Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
1 juli 2018
Een weekend hoog in de bergen
Zaterdagochtend ben ik na het gebruikelijke uitgebreide ontbijt met Birchermüesli, vers brood met o.a. zwarte kersenjam en na een gezellig praatje met de hoteleigenaresse van Hotel Dala vertrokken uit Leukerbad. Mijn volgende bestemming was Hotel Weisshorn, boven St. Luc in het Val d’Anniviers. Dit is een lang zijdal van de Rhône vallei, dat zich van Sierre uitstrekt naar het zuiden – in de richting van de grote, bekende bergtoppen van zo’n 4.000 meter hoog. Een verblijf in dit hotel stond al heel lang op mijn lijstje: nu ik tijdens deze vakantie zo vlakbij was, kon ik mijn plan uitvoeren. Ik was al één keer eerder in het hotel geweest: toen was ik meer dan 15 jaar geleden in Montana (het buurdorp van Crans boven Sierre), zag ik steeds in de avond en nacht aan de overkant ver weg en hoog in de bergen een helder licht schijnen. Dat bleek Hotel Weisshorn te zijn, dat ik in diezelfde vakantie nog ben gaan opzoeken. Inderdaad met de Postauto naar St. Luc en vandaar te voet de steile berghelling op. Ik vond de omgeving en de sfeer daar toen iets bijzonders hebben. Vandaar dat ik de gelegenheid te baat nam en voor de twee nachten had geboekt.
Vanuit Leuk ging ik met de trein in korte tijd naar Sierre, waar ik mijn grote rugzak in het depot deed en met een dagrugzak en een handig klein rugzakje op weg ging naar de bushalte vanwaar de Postauto mij en vele andere mensen naar St. Luc zou brengen. De tocht duurde ongeveer 50 minuten: we reden eerst door wijngaarden in het Rhône dal.
Daarna reed de Postauto over een weg die langs diepe ravijnen het dal in kronkelde naar St. Luc, waar ik door het dorp met zijn karakteristieke houten huizen naar de tandradbaan liep. St. Luc heeft zich geprofileerd als “astronomisch” dorp: er zijn vele informatiepanelen met (in het Frans) wetenwaardigheden omtrent de astronomie door de eeuwen heen tot aan de nieuwste inzichten van nu. Ook is er vlakbij Tignousa, een restaurant boven St. Luc, dat met een tandradbaan te bereiken is, een observatorium (het “Observatoire François-Xavier Bagnoud“) vanwaar een “Planetenroute” tot ongeveer 1,5 km voorbij Hotel Weisshorn loopt. Het is duidelijk dat hier de voertaal Frans is, ondanks het (vooral in de winter) toeristische karakter van de streek. De taalgrens wordt gevormd door de rivier de Raspille die bij Salgesch (tussen Leuk en Sierre) in de Rhône vloeit. Ik ben daarom blij dat ik mij ook in het Frans verstaanbaar kan maken – veel essentiële informatie (ook op internet!) wordt alleen maar in het Frans gegeven…
Eenmaal boven waren landschap en uitzicht overweldigend! Over een vrijwel gelijkblijvende weg liep ik in 1½ uur naar het Hotel. Onderweg liep ik te genieten van de vergezichten. Vanuit de bus had ik al de Matterhorn gezien met zijn merkwaardig teruggebogen top. Zo dicht was ik nog nooit gekomen: de keer, zo’n 15 jaar geleden, dat ik in de winter vanuit Brig naar Zermatt gereisd ben werd niet zo’n succes: eenmaal vanuit een zonnig Brig in Zermatt aangekomen, was de Matterhorn aan het zicht onttrokken door de mist. Zermatt zelf vond ik niet zo boeiend.
Langs de weg staan beelden die de planeten voorstellen. Sommige staan wat verder van de weg, andere staan op een hoog punt. De ontwerpers hebben de beelden geplaatst op een onderlinge afstand die in verhouding staat met de werkelijke afstanden in ons zonnestelsel…
Behalve voor astronomie-geïnteresseerden vormt deze weg ook een onderdeel van de Sierre-Zinal Run – ook wel de Run van de Vijf 4000 genoemd – over een afstand van 31 kilometer. Een bord langs de weg geeft aan dat het ook voor de gewone wandelaar nog twee kilometer naar Hotel Weisshorn is.
Ik legde die twee kilometer snel af: er was zo veel te zien – wat een vergezichten. Na minder dan een half uur, maar met aan het einde toch nog een klim waar ik stevig moest klauteren, kwam het hotel in zicht.
Het Hotel is in 1882 geopend – eenmaal binnen is het alsof je in 2018 in een tijdmachine bent gestapt en er in het einde van de 19e eeuw weer uitstapt! De hotelkamers zijn mooi ingericht: alles gemaakt van hout in authentieke staat. Er is geen TV, geen radio. Per etage zijn er twee douchecellen en vier wastafels – de WC is in het trappenhuis tussen de etages in. Op de gang kraken de vloeren onder de Perzische lopers en staan dressoirs langs de muren met oude lampetkannen en waskommen. Het is er stil, het is er goed. Op de kamer staan een karaf en glazen met een briefje dat het water uit de kraan drinkbaar is. Het geheel is op geen enkel moment oubollig – alles klopt. Er zijn wel geaarde stopcontacten; een code voor het internet is in het restaurant verkrijgbaar. In de doucheruimte staat een grappige tekening met een serieuze ondertoon: de waterdruk op 2.300 meter hoogte kan soms minder zijn, dus voorkom een “panne sèche” (je hebt je geheel ingezeept en dan is er geen water meer…) door zuinig te zijn met water. Het douchen hier is uiteindelijk bedoeld om even zout en zweet van je lijf te spoelen, een soort veredeld “kattenwasje”. Ook wordt je geacht om niet met je vieze bergschoenen door het hotel te lopen: daartoe staan in een ingebouwde kast in de gang beneden de bekende CROC sandalen – ik koos de lindegroene…
Het was weekend en het hotel en ook het terras buiten waren gezellig druk. Nadat ik mijn (voor mijn doen weinige) bagage had uitgepakt en mijn internet had geïnstalleerd, dronk ik een Apfelschorle op het terras en liep nog even een kort rondje om en in de buurt van het hotel. Er is een onlangs weer in ere herstelde alpentuin bij het hotel, die vele alpenplanten bevat die voorzien zijn van naambordjes. Dat helpt bij het determineren! De tuin is in 1885 aangelegd door de Zwitserse botanicus en tuinarchitect Henry Correvon (1854–1939), die de alpenflora voor iedereen toegankelijk wilde maken, maar haar ook wilde laten groeien in een natuurlijke habitat. Omdat deze alpentuin nogal afgelegen was, liet het onderhoud te wensen over. Sinds 2015 ziet het er weer mooi uit. Verder de berg op werd duidelijk hoe karig de begroeiing op deze kalkhoudende grond en op dit geëxponeerde stuk is: alleen laagblijvende planten, zoals berendruif en korstmossen met hier en daar een kleine, kromgegroeide den.
Om half acht werd in de eetzaal het menu van de dag geserveerd: voor iedereen hetzelfde en op dezelfde tijd. Het eten was zowel op zaterdag, als ook op zondag erg lekker – ook de wijn uit de regio was bijzonder: een Pinot gris uit Sierre. Deze had een prachtige gouden kleur en in de afdronk een hint van abrikoos en mango. En dat alles met een riant uitzicht over de Rhône vallei en de Berner en Walliser Alpen. De Pinot noir van hier is wat strakker dan de volle Pinot noir uit Leuk – op zo’n korte afstand toch zo’n verschil in smaak!
Een van de gerechten was gebakken “sérac“, een soort ricotta, opgekookte en aangezuurde kaaswei, waardoor de nog aanwezige melkeiwitten gaan samenklonteren tot een vrijwel vetvrije witte kaas, die met zout en eventueel kruiden vers gegeten, maar ook gebakken kan worden. Deze sérac was afkomstig van de melk van de koeien die op de alpenweiden langs het Pad van de Planeten weiden. Daar had ik inderdaad een grote kudde zwarte koeien – als zwarte streepjes – zien (en horen) lopen.
De lichtinval en de wolken die in de avond over de bergtoppen trokken leverden prachtige beelden op. Iedereen in de eetzaal, hoe druk pratend of etend ook, keek af en toe naar buiten en probeerde mooie foto’s te maken. Het was een bijzonder schouwspel.
Na het avondeten merkte ik hoe moe ik was en veel vroeger dan gewoonlijk viel ik als een blok in slaap in mijn ouderwetse bed met houtsnijwerk en met een geweldig comfortabele matras. Ik werd pas vroeg in de ochtend voor het eerst wakker in een totale stilte. De zon kwam net boven de bergrand uit. Heerlijk!
Op zondagochtend scheen de zon uitbundig aan een wolkeloze blauwe hemel. Om half 10 ben ik begonnen aan mijn rondwandeling vanaf het hotel naar de Forcletta, een overgang naar het Turtmanntal bij de Weisshorn.
Naarmate ik hoger op de berghellingen liep, werden de vergezichten steeds mooier. Ook de bloemenpracht was geweldig: het was één tapijt van kleuren. Wat een uitbundigheid!
De stilte werd alleen verbroken door stromend water en af en toe een vogel. Er waren nauwelijks wandelaars, behalve een enkele jogger die wellicht aan het trainen was voor de Sierre-Zinal Run…
Op een wat vlakker gebied tussen de alpenweiden stond een grote stal met een stenen huisje en een houten chaletje, dat echt op een rotspunt balanceerde – maar wel met uitzicht op de beroemde bergen. Op de deur van de stal hing een gelamineerd A4tje met het voorlopig klassement van de koeien die op 15 augustus zullen worden gekeurd. Er wordt ook vermeld dat er een “Reine” (koningin) is gekozen zowel uit “les vâches blanches” als uit “les vâches d’Hérens“, het zwarte koeienras uit deze streek. De “combat des reines” (de strijd van de koninginnen) is deel van de folklore in het kanton Wallis: twee koeien strijden tegen elkaar door te proberen om met de kop (met horens!) de ander weg te duwen. Degene die het eerste wijkt heeft verloren. Er wordt jaarlijks een officieel wedstrijdschema opgesteld door de stamboekvereniging van het Hérens rund!
Verder was er weinig te beleven op het gebied van fauna: geen gemzen, geen steenbokken… Natuurlijk zag ik wel veel vlinders, en “vlinders in wording”: op vele plekken vond ik spinsels vol met bruine rupsen, die daar rond kropen in de zon. Behalve mensensporen in de toch nog veelvuldig aanwezige sneeuwvelden, zag ik ook prenten van een dier dat, na enig onderzoek en navraag, een Murmertier bleek te zijn: de afdrukken van de grote nagels zijn nogal vervaagd. Voor ons mensen is het lopen op de sneeuw bergop niet zo’n probleem, maar bergaf moet je de hakken stevig in de sneeuw zetten om niet weg te roetsjen!
Vanaf de Alp Tsahelet (2.523m) was het een stevige klim naar de Forcletta, maar met prachtige uitzichten bij het stilstaan om even op adem te komen. De pijl van de wegwijzer naar de Forcletta wijst weliswaar in de juiste richting, maar ook naar beneden, terwijl de weg in werkelijkheid steil – erg steil! – omhoog gaat! Boven aangekomen woei het stevig, dus de trui met capuchon was geen overbodige luxe.
Bovengekomen merkte ik dat ook hier weer de taalgrens meespeelde: plotseling heet de Forcletta hier “Forclettapass“! Eigenlijk zou het dan de Furggiltipass moeten heten. Nu had ik een fraai uitzicht op de Weisshorn aan het einde van het Turtmanntal, die ik enkele dagen tevoren vanaf de hoogteweg boven het Rhônedal ook al had gezien. Op de wegwijzers staat dat je vanaf hier de Panoramaweg Turtmanntal kunt volgen naar Gruben, halverwege het Turtmanntal. Nu is het nog niet mogelijk vanwege de dikke sneeuwlaag! Even in de luwte in de zon op een lekker warme steen gezeten: op 2.874 meter! Op de kaart zag ik dat de naamgever van het dal de Turtmann Spitze in het Frans de Pointe de Tourtemagne (3.080m) heet en de Pointe de la Forcletta in het Duits de Hirsihorn (3.076m).
Na een snelle afdaling tot aan de stallen met het aangeprikte klassement voor de prijskoeien koos ik een andere route naar Hotel Weisshorn: aan de oostkant van de bergketen met de scherpe toppen, met de toepasselijke naam “Pointes de Nava“. In het begin was er nog een pad, dat soms verdween onder een sneeuwveld, maar meer dalwaarts was er eigenlijk geen pad meer te vinden, behalve hier en daar de wit-rood-wit markeringen op een groot rotsblok. Het gebied maakte een verlaten, maar niet desolate indruk. Er waren vele grotere en kleinere bergstroompjes die hun weg naar het dal zochten. Eenmaal op de wat bredere weg naar het hotel leek het gebied uit één groot rotsveld te bestaan, wat het in werkelijkheid niet is!
Na enige tijd kwam het hotel Weisshorn in beeld, met het terras en de koele Apfelschorle en dit keer ook een stuk “gâteau de myrtilles“, een bosbessentaart. Een mooie afsluiting van een prachtige tocht en een bijzonder weekend. De stilte was een weldaad voor geest en lijf. Ik kom hier zeker nog eens terug.
Wow, wat heeft het hotel een prachtige ligging. Wat zul je genoten hebben! Ik zet een bezoek aan het hotel ook op ons lijstje 🙂
Da’s wat anders dan je Arnhemse appartement…….
Wat leuk dat je in hotel Weisshorn geweest bent! Dat hotel ligt zo mooi. Ik ben vaak in St. Luc geweest in het appartement van tante Gerda en van daaruit zag je het hotel liggen. Mooi en rustig plaatsje St. Luc.