toen aangelegde “Limesweg”. Ook wordt daar de langeafstandswandeling “Romeinse Limespad” beschreven, de basis voor dit reisverhaal. Deze wandelroute met een totale lengte van 275 kilometer voert langs de Romeinse Limesweg van Katwijk aan Zee naar Berg en Dal, dus langs de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, die hier gevormd wordt door de Rijn, zoals deze rivier oorspronkelijk stroomde: de Neder-Rijn tot aan Wijk bij Duurstede, de Kromme Rijn tot aan Utrecht en de Oude Rijn naar Katwijk aan Zee.
13 juni 2021
Met twee pontjes over de Neder-Rijn en een Romeinse wachttoren langs de Limes
Dit reisverhaal gaat over Etappe 12 van het Romeinse Limespad: maar dan in omgekeerde volgorde, stroomafwaarts. Uitgangspunt van deze etappe is de haven van Wageningen – niet meteen de meest charmante locatie… Er staat een kunstwerk uit cortenstaal op de hoek van de Grebbedijk en de Pabstendam die langs de haven naar de Bovenste Polder en de rivier leidt. Het heet “Windkracht” en is ontworpen door de Nederlandse monumentaal kunstenaar Ubbo Scheffer (1924–1998). Het steekt met een krachtige roestkleur af tegen de grote betonnen silo’s van de veevoederfabriek. Aan de Grebbedijk zelf staat nog een gemeentelijk monument in de vorm van een meetpunt in het dijklichaam: het met een sierlijk, donkergroen geverfd hekwerk omgeven en gemetselde put met trap en meetstok is rond 1880 daar in de dijk ingegraven. Het lopen langs de Grebbedijk is ook niet erg veilig: doordeweeks rijden daar zware vrachtwagens met veevoer, brandstoffen en bouwmaterialen af en aan. Gisteren was het zaterdag en toen viel het gelukkig mee!
Na ongeveer anderhalve kilometer verlaat de officiële route de dijk en leidt door een vruchtbaar laaggelegen gebied, dat bekend staat als De Nude. Op 26 maart volgde ik die aanwijzingen op en ging van de dijk af. Aan de noordzijde van De Nude strekt zich de Gelderse Vallei uit – een laag (venig) gebied dat via Barneveld en Amersfoort helemaal tot aan de Randmeren reikt… Oorspronkelijk was dit een uitgestrekt landbouwgebied, maar nu rukt de bebouwing van diverse onderzoekscentra die aan de Wageningen Universiteit verbonden zijn, wel op. Toch is er een ruimtelijke sfeer met mooie vergezichten naar o.a. de met eikenbossen begroeide Grebbeberg. Deze heuvel van 52 meter hoog is de meest zuidoostelijke hoogte van de Utrechtse Heuvelrug, ook een onderdeel van een stuwwal, net als die tussen Arnhem en Wageningen. Door zijn ligging is de heuvel altijd van groot strategisch belang geweest: daarom zijn er aan het einde van de 18e eeuw fortificaties aangelegd (de Grebbelinie, waarover later meer). Het meest bekend is de Grebbeberg geworden door de Slag om de Grebbeberg van 10 tot 13 mei 1940, een veldslag tijdens de Duitse invasie in Nederland, waarbij Nederlandse militairen felle gevechten moesten leveren tegen goed georganiseerde troepen van Nazi-Duitsland… Op de Grebbeberg is ook het Militaire Ereveld Grebbeberg, waar meer dan 800 militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuveld zijn, begraven liggen. Meer dan vierhonderd van hen zijn in de meidagen van 1940 gevallen – het grootste deel van hen bij de Slag om de Grebbeberg. In het heldere licht van een mooie dag in maart zag de Grebbeberg er vredig uit…
Gisteren, 12 juni, koos ik ervoor om de Grebbedijk helemaal te vervolgen tot aan de afslag in de richting van de pont over de rivier, vooral om de voor mij weinig aantrekkelijke combinatie van landbouw en “industrie” te ontlopen… Hoewel het zicht in het begin niet al te goed was liep ik rustig over de Grebbedijk – nog niet gestoord door motorrijders! – en had een mooi uitzicht over de nu groene uiterwaarden, waar grote hoeveelheden hooi al op wiersen lagen te wachten op de balenpers. Ik passeerde ook hier weer een steenfabriek, die in de Plasserwaard ligt, ten westen van Wageningen en ten oosten van het Natuurgebied “De Blauwe Kamer” en die heeft bestaan van 1897 tot het begin van de jaren 1980. Deze steenfabriek is sinds 2004 een rijksmonument en heeft nu een woonbestemming: in de gebouwen zijn inmiddels appartementen gemaakt. De restauratie en verbouwing hebben geleid tot een mooie woonomgeving die er nog steeds uitziet als een steenfabriek!
Eenmaal aangekomen bij de westelijke zijde van de Grebbedijk had ik weer een mooi uitzicht op de Grebbeberg en nu ook over het natuurgebied “De Blauwe Kamer” aan de voet van de hoog oprijzende stuwwal. Dit natuurgebied is in beheer bij het Utrechts Landschap, want hier kronkelt de grens tussen Provincie Gelderland en Provincie Utrechtdoor de Nude: De Blauwe Kamer ligt in Provincie Utrecht… In 1992 was De Blauwe Kamer een van de eerste natuurgebieden langs de rivieren waarbij de zomerkade van de uiterwaard werd doorgestoken om op die manier de natuurlijke dynamiek van het rivieroeverlandschap te herstellen. Nu loopt het gebied al bij een geringe verhoging van de waterstand onder. Daardoor, maar ook door het laten grazen van o.a. Gallowayrunderen en Konikpaarden, is het landschap erg gevarieerd geworden. Sinds de Grebbeberg in 2002 verbonden is met De Blauwe Kamer kunnen de grote grazers bij hoogwater een veilig heenkomen vinden op de hellingen. Mede door de vele voormalige kleiputten is het een eldorado voor watervogels geworden: er broeden vele paartjes van o.a. de lepelaar (Platalea leudorodia) – hier vooral veilig in bomen in plaats van op de grond. Hiermee is het waterrijke gebied ook een eldorado voor vogelliefhebbers. Normaalgesproken zou de vogelobservatiepost in het midden van het gebied een mooi inzicht in en uitzicht geven op de vogelwereld, maar omdat de hut vanwege Corona gesloten was, zijn de verschillende vogels heel dicht bij het gebouwtje gaan nestelen. Om dit proces niet te verstoren blijft dit jaar de observatiepost dan ook tot na het broedseizoen gesloten…
Het gehele gebied is 120 hectare groot. Aan de oostkant loopt de veerweg naar, zoals de naam al aangeeft, de pont naar Opheusden aan de linkeroever van de Neder-Rijn. Vanaf de weg zijn er vele mooie doorkijkjes. Toen ik er eind maart liep scheen de zon uitbundig en werd het gras al wat groener. Er bloeiden langs de veerweg ook vele kersenbomen in grote wolken witte bloesem – en dat tegen de blauwe lucht met hier en daar een paar wolkjes, ook wit! Toen ik gisteren weer langskwam bloeiden grote groepen hondsrozen (Rosa canina) met zachtroze bloemen en de Gewone vlier (Sambucus nigra) met grote witte schermen… De bomen die ik eerst voor kers had uitgemaakt, hadden vruchten, die er toch echt als mirabellen (Prunus domestica var. syrica) uitzagen!
De Veerweg leidt ook langs de Steenfabriek “De Blauwe Kamer“, die vanaf 1880 tot 1975 in bedrijf is geweest en die inmiddels tot een ruïne is geworden. Zij dient nu als onderkomen voor vleermuizen en in warme dagen als koele schuilplek voor Konikpaarden. In het wegdek van de Veerweg zijn op twee plekken nog de rails te zien van het werktreintje dat de bakstenen vanaf de fabriek naar de kade bij de rivier moest vervoeren – stille getuigen van de bedrijvigheid van weleer…
In de voormalige droogschuur van de steenfabriek is niet alleen een informatiecentrum over het natuurgebied gevestigd, maar ook een restaurant met (bijna!) dezelfde naam, “De Blaauwe Kamer“. Dit restaurant dat bekend staat om zijn prachtige panoramaterras, was eind maart alleen maar open voor “take-away“. Ondanks de zon was er toen een fris windje, zodat een zuurkoolschotel met een stoofpeertje erg uitnodigend was. In de zon en uit de wind heb ik dat lekker opgepeuzeld. Gisteren was het restaurant weer “gewoon” open, maar toch was het vanwege de wind te fris om buiten te zitten. Ik koos een plekje bij het raam met uitzicht op de vijver (gevoed door het regenwater dat op de daken valt) met bloeiende waterlelies en in de weide daarachter één van de damherten die bij het restaurant horen. De koffie met een zomerse aardbeienschnitten was ook de moeite waard!
Vervolgens gaat de wandeling aan de overkant van de Neder-Rijn verder, dus moest ik met de pont, het Opheusense Veer, naar de zuidelijke oever. Juist dit veer is bijzonder, want het schijnt één van de oudste veren van Nederland te zijn: het wordt al genoemd in de 13e eeuw, maar dateert misschien zelfs al uit de 9e eeuw! Zelf heb ik een overvaart met een pont altijd geweldig gevonden – van kinds af aan! Dus gisteren en ook eind maart stond ik aan de reling en genoot weer: het rustige glijden over het water en de steeds veranderende horizonten… Het mooie tegenlicht naar het zuidwesten in de richting van Rhenen met de spitse toren van de Cunerakerk en de hoogte van de Grebbeberg. Toen we bijna aan de overkant waren, zag ik naar het oosten de bootjes van de kabel waaraan de pont vastzit tegen de achtergrond van de steenfabriek: de blauwe luchten daarboven maakten het een mooi Hollands plaatje. Dat was gisteren niet anders, behalve dat de temperatuur toch wel aangenamer was!
Aan de overkant aangekomen zag ik de kern van het dorp Opheusden aan de oostzijde van de Veerweg liggen. Dit dorp dateert al uit de 11e eeuw. Er is altijd veel bedrijvigheid geweest rondom de fruitteelt. Hier is weer een verbinding met de Romeinen, want zij hebben vele boomsoorten die hier destijds onbekend waren, zoals kersen, peren, walnoten en tamme kastanjes, uit zuidelijke streken meegenomen. Deze fruitrassen bleken erg goed te groeien op de Betuwse klei: nu nog wordt de Betuwe geschouwd als de “Kersenschuur” van Nederland en vormen peren hier een groot deel van de fruitproductie. Ook het kweken van de fruitbomen zelf was van oudsher van groot belang. Toen in de 17e eeuw de handel in bomen afnam, kwam het verbouwen van hop daarvoor in de plaats. Vele bierbrouwerijen waren dan ook in het kleine dorp gevestigd… Dit was mede mogelijk door de goede verbindingen met Nijmegen en via het veer met Wageningen. Het gaat hier niet alleen maar om fruitbomen, maar zeker ook om laanbomen: deze omgeving staat bekend als het “Europese laanbomencentrum”. In een fraai vormgegeven video worden de visie en de werkwijze van Tree Centre Opheusden getoond: op 1.500 hectare in dit gedeelte van de Betuwe hebben 160 boomkwekerijen zich verenigd en kweken er meer dan 6.000.000 bomen! Op deze kleigronden vormen de bomen een sterk wortelgestel en kunnen daarom ook tot wasdom komen – volgens de insiders. In maart waren de lange rijen met boompjes die ik in het gelid zag staan tijdens mijn tocht in westelijke richting natuurlijk nog maar kale sprietjes, maar er waren er ook bij die al rijkelijk bloeiden, vooral in het roze van de prunus…! Gisteren zagen die sprietjes er niet langer kaal uit, maar hadden blad in vele kleuren en vormen – een mooi gezicht, zeker in die geometrische, gestileerde vormen.
Na mijn overtocht met de pont liep ik langs de hoge Rijnbandijk naar het westen met een mooi uitzicht naar beide zijden: vooral het contrast van de door de zon beschenen rivier met de scheepvaart beneden en de steil oprijzende hellingen met de donkere bossen van de Grebbeberg was indrukwekkend – in maart was het licht toch iets mooier!
Dit unieke stukje Nederland heeft behalve de fruitteelt ook nog een andere connectie met de Romeinse Limes – en niet alleen met de Neder-Rijn als feitelijke grens(rivier): niet lang daarna kwam ik bij een opvallend bouwwerk, een houten Romeinse wachttoren ten westen van Opheusden, met zicht vanaf de Rijnbandijk over de gracht en de Neder-Rijn. Deze is door de eigenaar van de camping daar gerealiseerd. Hoewel er aanwijzingen zouden zijn voor de aanwezigheid van een castellum zijn de restanten waarschijnlijk weggespoeld en niet meer terug te vinden. De loop van de Neder-Rijn is door de eeuwen heen langzaam verschoven. De meest zichtbare herinnering aan de Limes is dus die Romeinse wachttoren, die naar voorbeelden uit andere delen van het Romeinse Rijk is gereconstrueerd (van de houten wachttorens langs dit deel van de Limes is ook niets teruggevonden…) en op 6 mei 2016 is geopend.
Daarbij is een walnotenboom van de variëteit “Bella Maria” (Juglans regia) geplant om dit feit te vieren. Er staat een informatiebord bij waarop een speels omkrullend stuk perkament met een zegel is afgebeeld. Daarop staat in het Latijn een “decreet” uit het jaar 16 (voor Chr.), waarvan de vertaling luidt: “Ik Julius Batavus, gezant voor Germania Inferior voor Keizer Augustus, geef hierbij de opdracht dat bij elke nederzetting, versterking en wachttoren een Juglans regia ‘Bella Maria’ geplant moet worden. Dit dient tot welzijn voor de manschappen door de schaduw en het voedsel die walnoten geven. Ook langs de Limesweg moeten walnoten worden geplant om de weg te markeren.“
Onderweg heb ik steeds gekeken of ik ook kersen zag die al een beetje rijp én binnen handbereik waren, maar op één exemplaar na (lekker!) was dat niet het geval. Toch werd ik erg blij toen ik ten oosten van Lienden over de hoge Rijndijk liep en bij een boerderij een stalletje ontdekte, waar onder een parasol met tropische motieven een aantal zakjes met 500 gr walnoten lag. Er hing een briefje aan het weidehek: “biologische walnoten, geschoond en gedroogd, oogst najaar 2020“. Er stond een klein jampotje bij, waar de Euro per zakje in kon. Ik kocht een zakje en mijn Euro was hun eerste verdienste van die dag – met dank aan de Romeinen!
Het Romeinse uitkijkpunt bij De Spees past in het strategische karakter van deze plek: hier is het laatste restant van de Betuwelinie nog zichtbaar, het noordelijke gedeelte van de verdedigingslinie die aan het einde van de 18e eeuw dwars door het smalste stuk van de Betuwe vanaf Ochten naar het noorden, naar de Neder-Rijn is aangelegd om te voorkomen dat vijandelijke troepen daar de rivier konden oversteken en daarmee de Grebbelinie aan de overkant van de rivier omzeilen. De Grebbelinie moest juist de Gelderse Vallei vanuit het westen en oosten beschermen. Beide linies waren gebaseerd op het principe van militaire inundatie – daarbij kan door het onder water zetten van een gebied de vijand worden tegengehouden: het waterpeil wordt zo gekozen dat het gebied noch begaanbaar, noch bevaarbaar is. In het gebied in het zuidelijke gedeelte van de Betuwe zouden dan alleen de spoorlijn en een openbare weg nog over het water uitsteken.
Door de eeuwen heen heeft men deze Betuwelinie dan weer verwaarloosd en dan toch weer onderhouden. In 1939 werd zij opeens weer belangrijk als verlengstuk van de Grebbestelling en heette toen de Betuwestelling. Daartoe werden er vele betonnen kazematten (bunkers) gebouwd, waarvan er nog enkele bewaard zijn gebleven vlak bij de Romeinse wachttoren. Het hoornwerk “De Spees” is sinds 1984 grotendeels een Rijksmonument. In de jaren 1950 is de dijk van de Betuwelinie/-stelling tussen Ochten en “De Spees” verdwenen in het kader van de ruilverkaveling; hier en daar zijn nog kazematten te zien, maar niet zo duidelijk als op het dijklichaam bij de Romeinse wachttoren. De wat merkwaardige naam “De Spees” wordt voor het eerst gebruikt tegen het einde van de 16e eeuw en verwijst naar een nu niet meer bestaande buitendijks gelegen boerderij. Het woord is afgeleid van de naam voor een spies- of puntvormig perceel. In het landschap is de vorm van het hoornwerk niet zo duidelijk te herkennen. Op een oude topografische kaart van het gebied uit 1850 zijn de linie en het hoornwerk wel goed te zien. De Grebbeberg heette toen nog de Heijmenberg! Ook is ten noordwesten van De Blaauwe Kamer een hoornwerk zichtbaar als zuidelijk sluitstuk van de Grebbelinie.
Vanaf de dijk was in maart het niet-verlande gedeelte van de gracht goed te zien, met gele rietkragen aan weerszijden en daarboven mooi groen gras op de wal van het hoornwerk. Ook stak het bestrate vierkant met een stuk betonnen poer duidelijk af tegen het gras. Dat was gisteren wel anders: de bermen van zowel de dijk als de aarden wal waren helemaal bedekt met een prachtige bloemenzee; witte margrieten, rode klaprozen en tussen de bloeiende zuring ook nog blauwe korenbloemen!
Toen kwam een erg mooi en vooral rustig gedeelte van de wandeling door de lagergelegen gedeelten van de uiterwaarden – dit is natuurlijk alleen mogelijk bij een normale waterstand! Dat leverde wel plaatjes op die wij als “typisch Hollands” zouden kunnen betitelen, of die kunnen dienen als motief voor de landschapsschilders van de 19e eeuwse Oosterbeekse School en de 20e eeuwse Renkumse School (Pictura Veluvensis)! Dat was genieten, zoals duidelijk was bij het groeten van wandelaars die mij tegemoet kwamen!
Eenmaal bij de verkeersbrug aangekomen verliet ik het uiterwaardengebied en moest weer een stuk over verharde wegen langs het talud van de brug in de richting van Kesteren lopen, het volgende dorp op de Limes naar het westen. Over de wat vreemde situatie rond Kesteren in de Romeinse tijd zijn nogal wat theorieën. Er zijn opgravingen geweest waaruit blijkt dat hier toen veel te doen was: zowel militair als civiel. Volgens de Peutingerkaart (Tabula Peutingeriana) ligt Carvo (ook wel geschreven als Carvone) tussen Castra Herculis (Meinerswijk) en Levefanum (tussen Rijswijk en Wijk bij Duurstede aan de linkeroever van de Rijn). De Romeinse “reisgids” Itinerarium Antonini vermeldt Carvo als een plaats tussen Harenatium (bij Kleef) en Mannaricium (dat zou Maurik kunnen zijn). Men is er steeds vanuit gegaan dat het hedendaagse Kesteren ten zuidoosten van Carvo ligt. Maar tot nu toe ontbreekt elk spoor van een castellum – de naam Carvo houdt hoogstwaarschijnlijk geen verband met Kesteren, maar met het castellum Carvium, dat nu in de recreatieplas de Bijland bij Tolkamer, stroomopwaarts aan de Rijn, ligt. Toen in 1974 de wijk Prinsenhof in Kesteren aangelegd, vond men een grafveld waar niet alleen 70 soldaten waren begraven, maar ook een aantal paarden! In die tijd is ook op die plaats een militair grafveld ontdekt: bij archeologisch onderzoek bleek dat de eerste doden rond het jaar 70 te zijn bijgezet. Het fort zal dus meteen na de Bataafse Opstand zijn gebouwd. Carvo, Mannaricium, Levefanum en Lugdunum Batavorum (Katwijk-Brittenburg) vormden nieuwe versterkingen aan de Limes. Daaruit heeft men geconcludeerd dat in de buurt waarschijnlijk een vicus, een dorp gelegen heeft waar ambachtslieden actief waren. Dat zou men juist bij een militair kamp verwachten… In 1998 werd gewerkt aan de aanleg van de Betuweroute (de goederenspoorlijn van Rotterdam richting Duitsland) en toen werd ten zuiden van Kesteren een deel van een Bataafse nederzetting van ongeveer 5 hectare met veel geromaniseerde kenmerken ontdekt: men heeft bijvoorbeeld Romeinse servies gevonden. Men vermoedt dat hier paarden werden gefokt voor het Romeinse leger. Ook werd op het land een Romeinse helm gevonden – dat de helm daar en niet in een rivierbedding is aangetroffen betekent waarschijnlijk dat hij met opzet begraven is, wellicht als een offer aan de goden. Dat deden de soldaten blijkbaar wel vaker. De nekbeschermer van deze helm bevat de namen van drie soldaten: Titus Varronius, Gaius Iulius en Titus Iulius. De helm is weliswaar compleet, maar moet nog in elkaar gezet dan wel gerestaureerd worden…
Toen ik door die nieuwbouwwijk Prinsenhof liep heb ik van dit alles niet veel meegekregen: ik vind het jammer dat er niet ergens een informatiebord staat over deze ontwikkeling, maar misschien komt dit nog áls de Noordelijke Romeinse Limes in de UNESCO-Werelderfgoedlijst wordt opgenomen… Na niet al te lange tijd leidden de rood-witte pijlen van de Limes-route mij verder naar Lienden, waar deze etappe zou eindigen. Eenmaal weer aan de westzijde van de toegangsweg naar de verkeersbrug naar Rhenen liep ik opnieuw verder over de Rijnbandijk. Eind maart had ik op de taluds van de dijken al vele lammetjes gezien, zoals ook een zwart lam in Kesteren, dat toen nog achter zijn moeder aanrende. Toen ik er gisteren langsliep, zag ik dat zelfde zwarte lam, nu al véél groter, lekker liggen herkauwen in de schaduw van de bomen langs het talud en ver van zijn moeder! Aan dezelfde kant van het gebied, maar dan nog in de uiterwaarden bij de rivier waren duidelijk bevers actief geweest: er waren grote happen uit de populieren genomen!
Na het oversteken (met gevaar voor eigen leven!) van de doorgaande Provinciale weg naar Tiel kwam ik weer in agrarisch gebied met vooral veel fruitteelt. In de verte zag ik de huizen en boerderijen van het kleine dorpje Aalst. Even later (na mijn aankoop van de walnoten!) stak ik een waterstroompje over, waarvan het water kon dienen voor bevloeiing van de boomgaarden: er hing aan een draagbalk een ingenieuze pompinstallatie overheen! Op de kaart stond dit water aangeduid met “Linge“, een zijtak van het riviertje dat vanaf Doornenburg in het oosten door de gehele Betuwe naar Gorinchem stroomt. De Linge is daarmee de langste rivier in Nederland – haar naam duidt dit ook aan: “Lange rivier”. Deze tak van de Linge staat in verbinding met een van de vele dode rivierarmen van de Neder-Rijn, die ook hier worden aangeduid met “Oude Rijn”. Dit geeft ook wel aan hoe grillig de rivier in de loop der eeuwen zijn weg naar het westen heeft gezocht! De Topografische Kaart van Gelderland geeft voor dit gebied aan dat er een hoogteverschil van een paar meter is tussen de Oude Rijn bij Lienden en de plek meer naar het zuiden waar deze zijtak uitmondt in de Linge zelf!
Iets meer naar Lienden toe hebben in de 21e eeuw (2012 en 2016) speurders met metaaldetectors in een boomgaard een schat van gouden Romeinse munten gevonden, 8 resp. 23 stuks. Het zijn zogenaamde solidi die uit de laatste jaren van het West-Romeinse Rijk, dus uit de vierde en vijfde eeuw, stammen en in die tijd het standaardbetaalmiddel waren. Uit de jaren 1840 en 1905 zijn ook vondsten bekend, maar die zijn niet meer traceerbaar… Men vermoedt dat de schat daar rond 460 na Chr. is begraven. De zeer belangwekkende “Liendense Goudschat” is in langdurige bruikleen gegeven aan Museum Het Valkhof in Nijmegen.
Op de kruising van de Rijndijk met de Papestraat naar het westen, het dorp Lienden in, en de Remsestraat naar het oosten, de landerijen in, eindigt officieel Etappe 12. De volgende etappe, nr. 11, gaat hier verder naar het noordwesten, de Rijndijk volgend naar de Neder-Rijn. Dat zal voor later zijn: ik sloeg in maart en gisteren de Papestraat in, met de hoge kerktoren van de laatgotische Hervormde Kerk als baken. Niet alleen de kerk is een rijksmonument (sinds 1971), maar ook de toren die in het rijksmonumentenregister wordt omschreven als “Rijzig 15e eeuws bouwwerk, beneden met tufsteen bekleed en in de klokkenverdieping geleed door nissen met natuurstenen traceringen. Traptoren tegen de zuidzijde. Korte, ingesnoerde naaldspits.” De kerktoren uit donkere steen en het witgepleisterde kerkgebouw zijn mooi, maar wekken beslist de indruk dat er in dit gedeelte van de Bijbelgordel veel aandacht is voor de zondagse kerkgang. Voor de Reformatie was deze kerk gewijd aan de Heilige Maagd Maria, vandaar de straatnaam “Papestraat”.
Onderweg werd er steeds verwezen naar Café Torenzicht in het dorp. Eind maart was het echter al redelijk laat in de middag geweest (tegen vieren) toen ik Lienden bereikte en liep ik daarom langs de kerk naar de bushalte voor de terugreis. Die ging via Kesteren en Rhenen naar Wageningen, waar ik overstapte op de vertrouwde bus naar Arnhem: Lijn 51 die langs punten van Etappe 13 van het Romeinse Limespad rijdt, zoals Heveadorp en het Kerkje van Oosterbeek. Gisteren was de middag nog jong (kwart over één), dus liep ik het dorp in om iets te eten bij Café Torenzicht. Er was nog een plaatsje op het terras, waar ik ondanks de wind ging zitten: het werd een “Broodje Bal in kruidige jus“, dat erg lekker was met een glaasje witte wijn. Ik had inderdaad zicht op de (kerk)toren! Later was ook het zicht op de kerktoren over een rietgedekte hooiberg die bij een oude dorpsboerderij met lage raampjes hoorde, sfeervol! Er stond een oude lindeboom op het pas gemaaide grasveld naast de schuur. Een rustig dorpsgezicht.
Gesterkt door deze rustpauze besloot ik terug te lopen in de richting van Kesteren, want daar is op deze Rijnoever een voetveer naar Rhenen – aan de westzijde van de verkeersbrug. Toen ik in de ochtend bij de verkeersbrug aankwam na mijn groene tocht door de uiterwaarden had ik een pijl gezien die naar dat voetveer verwees. Op de website van de organisatie die meerdere voet- en fietsveren in het Rivierenland uitbaat (Uit®waarde) stond het vaarschema voor 2021 en was het voetveer dit weekend ook in de vaart. Dus keerde ik terug naar de Rijndijk en liep verder naar de Neder-Rijn langs nog meer fruitgaarden aan de westzijde en nog meer groen, water (nog steeds de Oude Rijn) en vergezichten op de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en Rhenen aan de oostzijde. (Meer hierover bij mijn reisbericht over Etappe 11 van het Romeinse Limespad!) Helemaal tot aan de rivier kon ik niet komen, omdat in deze uiterwaarden allerlei grote bedrijven gevestigd zijn: de Marsdijk is eigenlijk één groot industrieterrein van Kesteren tot aan Lienden (bij het buurtschap Bontemorgen). Er staan nu nogal lompe bedrijfshallen in een door de activiteiten in het kader van Ruimte voor de Rivier nieuw aangelegde uiterwaardengebied… Ik volgde een gedeelte van het Klompenpad “Marspad“. De uitzichten waren mooi, zeker toen ik op de Marsdijk zicht kreeg op Rhenen én het voetveer. De toren van de Cunerakerk (82 meter hoog) is ook van dichtbij erg mooi!
In Rhenen was het gezellig druk. Ik was mooi op tijd voor de bus uit Utrecht naar Wageningen en vandaar ging ik, wel een beetje rozig van zoveel zon en wind, verder naar Arnhem. Per saldo was het toch een bijzondere wandeling geweest!
Goed verhaal met mooie foto’s. Wat wonen we toch in een mooi land.
16 Jaar hebben we in Amerongen gewoond; vaak de Blauwe Kamer bezocht, maar we hebben zelden tijd genomen om de Betuwse kant van de Rijn te ontdekken. Interessant om nu alsnog te lezen hoe veel geschiedenis deze streek met zich meedraagt. Mooie foto’s, Hollandse plaatjes om zo in te lijsten!
Gehakballen ,taartjes , noten en wijn maken het leven fijn.
MVG
Driekus
Wat grappig. Heel vroeger woonden we hemelsbreed misschien 100 meter van elkaar. Hier was je nog geen 50 mtr. van mijn huis verwijderd en heb je er zelfs omheen gewandeld tijdens één van je routes (oranje boerderij (de Spees) bij uitkijktoren).
Interessante wandelingen maak je!
(kwam je tegen bij het googelen bakermat 😉
Fraaie foto’s met veel herkenbare plekken. Tekst geeft goede informatie en is prettig leesbaar.