Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Ter info: tijdens de Coronacrisis toen reizen naar buitenlandse berggebieden niet mogelijk/niet wenselijk was werd op de website van Bergwijzer aandacht besteed aan “De hoogste bergen van de Nederlandse provincies“. Daar worden – naar analogie met het begrip “Seven summits” voor de hoogste berg op de zeven continenten – de “Twelve summits” besproken: voor iedere provincie één “bergtop”. De hoogte van deze “bergtoppen” varieert van 8,3 meter boven de zeespiegel (de kerkheuvel van Urk in Provincie Flevoland) tot 322 meter boven de zeespiegel (de Vaalserberg in het zuiden van Provincie Limburg) – de 10 andere “summits” zitten daartussenin… In de loop van de tijd heb ik dat gegeven uitgebreid met wandelingen door “Dalen of laagste punten van de Nederlandse provincies”! Dit reisverhaal gaat over het laagste punt in de Provincie Utrecht: de Bethunepolder ten noorden van Maarssen met 3 meter onder NAP (Nieuw Amsterdams Peil)!
12 januari 2025
Fraaie landhuizen langs de Vecht en ganzen in de Bethunepolder
De eerste langere wandeling van het nieuwe jaar leidde mij naar Maarssen ten noordwesten van de stad Utrecht, waar ik niet alleen door het mooie historische centrum van Maarssen-Dorp en langs de (Stichtse) Vecht liep, maar ook door het weidse lage land ten noorden van het dorp. Ik kwam nog nét niet bij de Loosdrechtse Plassen uit! Ik had gekozen voor een rondwandeling van zo’n 10 kilometer door het dorp en door de polders, met de sprekende naam: “Kort en prachtig – Maarssen“. En prachtig was het zeker…
Maarssen aan de Stichtse Vecht
Veel is onbekend over de voorgeschiedenis van Maarssen en het omliggende gebied. In het Canon van Maarssen wordt vermeld dat in het jaar 866 voor het eerst de naam Marsna genoemd wordt in een goederenregister van de Utrechtse St. Maartenkerk, waarna in 918 op een inventaris van de Bisschop van Utrecht de naam opnieuw verschijnt, maar nu als nederzetting. In 960 wordt een kerkje in Marsna genoemd. Tweeënhalve eeuw later krijgt de nederzetting een eigen parochie. In 1262 wordt in een oorkonde de naam als “Ma(a)rsen”. De betekenis van Maarssen/Marsna is onduidelijk. Mogelijk is deze naam afgeleid van het oud-Nederlandse woord Meersch of mars dat afgeleid is van het Latijnse woord mariscum, wat moeras of drassig land betekent. Er is een verband met marsh (Engels) en Marsch (Duits). Dit moerassige is te verklaren vanuit het ontstaan van het gebied na het einde van de laatste IJstijd (na 10.000 voor Chr.): het is gelegen tussen de zandafzettingen van de Utrechtse Heuvelrug in het oosten en de duinen van het Kennemerland in het westen. Door de stijging van de zeespiegel kon het water niet langer via de takken van de Rijn naar zee stromen. Er ontstond een enorm grote zoetwaterlagune met veenvorming tot gevolg. Toen de monding van de Rijn bij Katwijk verzandde ontstond bij Utrecht een nieuwe uitstroom van het Rijnwater via de Vecht. Deze rivieren voerden over de eeuwen heen veel sedimenten mee. De Vecht stroomde door het veenmoeras naar het noorden – op de oeverwallen ontstonden nederzettingen zoals Maarssen en Oud-Zuilen. Andere nederzettingen als Tienhoven ontstonden pas bij de ontginning van het veenmoeras.
De Vecht zoals wij die nu kennen is een 42 kilometer lange rivier die nu “ontspringt” bij de Weerdsluis in het noordwestelijke gedeelte van de Utrechtse stadsgracht en uitmondt in het IJmeer bij Muiden. De Vecht is rond 600 voor Chr. ontstaan als een deel van de Rijndelta. In de Romeinse tijd heette de rivier Fectio en takte hij van de toenmalige Rijn af bij het Romeinse castellum Fectio bij het huidige Bunnik. Ik heb de reconstructie van dit Romeinse fort in de vorm van contouren in het landschap bezocht tijdens mijn tocht langs het Romeinse Limespad (Etappe 8). De afsplitsing verschoof in de loop van de tijd kilometers naar het noorden. Er bleek bewoning te zijn geweest op de oeverwallen en stroomruggronden. Nadat de Romeinen uit dit gebied vertrokken duurde het vier eeuwen voordat er weer sporen van menselijke activiteit te vinden zijn. Ook verschoof de afwatering van het “Oer-IJ” tussen Velsen en IJmuiden meer naar het noorden: naar het Flevomeer en later de Zuiderzee. In de Middeleeuwen was de Vecht een belangrijke scheepvaartverbinding tussen de voorloper van de Zuiderzee, vanwaar Noord-Europa kon worden bereikt, en de Rijn die toegang gaf tot het huidige Duitsland. Dit leidde tot de economische bloei van Dorestad (Wijk bij Duurstede) en de stad Utrecht. In de 17e en 18e eeuw was er een trekschuitverbinding over de Vecht tussen Utrecht en Amsterdam. De rivier maakte ook deel uit van de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie. Toen in de 17e eeuw Amsterdamse kooplieden erg rijk waren geworden, lieten zij langs de Vecht buitenplaatsen bouwen, zoals ook in Maarssen. De Vecht was altijd een belangrijke transportweg geweest, maar tegen het einde van de 19e eeuw kwam dit in het gedrang: de schepen werden steeds groter en de vele bochten, bruggen en tollen maakte het varen lastig. Bijna was een plan realiteit geworden, waarbij de Vecht gekanaliseerd zou worden en de bochten rechtgetrokken: daarmee zou de historische dorpskern van Maarssen ook gesloopt worden. Een wetsvoorstel in 1884 verhinderde dit: men besloot een apart kanaal te graven en de Vecht met rust te laten. Dat werd het Merwedekanaal, het latere Amsterdam-Rijnkanaal! Nu is de Vecht vooral in trek bij de recreatieve vaart.
Doordat vanaf de 11e eeuw de veengebieden zijn ontgonnen kon het land gebruikt worden voor agrarische doeleinden en voor bewoning. Aanvankelijk werden er boerenhofsteden gebouwd langs de Vecht. Bij de groeiende welstand bij de Amsterdamse kooplieden in de 17e en 18e eeuw werden vele van deze boerderijtjes gekocht, gesloopt en vervangen door kastelen en buitenhuizen met prachtige parken. Langs de gehele Stichtse Vecht vanaf Utrecht tot aan de monding bij Muiden liggen nu nog vele kastelen en grotere of kleinere buitenplaatsen – zo ook in Maarssen. Toch zijn in de loop van de tijd vele huizen verdwenen. Het is een lange lijst…! Kenmerkend voor Maarssen was ook de grote populatie van Portugese Joden. Deze waren destijds niet welkom in Utrecht, zodat zij in Maarssen neerstreken en daar mooie huizen lieten bouwen.
De in 1972 opgerichte Historische Kring Maarssen heeft een interessante dorpswandeling opgesteld met op belangrijke punten informatieve panelen. De Kort en prachtig-tocht komt in het dorp ook langs vele van deze panelen.
Maarssen-Dorp – eerste gedeelte van de wandelroute
Ik kwam na een tocht met trein en bus redelijk snel en eenvoudig aan bij het beginpunt van de wandelroute Kort en prachtig – Maarssen: bij een van de grote buitenplaatsen langs de Vecht, Huis Doornburgh. Deze buitenplaats heeft al een lange geschiedenis.. In 1623 kocht een Amsterdamse koopman het stuk grond waarop het hoofdhuis gebouwd zou worden. Na nog een eigendomsoverdracht werd het in 1653 doorverkocht mét een hofstede. Bij een volgende verkoop in 1655 was er al sprake van een buitenplaats. De volgende eigenaar verkreeg het in 1684 en liet het huis sterk verbouwen. Zijn erfopvolger verkocht het na 1718 aan twee Portugees-Joodse families, waaronder Jacobus de Chaves. Het uitbundig smeedijzeren hekwerk aan de Vechtzijde stamt uit de periode rond 1725. Een telg van een vermogende Amsterdamse burgemeesters- en patriciërsfamilie Huydecoper, Jan Elias Huydecoper (1735–1808), kocht het landhuis in 1772, waarna het tot 1912 binnen de familie Huydecoper van Maarseveen zou blijven. De gronden van Doornburgh werden uitgebreid en in het begin van de 19e eeuw door de landschapsarchitect J.D. Zocher (1791–1870) ingericht met een bos en een park van 9 hectare. Daarna kwam de buitenplaats in andere handen, waarmee het huis een bestemming kreeg als museum. In 1957 werd het verkocht aan de kloosterorde van de Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf, die in 1966 een nieuw klooster liet bouwen vlakbij het Hoofdhuis. De gehele buitenplaats is sinds 2005 een rijksmonument. Sinds 2017 wordt het Hoofdhuis voor culturele activiteiten gebruikt. Het park is opgesteld sinds 2018.

In dit park staan enkele kunstwerken op bijzondere plekken, zoals “Monáx“, een spiegelende kubus die toegankelijk is en doorkijkjes naar buiten biedt. Het is een kunstwerk tegen eenzaamheid, gemaakt door de kunstenares Siba Sahabi (*1979). Ik vond het samenspel van spiegelingen en doorkijkjes erg bijzonder: er ontstond opeens een zichtas naar het bos of juist naar het hoofdhuis!
Over het kunstwerk wordt in het Jaarverslag 2021 van de Stichting gezegd:
“De installatie Monáx bestaat uit drie sculpturale vormen en een podcastserie. Het fysieke deel zijn drie geometrische vormen die als grote ramen functioneren. De driehoekige sculpturen zijn aan de buitenzijde afgewerkt met spiegelplaten en aan de binnenzijde met hout. Het werkt reflecteert het landschap rondom, maar biedt ook doorkijkjes. Zo zijn het ramen zowel naar buiten, als naar binnen. De ramen symboliseren de behoefte om contact te maken. Je mag het werk ook betreden, aan de binnenkant vormen de driehoeken bankjes waar je op kunt zitten. Als je de QR code bij de installatie scant kun je luisteren naar de bijbehorende podcastserie van Chris Rijksen, waarin mensen persoonlijke verhalen vertellen over eenzaamheid. Kunstenaar Siba Sahabi maakte deze installatie als onderdeel van een interdisciplinair onderzoeksproject over eenzaamheid.“
- Maarssen: in het park bij Huis Doornburgh staat het kunstwerk “Monáx” van kunstenares Siba Sahabi met doorkijkje naar het bos
- Maarssen: in het park bij Huis Doornburgh staat het kunstwerk “Monáx” van kunstenares Siba Sahabi met doorkijkje naar het hoofdhuis
Er zijn vele wandelpaden over het landgoed, zodat ik wat ging rondzwerven. Ik hoopte dat ik bij de Vecht zou kunnen komen, maar die uitgangen waren afgesloten. Het werd dus een “Rondje Landgoed” – zeker geen straf. Aan het begin van de wandeling kwam ik op de Diependalsdijk langs het toegangshek, maar dat was de achterkant van het landgoed: de poort was van mooi smeedijzer met de naam van de buitenplaats in gouden letters op beide hekdelen. Later zag ik langs de waterkant van de Vecht een buitengewoon luxueus hekwerk – dat maakte dat “achterhek” wel wat simpeltjes… Op een informatiebord las ik dat ditzelfde fraaie hek eerst toegang gaf tot een ander landgoed, waarvan het hoofdhuis, de Elsenburgh, was afgebroken en de grond bij het landgoed Doornburgh werd gevoegd. Men heeft toen de letters “Elsen” gewoon vervangen door “Doorn“!
- Maarssen: zicht op de smeedijzeren toegangspoort aan de achterzijde van de Buitenplaats Doornburgh aan de Diependalsedijk
- Maarssen: zicht op de prachtige smeedijzeren toegangspoort van de Buitenplaats Doornburgh aan de kant van de Vecht
Ten noorden van Buitenplaats Doornburgh ligt het Landgoed Goudestein. Dit Buiten behoorde destijds eveneens toe aan de familie Huydecoper. Het gehele Landgoed Goudestein is een rijksmonument met een aantal onderdelen, zoals het monumentale toegangshek aan de Vecht, waarover later meer. In de vroege 17e eeuw, in 1608, kocht de Amsterdamse koopman Jan Jacobsz Huydecoper de hofstede De Gouden Hoeff. Twintig jaar later liet zijn zoon Johan, o.a. bewindvoerder van de VOC, op de plaats van de boerderij het grote Huis Goudestein bouwen. Diens zoon Joan kocht in 1717 het naast Goudestein liggende gebouw Silversteyn en verbouwde dat tot koetshuis. Nu is daarin het Vechtstreekmuseum gevestigd. In de 1750-er jaren werd het oude landhuis afgebroken en op 5 oktober 1754 werd door zijn zoon Willem Huydecoper de eerste steen gelegd voor het nieuwe landhuis Goudestein. Door vererving bleef de buitenplaats tot 1938 in bezit van de familie. Nadien heeft het huis verschillende bewoners gekend totdat in 1955 de Gemeente Maarssen besloot om het te kopen, waarop een grootscheepse verbouwing en uitbreiding volgden. Begin januari 1961 werd het in gebruik genomen als Gemeentehuis. Toen in 2011 de zelfstandige Gemeente Maarssen werd opgenomen in de nieuwe, grotere Gemeente Stichtse Vecht, bleef het Huis Goudestein zelf als representatief gebouw behouden.

De Amsterdamse schilder Jan van der Heyden (1637–1712) heeft een kleurrijk schilderij gemaakt van het eerste landhuis Goudestein: de verbouwde en vergrote boerderij. Een informatiebord bij de “achteringang” tot het park rond het landhuis vermeldt dat dit schilderij bijzonder is omdat het de agrarische herkomst van het landhuis zo goed weergeeft.

Aan de westzijde van het Huis hangt boven de indrukwekkende toegangsdeur het wapen van de familie Huydecoper, de eerste eigenaar van de buitenplaats. Het is een kleurrijk opgetuigd wapen met veel bladgoud dat wordt omhuld door zgn. dekkleden met daarboven een gesloten “helm” (van een harnas), een kroon (waaraan de rang kan worden afgelezen) en als helmteken een boog-schietende centaur, omringd door vlaggen… Aan de oostzijde van het Huis hangt op grote hoogte een ander wapenschild aan de muur: het wapen van de tot 2011 zelfstandige Gemeente Maarssen. Dit wapen is in 1950 opnieuw vastgesteld, maar verschilt niet veel van het oorspronkelijke wapen uit 1818. De officiële omschrijving luidt: “In keel [rood] zes gouden [gouden of gele] leliën, geplaatst 3;2;1; in een hartschild van azuur [blauw] drie gouden ruiten, staande 2 en 1. Het schild gedekt met een gouden [graven-]kroon van drie bladeren en twee paarlen en ter weerszijden gehouden door een leeuw in natuurlijke kleuren.” Het wapen kan gezien worden als een voorzetting van het oude heerlijkheidswapen van Maarssen, dat al in de 18e eeuw voorkwam.
Een eveneens fraaie smeedijzeren toegangspoort tot het park staat aan de Diependalseweg. Vanaf deze poort leidt een brede oprijlaan met grote bomen aan weerskanten in de richting van het landhuis.

Waar een ovaal gazon begint staat het bronzen Verzetsmonument. Het beeld, gemaakt door de Nederlandse beeldhouwster Marian Gobius (1910–1994), werd onthuld op 5 mei 1949. Het toont een naakte man, steunend op zijn linkerknie. Hij houdt zijn rechterhand gebald op zijn rechterknie en zijn linkerarm iets achter zich, eveneens met de vuist gebald, een houding die symbool staat voor de omgekomen mensen van het Verzet. Op de bakstenen sokkel is een bronzen plaquette met de Nederlandse Leeuw en de tekst:
“TER ERE VAN ALLEN DIE RECHT EN VRIJHEID HOGER STELDEN DAN HUN LEVEN“.
- Maarssen: voor het Gemeentehuis, Goudestein, staat het bronzen Verzetsmonument uit 1949 door Marian Gobius (1910–1994)
- Maarssen: close-up van het bronzen Verzetsmonument uit 1949 door Marian Gobius (1910–1994) voor Huize Goudestein
Aan de kant van de Vecht staat een kleine trekschuit in brons als herinnering aan de tijden van de trekvaart over de rivier. Dit monumentje is tot in kleine detail uitgewerkt, zoals de kledij van de vaargasten inclusief hoge hoed, het scheepshondje en de gordijntjes in de roef. Het is gemaakt door Peter Petersen (*1947) en in 2022 onthuld. Later op de dag zag ik een andere verwijzing naar de trekvaart: een replica van een “rolpaal” verder stroomopwaarts bij Huize Doornburgh waar de Vecht een bocht maakt. Een rolpaal is een stevige ijzeren constructie op de kade met aan de boven- en onderzijde een oog. Daarin loopt een houten of ijzeren rol, waarlangs de jaaglijn rolt. Zij waren vroeger van groot belang om veilig scherpe bochten in waterwegen te kunnen nemen: de jaaglijn werd dan om de rol getrokken, zodat het schip de bocht kon maken – de schipper moest dan wel tegenroer geven. Aan de andere oever van de Vecht staat een herbouwde theekoepel die goed in de mooie bebouwing past!
- Maarssen: aan de rechteroever van de Vecht bij Huize Goudestein staat het bronzen monumentje uit 2022 “Trekschuit” van Peter Petersen (*1947)
- Maarssen: aan de rechteroever van de Vecht bij Huize Doornburgh staat een rolpaal, destijds van belang voor de trekvaart bij het nemen van bochten
Ik keerde terug naar het ’s zondags verlaten parkeerterrein van het gemeentehuis en liep vanaf daar naar de Diependalseweg. Opeens zag ik over de brede sloot langs het weggetje een felblauwe flits: een ijsvogeltje! Prachtig gezicht en: hoe kan iets zo blauw zijn…! Eerder had ik al een (nu nog eenzame) ooievaar hoog op een wagenwiel midden in een weiland zien staan. Landelijke momenten in het dorp.
Over een ander smal paadje in de richting van de Vecht kwam ik weer bij de rivier uit. Daar zag ik een fraaie tuinkoepel langs het voetpad, die bij het Landgoed Vechtoever hoort. Het zeshoekige gebouw is tot stand gekomen na 1775 en bestaat uit een deels bakstenen en deels hardstenen fundament met daarop een houten opbouw met een plat dak (de oorspronkelijke verhoging dat het dak aan het zicht onttrok is bij een brand in 1920 verdwenen). De daklijst wordt gesteund door Korintische zuilen en pilasters op een sokkel. Boven de boogvensters zijn kopjes aangebracht die de vier seizoenen, de maan en de zon voorstellen. Zo’n 50 jaar geleden is de tuinkoepel gerestaureerd. Dat was nu ook wel weer nodig, zoals een meneer die voorbijfietste, toen ik een foto stond te maken, ook meende: “Jammer hè, dat het er zo bij staat…!”. De theekoepel is sinds 2002 een rijksmonument en maakt onderdeel uit van het beschermde complex van Landgoed Vechtoever. Op een informatiebord werd opgemerkt, dat de tuinkoepel werd gebruikt voor allerlei vrijetijdsactiviteiten, zoals het drinken van thee “en mogelijk geestrijker vocht“! Dat leek ook mij wel een idyllische plek voor een kopje of een glaasje!
- Maarssen: fraai vormgegeven zeshoekige tuinkoepel uit de 18e eeuw aan de Vecht, behorende bij Landgoed Vechtoever
- Maarssen: details van de tuinkoepel van Landgoed Vechtoever met zuilen en een allegorisch kopje van een van de seizoenen
De toegangshekken van Huize Vechtoever aan de Diependalsedijk zijn niet oud genoeg om onder de beschermde status te vallen, maar het fraaie smeedijzeren hek aan de kant van de rivier is wel een rijksmonument: deze poort uit het midden van de 18e eeuw bestaat uit een dubbel spijlenhek dat aan de bovenzijde gebogen is, met vergulde punten erop. Aan de ene zijde is in het spijlenhek het woord “Vegt” en aan de andere zijd het woord “Oever” opgenomen. De glimmende schakels van een roestvrijstalen ketting met hangslot detoneerden een beetje…! Wel leuk is het eveneens sierlijk gesmede hekwerkje bij de aanlegsteiger, dat duidelijk geïnspireerd is op de grote toegangspoort!
- Maarssen: monumentale smeedijzeren toegangspoort uit de 18e eeuw voor Huize Vechtoever
- Maarssen: fraai hekwerk bij de aanlegsteiger van Huize Vechtoever, geïnspireerd op de grote smeedijzeren toegangspoort
Na mijn uitstapje naar het buitengebied van de Bethunepolder kwam ik over de Machinekade weer terug bij de Vecht, die ik verder stroomopwaarts naar het dorpscentrum volgde. Het was een mooie wandeling langs de rivier en de bijzondere, goed onderhouden gebouwen. Ik bereikte niet lang daarna de “grachtengordel” van Maarssen-Dorp en kreeg een prachtig stadsgezicht te zien.

Dat dit stadsgezicht in de loop van de tijd nauwelijks is veranderd blijkt uit een op een informatiebord weergegeven oude ansichtkaart!

Langs de Vecht staan op de Herengracht drie statige huizen “onder één kap” en die daarmee samen één geheel vormen. Zij zijn alle drie sinds 1972 een rijksmonument: tussen nr. 21 en nr. 23 staat op nr. 22 het huis met de naam De Boomgaard. Het statige huis valt op door de gevelvoorsprong en de twee grote leilindes aan weerszijden van de grote voordeur. In het bovenlicht van de voordeur is de naam van het huis en het jaartal 1725 opgenomen onder een gestileerde boom. Het huis was toen net ingrijpend verbouwd.

Niet lang daarna kwam de witgeschilderde Evert Stokbrug in beeld, die ook wel de Kaatsbaanbrug wordt genoemd. Dit is een ophaalbrug die sinds het begin van deze eeuw op afstand wordt bediend vanuit de verder naar het oosten liggende Termeerbrug. Aan de linkeroever van de Vecht, vlakbij de brug, staat het Brugwachtershuisje, de roodbakstenen dienstwoning van de brugwachter uit 1936, dat inmiddels een gemeentelijk monument is. De brug werd in 2007 vernoemd naar de brugwachter Evert Stok die in mei 1945 om het leven kwam bij een ongeluk waarbij een Engelse militair tegen de brug reed.

Vanaf dit punt verliet ik de route van de Kort en prachtig-wandeling en vervolgde langs de kerk naar het oosten en vanaf de Termeerbrug in de richting van het treinstation, maar daarover later meer.
De Bethunepolder: het tweede gedeelte van de wandelroute
Vanaf de tuinkoepel van Huize Vechtoever ging ik verder op mijn route naar het buitengebied, het tweede gedeelte van de wandeling. Het was een mooi winters licht dat over de Vecht viel, stroomafwaarts in de richting van Breukelen, de volgende plaats aan de Vecht!

Ik sloeg de Machinekade in, een zijweg van de hoofdweg die daar Zandpad heet. Aan weerszijden van het water is de weg smal, maar geasfalteerd.

Nadat ik een paar minuten over de redelijk verkeersluwe Machinekade had gelopen langs gezellig-ogende witte huisjes, dook een lichtgrauwe bunker in het landschap op. Hij lag verscholen tussen een groepje kale bomen. Er was wel een groot contrast tussen dit bouwwerk van zo’n 85 jaar geleden en de moderne woonwijk die ik door het struikgewas zag doorschemeren… Ik zou later nog een paar van dergelijke bunkers (eigenlijk “groepsschuilplaatsen”) tegenkomen langs de Machinekade. Deze groepsschuilplaatsen zijn volgens de website van de Heemkundige Kring Maarssen bedoeld “om een kleine eenheid militairen (ongeveer 12 man) bescherming te bieden tijdens vijandelijke beschietingen. De elders gelegen gevechtsposities van de militairen lagen in open opstellingen, de groepsschuilplaats was dus een wijkplaats, geen mini-fort waar men de vijand in opwachtte.” Zij maakten deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Niet lang nadat ik de bunker gepasseerd was, ging ik een bruggetje over en vervolgde mijn route verder over een graskade, die door de vele regen best zompig was geworden. Rechte sloten doorsneden het groene, lage grasland. Het water kreeg alleen een rimpeling door een kluchtje eenden dat daar zwom.

Na zo’n tien minuten over de graskade kwam ik uit bij het Oude Gemaal Bethunepolder. Het ligt aan de rand van de grote polder ten noorden van Maarssen, de Bethunepolder, vernoemd naar de Belgische Auguste Markies de Béthune (1802–1884), die er uiteindelijk in slaagde om de polder enigszins droog te leggen. Het inpolderen bleek aanvankelijk moeizaam te gaan en bovendien veel geld te kosten: allereerst moesten dijken, sluizen, kades en molens worden aangelegd. In 1859 werd de eerste poging ondernomen door de bouw van een stoomgemaal en de aanleg van een ringdijk en een afvoerkanaal naar de Vecht. Door te weinig capaciteit van de pomp werd de drooglegging gestaakt. In 1874 investeerden twee Belgische grootgrondbezitters, waaronder Markies de Béthune, nogal een vermogen in een nieuwe poging om de polder droog te leggen, maar ook hen lukte dat niet. In 1899 werd alles openbaar geveild. Een vermogende inwoner uit Maarssen wilde een zuivelfabriek starten en kocht de aandelen op. Dit plan mislukte ook, omdat de melkproductie in de polder erg tegenviel. Plan B werd het oprichten van een tuinderij, die echter failliet ging, omdat de bemalingskosten hoger waren dan de opbrengsten van zijn oog. Opnieuw werden de landerijen openbaar geveild. De reden waarom het zo moeilijk was om de polder droog te leggen was de enorme hoeveelheid kwelwater dat opgestuwd werd vanuit de Utrechtse Heuvelrug. Het water was van een erg goed kwaliteit, zodat de stad Amsterdam bedacht dat het water kon worden gebruikt voor het maken van drinkwater voor de stad. Zo werd de bemaling van de polder door Amsterdam overgenomen (25 miljoen kubieke meter drinkwater!). Ondanks alle pogingen bleef de grond vochtig en daardoor was het gras van niet al te beste kwaliteit. Nadat de Duitsers in 1944 de dijken doorstaken en het gebied weer onder water zette, trokken de meeste boeren weg. Inmiddels maakt de Bethunepolder deel uit van het Noorderpark, een enorm recreatie- en natuurgebied ten noorden van de stad Utrecht. Hieraan ging een lange periode van ontwikkeling vooraf, maar sinds 2015 ziet het gebied er nu erg mooi en natuurlijk uit.
Het Oude Gemaal Bethunepolder is in 1930 gebouwd om water uit de Bethunepolder te pompen voor drinkwater. Het gemaal heeft gewerkt tot 1971, waarna het vervangen is door een automatisch gemaal achter het gebouw uit 1930. Toch kan het oude gemaal nog steeds worden gebruikt voor het geval het hard regent. Bijna een derde van het drinkwater voor Amsterdam wordt hier in de Bethunepolder gewonnen. Wat bij de drooglegging zo’n probleem bleek te zijn, werd opeens een groot voordeel: vanuit de Utrechtse Heuvelrug komt door hoge druk veel kwelwater naar boven in deze polder: bijna 34 miljoen liter per jaar (50 grote zwembaden per dag…! Vanaf het Oude Gemaal Bethunepolder wordt het water uit de Bethunepolder naar het natuurgebied van de noordelijk gelegen Loenderveense Plassen geleid via het Waterleidingkanaal dat vanaf hier naar het noorden stroomt. Daar wordt het verder gezuiverd.

Sinds 2003 is het gemaal een rijksmonument: het is een voorbeeld van “interbellum-architectuur” door het gebruik van o.a. bakstenen en geglazuurde tegels in “koele” kleuren. Het interieur is nog authentiek. Ik gluurde door de grote ramen met de stalen kozijnen: de originele machinerieën leken nog paraat te staan!

Vlakbij het gemaal zag ik een grote groep meerkoeten (Fulica atra) op een strook grasland, waar ze druk aan het eten-zoeken waren. Ik had eigenlijk nog nooit zoveel meerkoeten bij elkaar gezien! Hun witte “voorhoofdschilden”, zoals de witte knobbel bovenaan de snavel wordt genoemd, leken wel kleine lichtpuntjes tussen het zwart van hun veren en het groen van het gras.

Een volgende bunker staat langs de Machinekade en dan letterlijk “op pootjes“! Door het inklinken van de bodem is de fundering te voorschijn gekomen! De nu zichtbare heipalen waren nodig vanwege de slappe bodem; zij steken boven de bodem uit om onderlopen te voorkomen bij inundatie. Dit geldt ook voor een tweede Bunker “op pootjes” op de kruising van de Machinekade met de Veenkade. Ook deze bunkers zijn “groepsschuilplaatsen” uit 1939–1940 als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.


Vrediger dan het grauwe bunkerbeton was de mooie weerspiegeling van het zonlicht en de blauwe lucht met witte wolkjes in het water met het dunne laagje ijs erop…

Nog maar net was ik de Veenkade ingegaan toen ik een mooi uitzicht had op een sloot met Kuifeenden (Aythya fuligula)! Het is een grappig-uitziende eend: zowel het zwarte mannetje als het bruinige vrouwtje hebben een soort paardenstaart vanaf de achterkant van de kop hangen! Hun broedgebieden liggen in Noord-Europa: ze komen hier als wintergast. Toch is hier te lande een best grote en vaste populatie het gehele jaar door. Hier en daar lag nog wat ijs op het water. Daar paste, vond ik, het gedicht goed bij, dat ik op een poster bij het Gemaal Bethunepolder had gelezen: daarin wordt verwezen naar het gemaal dat sloten laat stromen als beken en dat het een toevluchtsoord is “voor kouwelijke eenden“!
- Ten noordoosten van Maarssen: zicht op een sloot in de Bethunepolder met Kuifeenden (Aythya fuligula)
- Ten noordoosten van Maarssen: bij het Gemaal Bethunepolder staat een gedicht over het gemaal, ijsvogeltjes en kouwelijke eenden
Toen ik steeds verder over de Veenkade naar het noorden liep kreeg ik een goed zicht op de polder. In westelijke richting varieerden de kleuren van goudgeel van het riet naar het diepbruin van het struikgewas en het grijzige van de bewolking aan de horizon, wat allemaal weerspiegeld werd in het stille water van een brede sloot. Hier was niet veel plek voor ganzen en eenden – eerder voor fazanten…

In oostelijke richting had ik zicht op brede sloten die smalle stroken van groen grasland van elkaar scheiden: dat waren de typische afwateringsloten uit de tijd van de drooglegging. In het water dreven vele eenden en ganzen – ik zag ook vele grauwe ganzen in het gras, die af en toe snel op de wieken gingen… Opvallend in het verder kale landschap was een dicht bosschage in het noordoosten. Ook zag ik de puntdaken van stallen: die horen bij een van de weinige boerenbedrijven die nog actief zijn in dit natuurgebied.

In de tijd dat ik de Veenkade verder naar het noorden uitliep kwam ik maar een paar mensen tegen, die duidelijk hier in de buurt woonden en die op deze mooie zondagmiddag de hond uitlieten – tot vreugde van de hond! Het feitelijke natuurgebied wordt aan alle kanten “beschermd” door water en afgesloten weidehekken. Het gebied is in beheer bij het Waterleidingbedrijf Amsterdam en feitelijk Staatsbosbeheer: overal stonden de kenmerkende roestbruine bordjes met “Geen toegang“. Niet erg, want vanaf de weg was er genoeg te zien! Ook hier scharrelden vele ganzen in het groenige gras tussen de vergeelde ruigten. Het was heerlijk stil – op de melancholieke stemmetjes van de ganzen na… Verderop was alleen maar aan zo’n bordje te zien waar de tuin van een van de huizen aan de Nieuweweg ophield en het natuurgebied begon!


De Veenkade kwam uit op de Nieuweweg langs het Tienhovens Kanaal. Deze weg komt vanuit Hollandse Rading in het oosten met een grote bocht weer uit op het Zandpad langs de Vecht iets ten zuiden van Breukelen. Het kanaal vormt de grens tussen de Provincies Utrecht en Noord-Holland. Iets ten noorden van het kanaal en een jachthaven liggen de Loosdrechtse Plassen – nét buiten mijn gezichtsveld. Deze plassen liggen vrijwel geheel in de Provincie Noord-Holland – ik bleef in Utrecht.
Het gebied in tijden van oorlog
De Nieuweweg leidt ook langs Fort (bij) Tienhoven, een van de onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Voordat ik dat fort bereikte passeerde ik een monument in de berm en aan weerszijden van het fietspad. Hier waren obstakels uit de (aanloop naar) de Tweede Wereldoorlog te zien: zgn. aspergeversperringen, die door het Nederlandse leger in 1939 in de weg waren aangebracht om de tanks van vijandelijke troepen tegen te houden. Deze aspergevormige stukken spoorrails of stalen staven werden schuin in de weg in gegraven en veelal versterkt met betonnen sokkels. Bovengronds zijn ze in het wegdek verwijderd, maar er schijnen nog steeds breuken in het asfalt op te treden op de plek waar de ondergronds betonnen sokkels liggen! Dit in de berm nog zichtbare monument is sinds 2013 een rijksmonument. De vorm van de “asperges” komt ook terug in de houten zitbank die in de berm is geplaatst. Op het informatiebord wordt vermeld dat het Waterschap in overleg met de Provincie Utrecht en en de Gemeente Stichtse Vecht de geschiedenis inzichtelijk heeft willen maken. Helaas was het bord nogal door graffiti besmeurd: hierdoor waren de historische foto’s niet meer zichtbaar…

In het grasland ten zuiden van het Aspergeversperringsmonument staat een groot kleurrijk bord over “Bethunepolder 50 jaar Natuurreservaat” – dus al heel lang een vreedzame polder! De gestileerde kieviet ziet er tevreden uit… De echte kievieten (Vanellus vanellus) heb ik niet gezien: die waren waarschijnlijk nog in warmere, zuidelijkere streken neergestreken en komen niet eerder dan in februari weer terug…

Niet lang daarna doemde vanachter kale bomen en struikgewas een somber, met klimop overgroeid bouwwerk op: het Fort (bij) Tienhoven, een rijksmonument en onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In het kader van dit grote inundatieproject werd in 1848 met de bouw van dit fort begonnen – twee jaar later was het voltooid. Het ligt aan het Tienhovens Kanaal dat in het westen naar de Vecht leidt. Zo’n 30 jaar later werd het fort verder versterkt en het wachthuis omgevormd tot een bomvrije kazerne voor rond 50 manschappen. Bij deze verbouwing legde men ook twee damsluizen aan voor eventuele inundatie van het gebied ten zuiden van het kanaal. In de Tweede Wereldoorlog bouwden de Duitsers verschillende bunkers in de buurt van het fort. De oorspronkelijke functie van het fort was om de toegang vanuit het kanaal en de inundatiekade langs dit water af te grendelen, en ook om lokale inundatievoorzieningen te beveiligen. Nu is het fort aan de natuur teruggegeven: er leven vleermuizen. Hoewel het fort niet te bezoeken is, wordt er nog wel gezorgd voor de zichtbaarheid in het landschap.

Aan de overkant van het Fort en het Tienhovens Kanaal begint het Waterleidingkanaal dat leidt tot aan het Gemaal bij de Machinekade in het zuiden. Daar staat een informatiebord over vervening en droogmakerij: daartoe werden ontwateringssloten gegraven, veelal loodrecht op de Vecht – en dijken aangelegd om de nieuwverworven landbouwgrond te beschermen. De Nieuweweg is daarvan een voorbeeld. Waar water aan het landschap kan worden onttrokken, kan het ook weer gebruikt worden om land te verdedigen: de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die operationeel was tussen 1845 en 1945. Met een ingenieus systeem van afsluitbare inlaten vanuit waterlopen kon een groot deel van Nederland vanaf de Zuiderzee (nu het IJsselmeer) tot ver in Noord-Brabant op subtiele manier geïnundeerd worden: zoveel water over het land laten stromen dat het voor mensen en voertuigen niet toegankelijk was, maar zo weinig dat vaartuigen niet konden worden ingezet…! Op strategische punten werden forten gebouwd. Zoals hierboven al aangegeven waren door nieuwe vormen van oorlogsvoering deze forten kwetsbaar geworden, waardoor tijdens de Tweede Wereldoorlog bunkers werden gebouwd rond deze forten. Nu hebben zowel de bunkers als de forten een vreedzamere bestemming: goede biotopen voor plant en dier!
Dat het proces van ontwatering van het moerasgebied nog steeds doorgaat wordt duidelijk bij een mooi vormgegeven monument. Daar wordt aandacht besteed aan het inklinken van het oorspronkelijke veenlandschap. Het inklinken begon toen het veenmoeras vanaf het jaar 1000 in enkele eeuwen in cultuur werd gebracht. Daarbij werd het land in blokken verdeeld en werden sloten gegraven om het moeras te ontwateren. Hierdoor droogde het land uit en klonk het in. Dit proces van voortschrijdende bodemdaling, waarbij steeds veel CO2 vrijkwam, is onomkeerbaar en vormt nu een groot probleem voor o.a. de landbouw en de woningbouw. Dit monument aan het noordzijde van het Waterliniekanaal geeft de bodemdaling door de ontginningen aan – de top ligt 2,3 meter boven het huidige maaiveld: zoveel is de bodem gedaald sinds het jaar 1000. Het is verbluffend om te bedenken dat ieder 10 jaar de bodem met 2,3 cm daalt… Op het bord wordt aangegeven dat drie processen, onafhankelijk van elkaar, tot deze daling bijdragen – dit wordt met symbolen weergegeven. De ijskristallen verbeelden de fase waarin de gletsjers uit Scandinavië zich hadden teruggetrokken en Nederland in 1.000 jaar 30 cm daalde. De blaadjes verbeelden het veen dat met 70 cm werd samengedrukt na het wegstromen van het water uit het moerassige gebied. Tenslotte geeft het symbool dat door de drie verbonden cirkels nog het meeste op de Keltische triskelion lijkt, maar dat wellicht het veenmos verbeeldt, aan dat door het contact met de lucht is gaan verteren en met 130 cm inklinken…

Langs het Waterleidingkanaal liep ik over een grasdijk naar het zuiden. Het kanaal dient ertoe om het overtollige kwelwater dat uit de Bethunepolder wordt gepompt naar het noorden te laten stromen om in een afgescheiden plas van de Loenderveense Plassen (de Waterleidingplas) te worden gezuiverd voor drinkwater van de Amsterdammers. Het was plezierig lopen langs het rustige water, dat nog goed zichtbaar was nu het riet aan de oevers was gemaaid. Ik zag het bekende icoontje van de St. Jacobsroute: hierlangs gaat het traject van Amsterdam naar Utrecht. Ook de langeafstandswandeling het Waterliniepad (346 kilometer van Volendam naar Dordrecht via o.a. de Stelling van Amsterdam en de Biesbosch) loopt hierlangs.

Na zo’n tien minuten passeerde ik een klein dichtbegroeid schiereilandje dat een inham van het kanaal afschermde. Hier zag ik geen watervogels, maar misschien was het een eendenpoel? Het water straalde wel rust uit.

Toen ik bijna weer bij de Machinekade bereikt had kwam ik weer bij een overstap naast een weidehek dat de graskade afsloot. Hier lagen een paar grote, rechthoekige plassen aan de westkant van het pad met hier en daar een smal strookje winters groen. Met tegenlicht was ook dit een rustgevend gezicht, met mooie spiegelingen in het water.

Hoewel de zon zijn best deed om te schijnen was het toch wel koud: er lag ijs op een waterplas die gevormd was door rijsporen in de drassige grond van het graspad. Het was te zien dat het water in fasen bevroren was: het leek wel wat op hoogtelijnen op een kaart van een bergachtig gebied! Ook een leeggegeten mosselschep leek een ijzige glans te hebben, maar dat was toch een paarlemoeren glans!
- Ten noordoosten van Maarssen: aan de rand van het pad langs het Waterliniekanaal ligt ijs van verschillende dikte op een plas
- Ten noordoosten van Maarssen: in het gras langs de Machinekade ligt een grote, leeggegeten mosselschelp te glanzen in de zon
Terug naar Maarssen-dorp en naar huis
Nadat ik weer langs de Machinekade was teruggelopen – ditmaal aan de noordzijde – kwam ik weer uit bij de Vecht. Het licht van de vroege namiddag was weer erg mooi.

Na mijn hiervoor beschreven wandeling langs de Vecht en de mooie huizen kwam ik weer in het dorp, waar ik nog wat verder liep dan bij de Kort en prachtig-wandeling was aangegeven: zo kwam ik via de Parkweg uit bij de Termeerbrug, waar ook een bronzen beeldengroep stond: “Man met Paard” door Gabriel Sterk (*1942). Man en paard hadden een stoere uitstraling!
- Maarssen: bij de Termeerbrug over de Vecht staat sinds 1974 de beeldengroep “Man met Paard” van Gabriël Sterk (*1942)
- Maarssen: close-up van de beeldengroep “Man met Paard” uit 1974 door Gabriël Sterk (*1942) bij de Termeerbrug
Ik had een mooi uitzicht vanaf de Termeerbrug: het leek wel een sfeervol schilderij! Deze brug dateert uit 1974 en verving een voorganger die niet meer functioneerde – de klep bleef openstaan…! Eerst heette de brug gewoon “Parkwegbrug”, maar de bevolking heeft de naam “Termeerbrug” gekozen: dit is een verwijzing naar het Kasteel Ter Meer, dat ten westen van de brug heeft gestaan en dat na een roemruchte geschiedenis van verwoestingen en wederopbouw in 1903 wegens bouwvalligheid is gesloopt om plaats te maken voor huizen.

Vanaf daar liep ik nog een rondje langs de Vecht terug naar de Evert Stokbrug. Ik heb mij daarbij verwonderd over de precisie waarmee bewoners hun auto’s parkeerden, vlak langs het water – zonder enige veiligheidsmarge…! vervolgens ging ik weer terug naar het treinstation. Ik stak via de Maarsserbrug het Amsterdam-Rijnkanaal over. Deze brug is een stalen boogbrug over het kanaal én over de spoorlijn Utrecht-Amsterdam en dateert uit 1937. Zij verbindt Maarssen-Dorp in het oosten en Maarssenbroek in het westen met elkaar. In de volksmond staat de brug bekend als “De Hoge Brug”. De eerste brug was een draaibrug uit 1890 over het oude Merwedekanaal: zij verbond het Maarssen-Dorp met het treinstation. In het dorp herinnert de Stationsstraat hier nog aan. De vervangende stalen brug was noodzakelijk geworden door het toenemende scheepvaartverkeer en de geplande verbreding van het Merwedekanaal. Pas in 1952 kwam de aanpassing van het kanaal in de vorm van het Amsterdam-Rijnkanaal, dat hierop dezelfde locatie ligt als het toenmalige Merwedekanaal. In 2007 is de brug weer geopend na uitgebreide renovatiewerkzaamheden – hierbij is de brug ook met 25 cm verhoogd. Het uitzicht was mooi – net als de kleuren van de ondergaande zon. Ik had vandaag weer iets bijzonders ontdekt.

Prachtig Verhaal , mooie fotos