Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
31 mei 2021
Tocht door de stad en door de uiterwaarden
Ook deze tocht heb ik tweemaal gemaakt – in verschillende jaargetijden en op verschillende tijdstippen van de dag: de eerste keer op 27 februari in de middag en de tweede keer op 21 mei in de ochtend. Het is tweemaal een plezierige tocht geweest. De laatste keer bracht de bus mij vanuit Arnhem naar Huissen, waar ik met zicht op de dichtbij gelegen O.L. Vrouwe ter Hemelopneming kerk uitstapte. Midden op de rotonde is een groot kunstwerk geplaatst in de vorm van een zwierig vaandel uit metaal, dat op 20 mei 2011 aan de Huissense bevolking is aangeboden door de plaatselijke blaaskapel: het vaandel symboliseert het rijke cultuurleven van Huissen door de eeuwen heen en (volgens het infobordje) “verwelkomt de gasten van het gastvrije stadje aan de Rijn als het ware met een vendelhulde“. Op de rand van het kunstwerk staan de verschillende namen die Huissen in haar lange geschiedenis heeft gehad: van Hosenhym (814) over Huschenheim of Heuschenheim tot Heuschen of Heussen en later tot Huessen, dat in de huidige spelling Huissen werd. De plaatsnaam wordt trouwens uitgesproken als “Húússe(n)“!
Huissen kent een lange geschiedenis: er was al sprake van bewoning in de IJzertijd (800 voor Chr.) Ook zijn er bij recente opgravingen sporen gevonden van de Romeinse Limes, de weg langs de noordelijke grens van het Romeinse Rijk in de eerste eeuw na Chr. De Romeinen hebben er ook daadwerkelijk gewoond: men heeft twee grafvelden ontdekt op de plek waar een nieuwbouwwijk komt. In de 8e eeuw werd ten oosten van de huidige stadskern een heuvel opgeworpen in de strijd tegen het water. In 1314 wordt voor het eerst vermeld dat Huissen stadsrechten had – de exacte datum waarop de stadsrechten zijn verleend is niet bekend. Huissen is steeds een rooms-katholieke enclave in de verder protestante Betuwe gebleven: dit komt doordat de stad vanaf de 16e eeuw tot het Hertogdom van Kleef behoorde en de rest van de Betuwe tot het Hertogdom Gelre. Tot aan het Congres van Wenen uit 1815 bleef de stad deel uitmaken van het Koninkrijk Pruisen – in 1816 werd de stad aan Nederland toebedeeld. De connectie met Kleef is nog altijd te zien in het stadswapen van Huissen: een zilveren zwaan op een veld van keel (rood).
De oude kerk die uit de 13e eeuw dateerde is in mei 1943 bij een Duits bombardement verwoest. De huidige O.L. Vrouwe ter Hemelopneming kerk is ontworpen door G.M. Leeuwenberg (1899–1967), een bekende architect van (vooral rooms-katholieke) kerkgebouwen in de Traditionele stijl. Bij deze bouwstijl die in de jaren 1920 tot 1950 tot bloei kwam, werd de ambachtelijke bouwkunst met inheemse bouwwijzen als uitgangspunt werd genomen en werd de vorm bepaald door de bestemming – dit gold vooral voor publieke gebouwen, zoals kerken. In 1951 is de kerk ingewijd. In het interieur zijn verschillende elementen uit de oude kerk opgenomen, zoals het preekgestoelte uit 1656. De kerktoren van 45 meter hoog dateert uit 1962 en is gebouwd op de fundamenten van de oorspronkelijke toren uit de 13e eeuw. Hiermee was de periode van de wederopbouw voor Huissen afgesloten. In 1965 werd het carillon geplaatst: het heldere geluid draagt ver. De klanken waaiden mij tegemoet toen ik op 21 mei in de uiterwaarden ten noordoosten van de stad liep!
Vanaf de kerk leidt de eerste zijstraat naar het westen naar de Oude Begraafplaats, die in de 19e eeuw op een vloedheuvel (terp) is aangelegd. Op de begraafplaats is een duidelijke scheiding tussen het protestantse en het rooms-katholieke gedeelte – dat ruim driekwart van de begraafplaats in beslag neemt. Beide gedeelten hebben hun eigen ingang. Het katholieke deel is duidelijk een klassenbegraafplaats: de eerste klasse was voor de burgemeesters en andere notabelen, waarvan de familiegraven zo dicht mogelijk lagen bij het priestergraf van de Paters Dominicanen uit 1870 – de tijd dat de begraafplaats werd aangelegd. Dan volgden de middenklasse en als laatste de derde klasse. Omdat bij deze graven de kruisen van hout waren, is nu hiervan alleen nog de structuur te zien… Toen de Gemeente in 2009 aangaf deze begraafplaats te willen sluiten, kwam er verzet vanuit de bevolking: vele inwoners van Huissen hadden een sterke band met de begraafplaats. Daarom werd de Stichting Begraafplaats Huissen-Stad opgericht met als doel het restaureren van de begraafplaats en deze te ontwikkelen tot een gedenkpark met aandacht voor thema’s als religie en Tweede Wereldoorlog. In 2009 zijn vrijwilligers van de stichting begonnen met het opknappen van de graven, die veelal erg vervallen waren. Sinds 2014 staat er ook een bid- en gedenkhuisje op de plek waar vroeger al een knekelhuisje had gestaan.
Behalve deze burgergraven en het priestergraf zijn er ook monumenten ter herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Er is een massagraf van de 121 (rooms-katholieke) burgers die tijdens bombardementen in het najaar van 1944 zijn omgekomen (door de Duitsers op 17 september 1944 en door de geallieerden op 2 oktober 1944). Het massagraf werd al op de dag van het eerste bombardement gegraven… In een verhelderende video wordt uitgelegd waarom men toen gekozen heeft voor een massagraf: er was door de inmiddels geïsoleerde ligging van Huissen als frontstad niet genoeg hout voor individuele kisten… Op 17 september 1947 werd het Nederlands Grafmonument onthuld dat bestaat uit een stuk grond dat door zandstenen muurtjes is afgescheiden en waarop de namen van de oorlogsslachtoffers worden vermeld. Aan het hoofd is een kruis opgericht, met in reliëf het lichaam van Christus en het opschrift “verkwikking, zaligheid, klaarte van eeuwig licht“. Daarnaast twee opstaande sculpturen met in reliëf afbeeldingen van de bombardementen. Onder het kruis staat de naam van de omgekomen Huissense pastoor Th.J. van Wijk (1884–1944), aan weerszijden de namen van twee zusters. Het monument is ontworpen door de Nederlandse beeldhouwer Wim Harzing (1898–1978) die zich had toegelegd op religieuze werken. Het monument ligt op een prominente plaats, op het westen en in het licht – mede door de okergele kleur van de stenen heeft het iets vertroostends… Buxushaagjes en rozenperkjes geven er een groen accent aan. De kransen die op Dodenherdenking, 4 mei, waren gelegd stonden er nog redelijk fris bij.
Aan de noordzijde van de begraafplaats staan naast het grootse priestergraf twee monumenten en één graf die ook gerelateerd zijn aan de periode vanaf 17 september tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het Exodus-monument is opgericht ter nagedachtenis aan drie inwoners van Huissen die op 21 oktober 1944 meehielpen met de evacuatie van Huissenaren over de Neder-Rijn bij het buurtschap De Praets, te Arnhem, bij het uiterwaardenpark Meinerswijk, iets ten westen van de huidige Nelson Mandelabrug. Deze drie mannen hadden eerst hun eigen familie overgezet en zijn bij een poging om anderen ook over te zetten met hun roeiboot omgeslagen en verdronken. Het monument op de begraafplaats heeft inmiddels twee zustermonumenten: één bij het tuinbouwmuseum Mea Vota, ook in Huissen en de andere op De Praets, tegenover het centrum van Arnhem. De monumenten worden met elkaar verbonden door een gordel van dijken, die de Exodus herdenkingsroute vormen. Toen ik er eind februari was, stonden er alleen nog maar het Exodus-monument en het andere grafmonument – de grote gedenksteen met de namen van de 187 burgerslachtoffers op een plaat van zwart hardsteen was er nog niet: dat is pas op 4 mei jl. onthuld. Op de zerk van het kleine graf aan de linkerkant van de gedenksteen met de 187 namen staat onder de naam de tekst: “Symbolisch vanuit Dieren terug nabij zijn zoontje, Hermanus, die in het Massagraf is begraven”. De naam van de kleine Hermanus, 5 jaar oud, is als nr. 121 in de zwarte plaat gegraveerd…
De drie monumenten afzonderlijk en tezamen ontroeren door hun sobere opzet en hun getuigenis van enerzijds diep verdriet, maar anderzijds ook van “opdat wij niet vergeten“.
Huissen ligt op zo’n 10 kilometer ten oosten van Arnhem. Gemeente Arnhem had in 1966 al grondgebied van de oorspronkelijke gemeente Huissen geannexeerd: het buurtschap Malburgen in het westen en nog wat andere gronden. Huissen zelf breidde ook sterk uit en veranderde feitelijk van een stad met een eigen karakter in een forenzenstad. Op 1 januari 2021 fuseerde de stad met de toenmalige buurgemeenten Bemmel en Gendt tot Gemeente Lingewaard. Dat deed Huissen vrijwillig om te voorkomen dat “Arnhem” nog meer grondgebied zou inlijven. Dat deze fusie niet helemaal zonder pijn ging is te zien aan een “grafzerk” bij de St. Antoniuskapel waarop staat “Hier rust zelfstandig Huissen 1319–2000“. Onder het stadswapen met de zwaan, die symbolisch zijn vrijheid terugkreeg, staat “mor Huusse blief Huusse“. Ook zijn er enkele herinneringen aan Huissen begraven die over 100 jaar of zodra de stad haar zelfstandigheid weer terugkrijgt aan het volk getoond mogen worden…
Op het punt waar tot 1825 de Vierakkerse Poort in de stadswallen was geweest, bij de Kloosterlaan, staat sinds 1951 een stadspomp als herinnering aan het feit dat Huissen na de Tweede Wereldoorlog op het waterleidingnet werd aangesloten! De stenen bol met de acanthusbladeren is afkomstig van de oude kloostermuur.
Iets meer naar het zuidoosten staat een imposante kapel die bij het Klooster van de Paters Dominicanen hoort: deze is in 1858 door de Nederlandse architect Pierre Cuypers (1827–1921) ontworpen en gebouwd in de neogotische stijl. Ook dit gebouw heeft zwaar geleden tijdens de oorlogshandelingen in het najaar van 1944, zoals te zien is op een informatiepaneel bij het klooster. Het in 1856 door de Paters Dominicanen gekochte oorspronkelijke huis (het Kasteel van Huissen) is door Cuypers in stand gehouden: hij bouwde er twee vleugels aan en verbond het geheel met de kapel, waardoor een halfopen carré ontstond.
De komst van de Dominicanen in Huissen bracht veel goeds met zich: vanuit het klooster werd de groei van de tuinbouw gestimuleerd (en het was ook een alternatieve plek voor vele Huissenaren om ter biecht te gaan). Een tuinder uit Lent, Piet Evers, vestigde zich in 1863 in Huissen: onder aanmoediging van één van de paters Dominicanen begon hij met de tuinbouw. Dat vond navolging bij de Huissenaren en de tuinbouw werd het kenmerk van het plattelandsdeel van Huissen. Rond de vorige eeuwwisseling begonnen vele tuinders in het gebied ten zuidoosten van Huissen (Het Zand) met glastuinbouw – specialisatie was de druiventeelt! Deze ontwikkeling zette zich voort tot in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd de glastuinbouw in het gebied ten zuiden van Huissen echt grootschalig – dat is er nu nog steeds, evenals een groot Agro-park in het buurtschap Bergerden.
Ik liep over de Kloosterlaan langs de oude gracht met veel eendenkroos in de richting van de dijk, die op dat punt nog de Stadsdam heet, maar die verder naar het zuiden, naar het volgende plaatsje Angeren, dus de Angerensedijk heet. Bij het evenemententerrein (o.a. voor de kermis en het paasvuur), de Molenweide, staat een monument in de vorm van twee (metalen) molenwieken die half in de grond verzonken zijn met in het midden één van de molenstenen op een sokkeltje. De Huissense kunstenaar Martin van Onna (*1945) heeft het monument ontworpen, dat op 7 september 2005 is onthuld door de oudste nakomeling van de laatste molenaar. De windkorenmolen werd in het midden van de 14e eeuw voor het eerst genoemd en is in 1929 gesloopt wegens bouwvalligheid. Deze Molenkolk is een bijzonder watergebied: zij is wellicht ontstaan vóór de bedijking, als gevolg van een doorbraak van een oeverwal van de rivierbedding. Deze bedding moet nog actief zijn geweest in de 13e eeuw – ook op een landkaart uit 1632 vormt het westelijk gedeelte van de Molenkolk een zijgeul van die rivierbedding die intussen weer verland was. Ook nu dreigt het gebied weer dicht te groeien en daardoor te verdrogen, maar men heeft wel veel aandacht voor het in stand houden.
Er loopt een weg over een dam vanaf de Stadsdam naar de Neder-Rijn, naar het (buitendijkse) buurtschap Looveer en naar de pont – die dezelfde naam heeft als de weg: het Looveer. Langs het door zandwinning ontstane Zwanewater (waarover straks meer) aan de ene kant en akkerlanden aan de andere kant, leidt de met populieren omzoomde weg naar het buurtschap waar vooral beton- en asfaltfabrieken op het buitengewoon lelijk industrieterrein staan. Er rijdt een niet-aflatende stoet van zware vrachtwagens over de weg, aangevuld met het verkeer dat naar of vanuit de Liemers (bijvoorbeeld Loo en Westervoort) aan de rechteroever van de rivier gaat. Gelukkig is er een apart voetpad… Eenmaal bij de veerstoep is er een mooi uitzicht over de hier nog brede rivier: de afsplitsing van de IJssel is vanuit hier niet goed te zien – die ligt meer naar het westen. De veerdienst is al oud: het eerste veer over de Neder-Rijn bij Loo dateert uit 1740. In 1802 werd een gierpont in gebruik genomen, die werd voortbewogen door de stroming van de rivier. Na de totstandkoming van het sluizencomplex in Driel (1970), waardoor de stroming van de rivier niet meer voldoende was, kwam er een pont op motorkracht. Ondanks de opening van de grote verkeersbrug ten oosten van Arnhem (de Andrej Sacharovbrug) in 1987 kon het veer in de vaart blijven door de toename van het (recreatieve) fietsverkeer.
Op 17 september 1944 werd het buurtschap Looveer gebombardeerd, waarbij ook een schuilkelder werd getroffen. 23 personen kwamen daarbij om het leven. Ter nagedachtenis aan hen ligt er vlak bij de veerstoep een prachtig donker en roodbruin gevlamde en geaderde hardstenen plaat met hun namen – als je naar hun leeftijden kijkt, waren het vooral jonge mensen…
Ook al was de situatie na het hoogwater van begin februari alweer bijna normaal, was op 27 februari toch nog goed te zien hoeveel rommel er achtergebleven was. Het bord met opschrift “Laat het strand schoon achter” was duidelijk bedoeld voor de zomerse badgasten! Toen ik er op 21 mei was waren de mensen van de strandtent bezig om voorbereidingen te treffen voor het zomerseizoen, maar de donkere wolken en de straffe wind van dat moment beloofden nog niet veel zwemplezier. De donkere wolken in het zuiden boven de stad die door de nog aangenaam warme zon dreigend werden belicht, zouden zich niet lang daarna doen gelden…
Ik had op de kaart gezien dat er een mogelijkheid was om aan de westkant van de grote waterplas, het Zwanewater, over de Badweg naar de rivier te lopen en daar de splitsing van Neder-Rijn en IJssel te kunnen bekijken. Vandaar zou ik dan over een struinpad in westelijke richting naar Arnhem terug kunnen gaan. De aanvankelijk brede weg leidde naar verschillende strandjes, waar wel steeds waarschuwingsborden stonden dat het terrein gevaarlijk was… Het was een lange weg met het water aan de ene kant en akkerlanden en weilanden aan de andere kant. In de bermen bloeide het Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) uitbundig en in de bosschages stak de witte bloesem van de meidoornstruiken duidelijk af tegen het groen. Die witte bloemen waren uiteindelijk het enige dat nog een beetje licht gaf: het duurde namelijk niet lang of uit die donkere wolken kwam een gigantische hoeveelheid regen… Die had ik toen in de rug. Toen ik echter de lichtopstanden op de kribben in de rivier al kon zien stond er een gesloten hek, met een algemeen bord “Verboden toegang” en een wat afgebladderd bord met de mededeling dat uitsluitend leden van de hengelsportvereniging “St. Petrus” uit Huissen er mochten komen. Dat betekende jammer genoeg dat ik niet naar de riviersplitsing kon, maar rechtsomkeer moest maken en dus wind en regen tegen kreeg. Gelukkig kwam er in het zuiden alweer een streepje blauwe lucht tevoorschijn! Aldra scheen de zon weer en droogde ik snel op.
Weer terug bij de Stadsdam liep ik in de stralende zon en genoot van prachtige uitzichten op de stuwwal van de Veluwe(zoom) in de verte en op een oude rivierstrang, de Huissense Vaart, onder aan de dijk, die nu mooi groen was begroeid, maar die in februari nog helemaal kaal was geweest. Een bijzonder contrast – en niet alleen wat lichtinval betreft!
De Huissense Vaart was oorspronkelijk een oude rivierarm die de Neder-Rijn verbond met Huissen. Op het informatiebord van het fietsknooppunt nr. 30 op de grens tussen Huissen en Arnhem werd aangegeven dat bij de aanleg van het grote verkeersplein bij het Gelredome een schip uit de 10e eeuw is opgegraven: dit betekent dat het destijds open water was. De rivier heeft hier in de loop van de eeuwen zijn eigen weg kunnen zoeken en heeft daardoor uitgebreid kunnen meanderen. In dit gebied zijn dan ook vele stukken land die nog altijd nat zijn: een paradijs voor planten en dieren – en voor ons een lust voor het oog!
Niet lang nadat ik weer op de Stadsdam terug was gekomen, was er een mogelijkheid om het fiets-/voetpad langs deze drukke doorgaande weg te verlaten: een smallere weg, de Melkweg, leidde naar beneden, waar het half dichtgegroeide water met een bruggetje overgestoken kon worden. Daar was het veel stiller en ruimtelijker. Het was interessant om te zien hoe groot ook in dit gebied het verschil tussen winter en voorjaar is. In februari was de watergang helemaal vrij: toen werden mooie wolken weerspiegeld in het water. Eind mei was alles groen, alleen aan de soort van begroeiing was te zien waar het water was: nu wuifden rietstengels in de wind, en stonden er niet alleen grote pollen van de fier rechtopstaande bloemen van de Gele Lis (Iris pseudacorus), maar ook wit en paars bloeiende Gewone Smeerwortel (Symphytum officinale) met hun iets hangende bloemtrossen in het dichtgegroeide water. Af en toe stoorde ik een reiger bij zijn zoektocht naar voedsel – hij wiekte langzaam weg. Ook zag ik tot tweemaal toe een Geelgors (Emberiza citrinella) in een gele flits overvliegen. De zon scheen en het werd een aangename wandeling.
Vlak bij het westelijke gedeelte van de Huissense Vaart komt het pad weer bij de meest oostelijke (en langste) brug over de Neder-Rijn van Arnhem uit. Dit is de Andrej Sacharovbrug uit 1987: deze vormt de verbinding van de autoweg N325 vanuit Arnhem-Zuid naar het Knooppunt Velperbroek. Deze weg was nodig om de binnenstad van Arnhem te ontzien. Aanvankelijk heette de brug Koningspleijbrug, maar in 1990 werd zij vernoemd naar de Russische atoomgeleerde en Nobelprijswinnaar Andrej Sacharov (1921–1989): dit vonden B&W van Arnhem toen in lijn met de namen van de andere bruggen (John Frostbrug en Nelson Mandelabrug), die, zoals de overweging was geweest, ook naar “vrijheidsstrijders” waren vernoemd. De brug heeft een totale lengte van 760 meter en een hoofdoverspanning van 133 meter – de zijoverspanningen zijn 80 meter. Als voetganger is er van het drukke verkeer bijna niets te merken: de brug strekt zich elegant uit over het water en de voertuigen lijken heel klein. Ook hier is het verschil tussen winter en voorjaar duidelijk te zien!
Het gedeelte van Arnhem ten westen van de brug hoorde oorspronkelijk bij Huissen – hier lag ook het historische dorp Malburgen, waarvan bij archeologische onderzoekingen nog de restanten van de kerk en van het kerkhof zijn gevonden. De dijk die al op een kaart van 1586 voorkwam ligt er nog steeds! Ook in dit gedeelte van het uiterwaardengebied, de Bakenhof, is in de afgelopen jaren krachtig ingegrepen: hier heeft men in het kader van Ruimte voor de Rivier de dijk tweehonderd meter verder landinwaarts gelegd – dit is in 2002 gebeurd. Hierdoor is een laag, ruig buitendijks gebied ontstaan met een nevengeul, zodat op deze manier bij hoogwater een extra waterberging is gecreëerd. Bij laagwater kan men over verharde paden en over bruggetjes heel dicht langs de rivier lopen. Ook hier ervaart men de rust en uitgestrektheid van het rivierenlandschap, ook al is de bebouwing van Arnhem aan beide zijden van de Neder-Rijn dichtbij. Een tweede krachtige regenbui zorgde voor mooie sfeerplaatjes, maar ook voor opnieuw een nat pak…
Toen de John Frostbrug in zicht kwam, passeerde ik een relatief nieuw monument rond de herdenking van de Slag om Arnhem van het najaar 1944 en de maanden daarna. Wat er uitzag als een gewoon stuk verwrongen en roestig staal is in werkelijkheid een stuk van de oude Rijnbrug die in 1944–1945 was verwoest. In 2018 zijn er archeologische opgravingen gedaan op het terrein van de oude melkfabriek Coberco aan de noordelijke oever ten oosten van de brug. Toen is dit brokstuk van 3 bij 4 meter gevonden. Daar was de gemeente erg blij mee, want tot dan toe waren er geen brokstukken teruggevonden. Het monument is precies 75 jaar na het verwoestende bombardement op de brug onthuld: op 7 oktober 2019. Het geeft wel een krachtig beeld: dit verwrongen stuk metaal met op de achtergrond de nieuwe, rank-ogende brug waarover we weer gewoon de rivier kunnen oversteken…
Vanaf dit monument is het niet ver meer naar de John Frostbrug. Daar had ik een mooi uitzicht op het uiterwaardengebied waar ik even daarvoor doorheen gelopen was. Nu zag het er ondanks de dreigende luchten vriendelijk en groen uit. Dat was in het begin van februari wel anders: toen bedekte het hoogwater het gehele uiterwaardengebied! De rij paaltjes van het prikkeldraad, de picknicktafel en het monumentje in de verte kwamen toen nog net boven de waterspiegel uit…
Toen ik die tweede regenbui in twee uur over me heen had gekregen en ik ter hoogte van de John Frostbrug nog maar eens goed rondkeek of ik ergens een mooi blauwe lucht met verwarmende zonneschijn kon ontwaren, bleek dat niet het geval te zijn: in het westen verscheen alweer een nieuwe bui. Toen besloot ik om maar snel naar huis te gaan – daar heb ik nog nagenoten van deze tocht, terwijl de regen tegen de ramen kletterde.
Wat een fantastisch stuk over Huissen, de stad waar ik weliswaar niet geboren ben maar wel al 44 jaar met veel plezier woon!!
Hartelijk bedankt!
Mooi beschreven! Huissen had nog veel meer te bieden gehad, indien de toenmalige bestuurders wat bedachtzamer met het overgebleven erfgoed waren omgesprongen. Ook de uitlevering van Huissen als zelfstandige gemeente steekt de echte Huissenaar nog steeds.