Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Zie voor het eerste gedeelte van deze Etappe van St. Antönien naar Berghaus Edelweiss langs de Gafierbach beek a.u.b. het bericht van 10 juni 2019!
1 augustus 2022
Vanuit het Prättigau via het St. Antönier Joch de grens over naar het Montafon
Vandaag is het 1 augustus, de Zwitserse Nationale Feestdag: Zwitserland wordt vandaag 731 jaar! Het was stralend weer, maar in de vroege ochtend nog niet te warm. Het weer zou goed blijven tot in de avond – daarna werd de kans op onweer groter. Mijn plan was om weer eens een etappe van de Via Alpina af te leggen: Etappe 62 van de Rode Route: van St. Antönien op 1.409 meter over het St. Antönier Joch (die pasovergang ligt op 2.379 meter) naar Gargellen, in het Oostenrijkse bondsland Vorarlberg, op 1.433 meter. Gargellen ligt hemelsbreed ten oosten van St. Antönien. De loopafstand is iets meer dan 10 kilometer; het is 938 meter stijgen en 940 meter dalen… De tocht zou 5 uur duren.
Ik stapte om 08.17 uur bij het station Küblis in de bus naar St. Antönien. We passeerden enkele buurtschappen, o.a. Pany: daar had iemand aan het gemeentehuis, het Gemeindehaus, dat vandaag weliswaar gesloten bleef, toch de nationale, Zwitserse, vlag en de vlag van Kanton Graubünden buiten gehangen! Ook hier heeft het grote gebouw weer de uitstraling van een Walserhuis – in larikshout uitgevoerd en met “Schindel” aan de gevel: het zal in de loop van de jaren mooi donker verkleuren. In ieder geval staan de rode geraniums in de bloembakken er fleurig bij!
Ik stapte uit bij een halte ten noordoosten van het dorp: St. Antönien Rüti en begon om 08.45 uur aan mijn wandeling. Het eerste gedeelte van deze etappe had ik al op 10 juni 2019 afgelegd: toen was het nog zo vroeg in het jaar geweest dat er in de hogere regionen nog (te veel) sneeuw had gelegen om de gehele tocht naar Gargellen te maken. Nu passeerde ik een oud huisje dat bont was opgetuigd met allerlei versieringen. Er was ook een uitnodigend terras met parasols. Dit rustpunt was er de vorige keer nog niet geweest: het was gestart in 2020. Toen ik voorbijliep werd ik nagefloten door een tuinkabouter… nou ja! Hilarisch.
De vorige keer had ik heel veel bloemen gezien – het merendeel hoorde bij het voorjaar. Ik wilde op het eerste stuk van de wandeling een beetje doorlopen (ik had immers nog een lange weg te gaan!), dus heb ik mij ingehouden wat planten betreft. Toch zag ik wel weer wat bijzonders. Vlak bij de fluitende tuinkabouter was een rotsblok aan de oever van de Gafierbach beek bedekt met een deken van gele bloemen, waar ook al vele vruchtpluizen tussen zaten: het was een Gele clematis (Clematis tangutica). Deze Clematissoort komt oorspronkelijk uit Centraal-Azië, waar zij in het wild voorkomt. Zij is erg geliefd bij tuinbezitters, omdat de plant al vruchtpluizen draagt, terwijl zij nog doorbloeit. Deze decoratieve pluizen blijven heel lang aan de plant zitten. In o.a. Zwitserland is het een (invasieve) exoot. Ook stond er een Bruinrode wespenorchis (Epipatis atrorubens) fier in de ochtendzon.
Na een half uur kwam ik op het punt waar de weg rechtdoor gaat naar het Berghaus Edelweiss dat ik de vorige keer had bezocht, en waar een bergpad afbuigt naar het St. Antönier Joch en naar de eindbestemming Gargellen. Dat werd de route van vandaag. Hier stroomt de Alpetlibach beek door het gelijknamige (steile) dal. Dit dal loopt aanvankelijk naar het noordoosten en buigt dan bij een boerderij, eveneens met de naam “Alpetli“, op 1.833 meter af, naar het oosten. Ik begon dapper aan de klim van iets meer dan 500 hoogtemeters.
Het was steil, het was inspannend, maar ook erg mooi: hier was het landschap wild en ruig, de uitzichten waren indrukwekkend. Niet al lang na het verlaten van de gemakkelijke en brede weg langs de Gafierbach beek kreeg ik het St. Antönier Joch in beeld!
Bij het langzame, maar steile stijgen werden de uitzichten steeds mooier! Naar het zuiden verschenen opeens weer het Madrisahorn (2.826m) en het Rätschenhorn (2.703m) die aan hun noordzijde de coulissen vormden voor het dal van de Gafierbach beek waaraan het Berghaus Edelweiss ligt. Aan de zuidzijde van deze bergketen ligt Klosters in het brede dal van het Prättigau, net als Küblis.
Bij het stijgen werd ook het uitzicht naar het westen, over het Prättigau, steeds imposanter. In de diepte lag duidelijk zichtbaar St. Antönien in de zon. Ook was de kerk goed te zien. Vanuit de bus naar St. Antönien-Rüti had ik eerder al een foto van de kerk gemaakt.
Niet alleen in de verte kijkend vanuit het Alpetlital dal was er veel te zien, maar ook kijkend naar de berghellingen: er staan zoveel mooie bloemen die nog steeds bloeien. Voor de Alpenrozen was ik te laat – er zaten geen helder paarsrode bloemen meer aan de struiken, maar al bruine vruchten. De Alpenanemoon (Pulsatilla alpina) die eerder in het jaar met mooie witte kelken bloeit, draagt nu een wilde pruik van in de zon glanzende “draden”, waardoor de Nederlandse naam “Wildemanskruid” wel begrijpelijk is. De witte bloemen lijken ook wel een beetje op koebellen, zoals de naam in het Duits ook aangeeft “Alpen-Kuhschelle“. Verder was er natuurlijk nog meer te zien! Zo stond de Moesdistel (Cirsium oleraceum) in bloei: in de witte wat borstelige bloemkorven waren paarsige meeldraden zichtbaar. De naam geeft aan dat vroeger de (jonge) bladeren werden gegeten als kool. Over eetbaar gesproken: bij een kleine waterval stond tussen de stenen zelfs een Bieslook (Allium schoenoprasum) met twee paarsige ronde bloemen. Ze komen dus ook in het wild voor…! Een andere kleur paars, uitbundiger en met kleine vlekjes, komt van de bloemtoorts van de Bosorchis (Daclylorhiza fuchsii): die kleur en vorm zijn van verre te zien. Ik vind de Alpen-Vrouwenmantel (Alchemilla alpina) altijd zo schattig – het plantje ziet er heel bescheiden uit, maar toch in een prachtige kleurstelling van groen en een beetje zilver van het blad en goud van de bloemtrosjes! Op vele plekken stond ook Veldgentiaan (Gentianella campestris) in grote groepen: in kleur variërend van roze naar paars met een rossige gloed. Voor de “echte” blauwe gentianen was het inmiddels ook wat te laat…
Ook waren grote delen van de berghelling bedekt met Struikheide (Calluna vulgaris), die uitbundig stond te bloeien. Het was een kleurrijk accent tegen de achtergrond van de groene hellingen en van het grauwe gesteente van de Schollberg (2.570 m), een bergtop ten noordoosten van St. Antönien.
Vanaf het punt dat ook Alpetli wordt genoemd en waar de verharde weg naar de hoger gelegen alpenboerderij Alpetli heel dichtbij het smalle bergpad komt werd het wat lastiger om de route te volgen: er liepen vele “koeienpaadjes” over de helling. Op een gegeven moment liep ik op zo’n paadje, dat uitkwam op de Alpetlibach beek: dat was dus duidelijk in gebruik als “pad naar het water”! Gelukkig zag ik al snel weer de wit-rood-witte aanduiding van het echte pad en was ik weer op het juiste spoor. De markeringen worden hier vooral op rotsblokken aangebracht die los op de berghelling liggen. Al van verre kon ik iets zien boven op een grote rots dat leek op een paaltje. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een “Steinmännchen” was van drie op elkaar gestapelde stenen: de bovenste en onderste steen waren wit geverfd en de middelste rood! Dat voldeed helemaal aan de gedachte van zo’n steenmannetje: bedoeld als baken om de weg te wijzen! Op een ander, lager rotsblok stond ook het wit-rood-witte teken. Aan de voet van de steen groeide een peperboompje (Daphne mezereum), waarvan de knalrode bessen ook weer mooi bij de verfstrepen kleurden.
Na ongeveer twee uur begon ik mijn benen toch wel te voelen en ging ik even zitten op een rotsblok om vooral te genieten van het prachtige uitzicht naar het westen. St. Antönien was nog steeds zichtbaar, maar héél in de verte zag ik ook het dorpje Seewis liggen. Daar had ik bij mijn vorige verblijf in het Prättigau die mooie tocht naar de witte narcissen gemaakt: op 9 juni 2019! Achter mij, wat hoger op de berg, klonk het geluid van koebellen en zag ik koeien vredig grazen. Met dit beeld voor ogen hoorde ik opeens het lied van Franz Schubert in mijn hoofd: “Der Hirt auf dem Felsen“! Het is een van mijn lievelingsliederen, mede door de “wisselzang” tussen de sopraan en de klarinet, begeleid door de piano. De klarinet vormt als het ware de echo van de zangstem. De tekst die is samengesteld uit drie gedichten van twee verschillende dichters uit die tijd (o.a. van Wilhelm Müller, die bekend is van de liederencyclus “Winterreise“) spreekt mij ook erg aan. Een herder zit eenzaam op z’n berg bij z’n koeien en mijmert nogal somber voor zich uit. Hij heeft het gevoel dat alles hem tegenzit. Dan kantelt de stemming en krijgt hij toch weer een vrolijkere kijk op het leven. De tekst en de muziek klinken plotseling heel positief:
Der Frühling will kommen,
Der Frühling, meine Freud’,
Nun mach’ ich mich fertig
Zum Wandern bereit
Vrij vertaald als: “Het voorjaar zal terugkeren, het voorjaar – mijn vreugde. Nu maak ik mij gereed om op pad te gaan en weer verder te wandelen“. Daar zittend op mijn eigen “Felsen” vond ik dat een mooie gedachte – het “Wandern” voelde hier niet alleen als het voorwaarts gaan in letterlijke zin, maar ook in figuurlijke zin: als het voorwaarts gaan en achter mij laten wat geweest is…
Ik klom steeds verder de helling van het Alpetlital dal op. Op vele bergrichels zag ik in de verte, heel klein, mensen lopen. Mijn doel kwam steeds dichterbij: het St. Antönier Joch! Ik had de keuze om vlak voor de laatste steile klim naar het Joch een andere route te nemen: “die leichte Variante“. Dat was mijn eer te na: ik wilde echt graag daar op de scheiding van het Prättigau en het Montafon staan!
Iets na 12.00 uur stond ik dan, een beetje buiten adem, maar wel erg tevreden, op het St. Antönier Joch op een hoogte van 2.379 meter. Vanuit de Oostenrijkse kant kwamen ook vele mensen, al dan niet puffend, naar boven. Het was er gezellig druk met mensen die duidelijk – net als ik! – blij waren dat ze de pas gehaald hadden. Er werd veel geposeerd bij een wat afgebladderd bord met aan de Oostenrijkse kant het opschrift “Schweiz” en aan de Zwitserse kant het opschrift “Österreich“. Er stond ook nog een paal met vele pijlen die naar vele richtingen wezen, zoals naar Gargellen (met het logo van de Via Alpina!) en naar het bergstation van de Schafsbergbahn (45 minuten).
Ik bleef nog even daar staan en een praatje maken met wat mensen. Ondertussen kon ik genieten van een nog weidser uitzicht naar het westen, niet langer meer naar het dal van het Prättigau, maar vooral naar de bergwereld van het Rätikon met de grijswitte toppen van o.a. de Sulzfluh, de Drusenfluh en de Schesaplana…
Het uitzicht in de richting van het Montafon in het noordoosten was heel anders: de bergen zagen er enerzijds onherbergzamer, anderzijds ook minder levendig, wat statischer uit. De kleuren waren ook anders: geen lichtgrijs van het Bündner leisteen meer, maar donkerder grijs vanwege het zogenaamde “kristallijne moedergesteente“, dat stamt uit een heel vroeg stadium van de Aarde. Was het mijn “chauvinisme” voor Zwitserland of was dit uitzicht inderdaad wat monotoon? Het viel mij op dat het gras groen was, maar dat er ook veel minder kleur van bloemen was… Het zicht naar het zuiden en het zuidoosten was weliswaar heel ruimtelijk, maar miste voor mij contrast… Ik kan mij wel voorstellen dat dit in de winter een ideaal skigebied is!
Eenmaal aangekomen bij de splitsing in de wandelweg waar ik op twee manieren naar Gargellen kon afdalen keek ik nog eens om naar het St. Antönier Joch. Dat lag alweer op grote afstand, ver boven mij!
Bij de splitsing koos ik ditmaal wel voor de gemakkelijkere weg: op 25 minuten afstand lag het bergstation van de Schafberg-kabelbaan – het dorp Gargellen lag op 2 uur lopen! Naarmate ik lager kwam werd het dal van de Suggadinbach beek die door Gargellen stroomt, steeds duidelijker zichtbaar. Door dat dal loopt ook de route van de volgende etappe van de Via Alpina… Dat is wellicht iets voor later!
Toen ik na een stille en snelle tocht met mijn gondeltje bij het dalstation aankwam en het gebouw uitliep, zag ik een reclame voor het Montafon, die eigenlijk alleen maar leuk is in het Duits! In het Nederlands kennen we de bekende tegenstelling “schoothondje” tegenover “kater” natuurlijk wel, maar niet in dit verband: “Muskelkater” staat in het Duits voor spierpijn…!
Ik liep vanaf de uitgang van het dalstation van de gondelbaan langs de hoofdstraat naar beneden, langs de wild-ruisende beek Suggadinbach. Toen ik boven op het St. Antönier Joch stond had ik de indruk dat daar ook een “grote” waterscheiding was: die van het stroomgebied van de Rijn en dat van de Donau – water dat naar de Noordzee stroomt dan wel naar de Zwarte Zee. Maar dat blijkt niet het geval: het water aan de oostzijde van het St. Antönier Joch stroomt ook naar de Rijn! De Suggadinbach beek ontspringt diep in het hart van het Montafon – in het zuidoosten bij de berggroep van de Silvretta – en stroomt langs het dorp Gargellen in noordwestelijke richting. Daarmee vormt de beek een belangrijke watertoevoer voor de rivier de Ill: deze rivier met een lengte van 72 km stroomt geheel op het grondgebied van het Oostenrijkse bondsland en mondt bij de plaats Meiningen op Zwitsers grondgebied in de Rijn. Op mijn reis terug naar Küblis zou ik deze twee waterstromen volgen! Gargellen is een kleine plaats waar vooral veel aandacht is voor het wintertoerisme. Toch is het voor velen ook een wandelparadijs. Het vervolg van de Via Alpina, Etappe 63, loopt van Gargellen langs de Suggadinbach beek stroomopwaarts naar de Tübingerhütte: dat is de eerste van minstens vier etappes van de Via Alpina die door het hooggebergte gaan…
Inmiddels was het tegen 14.00 uur en omdat de bus vanuit Gargellen naar het dichtstbijzijnde treinstation, Schruns, pas om iets voor 16.00 uur zou vertrekken, installeerde ik mij behaaglijk onder een grote parasol op het terras van Restaurant Gargellner Stoba, vlak bij de bushalte. Behalve een héél grote fles mineraalwater met de inspirerende naam Römerquelle koos ik voor een gerecht dat regionaal klonk en dat het ook was: Montafoner Käsespätzle. Dit zijn de in het Alpengebied bekende deegwaren (Spätzle betekent letterlijk “kleine musjes”…!), maar dan met een kaassaus erover uit de oven. Eén van de kazen die daarvoor in deze streek gebruikt wordt, is de zogenaamde Sura Kees, een magere, zachte bergkaas van koemelk die aan het gerecht een peperig-pittige smaak geeft. Het gerecht valt door het lage vetgehalte dan ook niet zwaar. Typisch voor de versie van dit gerecht uit deze regio zijn de drooggebakken uienringen die bovenop het echt gloeiendhete gerecht worden geserveerd. Een verfrissende salade met tomaat, komkommer en paprika smaakte er prima bij! Het mineraalwater ging ook helemaal op…
Toen de bus om 15.53 uur stopte begon de lange reis terug naar Küblis… Het eerste gedeelte ging van Gargellen dalwaarts naar St. Gallenkirche en verder langs de rivier de Ill naar Schruns. Onderweg was weer goed te zien dat er veel ruimte was voor “après-ski“! Nu zag het er allemaal wat troosteloos uit… Op het drukke en erg warme station van Schruns wist ik met enige moeite (en charme) de dienstdoende stationsbeambte ertoe te bewegen om voor mij een treinkaartje te regelen, want via de kaartjesautomaat lukte dat niet… Een klein stoptreintje bracht mij vervolgens naar Bludenz, waar ik op de “grote” trein naar Zürich kon stappen. Daarbinnen was het lekker koel. Na een overstap in Sargans en Landquart (waar het flink onweerde) bereikte ik om iets over 19.00 uur Küblis – het onweer kwam pas in de late avond, maar toen was ik binnen en kon ik voldaan terugzien op een heel bijzondere wandeldag!
Hallo Pauline,
Weer met ontzettend veel plezier je verslag gelezen. Het riep zeer bijzondere herinneringen bij mij op. Het was op dezelfde plaats waar wij op 11 sep 2001 ingesneeuwd in een berghut kennis namen van het gebeuren in de VS. Zijn toen onverantwoord naar beneden afgedaald omdat een van onze kornuiten dacht dat WO 3 zou uitbreken. In mijn plannenboek staat nog steeds het plan om daar weer te gaan kijken. Hoop dat ze inmiddels wat liftjes hebben gebouwd. Veel wandelplezier in de Silvretta en omgeving. Ik blijf je volgen
Hi Pauline, wat een prachtige beschrijving weer van wederom een magnifieke tocht!
Afgelopen weken ben ik met mijn gezin door de Spaanse Pyreneeën gaan wandelen in de omgeving van Espot. Mocht je tzt een nieuw gebied zoeken voor je expedities is dat ook echt een aanrader.
Warme groeten,
Sjoerd
Het is werkelijk een groot avontuur wat je aan het doen bent! En je laat ons mee genieten! Dank je wel.
je verhalen hebben soms bijna een filosofies strekking.
Leuk ook de reacties van Hans en Sjoerd.
Wandel verder met de blik naar de toekomst gericht.
Hey Pauline, wat een prestatie, ik doe je het niet na. Wandelen prima, maar ruim 900 m stijgen en dalen is mij iets te veel van het goede. Liever helemaal niet stijgen en dalen bij het wandelen. Het levert wel weer een mooi verhaal en mooie foto´s op, en bovendien werd je aangemoedigd door een tuinkabouter; dat overkomt je ook niet elke dag.
Hoe was het met jouw “Muskelkater” na zo’n dag stijgen en dalen?
Groet, Erik