Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina. 


3 mei 2019

Van oude gebouwen en slagvelden

Gisteren was mijn laatste ochtend in Triëst. Ook toen was het zonovergoten. Na wederom een uitgebreid ontbijt met de lekkere espresso liep ik naar het treinstation om een enkele reis naar Gorizia te kopen voor het volgende gedeelte van mijn trip. Om half twaalf vertrok de trein – hij reed langs alle plekken waar ik de afgelopen dagen was geweest of had gewandeld. Een laatste blik op de Adriatische Zee voelde als een soort afscheid…

20190502_110231
Triëst: op weg met de trein naar Gorizia nog een laatste blik op de Adriatische Zee

Tegen half één kwam ik in Gorizia aan; het voelde erg bekend en vertrouwd. Ik had nu een ander hotel dan de vorige keer geboekt: Best Western Gorizia Palace. Het hotel hoort bij een internationale keten, maar er heerste een plezierige en persoonlijke sfeer – bovendien spreken ze goed Engels, iets dat ik eerlijk gezegd ook wel erg prettig vind…

Ik ben daarna de stad ingelopen, gewoon om van het mooie weer te genieten. In het centrum valt aan alle gebouwen en standbeelden in parken en op pleinen af te lezen hoezeer Gorizia in de loop van de eeuwen is uitgegroeid tot een cultureel en vooral een multicultureel centrum: vele schrijvers, dichters en geleerden zijn er geboren, groot in hun vak geworden en ook gestorven. De stad Gorizia – of in de Oostenrijkse tijd Görz genoemd – lag toen en ligt nog steeds op een snijvlak van talen en culturen. Enkele belangrijke mensen zijn: Graziadio Isaia Ascoli, een Italiaanse filoloog en linguïst (1829–1907) die opgegroeid is in en geïnspireerd is door de meertalige omgeving van de stad, Carlo Michelstaedter, een Italiaans schrijver, dichter, kunstschilder, tekenaar en filosoof van Duits-Joodse afkomst (1887–1910) en Maximilian Fabiani, een drietalige Oostenrijks-Italiaans-Sloveense architect met ontwerpen voor vele gebouwen in Gorizia en wijde omgeving (1865–1962). De beelden van Ascoli en van Fabiani staan in een park in het centrum, dat van Michelstaedter staat op de route naar het Kasteel op de heuvel.

Daar wilde ik via een boslaantje naar toe gaan, maar dat bleek vanwege werkzaamheden niet mogelijk te zijn. Daardoor moest ik omlopen en kwam borden tegen met pijlen die niet alleen naar de Universiteit van Triëst, vestiging Gorizia wezen, maar ook naar de “Lourdesgrot”. Dat maakte mij nieuwsgierig, dus liep ik met een stroom jonge mensen in de richting van het universiteitsgebouw. De grot is een nauwkeurige kopie van de originele Grot in Massabielle, ook 10 meter hoog en 18 meter breed. Het Mariabeeld is destijds geschonken door het Hoofd van het Seminarie. Er ging rust van deze groene omgeving uit.

20190502_141554
Gorizia: de “Lourdesgrot” uit 1936 bij het huidige Universiteitsgebouw

’s Avonds ben ik gaan eten bij een Italiaans restaurant, Antica Osteria al Sabotino, dat ik in de middag al van de buitenkant gezien had op mijn toer door de stad. Van binnen bleek het een soort huiskamer-restaurant te zijn waar in totaal 20 mensen aan zeven of acht tafels konden zitten. Eén tafel was niet gedekt en dat bleek de stamtafel te zijn. Toen ik om 7 uur, voor Italianen natuurlijk wel erg vroeg, arriveerde en een plaatsje kreeg, waar ik de zaal kon overzien, kwam er ook nog een viertal buurtgenoten die met de nodige luidruchtigheid een glaasje wijn kwamen drinken. De patrone ging er ook nog even gezellig bij zitten. Intussen stond er al een glas Friulano voor mijn neus, die erg lekker was. Het voorgerecht bestond uit een snee geroosterd stokbrood met een warme schijf worst uit de regio; de “melanzane alla parmigiano“, de auberginelasagne zogezegd…, als tussengerecht werd gevolgd door een varkensfilet met rode wijnsaus, gemaakt met de bekende wijn uit de Collio, de Terrano, in combinatie met de ook hier populaire zure uiencompote. Ik kreeg daarbij een soort taartpunt van polenta, die heel luchtig was en lekker naar tijm en rozemarijn smaakte. Een Merlot-Cabernet uit de Collio ging er ook erg goed bij! Inmiddels was het na 20.00 uur en was de stamtafel ook weer leeggestroomd… Om half negen liep ik weer buiten en op weg naar het hotel, door de aangenaam lauwe avond.

Vandaag was het weer helemaal omgeslagen: het was grijs, koel en het regende. Nog meer regen was voorspeld… Met het oog hierop heb ik mijn aanvankelijke plan om Etappe 5 van de Gele Route van de Via Alpina te vervolgen vanaf het punt waar ik vorig jaar was opgehouden, Cormóns, en van daaruit naar Albana (en terug) te lopen niet uitgevoerd. In plaats daarvan heb ik een tocht gemaakt naar de Monte Calvario, een heuvel ten westen van Gorizia, waar een aantal monumenten is geplaatst ter herinnering aan de Eerste Wereldoorlog. Op de een of andere manier ontkom je in deze streken niet aan duidelijke herinneringen aan “oorlogen”…, in en om Triëst niet, en zeker evenmin in Gorizia, dat in de jaren 1915 en daarna midden in het strijdtoneel heeft gelegen. De Monte Calvario heette oorspronkelijk Podgora.

Op deze regenachtige ochtend ging ik op weg naar de voetgangersbrug over de Isonzo langs ongeveer dezelfde route als vorig jaar. Er vielen af en toe van die grijze buien, dus hoes over de rugzak en paraplu op. Ik kwam nu langs de brandweerkazerne – de architect had het blijkbaar een geestig idee gevonden om het voegsel tussen de natuurstenen in de muren vuurrood van kleur te maken…!

Vanaf de voetgangersbrug naar het stadsdeel Piedimonte, dat letterlijk “aan de voet van de berg” betekent, had ik al zicht op mijn doel: de Monte Calvario, die in alle kleuren groen opdoemde uit de mist van regen.

20190503_101156
Gorizia: zicht op de rivier de Isonzo en de Monte Calvario vanaf de voetgangersbrug

Terwijl ik eerst langs de doorgaande weg aan de rechter Isonzo-oever liep, en daarna over een kleinere verharde weg in de richting van de Monte Calvario, regende het nog steeds. De helling oplopend bedacht ik dat het de regen niet uitmaakt waar en wanneer hij valt – het zijn de mensen die de regen als zegen of als probleem ervaren… In de Eerste Wereldoorlog viel de regen aan alle zijden van het front, aan de kant van vriend en van vijand en in de loopgraven van alle partijen – en werd daar tot probleem. Ik liep hier in vrede door de regen, en ik voelde mij daar dankbaar om.

De asfaltweg slingerde zich door het frisse groen van de beukenbomen naar boven. Er waren wel zijpaden door het bos, waarbij pijlen ook naar de monumenten op de berg verwezen, maar de paden waren door de regen veranderd in beekjes en het groen hing laag over het pad door de vele regendruppels. Dat vond ik niet erg aanlokkelijk, dus vervolgde ik de verharde weg langs de verstilde berg. Als eerste kwam ik bij een gedenkplek voor de jonge schrijver Scipio Slataper uit Triëst (1885–1915). Hij heeft in 1912 de roman “Il mio Carso” (Mijn Karst) geschreven, waarin zijn grote literaire talent naar voren kwam. Het zou zijn enige werk blijven: hij overleed op 3 december 1915 vlak na de Vierde Slag bij de Isonzo. Enige maanden tevoren was hij voor de strijd opgeroepen. Op het monument is niet alleen een kleine plaquette voor hem, maar ook voor zijn zoon, “Scipio secondo”, die enige maanden voor zijn vaders dood is geboren en in 1943 in Rusland is gesneuveld. In een klein parkje met grote en kleinere cipressen stond ook als monumentje een hekwerk van prikkeldraad.

Een eindje verder bergopwaarts liep een laantje met mooi plaveisel, maar met veel blad er (nog) op naar een andere gedenkplek: een naald voor de Italiaanse soldaten die hier op de Monte Calvario tijdens de veldslag van 1915 gevallen zijn. Ook hier rijzen twee grote cipressen hoog op.

Van daaruit was het maar een paar minuten naar de grote Obelisk die op een groot met cipressen omzoomd plein staat. Er staan aan de rand van het plein vele gedenkstenen. Op de vierkante sokkel zijn plaquettes o.a. met de namen van de legeronderdelen die hier gevochten hebben. Op één van de plaquettes staat: “non lagrime chiedono i morti ma qui chiamano i viventi a imparare come si ami la patria“, wat zoveel betekent als “de doden vragen niet om tranen, maar zij roepen de levenden op om van hun land te houden”. Inmiddels was het droog geworden en ook veel lichter.

20190503_112833
Gorizia: zicht vanaf het plein op de Obelisk op de Monte Calvario ter herinnering aan de Italiaanse gevallenen

Een lange laan met cipressen leidt dan naar de open vlakte waar het monument van de “Tre Croce” staat, drie grote, grijze kruizen op een sokkel van donkere natuursteen, die symbool staan voor het begrip “Calvarieberg”. Vanaf dit punt is er, zelfs met dit troebele licht, een mooi uitzicht op Gorizia aan de oostelijke kant en op de Collio in westelijke richting. Er staat ook een grote vuurschaal opgesteld. Ook hier drong weer het belang en de kracht van het begrip “vrede” tot mij door, maar ook het besef dat “vrede” iets kwetsbaars is en hoe zeer wij ons moeten inzetten om die vrede te bewaren, om te beginnen in ons eigen hart en hoofd…

Vanaf dit punt liep een bospad weer de berg af, waardoor ik na ruim een half uur terug was in Piedimonti. Op weg naar de voetgangersbrug kwam ik langs weer een monument, dit keer voor de Tweede Wereldoorlog. Ik vond het beeld van wit beton erg mooi: hoe twee gebalde vuisten uiteindelijk twee open gespreide handen werden.

20190503_122302
Gorizia: in het stadsdeel Piedimonte is een krans gelegd bij het monument voor de Tweede Wereldoorlog

Achter het monument liep een smal paadje in de richting van de rivier. Een groot bord gaf aan dat het verboden was om te zwemmen. Ik ging op onderzoek uit en kwam inderdaad aan de oever van de Isonzo. Ik kon zelfs langs de oever verder naar de stroomversnelling lopen! Daar liep het paadje dood, zodat ik weer terug moest naar het monument en van daaruit naar de voetgangersbrug. De door het water uitgesleten steen waarop ik gestaan had, was nog zichtbaar!

Weer in de stad kwam ik langs de “Mercato Coperto” die volgens de plaquette aan de muur in 1927 is geopend. Van de buitenkant ziet het gebouw er niet erg spectaculair uit, behalve de twee torentjes van rode baksteen en een kleurrijk tegelplateau. Eenmaal binnen was het een hoge, wit gestuukte ruimte met veel licht dat door de boogramen, hoog in de wanden, naar binnen viel. Er waren vandaag niet veel kramen bezet, maar het aanbod was om van te watertanden: aardbeien, asperges, verse groenten en kruiden. Ook zag ik de “bruscantoli“, de jonge scheuten van de hopplanten, die ik in en om Triëst ook had gezien. Het was om het uur dat ik er was, iets over enen, nogal rustig.

20190503_130828
Gorizia: in de Mercato Coperto liggen behalve bosasperges ook jonge scheuten van hopplanten

Van al dit lekkers had ik best een beetje trek gekregen en daarom ging ik een kopje espresso drinken bij Caffè Garibaldi, een etablissement dat al sinds 1900 bestaat en ook alle stijlkenmerken uit die tijd heeft. Het was veel te koud om buiten te zitten, maar dat was niet erg: het interieur is echt authentiek, met de grote kroonluchter, de lambriseringen en de versieringen langs het plafond. De bediening was vriendelijk, de koffie goed en de “Insalata verde” (cherrytomaatjes, feta en groene olijven op ijsbergsla, waar je zelf olijfolie en balsamicoazijn over kunt sprenkelen) waarvoor ik gezwicht was, lekker. Ook lekker was het glaasje Ribolla gialla, een frisse, maar volle witte wijn uit de Collio! Rond deze tijd kwamen de meeste bezoekers om een kopje espresso of een glaasje wijn te drinken en om staande aan de toog een praatje te maken met de uitbaters en met elkaar.

Gesterkt door deze lunch wilde ik nog één aspect van Gorizia bekijken: het Trgovski Dom, het “Huis van de Handel”, in 1903–1905 ontworpen door Maximilian Fabiani in opdracht van de Sloveense minderheid in Gorizia met de bedoeling om er niet alleen een Sloveens handelscentrum, maar ook een cultureel centrum van te maken. Het staat op de hoek van de Corso Verdi en het Park, waar ook het borstbeeld van Fabiani staat. Het grote en robuust ogende gebouw verschilt wel erg van het lichtvoetige “Casa Bartoli” in Triëst met de neerdwarrelende bladmotieven uit 1905, dat Fabiani ook ontworpen heeft!

Het Trgovski Dom is een duidelijk voorbeeld van de kunststroming Sezession, een vorm van de Jugendstil, Art Nouveau. Ook dit gebouw heeft een roerige geschiedenis gekend. Na de Eerste Wereldoorlog hebben de Fascisten het gebouw in brand gestoken, waardoor het interieur is vernield. Dit was ook bedoeld als symbolisch gebaar: de Fascisten wilden de Sloveense gemeenschap treffen en hen tot Italianisering dwingen. In de 1930er jaren heeft de Fascistische Partij het gebouw overgenomen voor hun bijeenkomsten. Na de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding door de partizanen is het omgedoopt in het Ljudski Dom, het “Huis van het Volk” en opengesteld voor zowel Italianen als Slovenen. Tussen 1950 en 1980 heeft de Lega Nazionale, ook hier actief, het gebouw gebruikt voor hun sociale en culturele activiteiten, waaronder ook de prachtige theaterzaal, de Petrarca-zaal. Daarna raakte het gebouw steeds meer in verval. In 2014 zijn er renovatieplannen gemaakt, die nu uitgevoerd worden. Dit was duidelijk te zien en te horen… De grote voordeuren stonden open. Ik ging naar binnen, waar in de hal een afbeelding hing van hoe het Trgovski Dom er in de beginjaren uitzag. Het enige verschil tussen toen en nu is de omvang van de kastanjebomen! Verder gaande kwam ik door een zijdeur in een indrukwekkend trappenhuis met prachtig vormgegeven balustrades. Door de deur aan de andere kant zag ik een grote hoop riet en pleisterwerk op de grond liggen. Dat beeld kwam mij bekend voor: tijdens de verbouwing van mijn oude huis dat dateert uit dezelfde tijd (1912) waren er ook zulke “puinhopen” en stofwolken ontstaan! Het was mooi om te merken dat men in deze tijd toch weer het belang van het renoveren van zulke historische gebouwen inziet.

Toen ik terugkwam in het hotel, was het opnieuw gaan regenen. Maar ik had toch weer een bijzondere dag beleefd met de nadruk op het mooie en waardevolle dat mensen kunnen maken, maar helaas ook met zicht op de ellende die mensen elkaar kunnen aandoen. Hier eindigt mijn avontuur in dit deel van Italië. Morgen reis ik verder naar Slovenië, een land dat ik nog ga ontdekken!