De Via Alpina als leidraad

Langs de Romeinse Limes: van Bunnik, Fort bij Vechten, naar Utrecht, Amsterdam-Rijnkanaal – Deel 2

Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.

Ter informatie: op de pagina De Rijn als noordelijke grens (“limes”) van het Romeinse Rijk staat een korte beschrijving van de omvang van het Romeinse Rijk rond het begin van onze jaartelling, de Rijn als noordelijke grens, de “Limes”, van dat Rijk en de toen aangelegde “Limesweg”. Ook wordt daar de langeafstandswandeling “Romeinse Limespad” beschreven, de basis voor dit reisverhaal. Deze wandelroute met een totale lengte van 275 kilometer voert langs de Romeinse Limesweg van Katwijk aan Zee naar Berg en Dal, dus langs de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, die hier gevormd wordt door de Rijn, zoals deze rivier oorspronkelijk stroomde: de Neder-Rijn tot aan Wijk bij Duurstede, de Kromme Rijn tot aan Utrecht en de Oude Rijn naar Katwijk aan Zee. Ik loop deze route stroomafwaarts: van Arnhem naar Katwijk aan Zee – wel ben ik begonnen met de route van Arnhem naar Nijmegen/Berg en Dal…


10 mei 2024

Van de Vaartsche Rijn door de stad naar het Amsterdam-Rijnkanaal

Etappe 8 van het Romeinse Limespad (de langeafstandswandeling van Berg en Dal bij Nijmegen naar Katwijk aan Zee) gaat van Fort bij Vechten (Bunnik) naar het westelijke gedeelte van Utrecht, bij het Amsterdam-Rijnkanaal. Over het eerste gedeelte, van Fort bij Vechten naar Utrecht Station Vaartsche Rijn, heb ik al een reisverhaal geschreven op 8 maart 2024. Het tweede gedeelte, van Station Vaartsche Rijn door de binnenstad van Utrecht naar het Amsterdam-Rijnkanaal, heb ik op meerdere momenten in de afgelopen twee jaren afgelegd: de eerste keren waren in augustus en november 2022 en de laatste keren waren in het voorjaar van dit jaar én gisteren, op Hemelvaartsdag. Gisteren ging ik niet te voet, maar kon ik met een sloepje door de grachten van Utrecht varen! Ik was hiervoor uitgenodigd door een van de dochters van mijn beste vriendin van de middelbare school. De gehele familie was ook van de partij – dat was extra leuk, omdat het een tijd geleden was dat ik iedereen bij elkaar had gezien! Het werd een erg gezellig samenzijn – het was bovendien een bijzondere belevenis om met het sloepje in de warme zon van de vroege avond óver de Vaartsche Rijn de binnenstad van Utrecht weer in te varen, in plaats van te voet over de drukke verkeerswegen!

Het is sinds 2020 weer mogelijk om letterlijk een rondvaart langs het historische centrum van de stad Utrecht te maken over de Stadsbuitengracht: tot die tijd was de Catharijnesingel, het gedeelte ten noorden van het Centraal Station, nog een autoweg, die was aangelegd op de voormalige bedding van de Stadsbuitengracht! De terugkeer van het water in dit gedeelte van de Stadsbuitengracht is onderdeel van het ambitieuze plan van de Gemeente Utrecht om het woon- en werkgebied rond het Centraal Station opnieuw te ontwikkelen (Plan CU2030). Hierdoor is dit gebied al vele jaren één grote bouwput geweest, maar nu beginnen de resultaten zichtbaar te worden: niet alleen is het Centraal Station geheel nieuw ontworpen en het grote, destijds erg moderne winkelcentrum uit de jaren 1960–1970, Hoog Catharijne, compleet gerevitaliseerd, maar is ook de Catharijnesingel weer met water gevuld: aan beide oevers is nu een verkeersluwe groenstrook gecreëerd, met veel ruimte voor wandelen langs de oevers en voor kleine scheepvaart op de singel – zo ook voor ons fluisterstille (elektro-)sloepje: dat lag afgemeerd aan de Catharijnesingel, vlakbij de Bartholomeibrug, op een steenworp afstand van het Centraal Station. Op de plek van de huidige Bartholomeibrug was er vanaf het begin van de 20e eeuw wel al een oeververbinding in de vorm van een pontje, maar deze werd in 1902 vervangen door een brug. Omdat de brug rond 1950 in zeer slechte staat verkeerde, werd in 1952 een nieuwe brug geopend, een basculebrug van steen en ijzer/staal – nu een gemeentelijk monument. De Utrechtse beeldhouwer René van Seumeren (1923–1989) maakte het beeld van de apostel Bartholomeus dat als een Brückenheiliger bij de brug staat. Niet ver van dat punt begon onze rondvaart van twee uur. Een van de zoons bediende het roer en deed dat goed. We zetten koers naar de nieuwe shopping mall die over de singel is gebouwd. We kwamen langs een nogal in het oog springend kunstwerk: een enorm grote witte theepot met een zoetig, pastelkleurig bloemetjesmotief, de zeven meter hoge Celestial Teapot uit 2013 van de Nederlandse kunstenares Lily van de Stokker (*1954), die bekend staat om haar wat confronterende insteek: zij heeft hier met deze cozy theepot een tegenwicht proberen te geven tegen de grootscheepse verbouwingen in het stationsgebied. Deze theepot heeft eerst op de traverse van de shopping mall gestaan, maar is in 2015 verplaatst naar het dak van een parkeergarage van Hoog Catharijne. Hier contrasteert het kunstwerk sterk met het grauwe jaren-1970 beton!

We voeren naar het westen, in de richting van de ultramoderne shopping mall dat vroeger het oude winkelcentrum Hoog-Catharijne was geweest. Eerst voeren we nog onder een nieuw angelegde brug door: de Marga Klompébrug uit 2014. De aanleg van deze brug was een onderdeel van de werkzaamheden rond het terugbrengen van het water in de Catharijnesingel (het CU2030-project). De brug is vernoemd naar Marga Klompé (1912–1986) die als Minister voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (zoals de voorloper van het huidige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur werd genoemd) rond 1970 de Stadsbuitengracht een monumentenstatus gaf en daarmee voorkwam dat alle singels van deze gracht zouden worden gedempt. Niet lang daarna voeren we onder het megagebouw van de shopping mall door. Toen we naar boven keken, merkten we tot onze verbazing dat we door het glazen plafond met daarover stromend water in de hoge ruimte van de mall konden kijken! Ook zagen we een flink stuk van de oude stadsmuur die uit het vaarwater stak. Een mooie verweving van oud en nieuw!

20240509_164142 (2)
Utrecht: bij het onderdoor varen van de shopping mall van Hoog Catharijne passeerden we een stuk van de oude stadsmuur die weer zichtbaar was gemaakt

Aan het westelijke einde van de Catharijnesingel gekomen zetten we koers naar het noorden, langs de Weerdsingel-West. Langs het water zaten veel mensen in het gras, maar ook op het water was het druk met kanovaarders. Na enige tijd kregen we de Monicabrug te zien. Dit is een moderne brug uit 2001 met helderblauwe staanders en oranje bekroningen erop. Haar voorgangster, de Westerbrug, werd in 1970 gesloopt; ook dit gedeelte van de Stadsbuitengracht werd toen gedempt in het kader van de stadsvernieuwing: op de plek van die brug werd een rotonde aangelegd… Nu is de demping weer ongedaan gemaakt. De Monicabrug is vernoemd naar de Sint Monicakerk uit 1885–1886 die in 1977 is gesloopt.

De binnenstad van Utrecht vanaf het water

Onze sloep gleed geruisloos door het water van de Stadsbuitengracht en voor de eerste keer door de Oude Gracht. Zo had ik de stad, waar ik toch geruime tijd had geleefd en gestudeerd, nog niet gezien! Nadat we de Oude Gracht achter ons hadden gelaten en we onder de Tolsteegbrug doorgevaren waren, zetten we koers naar het noorden. Daarbij passeerden we enkele oude vestingwerken waarvan gedeelten nog zijn bewaard. Net als in andere Nederlandse steden, zoals Arnhem, werden tussen 1830 en 1850 de stadsmuren en verdedigingswerken grotendeels afgebroken. In dit gedeelte van Utrecht kwam vanaf 1830 het Zocherpark tot stand, een park in Engelse landschapsstijl, dat naar zijn ontwerper werd vernoemd: de landschapsarchitect Jan David Zocher jr. (1791–1870). In de periode tussen de 12e en het einde van de 16e eeuw was Utrecht een vestingstad geweest, maar al in de 17e eeuw hadden de oorspronkelijke verdedigingswerken rond de stad hun militaire betekenis verloren: het werd een plek voor de gegoede burgerij om te flaneren. Er werden bomenlanen en (particuliere) tuinen aangelegd; bovendien verrezen allerlei bouwwerken, zoals theekoepels. In het begin van de 19e eeuw begon men met de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie: buiten de stad werden forten gebouwd. Rond 1830 besloot de Gemeente Utrecht daarom dat er op de plek van de vestingwerken een groene zoom om de oude stad moest worden gecreëerd. Dit gehele proces van de totstandkoming van het singelplantsoen duurde 40 jaar: vader Zocher werd vanaf 1850 bijgestaan door zijn zoon, Louis Paul Zocher (1820–1915). In het park met zichtlanen en wandelpaden staan nog zo’n 250 bomen die dateren uit de tijd dat het park werd aangelegd. Vele honderden bomen zijn ouder dan 100 jaar! Het gebied valt (merendeels) onder het beschermd stadsgezicht. Binnen Nederland is het Zocherpark een van de oudste nog bestaande openbare parken, een belangrijke reden dat het park sinds 1967 een rijksmonument is. Er waren aan deze kant van de stad drie bolwerken, waarbij van het bolwerk Manenburg van buitenaf niet veel meer te zien is dan een steile helling door een bosrijk park. Waar aan de overkant van de Stadsbuitengracht de Tolsteegsingel overgaat in de Maliesingel ligt op de plaats van het vroegere bolwerk Sonnenborgh (1551) nu de Utrechtse Sterrenwacht en Astronomisch museum. Dit gebouw was van 1854 tot 1897 de vestigingsplaats van het KNMI, voordat het weerinstituut naar het naburige De Bilt verhuisde. Vanaf de wal ziet het er anders uit dan vanaf het water: vanaf daar is goed te zien hoe hoog het bolwerk oorspronkelijk was!

20221124_143727 (2)
Utrecht: zicht op de Sterrenwacht Sonnenborg, waar tot 1897 het KNMI was gevestigd, in het Zocherpark
20240509_172313 (2)
Utrecht: zicht op de Sterrenwacht en Astronomisch Museum Sonnenborg, gelegen op het oude bolwerk Sonnenborgh, vanaf de Stadsbuitengracht

Onderdeel van het Zocherpark is Park Servaasbolwerk dat meer naar het noorden ligt en eveneens ontwikkeld is op een groot bolwerk uit de 16e eeuw. Vanaf het water ziet het gebied er steil en mooi groen uit, vooral met al het bloeiende Fluitenkruid op het talud.

20240509_171857 (2)
Utrecht: zicht vanaf de Stadsbuitengracht op de groene en steile helling van het Servaasbolwerk dat nu als Engels landschapspark is ingericht door Jan David Zocher jr. (1791-1870)

In het najaar en vanaf de wal ziet het er in het Park Servaasbolwerk anders uit: de mooie huizen van de Maliesingel spiegelden zich op die novembernamiddag in het water van de Stadsbuitengracht. Daar zag ik ook een bronzen beeldengroep staan op een plek bij de Sterrenwacht Sonnenburg: een wat gestileerd manspersoon kijkt peinzend naar de hemel, met naast zich een hondje dat naar de grond staart: “De Spoetnikkijker”. De beeldhouwer Oswald Wenckebach (1895–1962) heeft in 1958 deze beeldengroep gemaakt naar aanleiding van de lancering door de Sovjet-Unie van de kunstmaan “Spoetnik 1” (Russisch voor satelliet) op 4 oktober 1957. Deze gebeurtenis inspireerde de kunstenaar om De Spoetnikkijker te maken. Hij wilde “verbazing, angst en ongerustheid tot uitdrukking brengen“. Het is een van de 26 levensgrote beelden die de kunstenaar in de periode 1956–1960 maakte in dezelfde stijl als de beelden van de fictieve persoon “Monsieur Jacques“ uit de jaren 1953–1956. (Eén van die Jacques) staat bij de toegang tot het Kröller-Müller Museum in het Nationaal Park De Hoge Veluwe bij Otterlo. In 1959 besloot de Gemeente Utrecht de beeldengroep van “Man met Hond” te kopen en te plaatsen bij de Sterrenwacht Sonnenburg: die plaats leek logisch omdat destijds daar de centrale berichtendienst gevestigd was die voor geheel Nederland alle aankondigingen over satellieten omrekende en doorgaf. Op 28 juni 1962 werd de beeldengroep onthuld – helaas was er diverse malen sprake van vandalisme, waardoor De Spoetnikkijker tussen 1964 en 2007 (50 jaar na de lancering van de Spoetnik) niet meer bij de sterrenwacht te zien was, maar in een tuin bij het Centraal Museum. Op verzoek van omwonenden zijn Man en Hond weer op de oude plaats teruggekomen!

Vanaf het water was de Bevrijdingsboom wel te zien. Deze rode beuk staat binnen een hekwerk met een fraaie smeedijzeren versiering, met daarop “Bevrijdingsboom – mei 1945” en het stadswapen van Utrecht.

Waar het door Zocher aangelegde park op z’n breedst is staat een muziektent naar klassiek voorbeeld. Volgens het informatiepaneel is de tent nog niet oud: hij is in 1982 aangeboden aan de Utrechtse bevolking door “De Constructieve“, een in 1955 opgerichte sociëteit met als doelstelling Utrecht te verfraaien (“Voor een plezanter Utrecht“) ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan in 1980.

20221124_145453 (2)
Utrecht: in het door Zocher ontworpen stadspark op de voormalige stadsmuren staat sinds 1982 een muziektent naar klassiek voorbeeld

Vanaf het water was nog net het tentdoek van de muziektent te zien – verder alleen maar het voorjaarsgroen van de bomen en het wit van de herenhuizen langs de Maliesingel.

20240509_172759 (2)
Utrecht: zicht naar het noorden over de Stadsbuitengracht langs de Maliesingel met links het tentdoek van de muziektent in het Park Lepelenburg

Over de Stadsbuitengracht zijn in de 19e en vroege 20e eeuw mooie bruggen gebouwd. We passeerden eerst de Maliebrug uit 1833. Deze compact-ogende brug is een bakstenen boogbrug met drie overspanningen, die gebouwd is, toen de stadswallen van Utrecht werden afgebroken. Deze brug kwam in de plaats van een oudere brug die hier al vanaf 1637 had gelegen. De Maliebrug is sinds 1992 een rijksmonument: zij wordt beschouwd als een goed voorbeeld van een oude brug over de Stadsbuitengracht. Vervolgens voeren we in de richting van de Herenbrug, die veel lichter oogt en uit 1905 dateert. Zij heeft een boogvormige overspanning in gewapend beton, bekleed met hardsteen en is daarmee een van de eerste bruggen in Nederland die met dit materiaal zijn gebouwd. De smeedijzeren lantaarns en hekwerken met leuningen zijn in jugendstil vormgegeven. De Herenbrug is sinds 2001 een rijksmonument.

20221124_145636 (2)
Utrecht: zicht vanaf het Zocherpark op de oude stadsmuren op de Herenbrug uit 1905 over de Stadsbuitengracht en de huizen van de Maliesingel (24 november 1922)

Meer naar het noorden is nog een stukje van de oude stadsmuur zichtbaar gemaakt.

20221124_150012 (2)
Utrecht: na het passeren van de Herenbrug is aan de stadszijde van de Stadsbuitengracht nog een stuk van de oude stadsmuren van vóór 1830 te zien

Vanaf de Wittevrouwensingel voeren we nog een eindje naar het noorden en maakten een bocht bij de voormalige gevangenis op het Wolvenplein naar de Weerdsingel. Aan het einde van deze singel is er de mogelijkheid naar het zuiden te wenden en de Oude Gracht in te varen. Er is ook de mogelijkheid om naar het noorden te varen, door een sluis, naar de rivier de Vecht, maar dat hebben we niet gedaan. Op de Oude Gracht kwamen we echt in druk scheepvaartverkeer terecht: kano’s en kajakken bleven angstvallig zo dicht mogelijk bij de wal (of dat wel verstandig was?), terwijl sloepjes, zoals dat van ons, moesten concurreren met grote rondvaartboten… Ook aan de werfkelders van de Oude Gracht was veel te beleven: deze werfkelders, waarvan er vele al uit de Middeleeuwen stammen, werden oorspronkelijk gebruikt door kooplieden, ambachtslieden en nijverheid en waren bedoeld voor handelswaar dat op deze manier gelijkvloers vanaf de waterweg kon worden binnengebracht, gelost en opgeslagen. Voor bewoning werd het toch te vochtig bevonden. Nu zijn er, vooral in het noordelijke gedeelte van de Oude Gracht, vele eet- en uitgaansgelegenheden te vinden. Ook zijn er winkels en ateliers gevestigd. Het maakt dit deel van de oude stad wel heel levendig – zeker bij het langsvaren in plaats van langslopen!

20240509_165906 (2)
Utrecht: zicht vanaf de Oude Gracht in de richting van de Lange Viestraat en de Viebrug op de huizen boven op de kades en de restaurants in de werfkelders langs het water op een mooie voorjaarsnamiddag

In een bocht van de Oude Gracht staat het grote neoclassicistische Stadhuis van Utrecht uit 1830. Het meest opvallend is dit grote gebouw, maar ook de gebouwen eromheen zijn in de loop van de tijd opgeslokt door de Gemeente. Al in de 16e eeuw werden op last van Keizer Karel V deze huizen verbouwd om het werk van de Gemeente te faciliteren. Ook werden de twee bruggen vóór de plek waar nu het Stadhuis staat, samengevoegd tot één grote overbrugging, de Stadhuisbrug. In 1826 werd met de bouw van het nieuwe stadhuis begonnen, dat in 1830 gereed was. Het strenge uiterlijk wordt bepaald door de zware gevel van Bentheimer zandsteen, opgetrokken in neoclassicistische stijl. Het iets uitstekende tempelfront heeft vier Dorische zuilen op postamenten. Tot 1957 bleef het fronton leeg: toen werd het pas ingevuld met een beeldengroep die de functies van het gemeentebestuur symboliseert: “Gerechtigheid, Waakzaamheid, Gezag, Beleid en Geloof“. Vanaf de waterkant ziet het gebouwencomplex er nog indrukwekkender uit dan vanaf de straat!

20240509_170110 (2)
Utrecht: zicht op het neoclassicistische Stadhuis uit 1830 en de brede Stadhuisbrug

Iets verder op de Oude Gracht voeren we weer onder een brede overkluizing door, de Vismarkt, die ook ontstaan was door het samenvoegen van twee bruggen. Daar was een mooi stadsgezicht met de Domtoren die nu (eindelijk!) gedeeltelijk uit de steigers was. Op dat punt aan de Oude Gracht staat nog steeds de herberg Graaf Floris die in mijn studentenjaren studeerde (1977–1983) toch wel een stamkroeg was!

20240509_175340 (2)
Utrecht: zicht vanaf de Oude Gracht op de huizen, o.a. de herberg Graaf Floris, met daarachter de Domtoren, al gedeeltelijk uit de steigers

Toen ik medio maart van dit jaar in Utrecht was, heb ik toch maar even gecheckt of het natje en droogje na meer dan 45 jaar (ojee!) nog steeds goed waren – en dat was zeker het geval: de witte wijn en de (Utrechtse) kaaskroketjes smaakten heerlijk! Sommige dingen veranderen niet.

In het zuidelijke gedeelte van de Oude Gracht was het wat minder druk, maar omdat het vaarwater daar smaller leek, bleef het toch nodig om voorzichtig te manoeuvreren! Ook hier waren vele (onervaren) kanoërs en grotere en kleinere sloepen. Daartussendoor toerden ook weer de rondvaartboten… De werfkelders oogden gezellig: soms waren er kleine restaurantjes met vrolijke mensen op het terras, maar vaak ook gewoon particuliere tuintjes met eveneens vrolijke mensen. Ergens zag ik bij een trap vanaf de straat de olijfboom staan, die ik herkende van een eerdere tocht, maar toen was ik te voet!

Toen we terugkwamen bij de Tolsteegbrug hadden we tot slot nog een half uurtje vaartijd en zetten we koers naar de Vaartsche Rijn! Dat sloot mooi aan bij wat voor mij het beginpunt zou moeten zijn van Deel 2 van Etappe 8 van het Romeinse Limespad! Deze gegraven waterweg stroomt vanuit de binnenstad onder de spoorlijn met het station door verder naar het zuiden, in de richting van de Lek. De Vaartsche Rijn wordt gevoed door het water van de stadsgracht rond de binnenstad van Utrecht, de Oude Gracht en de Kromme Rijn, die daar vlakbij in de Stadsbuitengracht stroomt. Wat deze sloepentocht ook zo leuk maakte was om nu eens te varen op de Vaartsche Rijn in plaats van erlangs te lopen!

20240509_181223 (2)
Utrecht: zicht naar het noorden vanaf het water van de Vaartsche Rijn op de spoorlijn en het gelijknamige NS-station

Nadat we weer hadden afgemeerd op de plek waar we vertrokken waren (en dat precies op tijd!) nam ik afscheid van de vrienden en kon ik terugkijken op een bijzondere middag. Het was bovendien een exclusieve ervaring om de stad vanaf het water te bekijken!

Sporen van de Romeinen rond en onder het Domplein

Het eigenlijke onderwerp van deze Etappe 8 (Deel 2) van het Romeinse Limespad kwam aan bod rond en onder het Domplein: boven de grond is er in de stad niet veel meer te zien van de Romeinse aanwezigheid, maar onder de grond wel! Er heeft vanaf het jaar 45 een groot castellum gestaan op het gedeelte van de stad rond de Dom – in het begin van de 3e eeuw na Chr. was dit uit steen opgetrokken. Op de muur in de Domstraat, die naar de Dom en het Domplein leidt staat een informatiebord hierover. Met een bronzen strook over de breedte van de Domstraat worden de contouren van het Romeinse Castellum Trajectum aangegeven. Aan de ene kant van de bronzen strook staat Banna in Brittania vermeld en aan de andere kant Aquincum in het huidige Hongarije. De plaats Banna (waarvan de Engelse naam Birdoswald luidt) was een van de Romeinse forten langs de Muur van Hadrianus in het noorden van Engeland op de grens met het huidige Schotland. Het is een van de best geconserveerde forten van deze grensverdediging. Deze muur was eerst gebouwd met plaggen en hout en pas later met stenen. Er waren hulptroepen uit verschillende delen van het Romeinse Rijk gelegerd, waaronder rond het jaar 200 soldaten uit Dacië (een streek die nu ruwweg Roemenië beslaat), maar aan het einde van de 3e eeuw ook hulptroepen uit Friesland. Deze verschillende bevolkingsgroepen brachten eigen voor hun gebied kenmerkend aardewerk mee. Ook altaren zijn gevonden: voor Romeinse, maar ook voor Keltische goden.

20221124_152327 (2)
Utrecht: in het plaveisel van de Domstraat staan de contouren van het Romeinse Castellum Trajectum aangegeven met vermelding van het fort Banna in Noord-Engeland

Aquincum was een in 89 gestichte Romeinse stad aan de oever van de Donau en is een voorganger van de Hongaarse hoofdstad Boedapest (hiervan zijn nog resten te vinden bij het stadsdeel Boeda). In eerste instantie was de stad opgezet als verdedigingswerk tegen de Kelten die aan de andere oever woonden, maar vanwege de gunstige ligging groeide de stad uit tot een belangrijke handelsstad in het gebied dat nu Hongarije is. Vanaf 1880 is men begonnen om de stad op te graven: het is nu een openluchtmuseum. Er is een verband tussen de stad Aquincum en het Legio X Gemina, het legioen dat ook gelegerd is geweest in Nijmegen (van de jaren 71 tot 103) en dat bekend is geworden door de aardewerkproductie op Holdeurn bij Berg en Dal (waar ik tijdens Etappe 17 van het Romeinse Limespad, Nijmegen naar Berg en Dal, ben geweest!). In 103 werd het legioen overgeplaatst naar Aquincum – hemelsbreed over een afstand van meer dan 1.000 kilometer!

20221124_150920 (2)
Utrecht: in het plaveisel van de Domstraat staan de contouren van het Romeinse Castellum Trajectum aangegeven met vermelding van het fort Aquincum in het huidige Hongarije

Een andere mogelijkheid om de Romeinse aanwezigheid in Utrecht te bekijken is met een bezoek aan Domunder onder het Domplein! Ik had mij moeten aanmelden voor een begeleide toer door de geschiedenis van Utrecht, “2000 jaar Domplein“. De tijdslijn loopt vanaf de Romeinse aanwezigheid vanaf ongeveer het jaar 45 na Chr. met een stenen castellum uit het begin van de 3e eeuw tot de Romaanse periode van de Middeleeuwen met de bouw van de Gotische Dom in 1273, van de orkaan die in de nacht van 1 augustus 1674 grote verwoestingen aanrichtte rond de Domkerk (de kerk en de toren werden van elkaar gescheiden…) naar de wederopbouw in de 18e en 19e eeuw tot op heden – de grootscheeps restauratie van de Domtoren. In een van de gebouwen aan de westzijde van het Domplein, waar ook de VVV gevestigd is, begon de rondleiding door twee enthousiaste vrijwilligers: de ene voor de Nederlandssprekende deelnemers en de andere voor de anderstaligen in het Engels. Ik had bij het wachten op de gidsen al een “compositietekening” van het castellum rond het jaar 210 zien hangen.

20240317_140910 (2)
Utrecht: in de hal van het gebouw waar de rondleiding “Domunder” begint hangt een weergave van hoe het Romeinse Castellum Trajectum er rond 210 na Chr. uitzag

De plek van het huidige Domplein was al in gebruik in de Romeinse tijd: deze was direct gelegen aan een doorwaadbare plaats in de rivier de Rijn, waar de Romeinen een castellum (fort) stichtten (Traiectum betekent letterlijk “oversteekplaats”) om niet alleen deze overgang, maar ook om de andere rivier, de huidige Vecht, te kunnen bewaken. Tijdens onderzoek in 2008 kwam naar voren dat het castellum aan een aftakking van de limes had gelegen en niet zoals men voordien gedacht had in een knik van de noordgrens: de Limesweg ligt zuidelijker.

We daalden af naar de kelder van de muziekschool. Daar konden we na een boeiend inleidend verhaal zelf rondkijken naar wat er in de loop van de tijd opgegraven was aan Romeinse voorwerpen. Indrukwekkend was het restant van de stenen muur van het castellum dat bij werkzaamheden in het gebouw was gevonden! In totaal is een muur met een lengte van 22 meter gevonden – het grootste stuk tot nu toe. Hier kwam de geschiedenis letterlijk dichtbij. Voor de herontdekking van de Romeinse aanwezigheid in Utrecht is Professor A. E. van Giffen (1884-1973) van groot belang geweest. Hij is uitgegroeid tot een van Nederland’s grootste archeologen van de 20e eeuw. Hoewel hij vooral werkzaam was in het noorden van het land (hij werd dan ook wel de “Vader van de Hunnenbedden” genoemd!), heeft hij ook veel onderzoek gedaan naar de Romeinse tijd. In de jaren-1930 heeft hij al opgravingen gedaan op het Domplein om de restanten van het castellum Traiectum te vinden (en tevens van (vroeg)middeleeuwse kerken). Ook in het buurtschap Vechten bij Bunnik heeft hij in 1947 veel veldwerk gedaan op de site van het Castellum Fectio in Vechten (waar ik tijdens het eerste gedeelte van deze Etappe 8 ben geweest). De opgravingen op het Domplein die hij in 1949 doorvoerde waren evenwel van doorslaggevende betekenis. Deze werden ook de grondslag voor het inrichten van DOMunder: in 2011 werden zijn opgravingen uit 1949 weer opengelegd, waarna in 2015 weer een gedeelte is opengesteld voor het publiek. Op een met sober zwart ingetekende plattegrond met het opschrift “Utrecht 1949 Werkput XIX” wordt de lay-out van het castellum weergegeven

Er zijn meerdere vitrinekasten met voorwerpen uit de Romeinse tijd. Een daarvan bevat voorwerpen die men gevonden heeft in een grote, vierkante waterput, waarop men tijdens de opgravingen door Professor van Giffen stuitte. Daarin vond men niet alleen vele kapot gevallen aardewerk, maar ook nog twee houten wielen en een gedeelte van het ijzeren mechaniek om het water omhoog te halen. Op een foto ernaast werd het ophaalmechaniek getoond – het verschilt niet veel van het ophaalmechaniek dat wij ook nog kennen!

20240317_145651 (2)
Utrecht: in de expositie behorende bij de rondleiding onder het Domplein, de DOMunder, is een vitrinekast met vondsten uit een Romeinse waterput, zoals aardewerk en onderdelen van de put

Ook is er een vitrine met scherven van veelkleurig Romeins glas – prachtig om te zien dat het er nog zo “echt” uitzien na 2.000 jaar…

20240317_145709 (2)
Utrecht: in de expositie behorende bij de rondleiding onder het Domplein, de DOMunder, is een vitrinekast met opgegraven stukken Romeinse glas bij het castellum

Een volgende vitrinekast was gevuld met voorwerpen uit been, dat ook in de Romeinse tijd een geliefde materiaal was om voorwerpen van te maken (en wat ook in overvloed aanwezig was!). Hier liggen o.a. een gespje, een sleutel en een tol voor het spinnen van wol tot draad.

20240317_145735 (2)
Utrecht: in de expositie behorende bij de rondleiding onder het Domplein, de DOMunder, is een vitrinekast met voorwerpen uit been die zijn opgegraven, zoals een gespje en een spintol

Niet alleen vond men aardewerk in de waterput, maar ook elders op het terrein van het castellum. In een vitrinekast stond een bijna complete aardewerken kruik met smalle hals en één oor. Ernaast lag een fragment van een dakpan – wellicht gefabriceerd in Holdeurn? Ook deze voorwerpen gaven een kijkje in het leven van alledag van zo vele eeuwen geleden!

20240317_145741 (2)
Utrecht: in de expositie behorende bij de rondleiding onder het Domplein, de DOMunder, is een vitrinekast met een aardenwerken amfoor en een dakpan die zijn opgegraven

Bij de flip-overs die de gids gebruikte bij de inleiding was één pagina die duidelijk maakte, waarom de Romeinse resten zo diep onder het maaiveld lagen. In al die eeuwen vanaf de Romeinse tijd tot in de Middeleeuwen hadden zich sedimenten opgestapeld: op iedere laag puin en restanten van menselijke activiteiten volgde een nieuwe laag…!

20240317_152743 (2)
Utrecht: in de expositie behorende bij de rondleiding onder het Domplein, de DOMunder, wordt een overzicht gegeven van de sedimentlagen in de loop van de eeuwen

Na de inleiding en het zelf rondlopen in de bovengrondse expositie was het tijd om af te dalen naar het echte “DOMunder“. Daartoe was de ingang buiten op het Domplein. We hadden al op een luchtfoto van het gebied rond het Domplein gezien waar het Romeinse castellum had gelegen: de afmetingen waren enorm!

De omvang van wat we zouden gaan zien in het DOMunder was al zichtbaar gemaakt in een maquette die in de hal van de muziekschool was opgesteld. Hieruit blijkt dat nog maar een klein gedeelte voor het publiek toegankelijk is: dat stuk werd aangegeven met blauwe lijnen!

20240317_144224 (2)
Utrecht: in de inleidende expositie bij DOMunder staat een grote maquette van het Domplein waarop het castellum en de huidige toegankelijkheid getoond worden

Eenmaal beneden was het nogal schemerig. We kregen allemaal een krachtige zaklantaarn die we op bepaalde sensoren konden richten en met een druk op een knop voor aanvullende informatie konden beluisteren over de getoonde objecten. Dat ging niet alleen over de Romeinen, maar ook over de latere periodes. Het was best avontuurlijk – het gaf een goed catacombegevoel… We liepen over plankieren door gangetjes tussen wat hoger gelegen, stoffige en ongelijke aarde en steenresten. Hier en daar waren met glas bedekte nissen met mooi aardewerk, olielampjes en andere gebruiksvoorwerpen, maar ergens lag ook een grote stapel dakpannen – op één daarvan was nog de afdruk van een soldatensandaal te zien! Dat deed me denken aan de pootafdruk van een hond op een Romeinse dakpan die ik gezien had toen ik de expositie bezocht in de kerk in Elst (Gld.) over de Romeinse Tempel. Toen schreef ik hierover: “Het is een gekke gedachte dat er bijna 2000 jaar geleden een hond doodleuk over die nog niet gebakken dakpan is gelopen – en dat die pootafdrukken daarmee “eeuwigheidswaarde” hebben gekregen!

De Domtoren, de Domkerk en het Domplein in de modernere tijd

Maar ook het Domplein is bijzonder genoeg: alleen al de geschiedenis van de verwoestende orkaan die toren en kerk van elkaar scheidden. In het plaveisel zijn de plekken waar de pilaren gestaan hebben aangegeven.

Bij de ingang naar de Kloostertuin werd in 1936 een kopie geplaatst van de Grote Runensteen van Jelling uit Denemarken, met daarop in runenschrift een verhaal over de Deense en Noorse kerstening die rond 980 zou zijn volbracht door koning Harald I van Denemarken. Het origineel, dat in de plaats Jelling op Jutland in Denemarken staat, wordt ook wel gezien als het “doopcertificaat van Denemarken”. De steen werd “geschonken door Deensche Vrienden van Nederland” ter gelegenheid van het 300-jarige bestaan van de Universiteit van Utrecht.

20240317_135232 (2)
Utrecht: op het Domplein staat sinds 1936 een kopie van de Grote Runensteen van Jelling in Jutland, Denemarken met het verhaal over de kerstening van dat land rond het jaar 980

Op een bronzen plaquette aan de muur van de Domkerk staat onder het opschrift “Afgietsel van den Runensteen door Koning Harald omstreeks 980 geplaatst te Jelling in Jutland, Denemarken” de vertaling van de runen:
Koning Harald gebood dit gedenkteeken te maken ter nagedachtenis van zijn vader Gorms en zijn moeder Thyre. Harald die geheel Denemarken aan zich onderwierp en Noorwegen en de Denen tot het Christendom bekeerde.

20240317_135218 (2)
Utrecht: aan de muur van de Domkerk hangt een bronzen plaquette met de tekst van de op het Domplein staande kopie van de Grote Runensteen van Jelling in Jutland rond 980

Ook 20e-eeuwse aspecten krijgen aandacht, zoals het Verzetsmonument van de Nederlandse beeldhouwster Corinne Franzén-Heslenfeld (1903–1989). Vlak na de Tweede Wereldoorlog kwam de wens op om een gedenkteken op te richten voor de slachtoffers van de oorlog. De Gemeente Utrecht koos voor het ontwerp van Corinne Franzén-Heslenfeld. Het monument bestaat uit een zes meter hoog beeld van een vrouw ten voeten uit, met gedraaid bovenlichaam. Zij draagt rechts van haar een fakkel, die ze met beide handen vasthoudt, als symbool voor het verzet. De vrouw is klassiek vormgegeven, met een ontbloot bovenlichaam en een gedrapeerde rok. Er is bewust gekozen voor een vrouwenfiguur, vanwege het aandeel van de Utrechtse vrouwen in het verzet. Het beeld staat op een natuurstenen sokkel van 4 meter hoog, waarin een gedicht van Jan Engelman (1900–1972) is gegraveerd:
Gedenk uw dooden die den goeden strijd
gestreden hebben in gerechtigheid.
Draagt voort hun vlam, zij zijn gebleven,
maar in dien gloed wordt ons nieuw leven

Het monument werd op 4 mei 1949 onthuld door prins Bernhard. Sindsdien worden hier jaarlijks op Nationale Dodenherdenking de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in het algemeen, en het Utrechts verzet in het bijzonder, herdacht. Dit krachtuitstralende beeld wordt door de Utrechters ook wel informeel “Het meisje met het ijsje” genoemd…

De Domkerk zelf is overweldigend: het timpaan met het filigraan beeldhouwwerk, waarin ook weer St. Martinus staat afgebeeld tijdens zijn daad van barmhartigheid, is maar een klein onderdeel! Voor een uitgebreid bezoek aan de Domkerk had ik op dat moment geen tijd…

20240317_135418 (2)
Utrecht: groot en rijk bewerkt reliëf boven de toegangspoort tot de Domkerk met St. Martinus te paard die zijn mantel in tweeën snijdt om aan een bedelaar te geven

Vanaf het Domplein leidt een poort naar een besloten tuin met kruisgang, het “Pandhof van de Domkerk”. Veel informatie staat op een paneel bij de ingang. De kruisgang dateert uit de 15e eeuw en diende als verbinding tussen de Domkerk en het voormalige Kappittelhuis, het huidige Academiegebouw van de Universiteit van Utrecht. Nadat de Pandhof tegen het einde van de 16e eeuw zijn religieuze functie had verloren, verbouwden burgers er allerlei gewassen en hielden er zelfs kippen…, totdat de in 1636 opgerichte Universiteit de tuin en de kruisgang ging gebruiken als wandelgang voor de geleerden. Er is ook een indrukwekkend zicht op de zijmuur van de Domkerk met de gotische ramen en de vervaarlijk uitziende waterspuwers in de vorm van leeuwen.
Nu ziet de tuin er mooi uit, maar pas in 1962 werd het middenstuk van de Pandhof als echte tuin ingericht. Door slecht onderhoud raakte deze echter verwaarloosd. In 1975 namen enkele omwonenden de tuin onder hun hoede. Een paar jaar geleden werd de tuin geheel gerenoveerd; de Botanische Tuinen van de Universiteit hebben een plantplan opgesteld met de nadruk op meerjarige planten, waardoor er van het vroege voorjaar tot in de late herfst planten zouden bloeien in de tuin. Op het moment dat ik er was, half maart, bloeide er nog niet veel in de Kloostertuin: wel vielen de zachtgele bloemen van de Elfenbloem (Epimedium versicolor Sulphureum) op die zich parmantig oprichtten in een van de strakke plantvakken.

Verschillende beelden staan in deze besloten tuin opgesteld. In het midden is een bronzen fontein met water spuwende gevleugelde draken en met een lezende kanunnik erbovenop: dit is de 14e-eeuwse rechtsgeleerde Hugo Wstinc (?–1349). De fontein is in 1916 door de stad aan de Universiteit geschonken; hij is ontworpen door de edelsmid Jan Hendrik Brom (1860–1915) en gemaakt door zijn zonen Jan Eloy (1891–1954) en Leo (1896–1965). Een beeld met een geheel andere, modernere uitstraling is dat van een van de bouwmeesters van de Dom, Jan van de Doem (ca. 1320–1357), dat in 1970 is gemaakt door de beeldhouwer Paul Grégoire (1915–1988). De bouwmeester staat hier afgebeeld met zijn blik omhoog. In zijn linkerhand houdt hij een schietlood, dat bij zijn vak als architect hoort. Op zijn rechterschouder zit een vogel met een vrouwenhoofd, symboliek voor inspiratie. Aan zijn linkervoet zit een bever, die symbool staat voor bouwen in de natuur (beverburcht).

Aan de zuidkant van de Domtoren is op de Servetstraat een inkijkje naar een besloten tuin Flora’s Hof: de toegang leidt onder een mooie boog uit 1634 door. Het is een oase van rust, net als de Pandhof bij de Domkerk. Tot 1803 heeft hier het uit de Middeleeuwen stammende Bisschoppelijk paleis gestaan, dat toen is afgebroken wegens bouwvalligheid. Er ontstond daarmee een braakliggend terrein. Flora’s Hof was van oorsprong een kwekerij die vanaf 1803 is gestart. Hier werden o.a. vruchtbomen en orangerieplanten gekweekt. Tot 1934 bleef de kwekerij bestaan. De omvang van de tuin is nu nog een fractie van de oppervlakte die de kwekerij in het begin had: er werden steeds meer huizen omheen gebouwd… Tot het begin van de 21e eeuw lag het terrein braak – tot leedwezen van enkele enthousiaste buurtbewoners. Daarom werd de Stichting Flora’s Hof opgericht, die bewerkstelligde dat de tuin opnieuw werd ingericht. Vrijwilligers onderhouden het gebied. In elk seizoen ziet de tuin er mooi uit, ook toen ik er in november 2022 was.

Behalve planten waren er ook nog elementen uit andere tijden: toen de kwekerij ophield te bestaan is het terrein gebruikt als standplaats voor de steenhouwers die de Domtoren moesten restaureren. Toen bleek dat bij de Pandhof sommige reliëfs met afbeeldingen uit het leven van St. Martinus moesten worden vervangen omdat bij de restauratie aan het einde van de 19e eeuw een verkeerde steensoort was gebruikt, kreeg o.a. het reliëf van St. Martinus die met zijn zwaard zijn mantel in tweeën snijdt een plekje tegen een van de muren van Flora’s Hof. Een andere, veel modernere en zeker ludieke toevoeging is een zwarte panter die vanuit de tuin van de buren over de muur in Flora’s Hof ligt te loeren…!

Weer terug in de drukte van de Servetstraat liep ik in de richting van Centraal Station van Utrecht. Dat was dezelfde route als die ik nam na mijn bezoek aan DOMunder medio maart van dit jaar. Ook toen stak ik de Catharijnesingel over met de Marga Klompéburg – ik kon toen nog niet vermoeden dat ik zo’n zes weken later over die Catharijnesingel onder de Marga Klompébrug door zou varen!

20240317_163055 (2)
Utrecht: zicht vanaf de Marga Klompébrug naar het oosten op de weer water voerende Catharijnesingel met de Oud-Katholieke Gertrudiskathedraal (links) en de gebouwen van de NS (rechts)
Vanaf het Centraal Station van Utrecht naar het Amsterdam-Rijnkanaal langs de Leidsche Rijn

De eerste keer dat ik dit gedeelte van de Etappe liep was in augustus 2022. Vanaf de zuidzijde van het Centraal Station kwam ik met een paar passen bij het vervolg van de Kromme Rijn, de Leidsche Rijn, die ik verder zou volgen naar het eindpunt van deze Etappe: het Amsterdam-Rijnkanaal. De Leidsche Rijn loopt hier naar het zuidwesten. Zichtbaar wordt hij pas bij de brug van de Damstraat: vanaf het westelijkste punt van de Catharijnesingel stroomt hij nog ondergronds onder bebouwing en spooremplacement door. Bij die brug staat een kunstwerk uit kalksteen van de Nederlandse beeldhouwer Stef/Steph Uiterwaal (1989–1960): “Het verkeer” uit 1939, dat sinds 1984 op deze plek staat. Het maakte deel uit van een groep van drie beelden die bij de destijds nieuwe spoorwegoverkapping van de Leidsche Rijn stonden. Na verbreding van het spoor is het beeld jarenlang opgeslagen. Omdat het beeld bedoeld was om hoog te staan, is het perspectief wat vertekend.

Nadat ik niet al te lange tijd langs de Leidsche Rijn gelopen had, bereikte ik de Houtzaagmolen “De Ster”, die sinds 1988 een rijksmonument is. Deze molen staat op het molenerf met de houtzagerij, de molenaarswoning, twee woningen voor knechts en drie loodsen om het hout te drogen. De molen is 29 meter hoog: de top is 20 meter en de wieken staan daar 9 meter boven. De molen is nog steeds (of weer – zie hierna) in bedrijf. De te zagen stammen van iepen, platanen en eiken liggen in het water bij de molen om de zouten en zuren te laten oplossen. Dat duurt tussen de 6 maanden en twee jaar. Daarna worden de stammen naar binnen gesleept en verzaagd.
De molen heeft al een lange geschiedenis, hoewel van de oorspronkelijke molen uit 1739 sinds 1911 alleen de zagerij over is. De rest van de molen is tussen 1996 en 1998 herbouwd. “De Ster” was één van de drie houtzaagmolens aan de Leidsche Rijn. De naam van de molen is afgeleid van de eerste eigenaar Arien van der Starren. De molen bleef tot 1860 in handen van de familie van der Starren – daarna werd hij verkocht aan een bakker van wie de nakomelingen nog steeds bij de molen betrokken zijn, hoewel zij de molen weer doorverkocht hebben. In 1911 werd de zagerij geëlektrificeerd en de het molengedeelte afgebroken. De loodsen waren nog steeds nodig om het hout te laten drogen. De houthandel overleefde de jaren van oorlog en crisis tussen 1911 en 1970, maar toen wilde de Gemeente de bedrijven wegsaneren uit de wijk, wat uiteindelijk leidde tot de onteigening van de houthandel. In 1988 volgde de restauratie van het molenerf (met de zagerij, de loodsen en de huizen) en de aanleg van het omringende Molenpark. De buurtbewoners kwamen met het initiatief om ook de molen zelf weer op te bouwen. Toen in 1996 de financiering rond was begon de herbouw waarbij een aannemer uit Noord-Holland de molen helemaal opbouwde in zijn loods, weer ontmantelde en aan de Leidsche Rijn opnieuw opbouwde! De metalen bovenas van de molen werd ergens anders gegoten en het zaagmechaniek dat professioneel zagen mogelijk moest maken, werd op locatie gemaakt. Op 22 juni 1999 werd de molen officieel geopend. De molen is weer in bedrijf, maar om deze genoeg wind te laten vangen, zijn de populieren in het omringende park tot op 4½ meter geknot! De molen is soms voor publiek toegankelijk – het molencafé is vaker open… De eerste keer dat ik daar liep kwam mij een dame tegemoet die ook haar wandelgidsje van het Romeinse Limespad in de hand had: ze zwaaide er vrolijk mee en we wensten elkaar een fijne wandeling!

20240406_095514 (2)
Utrecht: langs de Leidsche Rijn staat de houtzaagmolen “De Ster” uit 1739, die in 1996-1999 is herbouwd en weer in bedrijf is

Ik vervolgde mijn weg langs de Leidsche Rijn, die ik pas weer zag toen ik op het punt kwam waar de rivier uitkomt op het Merwedekanaal. Ik stak het water over met de Abel Tasmanbrug, een dubbele ophaalbrug uit 1906, die sinds 2001 een rijksmonument is. De brug maakt hierbij deel uit van het beschermde complex van het gehele Merwedekanaal. Een imposant gebouw in neoclassicistische stijl aan de andere kant van de Leidsche Rijn en dat meteen in het oog springt is Het Muntgebouw (“Rijksmunt“): hier was tot 2020 de Koninklijke Nederlandse Munt, gevestigd was, voordat de producent van ons en ander muntgeld naar een nieuw gebouw in Houten vertrok. Het tussen 1903 en 1911 tot stand gekomen gebouw is ontworpen door de Nederlandse architect C.J. Peters (1847–1932), een leerling van de bekende architect P.J.H. Cuypers (1827–1921) – de ontwerper van o.a. het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam. Architect C.J. Peters is vooral bekend geworden door zijn ontwerpen voor postkantoren (zoals het Hoofdpostkantoor in Amsterdam, achter het Paleis op de Dam, en het Hoofdpostkantoor in Arnhem op het Jansplein). De Rijksmunt lag voor de aanvoer van grondstoffen op een gunstige plek: waar de Leidsche Rijn en het Merwedekanaal samenkomen. Sinds 2001 is het een rijksmonument. Toen ik er afgelopen april langskwam was de buitenkant van het gebouw ingepakt vanwege een uitgebreide restauratie en omvorming tot multifunctionele ruimte.

Ik stak het Merwedekanaal over met de Muntbrug, een ijzeren draaibrug die al bij de aanleg van het Merwedekanaal in 1887 is gebouwd op de zuidoostelijke oever van de Leidsche Rijn. De Leidseweg loopt erover; op de oevers liggen de Muntkade (noord) en de Kanaalweg (zuid). De brug ligt niet haaks op het Merwedekanaal. Zij heeft haar draaipunt op de noordoever: met een hoek van 90° draait ze weg tot ze evenwijdig aan de Muntkade ligt. Voordat ze geëlektrificeerd werd, gebeurde de bediening met de hand. Toen in 1911 de Rijksmunt werd geopend kreeg de brug de naam Muntbrug. In 2016 is de brug gerenoveerd; het wegdek is inmiddels ook vervangen. Sinds 2002 is deze brug een rijksmonument en maakt net als de Abel Tasmanbrug deel uit van het gehele beschermde complex van het Merwedekanaal.

20240406_100556 (2)
Utrecht: zicht vanaf het zuiden op het Merwedekanaal met rechtsvoor de Muntbrug uit 1887, rechtsachter de Rijksmunt uit 1911, recht vooruit de monding van de Leidsche Rijn met de ophaalbrug, de Abel Tasmanbrug, uit 1906

Op een informatiebord werd de werking van het sluizensysteem van het Merwedekanaal uitgelegd. Het Muntsluizencomplex bestaat uit twee sluiskolken: de linker sluiskolk met bijbehorende woningen voor de sluiswachter en de knechts is het oudste (uit 1885–1886) en de rechter sluiskolk met bijbehorende dienstwoningen dateert uit 1904–1906. Het sluizencomplex wordt nu niet meer gebruikt voor het schutten van schepen, alleen nog maar als afvoermogelijkheid van overtollig water. Over de rechter sluiskolk ligt de Muntsluisbrug, een basculebrug uit 1904 (een rijksmonument) en over de linker sluiskolk een dubbele ophaalbrug uit 1885–1886 (eveneens een rijksmonument). Via de volautomatisch  bedienbare schuiven in de uitlaat bij de ophaalbrug in de linker sluiskolk kan tot 28 kubieke meter water per seconde naar het Amsterdam-Rijnkanaal worden geloosd. Dit gebeurt als het waterpeil in de stadsgrachten te hoog is en de Weerdsluis in het noordwesten van de stad het water niet voldoende kan afvoeren. Er is bij de bouw van het kanaal rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie in werking zou worden gesteld: op de punten waar de Leidsche Rijn in het Merwedekanaal stroomt en waar hij er weer uitstroomt zijn damsluizen gemaakt met sleuven voor schotbalken om de Leidsche Rijn af te sluiten. Daardoor vloeide er voldoende water vanaf de Lek door het Merwedekanaal om het land ten westen van Utrecht te inunderen. Een volgend rijksmonument dat ik overstak was een veel kleinere ophaalbrug over de Leidsche Rijn aan de zuidzijde van het Merwedekanaal: deze brug is in dezelfde tijd gebouwd als het kanaal is aangelegd: in 1886.

De route van het Romeinse Limespad liep vanaf hier verder door het Park Oog in Al, dat sinds 1918 in bezit van de Gemeente is, maar dat al sinds het midden van de 17e eeuw een landgoed was. Op het voormalige landgoed was toen langs de Leidsche Rijn een buitenplaats gebouwd in de stijl van het Hollandse classicisme. De nieuwsgierige eigenaar had op die manier goed zicht op de voortgang van de uitbreidingsplannen van de stad Utrecht. Hierdoor zou de naam “Oog in Al” zijn ontstaan. De huidige stadswijk ontleent hieraan zijn naam. In de loop van de eeuwen is het landhuis steeds verder uitgebreid. Sinds 1967 is het huis een rijksmonument. Toen de Gemeente eigenaar werd van het landgoed, gaf zij opdracht aan de tuinarchitect Jan Jacob Denier van der Gon (1856–1933) om rond het landhuis een landschapspark te ontwerpen. Het park werd in 1921 opgeleverd – het wandelen over de slingerende paden onder de hoge bomen was zowel eind augustus (2022) als begin april (van dit jaar) erg plezierig. De drukte viel beide keren erg mee.
Aan de zuidkant gaat het park over in een smalle, onverharde weg langs de Leidsche Rijn, waar vele woonboten liggen afgemeerd. Na een wandeling van ongeveer 20 minuten kwam ik bij het Amsterdam-Rijnkanaal – het eindpunt van deze Etappe!

20240406_102846 (2)
Utrecht: zicht naar het noorden op het Amsterdam-Rijnkanaal met de Dafne Schippersbrug uit 2017 en de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn aan de linkeroever

De verbinding tussen de beide oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal wordt hier gevormd door de Dafne Schippersbrug, een fiets- en voetgangersbrug die een snelle route vormt tussen het centrum van Utrecht en de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn. Deze route is korter dan de omweg over de bruggen ten noorden en ten zuiden van deze brug, en bovendien sociaal prettiger, omdat zij door de stad voert. De sierlijke stalen brug combineert een fiets-/voetgangersbrug met een basisschool op de rechteroever van het kanaal (waar de brug het dak vormt!) en een plantsoen – dit bijzondere ontwerp is in 2018 beloond met de Nationale Staalprijs. Daarin wordt het project omschreven: “De Dafne Schippersbrug is een uiterst slank vormgegeven grondverankerde hangbrug. De brug heeft een overspanning van 110 m en hangt 9 m boven het water met staalkabels tussen twee asymmetrische pylonen. De hoogste pyloon bereikt een hoogte van 35 m.” De hightech samengestelde staalkabels die het betonnen dek ondersteunen “bestaan uit negen lagen staaldraad van elk 3 mm dik, bestaande uit ruim 200 draden, waaromheen een viertal gewalste draadlagen liggen. Het stalen kabelsysteem dat de pylonen aan beide zijden verbindt met de verankering, maken deze brug tot de eerste grondverankerde hangbrug in Nederland.” Normaal worden grondverankerde hangbruggen gebouwd in gebieden waar de ondergrond een verankering in rots mogelijk maakt (bijvoorbeeld in de Alpen of de Bay Area in San Francisco). Dit principe was hier toepasbaar, omdat de brug alleen voor fietsers en voetgangers bestemd was. De inwoners van Utrecht hebben de naam van de brug mogen kiezen – het werd die van de atlete Dafne Schippers: zij is opgegroeid in de wijk Oog in Al. Het is leuk om te zien dat – heel toepasselijk – op de brug een 100 meter hardlooptrack is aangegeven!

Het viel me wel op hoeveel er in de nieuwe wijk aan de westelijke oever van het Amsterdam-Rijnkanaal was bijgebouwd in de tijd tussen augustus 2022 en het moment dat ik hier recentelijk was, april 2024! Dat zal ik bij de volgende Etappe van het Romeinse Limespad, Etappe 7, zeker ontdekken, als ik vanaf hier naar Woerden ga wandelen… De Etappe van nu vond ik in ieder geval erg de moeite waard – zowel te voet over de weg als per boot over het water!

1 reactie

  1. Inma Benavent

    Als oude studente aan de Universiteit van Utrecht heb ik ontzettend veel genoten met al die foto’s en verhalen. Veel bekende uitzichten maar ook veel die nieuw zijn. Ik heb er zin gekregen om een lange wandeling te doen door al die mooie plekken.
    Bedankt Pauline

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

© 2024 Wandelen in de bergen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑