Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Ter informatie: op de pagina De Rijn als noordelijke grens (“limes”) van het Romeinse Rijk staat een korte beschrijving van de omvang van het Romeinse Rijk rond het begin van onze jaartelling, de Rijn als noordelijke grens, de “Limes”, van dat Rijk en de toen aangelegde “Limesweg”. Ook wordt daar de langeafstandswandeling “Romeinse Limespad” beschreven, de basis voor dit reisverhaal. Deze wandelroute met een totale lengte van 275 kilometer voert langs de Romeinse Limesweg van Katwijk aan Zee naar Berg en Dal, dus langs de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, die hier gevormd wordt door de Rijn, zoals deze rivier oorspronkelijk stroomde: de Neder-Rijn tot aan Wijk bij Duurstede, de Kromme Rijn tot aan Utrecht en de Oude Rijn naar Katwijk aan Zee.
24 februari 2021
Op zoek naar Romeinse sporen in Arnhem-Meinerswijk, Elst (Gld) en Bemmel
In dit reisverhaal gaat het om mijn tocht langs het Romeinse Limespad van Arnhem-Meinerswijk naar Bemmel: over het slot van Etappe 14 (Heveadorp, Westerbouwing – Arnhem-Meinerswijk) en Etappe 15 (Arnhem-Meinerwijk – Bemmel, De Pas). In de buurt van dat laatste buurtschap ben ik afgedwaald naar de plaats Bemmel zelf, waar het ook mooi was!
Op een zonnige, winterse zondag, 24 januari 2021, ben ik gestart aan de linkeroever van de Neder-Rijn voor een wandeling door het gebied dat nu “Uiterwaardenpark Meinerswijk” heet: dat vormde het slot van Etappe 14. Over het eerste gedeelte vanaf Heveadorp tot aan Arnhem-Centrum zal ik zeker op een ander moment berichten, want de wandeling door dat gebied langs de stuwwal en door de uiterwaarden is beslist de moeite waard! Ook het gedeelte van de zuidoever ten oosten van de Nelson Mandelabrug, de “Stadsblokken” is wat historisch-industriële ontwikkeling betreft interessant: tot 1978 was hier een belangrijke scheepswerf.
Oorspronkelijk was het gebied “Meinerswijk” vooral gekenmerkt door steenfabrieken. De vele waterpartijen zijn dan ook ontstaan door het afgraven van rivierklei en zand. Van de drie steenfabrieken die hier gevestigd waren zijn er nog twee als zodanig aanwezig, maar niet meer in bedrijf. In de Koude Oorlog zijn hier allerlei bouwwerken verrezen in het kader van de IJssellinie, een verdedigingsplan uit 1951 tot 1954 om de gevreesde opmars vanuit het oosten (van “de Russen”) te verhinderen, dan wel te vertragen. Hiertoe werd vanaf de Drielsedijk een doorlaatbrug naar de rivier gebouwd, die met schuiven gesloten kon worden en waardoor het water in de Rijn werd opgestuwd, zodat de gebieden in de loop van de IJssel onder water konden worden gezet. Ook iets voor een andere keer!
Mijn wandeling door dit inmiddels prachtige natuurgebied bracht mij ook tot aan de linkeroever van de Neder-Rijn die hier best breed is. Het uitzicht stroomafwaarts reikte tot aan de spoorbrug die Malburgen in het zuiden verbindt met Oosterbeek in het noorden. De blik stroomopwaarts gaf een wat meer dramatisch beeld: boven het westelijke gedeelte van Arnhem met de kenmerkende “TenneT-toren” (toen hij in 1969 gebouwd werd diende hij voor communicatie tussen onderstations in het hoogspanningsnet, maar tegenwoordig is hij een doorgiftestation van digitale radio- en televisiesignalen) staken de wolken donker af tegen het door de zon beschenen omgeving. Het water stroomde rustig.
Dat de situatie snel kan veranderen bleek bijna twee weken later: toen hadden we echt hoogwater! Op 5 februari wilde ik nog eens gaan kijken in “Meinerswijk”, maar toen kwam ik niet ver meer… Zover het oog reikte was er water: het bordje “verboden toegang” leek nu volkomen overbodig en ik zag iets verderop hoe het water ook over de weg stroomde…!
Maar nu voort op de Limesweg van de Romeinen – en als het in Arnhem-Meinerswijk om de Romeinen gaat, dan wordt het pas echt interessant!
Aan het einde van de jaren 1970 heeft men archeologisch onderzoek gedaan naar eventuele Romeinse bebouwing. In 1979 hebben archeologen resten gevonden van wat men toen interpreteerde als het Castra Herculis, wat zoveel betekent als “fort of legerkamp (castrum) van Hercules”. Hercules Magusanus was de geromaniseerde versie van de oppergod van de Bataven. In het verleden zijn verschillende mogelijke locaties geopperd voor deze Castra Herculis, waaronder Nijmegen en Elst. Na opgravingen van het castellum bij Arnhem-Meinerswijk kwam men tot de conclusie dat die dus dat castrum moet zijn geweest. In hooggeleerde kringen is men het hierover tot op vandaag niet eens geworden… Hoe dan ook – het is een indrukwekkend kijkje in het verleden van twee millennia geleden!
Men heeft de omtrek van het Castellum willen visualiseren door het gebruik van schanskorven – een bouwwijze waarbij “muren” worden samengesteld uit metalen gaasnetten gevuld met stenen: zij is ontstaan in de Middeleeuwen als verdedigingsmuur, maar die nu weer heel erg in de mode is, o.a. voor keermuren in de bergen (tegen erosie), maar ook als decoratief element. Schanskorven worden nog steeds gebruikt als snelle bouwmethode voor militaire doeleinden: bijvoorbeeld om bij een vredesmissie een compound te beveiligen. Door de schanskorven zie je in het veld het hoofdkwartier (principa), de poort en de vier hoeken van het castellum. Dit geeft zowel van veraf als van dichtbij een mooi ruimtelijk effect.
Eén ding is zeker: het is het enige in Gelderland gelegen castellum dat archeologisch bewezen is!
Deze schanskorven zijn opgebouwd uit drie lagen die allemaal verwijzen naar iets in de geschiedenis van dit castellum. De onderste laag is zwart; dit staat symbool voor het platbranden van het (houten) castellum tijdens de Bataafse Opstand in 69 na Chr. Hoewel in het algemeen beide partijen profijt hadden van hun samenwerking en de Bataven de Romeinen steunden (er waren ook momenten waar de steun van de Bataven cruciaal gebleken was), was het niet altijd “pais en vree” tussen de Romeinen en de Bataven: toen de Bataven in opstand kwamen tegen de door de Romeinen opgelegde in hun ogen vernederende voorwaarden (permanente Romeinse legioenen in hun gebieden) kwam dit tot een bloedig verzet… Uiteindelijk overwonnen de Romeinen. Ik kon het zwarte gedeelte moeilijk zien, want het gras stond nogal hoog… Boven het zwarte gedeelte is een kalkstenen gedeelte – dat verwijst naar de herbouw van het castellum in steen. De toplaag bestaat uit gebroken dakpannen: de Romeinen gebruikten dakpannen in hun militaire gebouwen – ze hadden zelfs hun eigen “dakpannenfabriek” ten zuiden van Nijmegen, bij het buurtschap Holdeurn, Berg en Dal! De gehele constructie is “met de stroom mee” gebouwd: een harde voorwaarde in het reconstructieplan.
Dat de Romeinen ook al te kampen hadden met wateroverlast, is duidelijk geworden door de ontdekking dat er overloopgoten zijn aangelegd – en dat het terrein rond het castellum is opgehoogd tot ongeveer 2,5 meter!
Om mijn tocht te beëindigen ben ik vanaf het Castellum verder door het natuurgebied gestruind, even weg van de Romeinen, terug naar Arnhem-Noord. De lichtinval was mooi – ik herkende mijn silhouet dat de zon onder in het groene gras van de Drielsedijk wierp!
Een week later, op 31 januari 2021, ben ik weer op pad gegaan om mijn tocht langs het Romeinse Limespad voort te zetten, en wel het eerste gedeelte van Etappe 15, vanaf Arnhem-Zuid naar Elst. Het was ook nu mooi weer, maar wel een stuk frisser met een koude wind!
Vanaf de Drielsedijk gaat een smalle straat, het Hannesstraatje in de richting van de bebouwing van de wijk Elderveld. Aan de linkerhand ligt de Biologische Tuinbouwvereniging Elderveld, met de winterse uitstraling van vele lege groentebedden en nog net oogstbare gewassen, die met een beetje rijp overdekt waren: het was mooi om te zien dat het een “all-seasons-garden” is en dat de mensen die op hun landjes bezig waren alvast hoopten op een mooi voorjaar… Het tuincomplex van deze biologisch werkende tuiniers is in totaal 2,7 ha groot – de plots variëren in oppervlakte van 50 tot 300 m². Ook aan het Hannesstraatje ligt een boerderijcomplex, een Saksische boerderij, waarvan de geschiedenis teruggaat naar de 17e eeuw: “De Steenen Camer“, waar nu de scouting onderdak vindt en ook het Pannenkoekrestaurant met dezelfde naam. In 2015 heeft de Tuinbouwvereniging het initiatief genomen om een “Romeinse Tuin” aan te leggen.
Deze Tuin ligt er inmiddels fraai bij: een rechthoekig stuk moestuin met gevlochten heggen rondom en drie stroken voor de groenten. Er is ook een prieelachtige opbouw waar nu niet te zien is welke klimplanten zich daar zo vlijtig omheen geslingerd hadden. Er is ook een zuidelijk aandoend waterbekken met een nu stille fontein. Bij de ingang stond ook een informatiebord met de schematische opzet van de Romeinse Tuin.
Op de website die bij De Romeinse Tuin hoort staat ook een uitgebreide lijst van gewassen die in een dergelijke tuin zouden kunnen worden verbouwd – enkele soorten waren hier al vóór de komst van de Romeinen, zoals granen (haver en gerst), lijsterbes en vlier (die juist niet in het Middellandse Zeegebied groeien) en allerlei soorten bessen en bramen. Het grappige is dat de Romeinen de bessen te zuur vonden, maar dat de bramen wel in de smaak vielen! Ik zag in de winterse groentebedden in ieder geval de tegenwoordig ook in Nederland bekende groentesoort Cavalo nero, Palmkool (Brassica oleracea var. palmifolia DC.) staan. Het is een groente die al heel lang in cultuur is. Ook zag ik een paar bladrozetten van een plant die mij aan artisjokken deed denken: het zal kardoen (Cynara cardunculus) zijn, een plant die ook in de tijd van de Romeinen vaak geteeld werd. Deze tweejarige plant zal de komende zomer gaan bloeien met prachtige grote paarse bloemen als supergrote distels – als je ze zover laat komen: de bloemhoofden zijn eetbaar, net als artisjokken, waaraan ze verwant zijn. De vlezige stengels die op bleekselderij lijken, maar licht bitter smaken, werden en worden ook gegeten. Vandaar was het uitzicht op de grote boomgaard met nu nog lage hoogstambomen uitnodigend!
Het Hannesstraatje verbindt de Drielsedijk met het stadsdeel Elderveld en het wandelpad volgt de contouren van deze wijk, aan de buitenzijde van het water dat langs de wijk loopt. De waarschuwing voor struikelgevaar dat ik op een bord zag, ben ik niet tegengekomen… Ik passeerde de technisch-brommende waterzuiveringsinstallatie en ging door een tunneltje onder het spoor door. Hier liep ik op de grens van de nieuwbouwwijk Schuytgraaf met de groene weilanden tussen de Drielsedijk: een mooi zicht op de hooggelegen stuwwal en de spoorbrug (met passerende trein). Het was een soort “schemergebied” tussen de moderne stadswijk en het groene buitengebied, dat zich schijnbaar ongerept naar het noorden en westen uitstrekte: toen ik eenmaal bij de gemeentegrens met Overbetuwe naar het zuiden was gegaan, zag ik in het noorden op de stuwwal de uitzichttoren van de Westerbouwing bij Doorwerth achter voor dit jaargetijde grazig groen gras. Aan de andere kant van het wandelpad rukte onherroepelijk de bebouwing van de Arnhemse wijk Schuytgraaf op, met veel water en hier zelfs een watervalletje… Het deed me wel een beetje verdriet om te zien dat de hier en daar al omgeploegde Betuwse klei plaats had gemaakt voor zand en moderne huizen. Er stonden ook verlaten kassen in de groene vlakten – dit maakte mij duidelijk dat er niet altijd plaats is voor werk en leven in het groen…
Een leuk punt was het “Wilgenlaantje” op de grens van de Gemeente Arnhem met haar oprukkende bebouwing en het landelijke buitengebied van de Gemeente Overbetuwe. Op een bordje werd uitgelegd dat de (knot)wilg belangrijk is voor de biodiversiteit: o.a. omdat de wilg erg vroeg in het voorjaar bloeit en daarmee nectar geeft aan hommels etc. Bij het vervolg van deze etappe, een klein weekje later, verderop in de Betuwe, ten zuiden van Elst, zag ik laagstamperenbomen recht in het gelid staan – ze waren al gesnoeid! Ook het zomaar in de sloot liggen van een grote oogst peren was een verrassing (ze lagen ook in de berm, maar die waren al redelijk bevroren: ik heb ze laten liggen!). Deze waren in het najaar van een langs de weg staande hoogstamperenboom gevallen.
Het steeds lopen op de grens tussen groen (Driels buitengebied) en steen (wijk Schuytgraaf) leidde mij naar een volgend punt dat belangrijk is geweest voor de Romeinen: het punt waar de “Via Fluviale” inzichtelijk is gemaakt door de uit de streek afkomstige landschapsarchitect Harry Derks. Na een welkom doorsteekje in het groen langs een watertje met zicht op een zilverreiger en zo te horen een ijsvogeltje (cadeautje van de dag!) kwam ik bij de Grote Molenstraat tussen Driel en Elst (Gld). Daar stonden als tableaux vivants twee ossen voor een kar en twee soldaten met helm, speer en schild in een diep-roestig Cortenstaal uitgewerkt. Er was een gracht (fossa) uitgewerkt rond deze figuren. Dit kunstwerk geeft aan dat hier de verbindingsweg tussen de castella naar het zuiden afboog, naar Elst. In 2005 is het tracé ontdekt: bij archeologische boringen werd een grindlaag in de kleigrond gevonden in een ongebruikelijk, lijnvormig patroon. Toen men verder ging graven kwam er een wegdek tevoorschijn met een breedte van maximaal 12 meter en een dikte tot 60 centimeter. Tussen het grind werden scherven van Romeins aardewerk en kledingspelden gevonden, en ook munten, wellicht verloren door soldaten, handelaren of lokale Bataafse bewoners, vandaar dat men wist dat het om een Romeinse weg ging. Bovendien legden de Romeinse wegenbouwers een tracé altijd zo strak mogelijk aan, op een wat hoger in het landschap gelegen rivierafzetting. Ernaast slingerde aan de oostzijde een bevaarbaar waterloopje. Vandaar dat als onderdeel van het kunstwerk er ook een aanlegplaats voor een sloep is toegevoegd.
Tot nu toe had ik steeds aan de buitenrand van de nieuwe wijk Schuytgraaf gelopen, maar iets na het kunstwerk kwam ik in de wijk terecht. Overal wordt nog volop gebouwd – er zijn steeds andere bouwstijlen te zien. Sommige huizen zijn al af, maar nog niet helemaal ingericht: hier en daar zag ik nieuwe bewoners op klapstoeltjes zitten in een verder leeg huis, maar wel blij lachend. De zon scheen!
Verder naar het zuiden begon het Park Lingezegen: dit is een landschapspark van ongeveer 1.700 hectares dat zich als een groene long tussen de steden Arnhem en Nijmegen uitstrekt. De naam houdt verband met de rivier die van oost naar west, iets ten noorden van Elst door het land stroomt – het gedeelte met “-zegen” slaat op “zeeg”, het Betuwse woord voor gegraven watergang. Het gaat hier om de grotere sloten die uitkomen op de rivier de Linge. Ik zou er later op mijn tocht enkele tegenkomen. Al in het begin van de jaren 1990 is men gaan nadenken over het creëren van dit landschapspark. De “Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra” (Vinex) van de overheid hield in dat er compact gebouwd moest worden en dat er gezorgd moest worden voor een uitloopgebied buiten de wijk en de stad. Het duurde nog tot 2008 voordat dit tot ideeën leidde voor de ontwikkeling van deze groene zone tussen Arnhem en Nijmegen: er werd een Masterplan opgezet voor het ruimtelijke ontwerp en een bestuursovereenkomst getekend door de gemeente Lingewaard, gemeente Overbetuwe, Stadsregio Arnhem-Nijmegen, Staatsbosbeheer, Waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland. Gemeente Arnhem tekende iets later, de Gemeente Nijmegen zegde geld toe, maar deed nog niet mee. In 2010 is een “openbaar lichaam” opgericht om het park tot stand te brengen. Na jaren van hard werken is het Park zoals op de website wordt gesteld “klaar maar nooit af“. Op de website staat ook een video waarin je in vogelvlucht wordt meegenomen over het gebied. In totaal zijn er zes deelgebieden: twee ten zuiden van Arnhem (De Park in het noordwesten en Het Waterrijk in het oosten), één ten oosten van Elst (Het Landbouwland), één tussen Elst en Huissen (De Buitens, en de enige locatie waar nog gebouwd mag worden, zolang het maar bijdraagt aan een mooi landschap binnen het Park), één ten zuiden van Elst (een klein gebied van 2½ hectare, het Vierdaagsebos) en ten westen van Bemmel en ten noorden van Lent (De Woerdt). Op de website staat ook een interactieve plattegrond van het gehele park.
Ik liep eerst door “De Park“. Dit is geen schrijffout: het is vernoemd naar een oud landgoed (De Parck) waarvan het huis er niet meer is, maar de lanenstructuur nog wel. Hier was het wandelpad een breed betonnen lint dat hoog boven de groene weilanden en de golfclub Welderen is aangelegd: het heeft de toepasselijke naam Romeinse Lint (West en Oost). Het pad volgt een oude loop van de Rijn in Romeinse tijd. Er is o.a. een “CiderGaard“, één van de drie “Voedselbossen” in het Park Lingezegen – deze boomgaard is in 2016 beplant met vele soorten fruitbomen. Van de appelen en peren wordt cider gemaakt, vandaar de naam. Er zijn ook hagen met rozenbottels, sleedoorn etc. Het is duidelijk dat er over alles erg goed is nagedacht: het zal in de loop van tijd zeker uitgroeien tot iets moois – nu is het allemaal nog wat spichtig… Hoewel het niet een terrein is met veel “wilde” natuur, geeft het wel de indruk van grootse ruimte. Het was best druk met wandelaars, maar in dit land met de hoge luchten vielen ze niet op. Het was leuk om te merken hoe iedereen liep te genieten en elkaar ook vrolijk groette.
Na een kwartiertje kwam ik bij het riviertje de Linge, met daarover vlak bij elkaar twee bruggen. Deze zijn vernoemd naar Geallieerde (Britse) regimenten, het Wiltshire Regiment en de Somerset Light Infantry, die hier in het begin van oktober 1944 het gebied ten westen van de spoorlijn Arnhem-Elst resp. de spoorlijn ten noorden van Elst moesten verdedigen tegen de Duitse troepen, waarbij de Linge de belangrijkste verdedigingslinie was. Het is inderdaad een erg open terrein, zodat het niet moeilijk voor te stellen is, hoe hard hier gevochten is… Nu lopen we hier in vrede, maar we moeten toch stilstaan bij dat verleden, pas 75 jaar geleden.
Bij het oversteken van de Wiltshirebrug was de toren van de Grote Kerk van Elst al te zien boven de boomtoppen. Op weg naar de bebouwde kom passeerde ik een niet erg opvallend gras- en rietveldje aan de andere kant van een sloot: hier hebben amateurarcheologen een graf uit de Vroege Middeleeuwen (5e tot 10e eeuw) ontdekt, waarin drie personen lagen. Daarbij vond men bijzondere grafgaven, waaronder 36 kralen van glas, faience (aardewerk met een laag glazuur), brons en barnsteen. Een bijzondere item was een grote groene kraal van faience met ribbels (een zgn. “meloenkraal”) die uit de Romeinse tijd stamde – men vermoedt dat deze als erfstuk in de familie werd doorgegeven!
Niet lang daarna liep ik de noordelijke wijk van Elst binnen. Deze plaats was tot nu toe voor mij vooral een station op de spoorweg van Arnhem naar Nijmegen en verder naar het zuiden – ik wist niet dat hier in het begin van onze jaartelling een belangrijk religieus centrum van de Romeinen was met grote tempels – de grootste ten noorden van de Alpen! Niet lang daarna kwam ik aan bij het Kerkplein met de Grote Kerk. Op de verhoogde plek waar nu de kerk staat was in prehistorische tijden al een heiligdom van de Bataven. In de Romeinse tijd werd rond 50 na Chr. een Gallo-Romeinse tempel gebouwd met een grondplan van 11½ bij 8½ meter. Deze tempel werd waarschijnlijk tijdens de Bataafse Opstand in 69 na Chr. verwoest. Op de fundamenten bouwden de Romeinen rond 100 na Chr. een veel grotere tempel, die 31 bij 23 meter was en 15 meter hoog. Voor de bouw zijn Romeinse legionairs van het Tiende Legioen uit Nijmegen ingezet. Hij was gewijd aan Hercules Magusanus, de oppergod van de Bataven, die verwant was aan de Germaanse god Donar. De Romeinen waren in religieus opzicht erg tolerant: zij lieten toe dat twee culturen konden versmelten – zolang de Romeinse keizer werd vereerd, mochten de Bataven hun eigen tradities voortzetten.
In de vierde eeuw na Chr., na het vertrek van de Romeinen, raakte de tempel in verval. Op een informatiepaneel bij de kerk staat dat het eerste Romaanse kerkje in de 8e eeuw op de fundamenten van de grote tempel werd gebouwd. Het werd aan Sint Maarten gewijd. In de 10de eeuw werd dit eenvoudige zaalkerkje uitgebreid met een groter schip en een crypte, waarin de relieken van de stichter van de eerste kerk, Werenfridus, werden bewaard. In de 15e eeuw werd het kerkje afgebroken en vervangen door de huidige gotische kerk. Het enige dat van het Romaanse kerkje uit de 10e eeuw resteert is een gedeelte van de koormuur in de noordelijke zijmuur van het huidige koor. Op het bord is ook te zien hoe de plattegronden van de twee tempels en de drie kerken er uitzien. Elders staat ook een foto met de restanten van de Romeinse tempel – de kerk was nu voor publiek gesloten, dus moest ik het hier mee doen…
Aan de zuidkant van de kerk zijn de fundamenten van de Gallo-Romeinse tempels zichtbaar in het gras en de bestrating. Het ziet er indrukwekkend uit. Dat deze tempels überhaupt zijn ontdekt vindt zijn oorzaak in het verdrietige feit dat Elst in het najaar van 1944 in de vuurlinie heeft gelegen en dat de kerk net als vele andere gebouwen ernstige schade heeft opgelopen. In 1947 zijn er in het kader van de wederopbouw archeologische onderzoeken geweest naar de voorgangers van de kerk, vooral naar de kerkjes uit de 8e en 10e eeuw. Toen is men dus eigenlijk bij toeval op de fundamenten van de tempels gestuit!
Wat verder meteen opvalt in de omgeving van de Grote Kerk is de sculpturengroep “Paardenhandel” van de hand van de Nederlandse beeldhouwer Marcus Ravenswaaij (1925-2003). Twee bronzen manspersonen staan te onderhandelen over een paard (“Handjeklap”), terwijl een paardenmeisje het paard vasthoudt. Het is op 30 augustus 1984 onthuld als een geschenk aan de burgerij van Elst door het “Comité ter bevordering van de najaarspaardenmarkt en andere marktbelangen te Elst”. Deze najaarspaardenmarkt, die op de eerste maandag in september wordt gehouden, is één van de grootste paardenmarkten in Nederland en bestaat al heel lang. Volgens de website van de “Elster paardenmarkt” wordt de jaarmarkt voor het eerst officieel genoemd in een brief uit 1260, die in het archief van Deventer zit, van het dorp Elst met het verzoek aan Deventer natuursteen voor de reparatie van de kerkhofmuur te Elst, tolvrij te laten passeren. Deventer paardenhandelaren moesten een stuk muur onderhouden. In ruil daarvoor hadden zij het recht hun paarden aan ringen in deze muur vast te binden tijdens de jaarmarkt. Een link met de Romeinen wordt ook hier gelegd: het fokken van paarden is in de Betuwe altijd van groot belang geweest. Rond het begin van de jaartelling woonden hier de Bataven die, op eigen paarden, voor een groot deel de ruiterij van het Romeinse leger vormden!
Vanaf het kerkplein was het maar een klein stukje lopen naar het Station Elst, waar ik de stoptrein nam, terug naar Arnhem. Toen ik over de grote spoorbrug over de Rijn kwam, zag ik dat het water al sterk gestegen was! Toen ik enkele dagen later, op 4 februari, de brug opnieuw passeerde om vanaf Elst de etappe te vervolgen naar Bemmel waren de uiterwaarden aan beide kanten vrijwel ondergelopen. En er zou nog meer water komen, zoals te zien was op de foto’s van een dag later in het Uiterwaardenpark Meinerswijk aan het begin van dit reisverhaal!
Het weer was die dag niet erg mooi, maar het was droog en er stond weinig wind. Vanaf het station vervolgde ik de route van Etappe 15 verder door een nieuwbouwwijk, Westeraam, waar in 2002 tijdens de voorbereidende grondwerken interessante ontdekkingen werden gedaan: er had ook daar een grote Gallo-Romeinse tempel gestaan, die mogelijk eveneens gewijd was aan de Bataafse oppergod Hercules Magusanus. Midden in deze wijk was een groot vierkant grasveld gecreëerd met iets verhoogde randen. In de zuidoosthoek stond een uit hout gesneden buste van een Romeins heerser op een sokkel – hij keek een beetje weemoedig uit over de vlakte. Vlakbij was ook een replica van een munt met een paard en een lauwerkrans en bovenaan het Romeinse cijfer XII op een houten paal gemonteerd. Het enige dat een beetje kleur aan de omgeving gaf was een hemelsblauw kunstwerk, “Framework“, van de Nederlandse beeldhouwer en landschapskunstenaar Pjotr Müller (* 1949), uit 2008 waarin naar het tempelgebied werd verwezen: binnenin de beklimbare metalen structuur worden op drie etages een plattegrond, delen van de fundament en een maquette van de tempel getoond.
Na een tijdje door het industriegebied de Aam te zijn gelopen stak ik de snelweg A325 over en vervolgde de route in zuidelijke richting. Ik liep nu weer in Park Lingezegen: ik passeerde een van de deelgebieden, Het Vierdaagsebos, dat ook nog flink moet doorgroeien wil het een echt bos lijken. Het is aangelegd ter gelegenheid van de 100e Nijmeegse Vierdaagse in 2016. Omdat de Stichting DE 4DAAGSE waarde hecht aan duurzaamheid en groene wandelroutes is het bos aangeplant tijdens de Nationale Viering van de Boomfeestdag in Park Lingezegen in 2014. Kinderen van basisscholen hebben toen op deze plek meer dan 3000 bomen en struiken geplant.
Mijn voetpad viel vanaf Elst samen met de snelfietsroute “RijnWaalpad” van Arnhem naar Nijmegen. Dit brede fietspad gaat over bestaande wegen, maar heeft geen gevaarlijke kruisingen meer: de fietsers hebben eigen tunnels, o.a. onder de A15 en onder de goederenspoorlijn, de Betuweroute. Langs het noordelijke talud van de spoorlijn liep een kudde schapen. Eerst schrokken ze een beetje van mijn komst, maar even later werden ze steeds nieuwsgieriger! Ik kon ook even een blik werpen op de vluchtroute vanaf de spoorlijn en de aansluitingen voor de brandslangen… Af en toe hoorde ik een zware trein langs donderen.
Nadat ik onder de A15 bij Ressen was doorgelopen kwam ik bij sportvelden in de noordwestelijke buitenwijken van Bemmel. Het fietspad ging over in een wat modderig voetpad langs water totdat ik op de Ressensestraat overstekend het Klompenpad de Bemmelse Zeeg insloeg. Ook hier weer even fijn om op zachtere grond te lopen, ook al was het héél drassig. Dit Zeegsepad is een overblijfsel van de oude Postweg tussen Arnhem en Nijmegen uit de Middeleeuwen. Nu is het als onderdeel van het Park Lingezegen (De Woerdt) ook weer ingericht als een nieuw natuurgebied van iets meer dan 2 hectares. Volgens de informatieborden bij het begin en verderop in het gebied zijn de oevers van deze Zeeg natuurvriendelijk gemaakt, door hen af te vlakken: hierdoor ontstaat een “plas-drasberm”, die regelmatig onder water komt te staan. De nieuwe natuur is een ideale biotoop voor o.a. de rietzanger, maar ook voor de libellen, die het water als “libellensnelweg” gebruiken om bij hun paar- en jachtgebieden te komen. Het jonge bos is geplant als compensatie voor de kap van bomen in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem-Noord die nodig was voor de presentatie van de Canon van Nederland. De rode beuk in de Natuur- en Bloementuin in november 2014 is een ent van de 100 jaar oude rode beuk die beschadigd raakte tijdens de herbouw van de “Amsterdamse Westerstraat” in het museum en daarom moest worden gekapt. Nu was de begroeiing in de tuin natuurlijk nog dor en doods, maar ook dat had z’n charme in deze tijd van het jaar. De knotwilgen die deels geknot en deels wild uitgegroeid waren, stonden er duidelijk al veel langer, gezien hun omvang. Bij het verlaten van dit gebiedje was er een overstap bij een zwaar metalen hek voorzien van de naam in sierletters en omkijkend zag ik in de verte die lange rij knotwilgen weer staan. Een mooi ruimtelijk gezicht!
Ik kwam uit op de Zandsestraat. Daar eindigt officieel Etappe 15, maar dat had ik niet in de gaten, want ik liep gemakshalve “op de bordjes”. Dus ging ik een beetje naar het westen, langs de zorgboerderij “De Groote Locht“, waarvan de naam “grote open plek in het bos” betekent en die uit 1772 stamt. Aan de overkant van de weg gaat De Woerdt, het zuidelijkste onderdeel van Park Lingezegen door: het oude Landgoed Doornik, waar in 2013 nieuwe lanen, o.a. met eiken zijn aangelegd. Vanuit de Stichting Doornik Natuurakkers is er veel aandacht voor het terugbrengen van de kleinschaligheid in de landbouw, die in het begin van de 20e eeuw steeds meer verdween, in combinatie met de toenemende ruilverkaveling in de jaren 1960. Hierdoor is het aantal akkervogels dramatisch achteruitgegaan. Sinds 2010 wordt er hier alleen nog biologisch-dynamisch gewerkt: met resultaat dat o.a. de veldleeuwerik en de patrijs weer teruggekeerd zijn. Er zijn ook akkertjes met bijzondere en bijna uitgestorven graanrassen, die in dit seizoen natuurlijk leeg zijn. Ook het heggenvlechten draagt bij tot een meer gevarieerde natuur: hierdoor hebben dieren het gehele jaar beschutting en eten tot hun beschikking. Sinds de invoering van prikkeldraad in het begin van de 20e eeuw als manier om percelen af te bakenen zijn oneindig veel kilometer aan heggen verdwenen – en daarmee ook de vaardigheid om heggen te vlechten. Daarin is hier verandering gekomen: er zijn vele, ondoordringbaar ogende heggen op deze route!
Verder is er hier ook plaats voor de biologische moestuinvereniging “De Lentse aarde“, die sinds 2014 bestaat en die eerst in Lent actief was tot het moment dat op die plek gebouwd ging worden. Sinds begin 2020 hebben ze een plaats gevonden op Landgoed Doornik. Een pijltje verwees o.a. naar het “Openluchtleslokaal”. Ik kwam bij een geheel met bruidsluier begroeide halfopen schuur met een picknickplek en toiletten. Daar kunnen kinderen van de basisscholen uit de buurt les in natuureducatie krijgen.
Vanaf dat punt raakte ik een beetje van de route af, omdat er een paaltje met aanwijzing blijkbaar was weggerot en tegen een ander aangeleund stond, maar niet meer in de juiste richting wees… Daarom liep ik maar naar de in de verte opdoemende Waaldijk, omdat ik daar wel een mooi uitzicht verwachtte en ook een route naar Bemmel – en een bushalte. En dat klopte: boven op de dijk aangekomen, die hier op een flinke afstand van de rivier ligt, had ik inderdaad een mooi uitzicht. Ik keek uit over het waterrijke gebied: over het water van de Bemmelse Strang naar de Waal in het westen en ook over de met riet en nu kaal struikgewas begroeide strook land van de Bemmelse Waard, ook weer met veel waterpartijen. Kijkend naar het zuidoosten was heel in de verte de Waal weer te zien, waar de hoge gieken van de zandzuigers omhoogstaken. De zon probeerde inmiddels door te breken – wat een mooi beeld met tegenlicht opleverde. Een rood-blauw roeibootje dat op de wal van de Bemmelse Strang lag, gaf een fleurig accent aan de verder winterse kleuren.
De herontwikkeling van deze Bemmelse Waard is een samenwerking van natuurorganisaties en een zand- en grindwinningsbedrijf, K3Delta. Op hun website wordt het plan omschreven: “De natuurontwikkeling richt zich op weidevogels en dynamische natuur. In de Ambtswaard, het westelijk deel van de Bemmelse Waard, ontstaat een meer traditioneel beheerd grasland waar hopelijk weer vele kieviten en grutto’s zich thuis gaan voelen. In de rest van de Bemmelse Waard richt de inrichting zich meer op dynamische (begrazings)natuur. Waterplassen en ooibossen worden met elkaar verbonden, er komen nieuwe struinpaden, een ruiterroute onderlangs de dijk en diverse rust- en uitzichtpunten.”
Dat de Waaldijk hier zover landinwaarts ligt heeft te maken met de afsnijding van de zogenaamde Waalkronkel in 1648. Ooit stroomde de Waal ver ten zuiden van de dorpskern van Bemmel. Door het meanderende karakter had de rivier een bocht gevormd, die zich steeds verder naar het noorden toe uitschuurde. Hierdoor werd het dorp Bemmel ernstig bedreigd: door deze uitschurende werking werd het dijklichaam ondermijnd met grote risico’s van dijkdoorbraken, die in de 16e eeuw regelmatig optraden. Dijkverzwaringen hielpen niet. Toen heeft men het plan gemaakt om de Waalbocht af te snijden door een lange geul te graven en met kribben in de rivier het water daardoor te leiden. Ook nu weer schuurde het water de geul verder uit tot een “normale” rivierdiepte. De afgesneden bocht slibde vervolgens dicht.
Wat Bemmel redde, bleek een drama te worden voor het dorpje vlak bij Bemmel, Oud-Doornik… Langs de Waaldijk staat een grote indrukwekkende, vierkante, taps toelopende witte grenspaal met aan de westkant de vermelding Bemmel en aan de oostkant Doornik. Nu bestaat Doornik alleen nog maar in naam: Huis Doornik op het gelijknamige landgoed waar ik op weg naar de dijk doorheen gekomen was. Aan de buitenzijde van de dijk in de Bemmelse Waard, liggen de restanten van het dorpje Oud-Doornik, dat bij de enorme dijkdoorbraak van 1799 door het water verzwolgen is. Later is de huidige dijk aan de landzijde van de toen ontstane kolk aangelegd. Bij laag water zijn deze restanten nog altijd te zien. De Heer van Doornik gaf de bewoners een nieuwe plek om te wonen: in het buurtschap “De Pas”. In de Tweede Wereldoorlog is De Pas vrijwel geheel verwoest… Er zijn dus nog maar enkele huizen in originele staat.
Ik vervolgde mijn weg over de Waaldijk en liep Bemmel in. Het is een oud dorp: de eerste vermelding van de naam Bemmel is gevonden in 1178 als Bemele. Godfried van Rhenen (bisschop van het Sticht Utrecht) schonk in dat jaar zijn dochter Heilwig het dorp genaamd Bemele juxta Noviomagus (“Bemmel tegenover Nijmegen”). In de 12e eeuw is toen ook de nu nog steeds protestante kerk van Bemmel gebouwd: in 1450 is de oorspronkelijke romaanse uit tufsteen opgetrokken kerk afgebroken en op de fundamenten is een bakstenen gotisch gebouw neergezet. De oude toren is wel behouden gebleven. In 1824 is een omvangrijke verbouwing doorgevoerd, waarbij het schip versmald is; in 1952 volgde een tweede verbouwing. Nu valt het pas goed op hoe dicht de kerk bij de huidige dijk ligt: dat is, zoals gezegd, gekomen doordat de dijk steeds verder naar het noorden werd verlegd door de uitschurende werking van de Waal. Door het afsnijden van de Waalkronkel in 1648 is dat probleem opgelost.
Op een bordje bij de toegang vanuit het dorp wordt vermeld dat een paar jaar geleden (2015) een groep vrijwilligers het gebied rond de kerk heeft opgeknapt – het ligt er nu mooi verzorgd bij in het zonnetje.
Boven de toegangsdeur tot de kerktoren staat in natuursteen uitgehakt de spreuk “WEEST REYN HOUT U ALTYT KLEYN – DENCKT OP DIEN DACH DIE NIEMANT VOORBY MACH” met het jaartal 1673. Men gaat ervan uit dat dit opschrift vroeger boven een (andere) ingang heeft gestaan waardoorheen bij begrafenissen de overledene de kerk werd binnengedragen.
Ik las ergens een aardig feitje: Bemmel is op een bijzondere manier betrokken is bij de Vierdaagse Wandeltocht. In 1963 had de Nijmeegse politie een Zwitsers politiemuziekkorps uitgenodigd om de Zwitserse wandelaars aan te moedigen tijdens de tocht. Toen niet alle Zwitsers konden worden ondergebracht bij Nijmeegse politiemensen, bood een politieman die in Bemmel woonde aan, om de Zwitsers in zijn dorp onder te brengen. Als dank gaf het Zwitserse muziekkorps een concert voor de Bemmelaren. Dat viel zo goed in de smaak dat dit een jaarlijks vervolg kreeg: de Bemmelaren verlenen onderdak aan leden van een ieder jaar wisselend politiemuziekkorps uit het Duitstalige gedeelte van Zwitserland: dit is de “Zwitserse Week“!
Ik had geluk: vlak bij de kerk was een bushalte, waar Lijn 33 naar Arnhem enkele minuten later verscheen. Deze bus volgde een lange route “over de dorpen”. Hij passeerde niet alleen maar dorpen en buurtschappen: in de Gemeente Lingewaard waar Bemmel toe behoort, zijn ook twee “steden”, namelijk Gendt (stadsrechten in 1233) en Huissen (stadsrechten in 1314)! Het geeft maar weer eens hoe rijk de geschiedenis is van dit gebied in de Betuwe. Een krap uurtje later was ik weer terug in het centrum van Arnhem. Wat een interessante en afwisselende tocht was dit geweest!
Pauline.
Compliment voor dit mooie verhaal. En het speurwerk ervoor uitgevoerd. Ook nog gelopen en daarbij mooie foto’s gemaakt
Een prachtig verhaal met veel geschiedenis en mooie foto’s. Compliment!
John Kuiper
Hele mooie fotos en een heel interessant verhaal. Zin om de tocht te maken en met het voorjaar in zicht nog meer. Dank je wel Pauline!
Hoi Pauline , wat leuk om te lezen wat ons nog te wachten staat , we zijn nu tot Woerden gelopen (etappe 6). Mooi en uitgebreid verslag.
Mooi geschreven Pauline. Leuk om deze info te lezen over een gebied waar we zelf ook veel gewandeld hebben!