Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
31 juli 2018
Een Etappe van de Via Alpina, … met de bus!
Op deze laatste dag in het Vinschgau was ik vroeg wakker. Ook deze dag zou in het dal erg warm worden, dus maakte ik het plan om met de bus naar het Stilfserjoch te gaan: op 2.700 meter moest het wel koeler zijn!
Na het weer uitgebreide, lekkere ontbijt liep ik naar het station van Mals vanwaar vele buslijnen vertrekken. Ik moest lijn 271 hebben, naar Sulden/Solda, met tussenstop in Stilfs/Stelvio, waar we moesten overstappen naar Stilfserjoch. In dit gebied spreekt ongeveer 97% van de bevolking Duits en 3% Italiaans. Dat de buschauffeur van lijn 271 niet bij die overgrote meerderheid hoorde, werd duidelijk toen een paar oudere Duitse dames iets aan hem vroegen en hij hen nogal onbeleefd en met verheffing van stem te woord stond… Dat we het niet getroffen hadden met deze meneer bleek later nog toen er een oud, frêle dametje dat in Prad bei Stilfserjoch was ingestapt, een paar haltes later wilde uitstappen. Op het moment dat de bus vaart minderde, stond zij op. Vervolgens ging de chauffeur vol in de remmen, waardoor het dametje bijna gelanceerd werd… Eén van de medepassagiers sprak de chauffeur fel op zijn rijgedrag aan – in het Italiaans, waarbij de woorden “caduta” en “responsabilità” steeds werden herhaald: wat nu als het dametje gevallen was (“caduta“) en van alles gebroken had, dan zou de chauffeur de aansprakelijkheid (“responsabilità“) dragen! De chauffeur diende de passagier van repliek en zo ging het nog even door. De anderen in de bus begonnen “bravo” te roepen en te klappen. Ik was in ieder geval blij dat ik in Stilfs uit de bus kon stappen…!
Stilfs is een dorpje dat tegen de berghelling “geplakt” lijkt te zijn. Er wordt wel gezegd: “zelfs de kippen in Stilfs hebben stijgijzers nodig!” Hier begint dan officieel Etappe 70 van de Rode Route van de Via Alpina naar Stilfserjoch…. Ik ga deze keer met de bus! Deze bustocht was spectaculair: de prachtige vergezichten op het Ortlermassief en de kronkelende weg naar de Pas met zijn vele scherpe haarspeldbochten. De bus deelde de weg met automobilisten, motorrijders en fietsers – de weg was niet breed, dus er moest over en weer af en toe gewacht worden. Er zijn vanaf het plaatsje Trafoi in totaal 48 bochten te nemen…
Ongeveer halverwege de pashoogte ligt een groot hotel, Berghotel Franzenshöhe, dat een lange, bewogen geschiedenis kent. Het is oorspronkelijk gebouwd als kazerne voor het Oostenrijks-Hongaarse leger en kreeg deze naam toen in 1832 Keizer Franz I. er een tijdje verbleef. De bus stopte er even – op het terras zaten fietsers met wat water en motorrijders met een biertje. Het is een markant gebouw, dat ook van grote hoogte nog goed zichtbaar is. Daarna ging onze tocht verder.
Het met de fiets beklimmen van de Passo di Stelvio wordt door de liefhebbers als één van de highlights geschouwd: over een afstand van bijna 27 kilometer moet men afzien. In de bus keek iedereen met bewondering naar de vele fietsers die bocht na bocht omhoog zwoegden. We vonden het dan ook allemaal een prachtig gezicht, toen we vlak voor de aankomst op de pashoogte een vader en z’n jonge dochter zagen: hij fietste voorop en had haar letterlijk “op sleeptouw”. Duidelijk was te zien dat zij zelf stevig meetrapte, want het touw hing slap…!
Om 12.00 uur stapten we uit de bus. We belandden in een bonte wereld van triomferende fietsers, enthousiaste motorrijders en ook van alpine skiërs die uit de kabelbaan naar de skigebieden op de gletsjer kwamen. Er waren kraampjes met friet, worst, zuurkoolbroodjes etc. en met souvenirs. Op de pashoogte is een soort “dorp” ontstaan, met hotels en zomerskikampen. Veel jong skitalent traint hier.
Toch is het hier niet altijd zo vredig geweest: in de Eerste Wereldoorlog had het Stilfserjoch een grote strategisch betekenis. Op vele punten staan informatiepanelen over deze tijd. Ook is er, te midden van alle drukte, een monument geplaatst, bestaande uit een groot blok wit marmer, waarop in het Duits en het Italiaans de Italiaanse gevallenen van “la guerra bianca” (de “witte oorlog”) resp. “der Krieg in Fels und Eis” (“de oorlog in rots en ijs”) worden herdacht. Het front van de Gebergte-oorlog van 1915 tot 1918 liep van de Ortler en het Stilfserjoch tot aan de rivier Isonzo/Soča bij Gorizia en verder naar Ljubljana in Slovenië. De leef- en vechtomstandigheden waren erbarmelijk…
Er was ook een modern kapelletje met uitzicht over de pasweg in de richting van Trafoi. Er gingen vele mensen in en uit. Blijkbaar hadden velen toch behoefte aan een moment van stilte en bezinning.
Vervolgens kwam ik bij wegwijzers voor de wandelaars – met het bordje van de Via Alpina! De volgende keer kom ik echt te voet…
Op een bergtop, op ongeveer 100 meter boven de Pashoogte, zag ik een gebouw, waarheen een steil pad leidde: het was de berghut Rifugio Garibaldi. Daar ben ik tezamen met vele anderen heengelopen. De Refugio staat net op of vlak bij Zwitsers grondgebied; de berg heet de Piz dallas Trais Linguas, de Dreisprachenspitze ofwel de “Drie Talen Top”. Sinds de 1930er jaren heet de bergtop in het Italiaans de Cima Garibaldi. Hier ligt ook Grenssteen nr. 1 waar tot 1918 het toenmalige Italië, de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije en Zwitserland aan elkaar grensden. Deze Rifugio staat sinds de jaren 1960 ongeveer op de plek waar tot in de Eerste Wereldoorlog een groot hotel stond, Hotel Dreisprachenspitze, dat werd verwoest door bommen. Op het vlakke stuk achter de Hut staan informatieborden waarop de situatie in de jaren 1915 tot 1918 wordt uitgelegd. Ook is het mogelijk om wandelingen te maken: er zijn door een Zwitserse organisatie, “1914-1918 Stelvio-Umbrail-2014-2018″ enkele wandelingen in het kader van de Eerste Wereldoorlog uitgezet. Er wordt ook verwezen naar het sinds 2007 in Sta. Maria in Val Müstair gevestigde Museum 1914-1918. Nog een extra reden om terug te komen in deze streek!
De temperatuur buiten was voor deze hoogte erg aangenaam en het terras zat dan ook vol. Geen wonder met zo’n mooi uitzicht! Binnen was het knus en ik had ook mooi uitzicht door de ramen. Er was ruim tijd voor een broodje en een glas rode wijn. Ik keek snel even op de website en zag mijzelf hier al een paar nachten logeren… Toen ik een kaartje van de hut wilde meenemen, zei één van de zoontjes van de eigenaar dat ik er dan ook een stempel op kon zetten. De stempel en het inktkussen lagen op de balie.
De bus terug naar Stilfs, en vandaar naar Mals, zou om 14.00 uur vertrekken. Voor die tijd kon ik nog genieten van het indrukwekkende landschap.
Ook de pashoogte met al haar drukte zag er vanaf de Driesprachenspitze best gezellig uit. Mij bevielen de rust en de ruimte boven wel erg goed.
Een ander aspect van deze plek dateert uit een veel verder verleden: het gaat om gesteenten uit perioden tussen de 500 miljoen en de 220 miljoen jaar geleden. Dit interessante geologische verschijnsel is een “overschuiving” van oudere gesteentelagen over jongere gesteentelagen, door het over elkaar schuiven van de Afrikaanse en Europese tektonische aardplaten. De noordelijk van het Stilfserjoch, in Zwitserland, gelegen bergketen Umbrail, met als hoogste punt de Piz Umbrail is hier een voorbeeld van. Een informatiebord geeft aan dat in het gebergte duidelijk te zien is dat de onderste laag uit “Ortler-Campokristallijn” bestaat. Dit is 500 miljoen jaar geleden ontstaan. Het blijkt dat de vegetatie veel van deze “zure” bodem houdt. Daaroverheen is een laag van “Hauptdolomit“, “Hoofddolomiet” geschoven – een sedimentair gesteente dat is ontstaan door afzetting van schelpdiertjes in een oeroude tropische zee. Aan de top van de Umbrail is nog te zien dat daaroverheen nog een laag geschoven is: van zgn. “Ötztaler-kristallijn“, dat ook 500 miljoen jaar geleden is gevormd, maar in zijn samenstelling verschilt van het Campokristallijn. Er waren op het moment dat ik daar stond, wel wat meer wolken, zodat die bovenste scheidingslijn niet erg goed te zien was. Ik vond het bijzonder om anno 2018 zo’n indrukwekkende uitwerking van oerkracht te kunnen ontdekken. Dat vond ik ook vorig jaar september in Elm, bij de “Glarner Overschuiving” ook zo fascinerend.
De bus terug naar Stilfs vertrok inderdaad op tijd; op de terugweg zag ik weer andere aspecten die ik op de heenweg niet had gezien, zoals aanmoedigingsleuzen op de stenen verhogingen in de bochten. Ik zag in een bocht met grote letters “Pantani” gekalkt. Marco Pantani (1970–2004) was een groot wielrenner, die op 5 juni 1994 de 14e etappe van de Giro ‘d Italia, van Meran over de Passo di Stelvio naar Aprica won. Hij overleed in 2004, maar “zijn” leus is nog duidelijk te lezen…
In Stilfs heb ik bijna de bus gemist – en met mij vele anderen. Ook hier sprak de buschauffeur alleen maar Italiaans – en ook hij was klantonvriendelijk… De bus – lijn 271 – kwam aanrijden, passagiers stapten uit, de deuren gingen dicht, de bus keerde en… reed gewoon weg! Wij moesten luid roepend en met onze armen zwaaiend achter de bus aan rennen. Hij stopte gelukkig wel, maar het enige wat onze chauffeur nors wist te zeggen “io fermo uno minuto” – ik stop een minuut. Je zult op deze manier de laatste bus (van 19.00 uur!) maar missen… Terug in het dal, in het plaatsje Spondinig, stapte ik over op de trein die mij in 10 minuten terugbracht naar Mals. Daar wachtte mij ’s avonds weer een heerlijk maal, o.a. met “huisgemaakte” tortellini met groenten en tomatensaus, en natuurlijk Parmezaanse kaas. De rode Vernatsch wijn smaakte daar goed bij!
De dag eindigde zoals hij begon: met mooie vergezichten op de omgeving. Ik heb niet veel gewandeld over de route van de Via Alpina, maar ik heb mij wel gehouden aan de achterliggende gedachte van de Tocht: ook aandacht schenken aan de omgeving rondom de etappes! Ik kom zeker terug naar deze inspirerende streek, waar ik nog zoveel meer wil zien en doen.
Wat een prachtige platen heb je gemaakt.Gegegeweldig! En wat een historische informatie. Morgen nog een opnieuw lezen met de berg-wandelkaart er bij.