Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
16 december 2019
Even relaxen in een vriendelijk stadje
Vandaag verlaat ik Hanmer Springs, het vredige resort met het heerlijke thermaal water, en zal verder reizen naar de westkust over mijn eerste bergpas! Ik heb hier sinds afgelopen zaterdag, 14 december, een goede tijd gehad met een mooie wandeling en een heerlijke baddersessie.
Maar eerst heb ik die zaterdagochtend rond negen uur afscheid genomen van B&B Awatea, Kevin en de Nederlanders en ben via de “toeristische route”, dus door de binnenlanden, in de richting van Hanmer Springs gereden: met de toepasselijke naam “Inland road“. In kilometers is deze route korter, maar niet in tijd, want de weg was bochtig en voerde door brede dalen en langs steile hellingen. De zon scheen en het landschap was lieflijk en groen en dan weer ruig en bergachtig. Ergens zag ik tegen een steile helling met veel bos een grote roedel herten die vrij rondliepen – en niet zoals ik hier ook vaak gezien had in een “hertenfarm”… Dat was een mooi gezicht.
Af en toe moest ik over riviertjes en andere waterstromen met grotere en kleinere bruggen. Hier in Nieuw-Zeeland hebben ze een voorliefde voor “one lane bridges“: enkelbaans bruggen, waarbij de ene keer het verkeer van de ene richting voorrang heeft bij het oprijden van de brug en het andere verkeer moet wachten – en de andere keer is het andersom. Bij lange bruggen is er soms in het midden een uitwijkplaats… Ik stopte na een uurtje rijden even om wat foto’s te maken van een rivier, de Conway river, die rustig door een breed rivierbed stroomde, maar die wel in de loop der tijden een heel diepe geul had uitgesleten. Wat een rust en een ruimte waren daar!
De bergen hier zijn hoog genoeg om in de winter dikbesneeuwd te zijn: op zeker moment werd er dan ook verwezen naar het Mt. Lyford Alpine Resort, een bekend skigebied in dit deel van Canterbury. Het schijnt daar bijzonder te zijn, maar omdat ik dit op dat moment niet echt interessant vond, reed ik weer verder. De “Inland road“, State Highway 70, die ik vanaf Kaikoura volgde, heeft al een langere geschiedenis. Men is in 1882 begonnen met de aanleg van de weg, maar ondervond wel problemen bij de bouw. Toch kon vijf jaar later een lange stoet van door paarden getrokken wagens vanuit Waiau erover rijden naar Culverden. Het verkeer over deze weg werd niet minder toen in 1900 de weg langs de kust (State Highway 1) werd geopend. In de jaren 1960 tot 1990 werd de weg steeds verbeterd en rond 1988 opgewaardeerd tot State Highway. Ook werden houten bruggen vervangen door gemetselde bruggen, zoals over de rivier de Wandle. Toch was er nog een stuk van 28 kilometer dat niet was geasfalteerd: dit is uiteindelijk gedaan in de jaren 1999 en 2000, waarna de weg als belangrijk deel van de “Alpine Pacific Touring Route” feestelijk werd geopend. Bij de Wandle river (waar ze nu toch weer aan het werk waren!) ligt een grote zwerfkei met een mooie plaquette die aan dit plechtige moment herinnert.
Niet lang daarna reed ik het plaatsje Waiau binnen en kwam ik op een T-splitsing. Daar stond een groot, crèmekleurig gebouw, dat duidelijk een hotel was: het Waiau Lodge Hotel uit 1910. Het zag er verlaten en wat vervallen uit, met bouwhekken eromheen… Daarnaast stond een noodgebouw met het opschrift “Waiau Tavern“, dat wel open was. Ik ging een kopje koffie (“a long black, please!“) drinken en een tosti eten. Al wachtend bestudeerde ik de wand bij het overdekte terras: daar hingen niet alleen foto’s van het hotel in zijn gloriedagen, maar ook vele krantenartikelen over hoeveel schade de aardbeving van november 2016 had veroorzaakt – dezelfde beving die ook Kaikoura zo getroffen had! Er was ook een oproep tot fundraising, omdat de eigenaren “the Grand Lady“, vroeger het kloppend hart van de plaats, weer bedrijfsklaar wilden maken. De dame achter de bar vertelde dat ze erg lang hadden moeten wachten op het ingenieursrapport met de uiteindelijke analyse van de schade, maar dat zij dat gelukkig een paar dagen daarvoor hadden ontvangen. Nu konden ze aan wederopbouw gaan denken. Van de buitenkant zag het hotel er nog wel redelijk uit, maar binnen was het een puinhoop geworden. Toch hielden ze goede moed dat het wel goed zou komen – ik heb maar een ruime fooi gegeven om hen te helpen. Ook hier viel mij op hoezeer de mensen aan hun “heritage” gehecht zijn!
Mijn weg vervolgend kwam ik bij een echt brede, vlechtende rivier – ditmaal de Waiau Uwha river. Tot 1998 heette de rivier gewoon Waiau river, maar door de naamsverandering kwam de oorspronkelijke Māori-naam beter tot zijn recht. De bordjes en de kaarten vermelden nog gewoon Waiau… Dat geeft wel verwarring, want in het zuidwesten van het Zuidereiland stroomt ook een rivier met dezelfde naam! Ook hier was er weer een “one lane bridge“, die erg lang was en daarom ook weer uitwijkplaatsen had. Op de grindbanken lagen grote boomstammen, met kale takken, als getuigen van grote waterhoeveelheden; nu stroomde het water rustig via de verschillende “vlechten” langzaam stroomafwaarts.
Na zo’n 20 kilometer kwam ik ten noorden van het plaatsje Culverden op de State Highway 7 uit, die ik naar het noordwesten, naar Hanmer Springs bleef volgen. De weg lag naast de Waiau rivier, die hier smaller is en door een diepe kloof stroomt: ideaal voor adrenalinejunks, want hier kun je bungeejumpen en met een jetboat over het wilde water scheuren….
Om een uur of één bereikte ik het rustige en groene plaatsje Hanmer Springs, waar ik al snel mijn hotel vond: het Heritage Hotel, dat ooit, in 1897, als simpele lodge was opgezet en in 1932 was omgebouwd tot een in licht oker geschilderd hotel in een Italiaans-aandoend stijl – het zag er erg uitnodigend uit! Mijn kamer met uitzicht naar het westen over het gazon en de weg was luxueus zonder overdrijving en daar was ik dik tevreden mee! Het was nog steeds mooi en lekker warm weer, dus ging ik al snel het dorp in. Ten noorden van het plaatsje zag ik een opvallende, geheel beboste kegelvormige berg met de treffende naam “Conical Hill“: er loopt een wandelpad naar de top – dat was ook een van mijn plannen!
Hoewel de thermaalbronnen al bij de Māori bekend waren, werden zij rond 1859 door de Europeanen ontdekt. Zij besloten er een nederzetting omheen te bouwen en de bronnen te ontwikkelen. Er gaat veel rust uit van de bebouwing, maar zeker ook van de beplanting. Als je door het dorp loopt zijn de rijbanen gescheiden door een brede met oude eiken beplante allee met voetpaden, gazons en bankjes. Aan de zuidkant van het dorp waar de aansluitende State Highway 7A het dorp binnenkomt is een wijds uitzicht op de bergen aan de andere kant van het brede dal waar de Waiau river doorheen stroomt, maar die is vanaf dit punt niet te zien. Er zijn natuurlijk hier ook vele toeristen, maar op de een of andere manier vallen die niet erg op. Er staan ook heel grote en oude dennenbomen vlakbij het Thermaalbad. In het begin van de 20e eeuw zijn hier vele niet-inheemse bomen geplant: veelal grove dennen en sparren voor de houtproductie. Dat maakt de omgeving ook zo groen. Ook hier is een Memorial Hall voor de gevallenen “van hier” in alle oorlogen in de 20e eeuw: hun namen staan op borden bij de toegangsdeur. Op 6 juni 1964 is er bij deze Hall een Gingko, een Japanse notenboom (Gingko biloba) geplant door de toenmalige Gouverneur-Generaal van Nieuw-Zeeland, Brigadier Sir Bernard Fergusson (1911–1980). Aan het begin van het dorp staat ook nog een plaquette met de namen van de gevallenen uit Hanmer Springs – er waren rode “poppies” aan bevestigd…
Een andere connectie met de oorlog is het Queen Mary’s Hospital, dat vanaf 1916 dienst heeft gedaan als militair revalidatiecentrum voor in de Eerste Wereldoorlog gewond geraakte Nieuw-Zeelandse soldaten, vooral voor de behandeling van shellshock. Op de plek waar het ziekenhuis nu staat was in 1897 al een sanatorium gebouwd, omdat men vanaf 1860 de geneeskrachtige werking van de minerale bronnen had onderkend. In 1914 is dat afgebrand. Van 1914 tot de opening van het ziekenhuis heeft de toenmalige eigenaar van het Heritage Hotel zijn gebouw ter beschikking gesteld als hospitaal. Toen bleek ook de meerwaarde van een dergelijke ziekenhuis juist op deze locatie. Er staat nu nog één origineel gebouw van het “Soldiers’ Block“, dat gekenmerkt wordt door de vele ramen om optimaal zonlicht binnen te laten. Het park eromheen in de frisse berglucht was ook ontworpen om de (geestelijke) gezondheid te bevorderen. Op de informatieborden stonden ook foto’s uit de tijd dat het ziekenhuis in bedrijf was. Het hospitaal bleef onder militair gezag tot 1921, waarna het werd overgedragen aan het Departement van Volksgezondheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Soldiers’ Block opnieuw gebruikt voor revalidatie van militairen. Op het grondgebied van het hospitaal werd in 1926 een gebouw geopend voor vrouwen met zenuwaandoeningen. Vanaf 1960 viel het ziekenhuis onder het gezag van de Afdeling geestelijke gezondheid voor de behandeling van alcohol- en drugsverslaafden. Toen in 2003 de overheidssubsidies stopgezet werden, moest het ziekenhuis zijn deuren sluiten. Sinds 2010 is de locatie als monument beschermd. Ook al is op het terrein nog wel het nodige op te ruimen en bij te schilderen, vond ik het toch wel een speciale plek met zeker een bijzondere geschiedenis.
De plaats ontleent zijn naam aan Thomas Hanmer (1827-1892), een landmeter die oorspronkelijk afkomstig was uit Wales en als settler in 1852 in Nieuw-Zeeland, in Lyttelton, aankwam. Hoewel hij nooit in Hanmer Springs gewoond heeft (maar op een grote “station“, een boerderij aan de Conway river en later in Australië), heeft hij wel het gebied rond Hanmer Springs in kaart gebracht. Er staat een groot, deels bronzen standbeeld van hem in het dorp: ten voeten uit en met een grote meetlat in zijn rechterhand. Verderop is een houten, halfopen gebouwtje van witgeschilderde planken en groene muurlijsten en voorzien van zitbanken: het “Banana House“, dat in de 1920er jaren is gebouwd en dat oorspronkelijk voorzien was van glazen ruiten. Die zijn nu vanwege vandalisme verwijderd. De dakconstructie is van aluminium platen. Het schijnt dat de naam is ontstaan uit de combinatie van de naam van een van de bouwers, Bertie Orange, die de bijnaam “Bertie Bananas“, had en een ernaast geplante “monkey tree“, de apenbroodboom! Ik zag nog wel de afgezaagde stronk, maar niet meer de boom…! Ook aan de brede allee staat een elegant wit kerkje met een groen dak: het is de aan St. Rochus gewijde katholieke kerk uit 1904. Wat hier opvalt is het grote aantal eettentjes die vele internationale “cuisines” vertegenwoordigen!
De volgende ochtend werd ik al vroeg wakker en zag het licht van de opkomende zon op de bergketen in het westen schijnen en ook nog de maan aan de hemel staan. Het beloofde een mooie dag te worden. Ik besloot mijzelf te trakteren op een stevig ontbijt in het restaurant “Isobel” van het hotel, vernoemd naar de berg Mt. Isobel te noorden van Hanmer Springs: met dit goed verzorgde luxueuze ontbijt zou ik energie voor de hele dag hebben! Ik had vanaf mijn tafeltje uitzicht op de prachtig onderhouden hoteltuin en de bossen tegen de hellingen. In de gang naar het restaurant stonden vele versierde kerstbomen – van vele ondernemers uit het dorp!
Ik vertrok daarna voor mijn wandeling naar de top van de Conical Hill. Het bleek wel ieders favoriete zondagochtendwandelingetje te zijn, want het was erg druk. Toch heb ik ervan genoten: over brede, met naalden bedekte paden ging de tocht naar de top. Onderweg was het uitzicht al mooi, maar eenmaal boven had ik vanuit een overdekt houten gebouwtje, de “Conical Hill Summit House“, op 550 meter hoogte, vrij zicht naar alle windstreken. Van hieruit kon ik in het westen nu wel de Waiau rivier zien: niet zozeer het water, dan wel de brede, grijzige rivierbedding. Naar het noorden keek ik uit op de bergen van het Hanmer Forest Park, met o.a. de Mt. Isobel. Vanaf dit punt vertrekken ook langere wandelroutes – dat wordt iets voor “een volgende keer”! Bij het gebouwtje lag een enorm rotsblok met een plaquette als eerbetoon aan Duncan Rutherford (1853–1917) vanwege zijn niet-aflatende inzet voor de ontwikkeling van het “Hanmer Basin“, het plateau rondom Hanmer Springs, waar ik vanaf de top over uitkeek. Het was opgesteld door de “Hanmer Springs Progress League” in 1933…
Toen was het natuurlijk tijd om te gaan baden! In het complex van de Hanmer Springs Thermal Pools&Spa was het mede door het warme weer goed vertoeven, zonder dat het nu overvol was. Er waren meerdere zeshoekige baden met water van 38–40 graden. Dat was héérlijk: ik was er maar nauwelijks uit te krijgen… Je kon in de zon zitten, maar dat was op zeker moment toch te warm en ook qua instraling van de zon ook teveel van het goede! Er waren nog andere baden, zoals de rock pools, waarvan de oevers waren afgezet met rotsblokken en begroeid met prachtige inheemse planten. Ook waren er zwavelbaden: heel goed voor je huid en gelukkig niet al te zeer naar eieren riekend! Voor de jongere bezoekers en de liefhebbers van glijbanen en andere waterattracties is er op een naburig terrein, grenzend aan het Queen Mary’s Hospital, sinds enkele jaren een echt zwemparadijs gecreëerd dat door dichte begroeiing was afgescheiden van het thermaalbad. Hierdoor was er ook nauwelijks geluidsoverlast. Het water dat van nature allerlei mineralen bevat, doet er 173 jaar over om van regendrop of sneeuwvlok door de bergen van erg harde en mineralenrijke sedimentgesteenten, zoals greywacke of in het Duits Grauwacke, naar ongeveer 2 kilometer diepte te sijpelen en vandaar, opgewarmd door de aarde, weer boven te komen. De Māori naam van deze bronnen luidt “Te Whakatakaka O Te O Ahi Tamatea” en betekent letterlijk “waar de as van Tamatea’s vuur ligt”. Hierbij hoort weer zo’n prachtige legende over het ontstaan van de bronnen van Hanmer Spring. De beroemde krijger Tamatea was met zijn mannen in een kano onderweg aan de oostkust in de regio Otago toen zij schipbreuk leden. Hij verzocht de chief van de vulkanen op het Noordereiland om hen te redden van de bevriezingsdood. De chief stuurde vlammen uit de krater van de Ngauruhoe vulkaan. Enkelen daarvan zouden zijn geland in Hanmer Springs! De meer wetenschappelijke verklaring is dat deze bronnen zijn ontstaan door de breuken in de rotsen op de “Hanmer Fault“, een onderdeel van een van de grote breuklijnen op het Zuidereiland, de “Hope Fault“. De breuklijn schijnt dwars door het dorp te lopen…
Een opvallend beeld staat in het begin van het complex: het is een gestileerde waterdruppel van 50 cm hoog, gemaakt van Nieuw-Zeelands jade, “greenstone” of in Māori “pounamu”, gevat in een voet van geroest ijzer. Pounamu wordt alleen maar op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland gevonden. Het gesteente heeft grote symbolische waarde voor de Māori – de naam van het gesteente komt zelfs voor in de Māori naam voor het Zuidereiland: “Te Wa(h)i Pounamu“, het land van het greenstone. De pounamu behoort volgens de Māori tot de grootste “taonga” (schatten) van Nieuw-Zeeland. De belangrijkste en grootste Māori stam op het Zuidereiland, de Ngnai Tahu, is de “kaitiaki“, de “bewaarder” van de pounamu. Deze druppel is door de beroemde Māori kunstenaar Fayne Robinson (*1944 in Hokitika aan de westkust) in 2017 gebeeldhouwd uit het grootste stuk greenstone dat ooit is gevonden op het Zuidereiland. De kunstenaar zegt op één van de houten panelen die erbij staan, dat de smalle opening in het achterste steen van het beeld staat voor het water dat rijk aan mineralen, door de bergen naar boven komt en voor een van de meest iconische rivieren die door dit gedeelte van de bergen stroomt. Op het tweede bord legt hij uit dat deze steen heel geschikt is om negatieve energie op te nemen en positieve energie af te geven. Er staat ook nog een mooie zin in Māori op het bord: “He roimata tuturu“, “My sorrow has been left in the stone“. Ik zag er niet alleen een waterdruppel in, maar ook twee handen die samen als een beschermend holletje werken. Ik heb mijn hand even over de steen laten glijden – hij voelde heel zacht en niet echt koud aan. Bijzondere energie! Op de website van de Thermal Pools& Spa wordt in een video de totstandkoming van dit beeld getoond.
Na nog een paar keer mijn rondjes door alle baden te hebben gemaakt, ben ik even een kopje koffie gaan drinken in de Tea Kiosk, die nog in het authentieke gebouw uit 1904 is gevestigd. Wel is het interieur in de loop der tijden moderner geworden. Ik zat lekker in de zon en keek uit over de baden met de mensen die allemaal zo heerlijk aan het genieten waren – ik dus ook.
Een ander item dat ook nog authentiek is, maar niet meer in gebruik, is de gashouder die bij de toegang tot het badencomplex staat. Op een bord bij deze opslagtank staat dat deze gasometer vanaf het begin in 1898 tot 1940 dienst heeft gedaan als opslagvat voor het (licht)gas dat nodig was voor de verwarming en de verlichting van vele gebouwen in de plaats, zoals ook het Queen Mary’s Hospital. Het gas werd gewonnen uit de dampen die uit de bronnen opstegen. De gashouder was voorzien van een beweegbaar dak, dat met kettingen, poelies en gewichten werd bediend. Het niveau van het gas in de gashouder bepaalde de stand van het dak. Nu staat het dak op zijn laagste stand: het vat is leeg. De gasometer werd overbodig toen Hanmer Springs in 1940 werd aangesloten op het nationale stroomnet. Weer een stukje goed geconserveerde en gedocumenteerde geschiedenis!
Zoals ik al aangaf, heb ik hier een prettige tijd gehad en wil ik graag “een volgende keer” weer terugkomen voor meer bad- en wandelplezier!
Je doet veel moeite om zelfs in het Māori te schrijven, pet af!