Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
26 september 2023
Van kunstenaarsdorp naar toneel van strijdgewoel en een plek van herdenken
De aanleiding voor dit reisverhaal zijn de herdenkingen die ieder jaar in de maand september worden gehouden in een wijd gebied rond Arnhem en Oosterbeek om stil te staan bij de ingrijpende gebeurtenissen rond de Slag om Arnhem die uitgevochten werd vanaf 17 tot en met 26 september 1944. Toen kwam het dorp onverwacht midden in de vuurlinie te liggen bij de confrontatie van geallieerde parachutisten en divisies van de Duitse SS. Dat is dit jaar dus 79 jaar geleden. Het startpunt van deze herdenkingsmaand is de Airborne-Wandeltocht, die ieder jaar sinds 1947 in en rond Oosterbeek door de Politie-Sportvereniging van Oosterbeek wordt georganiseerd om deze veldslag te herdenken: op de eerste zaterdag in september. Vandaag, op 26 september, herdenken we het einde van de Slag om Arnhem: in de vroege ochtend van die dag konden de laatste geallieerde militairen vanuit Oosterbeek vanaf de rechteroever van de Neder-Rijn naar de overkant worden gebracht… Vandaag is ook het moment om de Airborne-vlag neer te halen, de vlag met het embleem van de First Airborne Division, de Griekse held Belerophon, gezeten op het gevleugelde mythische paard Pegasus, die ik vanaf 1 september voor het raam van mijn serre in Arnhem had hangen…
Oosterbeek als kunstenaarsdorp
In de 9e eeuw is er voor het eerst sprake van de nederzetting Oosterbeek, dat toen nog Ostbac heette. Deze naam zou ontleend zijn aan de beek die vroeger door het Zweiersdal van noord naar zuid stroomde en die nu de Zuiderbeek heet. Deze beek stroomt langs het Oude Kerkje in het benedendorp naar de Neder-Rijn. Dit kerkje is in de 10e eeuw gebouwd en staat nog steeds, zij het in een wat andere vorm, op dezelfde plek.
Oosterbeek werd pas echt bekend doordat Nederlandse kunstschilders in het midden van de 19e eeuw het buiten-schilderen ontdekten – en daarbij dit dorp en zijn omgeving uitkozen. Deze kunstschilders volgden hierin de Franse landschapsschilders die tot de School van Barbizon behoorden. Deze kunstenaarskolonie, die actief was in de periode 1830 tot 1870, werkte in de omgeving van het Franse plaatsje Barbizon bij Fontainebleau, dat ongeveer 65 kilometer ten zuidoosten van Parijs ligt. Uitgangspunt was het schilderen van landschappen, zoals ze in het echt waren, als reactie op de romantiek: de schilders werkten in de vrije natuur en besteedden veel aandacht aan het gebruik van kleuren die een bepaalde stemming aangaven. De schilders werden beïnvloed door schilders als de Engelsman John Constable (1776–1837) en 17e-eeuwse landschapschilders, zoals Jacob van Ruisdael (1628/1629–1682) en Meindert Hobbema (1638–1709). Een van de buitenlandse kunstenaars die regelmatig in Babrizon verbleef was Willem Roelofs (1822–1897), die eenmaal terug in Nederland, voorloper werd van de Haagse School. Deze stroming leidde op haar beurt tot de Oosterbeekse School, die daarom ook wel wordt aangeduid als de Hollandse Barbizon. Vertegenwoordigers van deze kunststroming zijn o.a. Willem Maris(1844–1910) en zijn oudere broer Matthijs Maris (1839–1917), Anton Mauve (1838–1888) en Paul Joseph Constantin Gabriël (1828–1903). De kunstschilder Hendrik Willem Mesdag (1831–1915) bracht hier de zomer van 1866 door en werkte er samen met de wat oudere kunstenaar Johannes Warnardus Bilders (1811–1890), die de nu nog gebruikte aanduidingen voor bomen in de buurt van Wolfheze heeft bedacht: de “Wodanseiken” en de “Duizendjarige Den” (die helaas in 2006 is omgevallen…). Later werkte er ook Antoon Markus (1870-1955), die uit Arnhem afkomstig was. Velen van hen werden gesteund door de mecenas Johan Kneppelhout (1814–1885) die met zijn echtgenote eigenaar was van het Landgoed De Hemels(ch)e Berg en die veel voor het culturele leven in Oosterbeek heeft betekend. Ook schrijvers en dichters, kwamen vaak in Oosterbeek, zoals Jacob van Lennep (1802–1868), die er stierf en begraven ligt. Oosterbeek was tot ver in de 20e eeuw een welvarend dorp met een groot aantal kapitale villa’s en huizen.
De Slag om Arnhem in een notendop
Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Oosterbeek werd bezet door de Duitsers. De Geallieerden waren met hun spectaculaire landingen op de Normandische kust op D-Day, 6 juni 1944, aanvankelijk erg succesvol en hun opmars bracht hen eind augustus al in Parijs. Toen stuitten ze op steeds meer tegenstand: het streven om voor de winter Berlijn te veroveren leek niet langer haalbaar. Om het einde van de oorlog te bespoedigen bedacht de Britse Veldmaarschalk Bernard Montgomery (1889–1976) een gewaagd plan: de “Operation Market Garden“. Dit plan hield in dat luchtlandingstroepen (de “Market“) in gebieden rond Eindhoven, Nijmegen en Arnhem zouden landen om uiteindelijk de Rijnbrug in Arnhem in te nemen en grondlegers (de “Garden“) vanuit het zuiden in die gebieden zouden oprukken, eveneens naar de burg. Vandaar zou het grondgebied van Nazi-Duitsland worden veroverd tot aan Berlijn. Het plan van de Market betekende voor de omgeving van Arnhem en Ede dat op 17 september 1944 er luchtlandingen plaatsvonden, die in eerste instantie de Duitsers volledig overrompelden. Bij deze nog nooit eerder op deze schaal vertoonde luchtlandingen bleken er toch nogal wat problemen op te treden… Het Nederlandse verzet ter plaatse had de Geallieerden gewaarschuwd voor de aanwezigheid van een elitekorps van de Duitse SS in het gebied: bij de opmars vanaf de landingsgebieden werden de Britten bij Wolfheze opgewacht door de SS. Ook bleken de landingsgebieden te ver van de Rijnbrug te liggen: 17 km vanaf de Ginkelse Heide bij Ede en 12 km vanaf de landingsgebieden in Heelsum en Wolfheze… Tijdens hun opmars naar de Brug kwamen de Britse para’s ook door Oosterbeek, waar ze aanvankelijk door de bevolking in grote vreugde werden ingehaald, maar waar later de meeste bataljons in heftige gevechten met de Duitsers belandden en de Rijnbrug niet konden bereiken. Alleen het op de heide van Renkum gelande Tweede Bataljon van de First Airborne Division onder commando van Luitenant-kolonel John Frost (1912–1993) zou de Brug in Arnhem bereiken, maar zou deze slechts tot 21 september in handen kunnen houden. De gevechten concentreerden zich vooral in Oosterbeek die grote verwoestingen met zich brachten. De huis-tot-huis-gevechten brachten de Oosterbeekse burgers en de Britse para’s dicht bij elkaar, wat na de bevrijding zou leiden tot een hechte vriendschapsband die zich tot nu toe doorzet van generatie op generatie. Erg ontroerend! De zo spectaculair begonnen luchtlandingen ontaardden in een veldslag op de grond die in feite nooit verwacht was: in de dagen na de landingen raakten de Britten – en later ook de Poolse para’s die in Driel aan de overzijde van de Rijn waren geland – steeds meer ingesloten in een hoefijzervormige enclave, de Perimeter, met een ontsnappingsmogelijkheid over de Rijn. Aanvankelijk lag het toenmalige Hotel Hartenstein (waar nu het Airborne-Museum is gevestigd) dat door de Divisiecommandant Generaal-majoor Roy Urquhart (1901–1988) als hoofdkwartier werd ingericht in het midden van deze Perimeter, maar de grens verschoof steeds verder naar het zuiden… Tegen 24 september werd de situatie onhoudbaar vanwege gebrek aan munitie, eten en andere supplies. Een evacuatie van de niet-gewonde Britten en Polen werd voorbereid: in de nacht van 25 op 26 september slopen zij na een voettocht in het donker door de uiterwaarden vanaf het Oude Kerkje in Oosterbeek naar de Rijn. Daar werden ze met kleine bootjes over de Rijn geëvacueerd. De Slag om Arnhem was ten einde en verloren. De Oosterbeekse en Arnhemse bevolking werd door de Duitse bezetter gedwongen om te evacueren… Het zou nog tot april 1945 duren voordat de Tweede Wereldoorlog in Europa afgelopen was en tot in de zomer van dat jaar voordat de burgerbevolking terug kon keren uit ballingschap.
Het bovenstaande is natuurlijk een zeer summier overzicht van de noodlottige gebeurtenissen die zijn voorafgegaan aan en zijn gevolgd op de dagen van 17 tot en met 26 september 1944. Ik heb geen pretenties, want over dit onderwerp zijn hele bibliotheken volgeschreven door mensen die zeer ter zake kundig zijn! Ook is er een prachtig museum dat aan de Slag om Arnhem is gewijd, dat beslist de moeite waard is om te bezoeken: het Airborne Museum in Oosterbeek, dat sinds 1976 gevestigd is in het gebouw dat destijds noodgedwongen het Hoofdkwartier werd van de First Airborne Division van de Britse parachutistenbrigade… Zelf ben ik jarenlang vrijwilliger geweest bij de voorloper van het huidige steunpunt van het museum bij de John-Frostbrug in Arnhem, Airborne at the Bridge. Dit informatiecentrum is zeker ook een bezoekje waard, al is het maar vanwege het indrukwekkende uitzicht op de John-Frostbrug! Zowel dit als het feit dat ik bijna mijn hele leven heb gewoond aan de rand van de oorspronkelijke landingsgebieden van een gedeelte van de First Airborne Division maken dat ik mij erg betrokken voel bij deze historische gebeurtenis. Dat was ook de reden dat ik dit jaar heb meegelopen met de Airborne-Wandeltocht en de afstand van 15 kilometer heb gekozen, want dat is de route die John Frost en zijn mannen in september 1944 ook hebben afgelegd. Daarom heb ik, samen met 32.000 andere wandelaars, aan deze wandeltocht deelgenomen, terwijl ik normaal gesproken alleen loop…
De Airborne-Wandeltocht door de omgeving van Oosterbeek
De start en de finish van alle afstanden van de Airborne-Wandeltocht zijn vlakbij het voormalige Hotel/hoofdkwartier “Hartenstein“. Daaromheen liggen een mooi en oud Engels landschapspark, het Park Hartenstein en een sportpark met dezelfde naam. In het Park Hartenstein zelf en in de directe omgeving ervan staan vele grotere en kleinere monumenten en gedenktekens ter herinnering aan de Slag om Arnhem. Deze liggen op de route van de Airborne-Wandeltocht of er vlakbij.
Ik koos bij de Airborne-Wandeltocht voor de afstand van 15 kilometer, omdat die route uit landschappelijk oogpunt erg mooi is, maar ook omdat dit traject ongeveer de route volgt die John Frost met zijn manschappen hebben gevolgd vanaf de landingsterreinen ten noorden van Heelsum-Renkum naar de Rijnbrug in Arnhem. En eerlijkheidshalve vind ik de afstand van 25 kilometer net iets te lang… Op de fraaie website van de Airborne-Wandeltocht staat per afstand het traject ingekleurd op de Google-kaart: de 15 kilometer is hier met blauw aangegeven – net als de pijlen tijdens de wandeling. Onderweg kwamen we langs allerlei highlights met betrekking tot de Slag om Arnhem. Omdat ik enkele van deze punten op eerdere momenten heb bezocht, zijn sommige foto’s uit het voorjaar, wat misschien wel een andere sfeer meebrengt, maar de “Airborne” is nu eenmaal van alle seizoenen en van alle tijden…
Start van de Airborne-Wandeltocht en over de Utrechtseweg
Op 2 september was het in de vroege ochtend nogal mistig, wat ik vond bijdragen aan de sfeer van herdenken. Omdat ik van plan was om niet al te laat te starten, liep ik naar het busstation van Arnhem, waar ik kon aansluiten bij een lange rij wandelaars die stonden te wachten bij een eveneens lange rij bussen die allemaal naar Oosterbeek zouden vertrekken. Ik had ook de trein kunnen nemen: voor deze gelegenheid stopten ook alle intercity’s op het kleine stationnetje van Oosterbeek. De hoofdweg door het dorp was deze dag afgesloten voor het verkeer en dus ook voor het openbaar vervoer: het was nu gereserveerd voor de wandelaars! Dat betekende evenwel dat de bus zich in Oosterbeek door smalle straatjes in het “bovendorp” (het gedeelte ten noorden van de Utrechtseweg) moest wringen om ons een beetje in de buurt van de start bij “Hartenstein” af te zetten. De wandeling naar de start was alvast een warming-up! In grote drommen kwamen we het grote feestterrein op – er hing een verwachtingsvolle, gezellige sfeer.
Op het grote grasveld bij de atletiekbaan waren vele tenten en podia opgesteld: niet alleen de tenten waar de wandelaars zich nog konden inschrijven (en na afloop hun medailles en “wings” konden afhalen), maar ook kraampjes met Airborne-memorabilia en koffie. Bij één van de kraampjes was een groot bord opgehangen dat alcohol pas na 12.00 uur werd geschonken! Ik nam een kop koffie (en een pakje stroopwafels voor onderweg) en maakte hier en daar een praatje met een paar mensen die ik nog van vroeger en uit mijn “Airborne-tijd” kende. Gezellig!
Tegen een uur of 10 voegde ik mij bij de stoet van individuele wandelaars die geduldig bij de start stonden, waar vele vrijwilligers van de Wandeltocht de streepjescode van ieders startbewijs scanden. Al wachtend zag ik een mooie, strakke ereboog van wit metaal die voor deze gelegenheid was bevestigd aan een van de toegangspoorten tot het sportpark. Het symbool van de Eerste Britse Luchtlandingstroepen, de First Airborne Division, de Griekse mythologische held Bellerophon op het gevleugelde paard Pegasus, was in goud geplaatst boven de vermanende woorden “… opdat wij niet vergeten!“. De Pegasus werd geflankeerd door de vlaggen van Engeland en Polen. Het is mooi om te merken dat sinds het begin van de 20e eeuw ook de Polen de plek in de geschiedenis hebben kunnen krijgen, die zij verdienen. Vele Polen zijn in de Tweede Wereldoorlog hun land ontvlucht toen Nazi-Duitsland hun vaderland binnenviel. Zij gingen eerst naar Frankrijk, en toen dat land ook bezet werd door de Duitsers gingen ze naar Engeland. Daar werd in 1941 een parachutistenbrigade opgericht, de Eerste Onafhankelijke Parachutistenbrigade, onder bevel van Generaal-majoor Stanislav Sosabowski (1892–1967), die ingezet zou worden bij de bevrijding van Warschau, van Polen. De Poolse para’s moesten echter eerst deelnemen aan de Operation Market Garden… Door mist en andere oorzaken landden zij pas op 21 september 1944 en ook nog aan de linkeroever van de Neder-Rijn bij Driel. Lange tijd hebben vooral de Britten de Polen de schuld van het mislukken van de operatie in de schoenen geschoven, maar dat is nu herzien: in 2006 ontving de opvolger van de 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade de Nederlandse Militaire Willemsorde en Generaal-majoor Sosabowski postuum de Bronzen Leeuw. In het Airborne-Museum, maar zeker in Driel wordt veel aandacht besteed aan de inzet van de Polen.
Na het verlaten van het Park Hartenstein kwamen de wandelaars uit op de Utrechtseweg. Daar kwam ook het “Airborne-Monument” in zicht. Dit gedenkteken dat ten noorden van de weg staat wordt ook vaak eenvoudigweg “De Naald” genoemd en is vlak na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen als eerbetoon aan de Geallieerde militairen die in de Slag om Arnhem gevochten hebben. Het geld is in gebracht door de Oosterbeekse bevolking. Het is een gemetselde zuil met aan de voet vier beeldengroepen in natuursteen die betrekking hebben op de aspecten van de Slag: de oostkant stelt de landing van de geallieerde troepen voor, de zuidkant de hulp van de Oosterbeekse vrouwen aan de gewonden, de westkant de medewerking van het verzet aan de Airbornes en de noordkant de laatste weerstand. De architect is H.W. Wesselink en de beeldhouwer is Jac Maris (1900–1996). Een korte video geeft weer hoe Jac Maris en twee assistenten aan de top van De Naald werken – in de tuin van zijn atelier, want de ruimte binnen was te klein voor dit 5 meter hoge werk! De top is van zandsteen en bestaat uit een gezeten figuur die de Vrede voorstelt met een duif in de hand die wordt geflankeerd door vier andere figuren, burgers en militairen. Op 25 september 1945 heeft generaal-majoor R.E. Urquhart (commandant van de First Airborne Division) de eerste steen gelegd. Op 17 september 1946 is het monument onthuld door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. Ruim 900 Engelse “Airbornes” waren met hun familie bij de plechtigheid aanwezig. Op 17 september 1947 werd de eerste “echte” herdenkingsplechtigheid gehouden – een traditie die tot nu toe in ere wordt voortgezet. Het monument staat op de lijst van Nationale Monumenten en het is ook een gemeentelijk monument.
Tegenover De Naald ligt een gebouw dat in 1865 is gebouwd: het voormalige hotel Hartenstein dat in de septemberdagen van 1944 het hoofdkwartier van de Engelse Luchtlandingstroepen was. Daarin is sinds 1978 het Airborne-Museum gevestigd, een museum dat is gewijd aan de Slag om Arnhem. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan de geallieerde kant van de Slag, aan de Britse en Poolse kant, maar ook aan de Duitse kant. De burgers komen eveneens aan het woord. In het begin van deze eeuw is het museum uitgebreid met een ondergrondse ruimte, de “Airborne Experience“, waar de bezoeker a.h.w. stap voor stap op indringende wijze door de gebeurtenissen van de Slag wordt geleid. Natuurlijk is het Airborne Museum een oorlogsmuseum, maar er is zeker ook heel veel aandacht voor het belang van vrijheid: “… opdat wij niet vergeten“.
Op het moment dat we langs het Airborne Museum liepen werd er omgeroepen dat in de zwarte taxi’s die wij het voorterrein van het museum zagen oprijden nog vijf Arnhem-veteranen zaten: het is inmiddels traditie dat een Engelse liefdadigheidsorganisatie (Taxi Charity for Military Veterans) het veteranen mogelijk maakt om vanuit Londen de oversteek te maken naar Arnhem en omgeving om de herdenkingen rond de Slag om Arnhem bij te wonen. Iedereen klapte vol bewondering!
We waren nog te vroeg voor het defilé dat bij het passeren van het Museum wordt afgenomen door o.a. de Burgemeester van de Gemeente Renkum. De voet van het baldakijn was mooi ingelegd met bloemen in rood en wit. Er stond op “Battle of the White House 1944“. Hiermee wordt verwezen naar de veldslag die de Britten bij hun doortocht vanaf de landingsgebieden bij Wolfheze hebben geleverd met de Duitsers net ten zuiden van de spoorlijn bij het toenmalige Hotel Dreyeroord, dat gebouwd was in de vorm van een Zwitsers chalet. De bevelhebber van de 4e Parachutistenbrigade koos het hotel als tijdelijk hoofdkwartier, maar de Britten konden rond 21 september het gebied niet langer verdedigen en trokken zich naar het zuiden terug. Iets meer naar het oosten staat een groot (6 meter hoog) bronzen beeld van de Renkumse beeldhouwer Jits Bakker (1937–2014): “We will meet again“. Het symboliseert een landende parachutist die door het uitzinnige volk wordt opgevangen als bevrijder. Het eeuwige contrast tussen vrijheid en onderdrukking is de essentie van het werk.
Er staan ook meer beelden en gedenktekens aan de zuidzijde van het Airborne Museum. Ook hier staan beelden van Jits Bakker, o.a. The Parachutist (1988) . Het RAF-Monument werd op 15 september 2006 onthuld ter nagedachtenis aan de 241 soldaten van de Royal Air Force die sneuvelden tijdens de Slag om Arnhem. Het stelt een bronzen adelaar voor op een zwart granieten sokkel. In gouden letters is een tekst uit Johannes 15:13 weergegeven:
“Greater love hath no man than this, that a man lay down his life for his friends.“
Het is opgedragen aan
“the memory of the Royal Air Force, Commonwealth and United States Aircrew who died on Operation Market Garden, September 1944. In Memoria Aeterna“.
De ontzetting was groot toen begin dit jaar bekend werd dat beide bronzen beelden waren gestolen: ze waren van hun sokkels gebrand! Geen van de beelden is tot nu toe teruggevonden. Inmiddels is er wel een nieuw afgietsel van het beeld door Jits Bakker weer teruggeplaatst…
Na de open ruimte rond het Museum en De Naald vervolgden wij onze tocht, naar het oosten, over de hoofdweg, de Utrechtseweg – we waren allemaal nog in afwachting van wat ons verder te wachten stond. Deze brede straat wordt gekenmerkt door een mengelmoes van bouwstijlen – o.a. beïnvloed door de wederopbouw na 1945… Er stonden nog woonhuizen uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw, maar op de kruising met de Stationsweg, waar destijds ook heftig gevochten werd, wordt de impact van de verwoestingen wel zichtbaar… Voor een van de grote villa’s waarin destijds een hotel was gevestigd – Oosterbeek was een populaire vakantiebestemming – stond een groot informatiebord met een zwart-witfoto van hoe de situatie in september 1944 was. Nu is het gebouw allang weer gerestaureerd en in gebruik als kantoorpand – met behoud van historische waarde.
St. Bernulphuskerk en de Kruiswegstaties van Jan Toorop
Een volgend gebouw aan de Utrechtseweg is de St. Bernulphuskerk, een rooms-katholieke kerk uit 1884–1885, die evenmin ongeschonden uit de septembermaand 1944 is gekomen. De kerk is ontworpen door de bekende kerkarchitect Alfred Tepe (1840–1920). De grote verbouwing in 1922 werd verzorgd door Wolter ter Riele (1867–1937). Het uit baksteen opgetrokken gebouw oogt door het ontbreken van een echte torenspits een beetje gedrongen, maar daarover later meer! Op het verhoogde voorplein van de kerk staat een van de vele Heilig-Hartbeelden (Christusbeeld) van de hand van de Wageningse beeldhouwer August Falise (1875–1936). Het is in 1931 geplaatst. Het is een kopie van het beeld dat in het Brabantse Dreumel staat. Het bronzen beeld staat op een gemetselde sokkel van baksteen, waarop het veelkleurige mozaïek is bevestigd (een recente kopie van het nog bestaande origineel) met de woorden “Oosterbeek aan Christus – 1931” en het Christusmonogram. Het beeld is erkend als rijksmonument, onder meer omdat het geldt “als gaaf bewaard gebleven voorbeeld van in de katholieke traditie staande beeldhouwkunst uit het interbellum van de hand van de bekende katholieke Wageningse beeldhouwer A. Falise binnen wiens oeuvre de sculptuur een belangrijke plaats inneemt. Het beeld vormt een van de weinige in brons uitgevoerde H. Hartbeelden van zijn hand.” Het beeld werd onthuld ter gelegenheid van het 12½ jarige ambtsjubileum van de toenmalige pastoor. Het beeld is relatief ongeschonden door de Slag om Arnhem gekomen: er schijnen slechts twee kogelgaten in te zitten – zij zijn niet weggewerkt!
Op een plaquette aan de buitenzijde van de kerk is te zien hoe de kerk (en dan vooral de toren) er oorspronkelijk heeft uitgezien: met een scherpe torenspits! De foto van na 1944 spreekt boekdelen: van de ranke spits is niet veel meer over… Bij de restauratie heeft men uit kostenoverwegingen besloten de kerk te voorzien van een afgestompte toren: van de vierde geleding zijn de buitenste blinde vensters opengebroken en tot luivensters omgebouwd. De klok heeft een plaatsje gekregen tussen de twee nieuwe luivensters. De toren is nu gereduceerd tot een torenvoet.
Op een andere plaquette aan de buitenzijde van de kerk is te zien welke aanpassingen er in de loop van de 150 jaar hebben plaatsgevonden. De oorspronkelijke opzet wordt aangegeven in wit. De grootste verbouwing is geweest in 1922, toen het koor naar achteren werd verplaatst en een groot transept (een dwarsbeuk) werd toegevoegd. Hierdoor krijgt de kerk het uiterlijk van een kruiskerk. Deze toevoeging is goed zichtbaar op de plattegrond – zij is aangegeven in rood. In 1965 zijn o.a. zijingangen en een nieuwe kapel toegevoegd (aangegeven in blauw).
In het voorportaal van de kerk hangt, ingelijst tegen een zwarte achtergrond, een grote schijf van goudbruin hout: het is afkomstig van een monumentale Paardenkastanje die tot begin maart 2015 vóór de kerk had gestaan en die, zoals het begeleidende krantenartikel vermeldde, gekapt moest worden vanwege een ernstige aantasting van de bast op de stam en takken met de voor de boom fatale “Kastanjebloedingsziekte“. Er zou later in dat jaar een nieuwe boom daarvoor terugkomen. Bijna vertederend is de bijgevoegde kastanjebolster…
De naamgever van deze kerk is Bernulphus, die ook wel Bernold wordt genoemd. Hij was bisschop van Utrecht van 1027 tot 1054, waar hij stierf. Als rijksbisschop stond hij in dienst van de Duitse koningen en keizers, die op hun beurt het bisdom Utrecht met vele privileges en goederen begunstigden. Onder Bernulphus kende het wereldlijk gezag van de Utrechtse bisschop zijn grootste omvang. Hij wordt als heilige vereerd en is de patroonheilige van Oosterbeek. Een van de legendes is dat hij een geboren en getogen Oosterbeker zou zijn. In het voorportaal van de kerk wordt de legende van de Heilige Bernulphus verteld, over de tijd voorafgaande aan zijn benoeming tot bisschop in Utrecht. Hij was priester in Oosterbeek, dat door de geboorte van de latere Keizer Hendrik III bekendheid kreeg. De vader, Keizer Koenraad, was op doortocht van Aken of Keulen naar Utrecht om daar geschillen te beslechten die ontstaan waren rond de invulling van de vacante positie van bisschop. Ditmaal werd hij vergezeld van zijn hoogzwangere echtgenote. Toen de geboorte van het kind zich aankondigde, werd besloten dat de keizerin in Oosterbeek zou achterblijven bij de priester Bernulphus. Toen het kind geboren was, spoedde de priester zich naar Utrecht om het blijde nieuws aan de keizer te melden. Deze was hierover dermate verheugd dat hij de vacante bisschopszetel aan Bernulphus aanbood! Wel een mooi verhaal, maar of echt het huidige Oosterbeek (destijds aangeduid met “Osterbeck“) bedoeld wordt is niet duidelijk: in Duitsland zijn ook verschillende plaatsen die zo heten of geheten hebben…
Eveneens in het voorportaal, in de Mariakapel, hangt een kleurrijk glas-in-loodraam uit 1958, “Ichtus“, van de Nederlandse glazenier Gunhild Kristensen (1919-2002), die vanaf 1987 tot aan haar overlijden in Oosterbeek heeft gewoond. Het raam was oorspronkelijk bedoeld voor de Koningin Wilhelmina Kweekschool in Rotterdam. In dit gecompliceerde lijnenspel van het groen van de waterplanten en het blauw van het water vormen de felrode vissen een duidelijk en fraai contrast. In de kerk zelf zijn de oorspronkelijke glas-in-loodramen tijdens de oorlog onherstelbaar verwoest – de huidige ramen zijn dus veel “opener” en laten ook veel meer licht door!
Ook mooi in contrast, maar dan veel subtieler van kleur en vorm zijn de vloertegels in de kerk. Weer veel uitbundiger is het hoogaltaar uit 1889: met warme kleuren en veel gouden details. Het is ontworpen door de uit Keulen afkomstige Duitse beeldhouwer Friedrich Wilhelm Mengelberg (1837-1919), de vader van de dirigent Willem Mengelberg 1871-1951).
Het gehele kerkinterieur is heel licht van kleur: de met oker geaccentueerde kruisribben in het gewelf versterken de hoogte. Door de ramen valt het licht mooi op de Kruiswegstaties van Jan Toroop die in 1919 zijn onthuld.
Een belangrijke kunstschat in de St. Bernulphuskerk wordt gevormd door de Kruiswegstaties van Jan Toorop (1858-1928). Deze kunstenaar werd in het toenmalige Nederlands-Indië, op Midden-Java, geboren. Hij had een donkere huiskleur en maakte er geen geheim van dat hij van gemengde afkomst was (een “Indo”). Hij groeide op in de nabijheid van het oerwoud en raakte onder de indruk van deze wilde en geheimzinnige omgeving. Ook de indrukken van het schaduwspel van wajangpoppen prikkelden zijn fantasie en bracht hem tot het toepassen van bewegende lijnen in zijn latere symbolische werken. Hij vermengde in zijn symboliek invloeden van het westen met die van het oosten. Ook al voelde hij zich overal in de wereld thuis, hij bleef zijn Indische roots trouw. Zijn stijl ontwikkelde zich van impressionisme via het pointillisme naar het symbolistisch schilderen. Hij was een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars rond de vorige eeuwwisseling. De Art Nouveau wordt vaak met hem geassocieerd. Hij was ook portrettekenaar en ontwerper van keramiek, reclameaffiches en boekbanden. In de laatste twintig jaar van zijn leven was hij sterk rooms-katholiek geïnspireerd. Zijn connecties met Oosterbeek kwamen voort uit een kunstenaarsvriendschap met een dichteres die in het dorp woonde en die hij regelmatig bezocht. Dat zal ook verklaren waarom hij in februari 1916 gehoor gaf aan het verzoek van de toenmalige pastoor van de St. Bernulphuskerk om kruiswegstatiën voor de kerk te vervaardigen. De veertien panelen met de staties werden in mei 1919 in bijzijn van Jan Toorop ingewijd.
Ze hangen nu nog steeds in de kerk, die vrij toegankelijk is. Van de 14 staties vind ik er vier bijzonder aansprekend door de centrale positie die de Christusfiguur inneemt met zijn doordringende, waardige blik, die zich steeds meer naar binnen keert, totdat Hij sterft aan het kruis…. Het zijn de Eerste Statie (“Jezus wordt ter dood veroordeeld“), de Vierde Statie (“Jezus ontmoet zijn bedroefde moeder), de Tiende Statie (“Jezus wordt van zijn klederen beroofd“) en de Twaalfde Statie (“Jezus sterft aan het kruis“).
De Wandeltocht komt langs de Airborne-Begraafplaats
De de dag van de Wandeltocht was de kerk ook open, maar voor een nieuw bezoek was geen tijd dan wel gelegenheid: de wandelkaravaan trok verder naar het oosten. In de buurt van de Schelmseweg gingen we door smalle straten naar de brug over de spoorlijn en kwamen, links afslaand, in de buurt van de Airborne-Begraafplaats. Er hingen borden met het verzoek om stil te zijn bij het passeren van de begraafplaatsen (er ligt ook de “burgerbegraafplaats”, met enkele oorlogsgraven) en de uitnodiging om de Airborne-Begraafplaats te bezoeken en respect te tonen voor degenen die voor onze vrijheid zijn gesneuveld. Ook nu wandelde iedereen in een indrukwekkende stilte voort. Een intens moment.
De Airborne-Begraafplaats, die volgens de beheerder (de Commonwealth War Graves Commission, afgekort tot CWGC) officieel Arnhem Oosterbeek War Cemetery heet, is in 1945 ingericht aan de van Limburg Stirumweg aan de noordzijde van de spoorlijn Arnhem-Utrecht. De Staat der Nederlanden is eigenaar. Hier zijn de graven van de Geallieerde militairen (Landmacht, Marine en Luchtmacht) die in de periode vanaf 17 september 1944 tot in 1945 gesneuveld zijn. De meesten van hen zijn omgekomen bij de Slag om Arnhem. Er liggen ook 79 Poolse para’s begraven. De Britse legerleiding heeft er bewust voor gekozen om de gesneuvelden te begraven dicht bij de plek waar ze omgekomen zijn. De begraafplaats werd al snel na de Bevrijding aangelegd: in juni 1945 begon met het herbegraven van de gesneuvelden, die in veldgraven lagen, verspreid over de gehele gemeente. Na het herbegraven telde de begraafplaats 1730 graven die in de eerste jaren aangeduid werden met witte houten kruisen, die pas in 1952 vervangen werden door de huidige zerken van natuursteen. Nu liggen er inmiddels 1756 militairen begraven – er worden bij graafwerkzaamheden nog steeds veldgraven gevonden! Er is daarom nog hoop voor de nabestaanden van de nu nog ongeveer 100 vermiste militairen…
De begraafplaats in Oosterbeek is ingericht naar het ontwerp van de Britse architect P.D. Hepworth (1888 of 1890–1963), die het ontwerp van alle militaire begraafplaatsen van de Commonwealth heeft opgesteld.
Indrukwekkend zijn de twee herdenkingstekens op de Begraafplaats. Direct bij binnenkomst door de hoofdingang staat de “Stone of Remembrance”. Dit monument is een met opzet sober gehouden herdenkingsteken dat op een plateau van drie lagen steen rust. De steen zelf is 3,5 meter lang en 1,5 meter hoog. Dit gedenkteken is ontworpen door de Engelse tuinarchitect Edwin Lutyens (1869–1944). Het opschrift luidt THEIR NAME LIVETH FOR EVERMORE en is een citaat ontleend aan een Joods heilig boek. De volledige versregel luidt: “Their bodies are buried in peace; but their name liveth for evermore“. Het was door de Britse schrijver en dichter Rudyard Kipling (1865–1936) uitgekozen. Aan het andere einde van de centrale as op de Begraafplaats, aan de westzijde van de Begraafplaats, staat op een open plek in het gras, het herdenkingskruis met het bronzen zwaard, het Cross of Sacrifice. Dit Cross of Sacrifice is gemaakt van een weersbestendige witte kalksteen, Portlandsteen, die in het Graafschap Dorset in Zuidwest-Engeland wordt gedolven. Zo’n kruis is gewoonlijk tussen de 4 en 9 meter hoog en staat meestal als solitair beeld opgesteld. De ontwerper is Sir Reginald Blomfield (1856–1942), die na de Eerste Wereldoorlog vele militaire begraafplaatsen en monumenten van de toenmalige Imperial War Graves Commission heeft ontworpen (zoals de “Menenpoort” in het Belgische Ieper als herinnering aan Britse soldaten die in de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld, maar die niet teruggevonden of geïdentificeerd zijn) en ook het Cross of Sacrifice. De Stone en het Cross staan op begraafplaatsen met meer dan 40 resp. meer dan 1000 graven.
Rudyard Kipling heeft een grote invloed gehad op de cultus rond oorlogsmonumenten. Men vermoedt dat hij zo betrokken was, omdat hij zelf zijn enige zoon in The Great War heeft verloren… Zo heeft hij voorgesteld om als tekst op de steen bij het graf van een onbekende of niet-geïdentificeerde soldaat “Known unto God” te gebruiken. Dit zou afgeleid zijn van de Bijbeltekst uit Handelingen 15 vers 18: “Known unto God are all his works from the beginning of the world” (Aan God zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.). Ook de tekst “Lest we forget” is van zijn hand: dit komt uit zijn gedicht Recessional, waarin het op het eerste gezicht lijkt dat hij het 60-jarige jubileum van de troonbestijging van Koningin Victoria beschrijft. Er ligt echter ook een waarschuwing in besloten dat de Empire misschien niet het eeuwige leven heeft… Hier klinkt eveneens een Bijbeltekst door (Deuteronomium 4:9). De volledige strofes van Kipling’s gedicht zijn:
“Lord God of Hosts, be with us yet,
Lest we forget – lest we forget!”
Vanaf de start van de Wandeltocht zag ik dat mensen bossen bloemen bij zich hadden. Het werd mij later duidelijk, dat zij die gingen leggen bij de graven op de Airborne-Begraafplaats! Dat bloemenleggen is iets van het eerste uur van de Airborne-herdenkingen. Ook in 1946 en later toen er alleen nog maar houten kruisen bij de graven stonden, legden Oosterbeekse kinderen tijdens de herdenking op de Begraafplaats rond 17 september al bloemen. Dat is inmiddels een vast onderdeel van de rituelen tijdens de plechtigheden op de Begraafplaats. Sommige van de kinderen die tegenwoordig de bloemen leggen zijn de kleinkinderen van de oorspronkelijke bloemenleggertjes! Bij de ingang van de Begraafplaats hangt een plaquette die hieraan herinnert. Het opschrift luidt: “Flowers in the wind“. Verder staat er op de plaquette: “this Plaque is dedicated to the children of this region who grace this cemetery every year paying homage to men who gave their lives for liberation, Arnhem Veterans Club 1944“. Met het thema “bloemenmeisjes” hangt ook het beeld “Soldaat met bloemenmeisje” samen: het staat op het oostelijke puntje van het grote grasveld bij De Naald. Het beeld van de soldaat, die symbool staat voor de strijd, de Slag om Arnhem. Hij gaat hand in hand met het meisje dat een zonnebloem bij zich heeft – zij staat voor bevrijding en vrede. Het is gemaakt door de Oosterbeekse beeldhouwster Fransje Povel-Speleers en is onthuld bij de 65e Airborne-Wandeltocht in 2011.
De route van de Airborne-Wandeltocht loopt niet langs een monument dat iets ten noorden van de Airborne-Begraafplaats staat. Dit monument, het Air Despatch Memorial, is gewijd is aan de Britse piloten en Air Despatchers, die tijdens de Slag om Arnhem moesten zorgen voor de bevoorrading van de troepen vanuit de lucht en die daarbij gesneuveld zijn. Het eigenlijke gedenkteken staat op een gemetselde bakstenen sokkel en bestaat uit een lichtkleurige natuursteen, waarin een parachute is uitgehouwen waaronder een bevoorradingsmand hangt. Een bronzen miniatuur Dakota is voor de parachutelijnen bevestigd. Aan weerszijden van de parachute zijn de insignes van de Royal Army Service Corps en de Airborne Forces gegraveerd. Er zijn ook twee zijvleugels van hetzelfde natuursteen met bronzen plaquettes waarop de namen van de 79 gesneuvelde militairen vermeld staan. De bronzen plaquette onderaan het middenpaneel vermeldt dat dit monument is opgericht door hun “comrades and air despatchers past and present” en tot stand is gekomen door de gulle medewering van de burgemeester en wethouders van de Gemeente Renkum en Oosterbeekse burgers. Het monument is ingehuldigd tijdens de 50-jarige herdenking van de Slag om Arnhem in 1994. Elk jaar wordt ook hier een herdenkingsplechtigheid gehouden. Deze plek heeft iets bijzonders: het monument staat op een natuurlijke verhoging in het landschap. Er is een mooi uitzicht over grote akkers op lanen met oude eiken, die in het afgelopen voorjaar al hun frisgroene blad hadden.
Tijdens de wandeltocht ben ik niet de Begraafplaats opgelopen, maar ik zag wel dat vele anderen dat wel deden. Ik ben er regelmatig geweest en iedere keer valt mij weer op hoe jong deze mannen waren en waar ze vandaan kwamen: zoals de para’s uit Nieuw-Zeeland, die niet ouder zijn geworden dan 21 jaar en nu al zolang hier in de Oosterbeekse aarde liggen – letterlijk aan de andere kant van de wereld – of ook de jonge Joodse militairen, die in en om Oosterbeek zijn gesneuveld in hun strijd om de vrede. Op die grafzerken liggen vaak kleine steentjes als symbool dat zij nog “gezien” worden…
Na het passeren van de Airborne-Begraafplaats liepen we in de richting van het treinstation Oosterbeek. Langs de weg stonden panelen met nadere informatie over de Slag om Arnhem: o.a. over de Poolse bijdrage aan de Slag, over het feit dat slechts 2.400 militairen erin slaagden om na de verloren Slag de Rijn over te steken naar bevrijd gebied, dat rond de 1.900 Geallieerde militairen gesneuveld zijn, dat er op 234 graven “Known Unto God” staat, wat betekent dat zij niet geïdentificeerd zijn, dat er ook 1.800 Duitsers zijn gesneuveld, die op de Duitse Begraafplaats in het Noord-Limburgse Ysselsteyn zijn begraven. Het laatste paneel heeft een krachtige boodschap: “Voor vrede en veiligheid houden we de herinnering levend” met een mooie foto van het parachutespringen op de Ginkelse Heide.
Langs de spoorlijn en door de Bilderbergbossen
De wandelaars moesten op de hoek bij het treinstation Oosterbeek de spoorlijn oversteken via de Dreyensebrug. Er stond een eettentje met een wel heel originele barbecue: de grill bevond zich onder de motorkap van een (doorgezaagde) Jeep. Daar lagen worstjes en andere vleesproducten te knapperen en te geuren! De jongeman van BBQBoss wilde erg graag op de foto! Ik vond het nog een beetje vroeg voor zulk eten: ik had mijzelf voor de start op het sportterrein “Hartenstein” op een bekertje koffie getrakteerd en had twee stroopwafels voor later in de rugzak gestopt!
We liepen vervolgens naar het westen over de Nico Bovenweg aan de zuidzijde van de spoorlijn: weer een lange stoet van wandelaars die toch wel wat in zichzelf gekeerd waren na het passeren van de Airborne-Begraafplaats.
Boven het geluid van onze voetstappen en de gedempte stemmen uit klonk er opeens muziek, naar het leek van een wat ontstemde doedelzak, maar het bleek een oosterse blaasinstrument te zijn dat begeleid werd door een trommel. Sinds kort is in een wooncomplex aan de Nico Bovenweg een asielzoekerscentrum ingericht. De muziek werd gemaakt door bewoners. Er werden ook hapjes uitgedeeld, maar ik liep net aan de verkeerde kant van de weg… Een groot, kleurig spandoek was tussen twee bomen opgehangen met de toepasselijke tekst: “We all walk together“. We passeerden grote oude bomen die gedeeltelijk al wat herfstkleuren hadden, maar ook een prachtige nog groene Trompetboom (Catalpa) die al wel behangen was met vele bruinige zaadpeulen. Een andere blikvanger waren de kleine Bonte Benheimer varkens die in een omheind stuk tussen het spoortalud en de weg liepen. Het oorspronkelijke plan was dat zij de gevreesde, sterk woekerende exoot, de Japanse Duizendknoop (Fallopia japonica), zouden bestrijden: door het opeten van de bovengrondse delen en het voortdurend omwoelen van de grond zouden de planten verdwijnen: ook de voortwoekerende wortelstokken worden op deze manier verwijderd. Het experiment is in 2016 gestart; het is zelfs een nieuwsitem geweest bij de NOS (20 oktober 2020). De varkens trokken zich niets aan van de langstrekkende mensenmenigte en gingen onvermoeibaar door met wroeten en scharrelen in de grote modderplassen die na de regen van de nacht ervoor waren ontstaan…
Niet lang daarna ging de Nico Bovenweg over in de Bilderbergweg en bogen we af met de verharde weg mee naar het zuiden, steeds nog door de bossen. In deze bossen is destijds hevig gevochten – wat zal het moeilijk zijn geweest voor de strijdende partijen om zich hier te oriënteren… Tussen de bossen lag ook een open heideveld, dat mooi paars bloeide.
Bij een kruising met een brede onverharde weg, de Zonneheuvelweg, was een consumptietentje ingericht door een van lokale Scoutingverenigingen – er stond een grote bak voor lege (statiegeld-)flesjes met de aanmoediging om de flesjes achter te laten (voor het goede doel): dan hoefden we ze niet mee te sjouwen tot het einde, want we waren hier op de helft van de tocht. Goed om te weten!
Na nog meer bos en nog een ander heideveld kwamen we uit bij het punt waar onze 15-kilometer-route weer samenkwam met de 10-kilometer-route. Vanaf hier liep het zandpad steil helling-af naar de doorgaande weg van Renkum naar Oosterbeek, de Utrechtseweg. Dit zandpad is breed en omzoomd met een paar jaar geleden ingeplante en nu nog jonge boompjes. Onderaan de helling is een zgn. wadi aangelegd als opvangbekken voor het water dat van de helling stroomt. De keuze voor moerascipressen als beplanting langs de oevers is duidelijk de goede geweest: ze staan er mooi bij!
In de Bilderbergbossen groeiden hier en daar indrukwekkende Grote sponszwammen (Sparassis crispa) op de zaagvlakken van vooral grove dennen. Deze op sponzen lijkende paddenstoelen schijnen eetbaar te zijn. De toevoeging “crispa” aan de Latijnse naam heeft betrekking op het bros-worden van de zwam bij het drogen.
Toen we bij de Utrechtseweg aankwamen werden we bij het oversteken van de weg begeleid door verkeersregelaars. Dat werkte goed – later zou ik horen dat sommige mountainbikers het nodig hadden gevonden om verkeersregelaars langs de routes onheus te bejegenen… Nou ja: ga toch (ergens anders!) fietsen… Op de wegwijzer voor het fietsverkeer stond dat het 2 kilometer naar Oosterbeek was, maar we liepen verder over een oude klinkerweg door de Cardanusbossen in de richting van Doorwerth.
Af en toe hadden we mooie doorkijkjes op ruime akkers en ook op heel oude beukenbomen, waarvan de knoestige stam rijk met mos waren begroeid. Deze weg heet de Italiaanseweg en is 1848 aangelegd door een van de vorige eigenaren van Kasteel Doorwerth, Baron van Brakell: op deze manier konden zijzelf en hun gasten vanaf Station Wolfheze gemakkelijk en over een fraaie weg naar het kasteel komen. De kronkelende en verder zuidelijk zelfs met twee haarspeldbochten aangelegde weg over de stuwwal is geïnspireerd op de wegen in Italië, waar de kasteelheer op zijn vele buitenlandse reizen was geweest… Anno 2023 liepen we daar tijdens de herdenkingstocht voor de Slag om Arnhem – in vrede: dat is zoveel waard! Onderaan het noordelijke gedeelte van de Italiaanseweg kwamen we bij het Van der Molenplein met een oorlogsmonument dat niet alleen voor vier militairen uit Doorwerth-Heveadorp die tijdens de Tweede Wereldoorlog en één tijdens de strijd in voormalig Nederlands-Indië zijn gevallen, maar ook voor enkele burgers. Het is een sober monument van gemetselde baksteen met een kruis erop, dat symbool staat voor zowel het christelijke geloof als voor het offer dat de slachtoffers brachten voor de vrijheid. Het werd op 8 augustus 1950 onthuld. De architect van dit monument heeft ook het Airborne-Monument in Oosterbeek ontworpen: Ir. H.W. Wesselink. Op de zwarte natuurstenen plaquette aan de voorkant staan onder het opschrift “Den Vaderlant Ghetrouwe” de namen van de vijf militairen. De namen van de zes burgers, waaronder de drie die in concentratiekampen zijn omgekomen, staan op de plaquette aan de andere kant, met het opschrift “‘U Dienaer t’Allerstont“. Even een innerlijk rustmoment tijdens deze tocht, die ongetwijfeld voor velen als tot nadenken stemmend werd ervaren.
Het Duno-Plateau
De tocht ging verder over de Italiaanseweg in de richting van het Landgoed Duno. Onderweg was er een fotomoment – op grond van het later bekeken kiekje moet ik constateren dat ik mijn plek toch eerder áchter het fototoestel zie dan ervóór…!
De route kwam ook langs de “Dunobrug”, een eigenlijk zinloos bouwsel uit het begin van de 20e eeuw, die ik ook al eens gezien had tijdens mijn tocht langs het Romeinse Limespad, Etappe 13, van Heveadorp naar Wageningen, deel 1, van alweer bijna anderhalf jaar geleden. Bij deze folly (wat “gekkigheid” bekent) werd aandacht gevraagd voor een landschapskunstwerk voor één dag, getiteld “Folly Lemniscaat“. De naam is ontleend aan het wiskundige symbool “∞”, dat staat voor oneindigheid. Rond de brug die, zoals het pamfletje dat we uitgereikt kregen vermeldt, “van niks naar nergens” gaat, is in rood een brede wandelstrook aangelegd in de vorm van een lemniscaat. Hiermee wordt door de kunstenaar Chris Adriaan de uitzichtloosheid en oneindigheid van oorlog verbeeld. In het binnenste gedeelte van het symbool liggen 1756 tegeltjes, eentje voor iedere gesneuvelde geallieerde soldaat die op de Airborne Begraafplaats ligt. De bedoeling was dat de wandelaars allemaal over dat oneindigheidssymbool zouden lopen en niet alleen de verloren Slag van september 1944 en de daaropvolgende hongerwinter zouden gedenken, maar ook de mensen die op dit moment in oorlog leven. Dat deed bijna niemand, want we zaten allemaal goed in ons wandelritme. Wel had het pamflet de vorm van zo’n tegeltje, met als aardigheid dat het een “groeipapier” was met op de achterkant wortelzaad. Op deze manier zouden deze tegeltjes zich door het land verspreiden, ontkiemen, groeien “en de mensen nogmaals laten gedenken tijdens het eten van de oogst“. Toch wel een mooie achterliggende gedachte!
De meeste wandelaars liepen vanaf dit korte rustpunt verder. De felrode kleur vormde een contrast met de verder wat pastelkleurige omgeving en bleef daarom wel een beetje in mijn hoofd hangen. Daarna namen vele kleuren groen het beeld over.
Na enkele ogenblikken kwamen we bij een oude en authentieke wegwijzer van de ANWB die voor deze gelegenheid was voorzien van een pijl met een blauwe punt: hier kwam niet alleen de 15-kilometerroute langs, maar ook de 25 km en de 40 km. Van daaruit was het nog maar een paar minuten naar het Duno-Plateau met het mooie uitzicht. Ter gelegenheid van de Airborne-Wandeltocht was er een informatiescherm geplaatst met een afbeelding van het toenmalige hotel dat na de Slag om Arnhem in puin was achtergebleven.
Het puin was er nu natuurlijk niet meer, maar men had wel de contouren van het gebouw op de grond aangegeven, zoals goed te zien is op de foto die van maart 2021 dateert. Op een informatiepaneel staat een foto van het oorspronkelijke gebouw: een mooi en wit hotel waar het goed toeven lijkt te zijn…!
Tijdens de Airborne-Wandeltocht was er een rustplaats ingericht op het Duno-Plateau. Het is hier zo ruim, dat niemand hinder van elkaar lijkt te ondervinden. Het is altijd al een plek geweest met een prachtig uitzicht. Nu in vredestijd ook: vanaf deze hoogte is Driel aan de overkant van de rivier de Neder-Rijn met zijn na de Tweede Wereldoorlog herbouwde rooms-katholieke Kerk goed te zien, net als de passantenhaven op de voorgrond.
Het uitzicht naar het zuidoosten is eveneens weids, ook al is het zicht nu wat gevoileerd door de vochtigheid in de lucht.
Naar Heveadorp en de Westerbouwing
Vanaf het Duno-Plateau volgden we de route over de bekende Azalealaan met de hoge taxushagen erachter die nu natuurlijk uitgebloeid waren. Ook de fraai bewerkte toegangspoort voegde wat toe aan de sfeer. Toen we de toegangsweg naar de Duno uitliepen kwamen we in het pittoreske dorp Heveadorp aan. Daar stond op de oprit van een huis een jong meisje op luide toon haar bijdrage aan de wandelaars aan te prijzen: zij stond op een krukje achter een schraag met daarop een groot glazen reservoir met water, waaraan dunne schijven sinaasappel waren toegevoegd. Eromheen stonden bekertjes met dat verfrissende water! Onderweg waren we al vele standjes met eten en drinken gepasseerd die gerund werden door “jonge ondernemertjes”, waarvoor ik best bewondering heb, maar dat dit meisje het water gratis aanbood vond ik ook in dat opzicht verfrissend!
In het dorp zelf zaten de bewoners lekker lui op hun stoeltjes buiten en bekeken de bonte stoet van wandelaars. Andere “toeschouwers” groeiden en bloeiden met warme kleuren in een strook tussen de weg en de Seelbeek die onder aan de heuvel van de Valkeniersbossen stroomt: het was een mooi gezicht, al die gele zonnebloemen, de paarse Cosmea en ook nog een plant met fraaie rode bloemtrossen, die een Kattenstaartamarant (Amaranthus caudatus) bleek te zijn.
Vanuit Heveadorp vervolgden we onze weg naar de Westerbouwing: dat werd wel een “kuitenbijterige” klim! De Westerbouwing is van oudsher een uitspanning, vroeger nog met een kabelbaan! Nu is er nog een uitkijktoren.
Tijdens de Slag om Arnhem was en bleef deze hoge heuvel in handen van de Duitsers die op deze manier elke beweging van vriend en vijand in de gaten hield… Bij dit uitzicht wordt wel duidelijk in wat voor benarde situatie de Britten en de Polen zich destijds bevonden. Na de Slag is de oorspronkelijke uitspanning verwoest door Geallieerde artilleriebeschietingen vanuit Nijmegen, dat hemelsbreed maar 15 kilometer verder naar het zuiden ligt.
Langs het Landgoed Oorsprong en Landgoed De Hemelse Berg
We daalden vanaf de Westerbouwing af naar Oosterbeek. We passeerden twee landgoederen die ten noorden van de Benedendorpseweg liggen: het Landgoed Oorsprong en het Landgoed De Hemelse Berg, meer naar het oosten.
De Benedendorpseweg ligt laag ten opzichte van de Westerbouwing, maar ook ten opzichte van het Landgoed Oorsprong dat tegen de stuwwal aan ligt. Ik had bij een winterse wandeling in januari 2022 een mooi verstild uitzicht over de weg en de omgeving.
Ook hier zijn natuurlijk weer (sprengen-)beken: aan de westzijde is dat de Oorsprongbeek, die vlakbij de Benedendorpseweg, bij het witte huis dat op de winterse foto zo duidelijk te zien is, met een paar watervallen verder stroomt, onder de weg door naar de Neder-Rijn.
Op het Landgoed Oorsprong, maar ook op het aangrenzende Landgoed de Hemels(ch)e Berg is een aantal bouwwerken te vinden, zoals een modern opgezette Cascade, die in alle seizoenen mooi is.
Een ander bouwsel is een “folly“: het Grothuisje op het Landgoed Oorsprong. Op het grote informatiebord over het landgoed wordt vermeld dat dit Grothuisje in de 19e eeuw erg populair was en in 1824 zelfs werd genoemd in een beschrijving van het gebied. Rond 1900 werden er ook vele ansichtkaarten gemaakt, waarbij een huisje te zien is met een bekleding van misbaksels (mislukte en misvormde bakstenen) en waardoorheen een waterval liep. Er was ook een mogelijkheid om onder het water door te lopen en door de waterstraal heen te kijken.
Toen in 1909 het park op het landgoed werd aangepast door de landschapsarchitect Leonard Springer (18550-1940) werd het grothuisje afgebroken: hij verlegde de beek en daardoor kwam geen water meer doorheen…
In 2007 heeft het Waterschap Vallei en Eem herstelwerkzaamheden laten uitvoeren aan de beek. Toen is het Grothuisje herbouwd, nu van beton, maar ook weer bekleed met misbaksels. Het plezier om onder het water door te lopen en de wereld vervormd te zien door de waterstraal is echt van alle tijden – of het nu winter of zomer is!
Ook het wandelen in de bossen op beide landgoederen is bijzonder: het geaccidenteerde landschap en dan vooral in het voorjaar als dat frisgroene blad weer aan de beuken komt!
Ergens in het bosgebied gaat het Landgoed Oorsprong over in het Landgoed De Hemelse Berg. In het oostelijke gedeelte van dit laatste landgoed staat op het hoogste punt van het landgoed en op een kruispunt van wegen een klassieke gedenkzuil voor Mevrouw Kneppehout-van Braam, de echtgenote van de schrijver en dichter Johannes Kneppelhout (1814-1885). Het bestaat uit een hoge Korinthische zuil met basement en kapiteel en een sierlijke vaas. Een vierkante hardstenen sokkel vormt de basis. Hierop is een inscriptie aangebracht: “MEVR. U.M. KNEPPELHOUT GEB. VAN BRAAM EN WIJLEN HAREN ONVERGETELIJKEN ECHTGENOOT – HET DANKBARE OOSTERBEEK”. Oosterbeek had ook redenen om dankbaar te zijn: het het echtpaar was altijd erg goedgeefs geweest. Zo heeft het een kleuterschool gefinancierd evenals de restauratie van het Oude Kerkje. Ook lieten ze in het benedendorp, vlakbij het Kerkje, de Concertzaal bouwen, die Mevrouw Kneppelhout na het overlijden van haar man aan het dorp schonk. Deze zuil is haar aangeboden voor haar 70e verjaardag in 1895. In 2015 is de zuil die sinds 1970 een rijksmonument is, gerestaureerd.
Een ander gebouwtje, ditmaal tot aangenaam verpozen, is een pergola van baksteen en hout dat is ingericht in het zuidelijke gedeelte van het Landgoed De Hemelse Berg. Vanaf het bouwsel dat op de oostelijke hoge kant van het beekdal staat is er een mooi uitzicht op een eendenvijver. Deze pergola is eveneens door de Oosterbekers in dankbaarheid aangeboden aan Mevrouw Kneppelhout, ter gelegenheid van haar 90e verjaardag: een hardstenen plaquette vermeldt de jaartallen 1825-1915.
Een heel moderne uitvoering van de mogelijkheid “om aangenaam te verpozen” is zo te zien recentelijk geplaatst op het Landgoed De Hemelse Berg: in het noordelijke gedeelte staat een open schuilplek van hout, waarbij het dak is begroeid met Sedum (en een beetje gras!).
Nu zijn er weinig zichtbare sporen van de Slag om Arnhem meer te zien, tenzij je let op de langgerekte “littekens” op de oude bomen, veroorzaakt door kogel- en granaatinslagen. Op enkele plaatsen wordt nadere informatie gegeven; aan de zuidzijde van het gebied is op een paaltje een wit bord bevestigd met foto’s van twee Poolse para’s die op 23 of 24 september 1944 vanuit Driel naar Oosterbeek zijn overgestoken en op 25 september 1944 zijn gesneuveld. Zij zijn toen “hier ergens” in veldgraven begraven, maar zij zijn (nog) niet teruggevonden… Een ander monumentje meer naar het noorden gaat over een Oosterbeekse jongeman van 21 jaar die op 21 september 1944 door de Duitsers is doodgeschoten omdat hij bleef staan terwijl hij had moeten gaan liggen: hij was doof en had niet begrepen wat er gezegd werd…
Het Landhuis op het Landgoed De Hemelse Berg is tijdens de gevechten van september 1944 onherstelbaar beschadigd en is afgebroken. Op een informatiepaneel staat een zwart-witfoto van het in 1848 door Johan Kneppelhout gebouwde huis.
Hoewel het landhuis er nu niet meer is, bestaat het fraaie landschapspark nog wel: dit was tussen 1872 en 1876 ontworpen door de gerenommeerde tuinarchitect Hendrik Copijn (1842-1923). Vanaf de Benedendorpsweg is er een prachtige doorkijk naar het noordwesten over de grote vijver van de Gielenbeek. Het is in alle jaargetijden mooi, maar vooral in het voorjaar met al het ontluikende groen!
Het Oude Kerkje
Een ander belangrijk punt op de route van de Airborne-Wandeltocht is, zoals ik dat in een ander reisverhaal (Langs de Romeinse Limes: van Arnhem naar Heveadorp) beschreven heb, “het Oude Kerkje uit de 10e eeuw (het is het oudste kerkje van Nederland). Het verhaal gaat dat rond het jaar 1000 monniken die vanuit Duitsland de Rijn afvoeren om het geloof te verkondigen, bij Arnhem een Romeins fort ontdekten, waar zij brokken tufsteen haalden om in Oosterbeek een kerkje te bouwen! (…) Van alle gebeurtenissen in die eeuwen hebben de laatste dagen van de Slag om Arnhem (24-26 september 1944) waarschijnlijk de meeste impact gehad op het kerkgebouw: het diende als schuil- en verzamelpunt voor de in de “perimeter” van Oosterbeek ingesloten Britse militairen van de First Airborne Division (en Poolse militairen van de Eerste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade) voor hun nachtelijke oversteek naar de zuidoever van de Neder-Rijn in de nacht van 25 op 26 september 1944. De tijdens de gevechten zwaar beschadigde kerk is na de Tweede Wereldoorlog uitgebreid gerestaureerd en is nu, mede gezien de vele monumentjes en plaquettes, een belangrijk pelgrimsoord voor de overlevenden en de nabestaanden van de Slag om Arnhem…“
Tijdens de Airborne-Wandeltocht stond er voor het inmiddels herbouwde kerkje een groot informatiepaneel met een foto van een erg beschadigde kerk…
In alle seizoenen is de oude, gehavende lindenboom bijzonder en het verhaal eromheen ook. Een plaquette vermeldt dat toen tijdens zware gevechten vijf Airborne para’s bij de boom stonden er een mortiergranaat insloeg; alleen Mark Leaver (*1920, Staff sgt. G Squadron Glider Pilot Regiment) overleefde het – hij overleed in 2000.
Rond de Kerk staan een paar monumentjes die herinneren aan de Slag om Arnhem en vooral aan de Operation Berlin, de operatie om de Britse en Poolse para’s vanuit Oosterbeek over de Rijn in veiligheid te brengen. Vooral het monument met de hardstenen plaquette maakt indruk: het is een herinnering aan de gevechten door de Britse en Poolse troepen met hulp van “brave Dutch man and women” en opgedragen aan “all who took part in the action, and above all those who died“. Naast de afbeelding van de gouden Pegasus staat “Not one shall be forgotten“.
De “White Ribbon Mile” van de Oude Kerk naar de Neder-Rijn
Tijdens de Airborne-herdenkingsweken is er een tijdelijk “monument” opgericht tussen het Oude Kerkje en de Neder-Rijn: de “White Ribbon Mile“. Tijdens de Airborne-Wandeltocht was het nog niet mogelijk geweest om deze symbolische wandeling te maken: dat kon pas vanaf maandag 4 september. In de afgelopen week, op 20 september, heb ik die Mile echter wel afgelegd. Ik vond het erg indrukwekkend…
De achterliggende gedachte bij deze wandeling is om te ervaren welke weg de Britse en Poolse para’s destijds na de verloren Slag om Arnhem hebben moeten afleggen om vanaf het Oude Kerkje naar de rivier te komen. Er was destijds een route uitgezet die afgebakend was met witte parachutelijnen, zodat die in de nacht ook nog vagelijk zichtbaar waren. De soldaten moesten hun schoenen omwikkelen met lappen om zo weinig mogelijk geluid te maken, want de Duitse troepen waren nog steeds dichtbij…
In 2003 is aan de oever van de rivier een monument opgesteld, dat alleen te bezoeken is tijdens de opening van de White Ribbon Mile. Het is gemaakt door de Oosterbeekse kunstenaar Rob van de Zon. Het bestaat uit een plateau met een rode “oversized” klaproos, waarop de landingszones en de rivier met de Rijnbrug zijn weergegeven en enkele plaquettes die herinneren aan de zenuwslopende overtocht. In zijn eenvoud geeft dit monumentje de situatie en de emotie wel goed weer…
Aan de linkeroever van de Neder-Rijn staat ten oosten van Driel een monument ter herinnering aan deze overtocht, waarover ik in mijn reisverhaal Langs de Rijn: van Spoorbrug Oosterbeek naar Opheusden van 1 september 2021 schreef:
“Verder naar het westen aan de Drielse Rijndijk, zoals de dijk ten westen van de spoorbrug wordt genoemd, staat op een uitbreiding van het dijklichaam een monument van waaruit het uitzicht op de overkant, Oosterbeek, prachtig is: het Royal Engineers Memorial. Het is mooi en indrukwekkend in zijn eenvoud en is opgericht ter herinnering aan de overzetactie aan het einde van de verloren Slag om Arnhem in september 1944. Deze overzetactie had de codenaam gekregen “Operation Berlin” en hield in dat de overgebleven soldaten van de Britse 1st Airborne Division die na het mislukken van de Operation Market Garden in het gebied ten noorden van de Neder-Rijn in Oosterbeek door de Duitse troepen waren ingesloten over de rivier in veiligheid moesten worden gebracht. Deze evacuatie vond plaats in de nacht van 25 op 26 september 1944. Daartoe werden rond 2.400 Britse en Poolse soldaten vanuit het noordelijke deel van het dorp (bij het hoofdkwartier van de Britten, het toenmalige Hotel Hartenstein, het huidige Airborne Museum) naar de rivier geleid (langs witte linten die door het bos en de uiterwaarden waren gespannen). Aan de noordoever van de Neder-Rijn lagen leden van Britse Royal Engineers en de Royal Canadian Engineers met rubberbootjes en andere kleine vaartuigen op hen te wachten om hen naar de andere oever te brengen. Deze genisten voeren gedurende de nacht heen en weer, weliswaar onder de bescherming van de Poolse 1e onafhankelijke Parachutistenbrigade, maar ook onder Duits spervuur vanaf de hoge heuvel aan de westkant, de Westerbouwing…
Het memorial bestaat uit een getrapt voetstuk met een plaat van Portugees hardsteen waarop een aantal plaquettes is bevestigd: op één daarvan staan de emblemen van de Britse en Canadese genietroepen, op een andere een in zwarte steen gegraveerde, tot de verbeelding sprekende tekening van de evacuatie (deze tekening was na de oorlog in een krant gepubliceerd) en op de derde de tekst: “…they were just whispers and shadows in the night…“. Dit slaat op het feit dat de geredde soldaten in het donker hun redders niet hebben kunnen zien en hen niet hebben kunnen bedanken. Het monument is op 15 september 1989 ingewijd – elk jaar in september is er een ceremonie met kranslegging. Dan worden ook de vlaggen van Groot-Brittannië, Canada, Polen en Nederland gehesen.”
Het was daarom bijzonder om nu overdag en in het zonnetje aan de rechteroever te staan, op de plek vanwaar uit destijds de Britten en de Polen in veiligheid werden gebracht…
Vanaf het Oude Kerkje is het nog maar een klein stukje naar het aankomstpunt in Park Hartenstein, maar… deze laatste loodjes van de wandeltocht zijn in dit geval echt het zwaarst. Het is een stevige klim vanaf het benedendorp tot aan het Park Hartenstein, want dat ligt veel hoger op de stuwwal. We liepen in de gebruikelijke lange stoet de heuvel op en kwamen al snel bij het eindpunt aan. De officiële route is vanaf het Oude Kerkje via de Weverstraat (ook héél steil!) naar de Utrechtseweg, waarover we ook op de heenweg zijn gelopen. Deze route wordt om verkeerstechnische redenen pas na 14.00 uur opengesteld, omdat dat het laatste tijdstip is waarop wandelaars nog kunnen starten.
Om 13.00 uur bereikte ik de finish in een mooie tijd: 15 kilometer in 3 uur! Ik bleef nog even op het feestterrein en zag ook nog wat bekenden. Dat was gezellig! Ik nam mijn 14e “wing” in ontvangst die ik thuis op mijn medaille heb geprikt.
Ik vond het een geweldige ervaring om weer eens deel te hebben genomen aan deze bijzondere Wandeltocht en ook om te merken dat in al die jaren de gedachte “Lest we forget” nog steeds zo levend is! Er is natuurlijk heel wat mis in de wereld, maar ik ben mij er ook van bewust in wat voor mooie plek wij kunnen leven en dat dit mogelijk is gemaakt door al die Geallieerde militairen die voor de vrede hebben gevochten en er helaas ook vaak “de hoogste prijs” voor betaald hebben. Nogmaals: Lest we forget!
Geef een reactie