Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
Ter info: in Corona-tijd heeft de website van Bergwijzer aandacht besteed aan “De hoogste bergen van de Nederlandse provincies“. Daar worden – naar analogie met het begrip “Seven summits” voor de hoogste berg op de zeven continenten – de “Twelve summits” besproken: voor iedere provincie één “bergtop”. De hoogte van deze “bergtoppen” varieert van 8,3 meter boven de zeespiegel (de kerkheuvel van Urk in Provincie Flevoland) tot 322 meter boven de zeespiegel (de Vaalserberg in het zuiden van Provincie Limburg) – de 10 andere “summits” zitten daartussenin… De hoogste bergtop van Provincie Utrecht is de Amerongse Berg van 69,5 meter hoog, waarover ik eerder een reisverhaal schreef. Nadeel van deze “berg” vind ik het gebrek aan uitzicht vanaf de top. Daarom koos ik ditmaal voor de op-een-na-hoogste bergtop van de Provincie, de Elsterberg van bijna 63 meter, want daar is vanaf de iets lager gelegen Elsterkop wel een prachtig uitzicht naar het noorden over de Gelderse Vallei en met een beetje geluk ook tot aan het IJsselmeer!
20 oktober 2024
Van de Rijn door de bossen naar de heuveltop met uitzicht!
De NS-wandeling “Elsterberg” biedt de mogelijkheid om de “hoogste berg met uitzicht”, de Elsterberg, te bereiken: met de trein naar station Rhenen reizen, 17½ kilometer door het mooie landschap van het Nationale Park Utrechtse Heuvelrug naar de “Berg” wandelen en weer op de trein stappen in Veenendaal-West. Ik heb deze tocht tweemaal gemaakt: in het voorjaar op Koningsdag 2023 en in het najaar, afgelopen woensdag, op 16 oktober.

De stad Rhenen
De eerste keer was op Koningsdag 2023 geweest – met stralend weer en een warm zonnetje. De tweede keer was dus afgelopen woensdag 16 oktober, toen ik in de frisse en bewolkte ochtend bij het station van Rhenen uit de bus stapte om aan de wandeling te beginnen. Net toen ik bedacht dat het wel erg frisjes was en dat ik misschien toch beter warme handschoenen had kunnen aandoen, brak de zon door – de aangename temperatuur van 20° zou zeker ook nog wel komen!
Het eerste gedeelte van de tocht verliep vanaf het station (het is immers een NS-wandeling!) naar de wat lager gelegen straten van Rhenen. Dat leverde mooie beelden op: de al lichtelijk verkleurende bomen in de uiterwaarden in het relatief vroege ochtendlicht.

Door smalle straatjes kwam ik uit bij de Cunerakerk. Dit is de voornaamste en de oudste kerk in Rhenen: al in de 11e eeuw stond er een kerk die aan Petrus was gewijd. Doordat Rhenen een bedevaartsoord werd vanwege de Cuneraverering was de bestaande kerk al snel te klein, waardoor in de 15e eeuw de laatgotische aan Cunera gewijde kerk werd gebouwd. Deze Cunera van Rhenen was een koningsdochter die geboren was op de Orkney-eilanden en die in 377 in Rhenen door wurging om het leven is gebracht. De Utrechtse bisschop St. Willibrord liet Cunera in de achtste eeuw heilig verklaren en bijzetten in de kerk van Rhenen. In de elfde eeuw werd zij voor het eerst genoemd als hoofdpersoon in een heiligenlegende: in de eeuwen daarna werd Rhenen een bedevaartoord. Mede hierdoor kon aan het einde van de 15e eeuw de bouw van de kerktoren worden gefinancierd. Het verhaal gaat dat Cunera in de vierde eeuw in Keulen bij een overval door de Hunnen werd gered door een koning (later als Radboud aangeduid) die haar meenam naar Rhenen. Daar werd zij erg geliefd bij de bevolking vanwege haar zorg voor de armen – dit tot grote afgunst van de koningin, die haar wurgde. Vele mensen werden genezen na een bezoek aan haar graf. Aan de authenticiteit van dit verhaal wordt wel getwijfeld…
De Cunerakerk is in de afgelopen 150 jaar meerdere malen zwaar beschadigd geraakt. In 1897 brandde de toren af. Bij het herstel heeft de architect Pierre Cuypers de bekroning van de toren gewijzigd. Bij een volgende restauratie in 1934 brandde een gedeelte van het dak af en stortte een deel van een gewelf in. Vlak voor de verwachte Slag bij de Grebbeberg (11–14 mei 1940) werd de bevolking grotendeels geëvacueerd – uiteindelijk naar o.a. Krimpen aan de Lek. De stad én de kerk werden zwaar beschadigd. In de loop van 1940 werd de stad weer opgebouwd: in 1942 was de schade hersteld. Tijdens de Slag om Arnhem ging het echter weer mis: toen raakte de Cunerakerk wederom zwaar beschadigd. Doordat slecht materiaal werd gebruikt bij de naoorlogse restauratie kwam de toren vanaf 1968 opnieuw in de steigers te staan. Sinds 1967, een jaar voordat de grote restauratie begon, is de kerk een rijksmonument geworden. De imposante toren uit 1492–1531 is eveneens een rijksmonument.
- Rhenen: de 82 meter hoge kerktoren van de Cunerakerk uit 1492-1531 in het voorjaar
- Rhenen: de 82 meter hoge kerktoren van de Cunerakerk uit 1492-1531 in het najaar
- Rhenen: uitbouwtje aan de oostzijde van de Cunerakerk met op een gevelsteen het jaartal “1940”
- Rhenen: standbeeld van de heilige Cunera boven de toegangspoort tot de Cunerakerk
Langs de Hoofdstraat staat een monument ter herinnering aan de evacuatie van de bevolking van Rhenen en omstreken op 10 mei 1940. Het is aangeboden door de “vluchtgemeenten” waar de mensen per schip naartoe werden overgebracht: aanvankelijk zouden de mensen naar Goeree Overflakkee worden verplaatst, maar door de ontwikkelingen rond Rotterdam werd dit te onveilig gevonden. Daarom vingen de Gemeenten Berkenwoude, Bergambacht, Krimpen aan den Lek, Lekkerkerk en Nieuw-Lekkerland de mensen op… Pas na de capitulatie van Nederland kon de bevolking terugkeren.

In september 1944 was het weer raak: tijdens de Operation Market Garden werd de Cunerakerk zwaar beschadigd – een foto daarvan staat op het bord bij de “luisterkei” nr. 50 van de Liberation Route Europe.

Vanaf de kerk leidt de wandeling nogal steil de heuvel op. Op een verhoging staat de Binnenste Molen (ook wel de Panoramamolen genoemd) uit 1893. Op dezelfde plaats had sinds 1571 een standerdmolen gestaan, ook voor het malen van koren, waarbij verschillende onderdelen van de oude molen zijn hergebruikt in de nieuwe molen. In de 1930-er jaren werd de molen buiten bedrijf gesteld en de maalstenen weggehaald. Er kwam een café-restaurant in; in de kap werd een uitkijkpost opgesteld – vandaar de andere naam: Panoramamolen. In 1969 werd de molen gerestaureerd tot een “maalvaardige’ molen: het gangwerk is er nog, maar de stenen ontbreken (er staan er twee bij de oostelijke toegang tot de molenbult). De molen wordt nu bewoond door een vrijwillige molenaar. Aan de noordzijde is nog een restant te zien van de stadsmuur: de naam “Binnenste Molen” houdt in dat deze molen binnen de stadsmuur stond.
- Rhenen: zicht vanuit het westen op de Binnenste of Panoramamolen uit 1893
- Rhenen: zicht vanuit het oosten op de Binnenste of Panoramamolen uit 1893
- Rhenen: bij de Binnenste of Panoramamolen staan molenstenen bij de oostelijke toegang
- Rhenen: zicht op de Binnenste of Panoramamolen en een bastion van de noordelijke stadsmuur
Door de Stadsbossen van Rhenen naar het noordwesten
Na door een wat minder inspirerend stuk van Rhenen verder bergop te zijn gelopen, kwam ik uit in het groen van de Stadsbossen van Rhenen – de route leidde naar de 51 meter hoge Koerheuvel, een onderdeel van de Utrechtse Heuvelrug. Er was een breed pad door een grote akker aangelegd met een duidelijk gescheiden track voor mountainbikers – en dat was maar goed ook: in het voorjaar kwamen ze zonder op- of om te kijken de berg op geracet… Toen waren de akkers en de akkerranden nog kaal: afgelopen woensdag groeiden en bloeiden er nog vele bontkleurige bloemen in het inmiddels stralende zonnetje!
- Ten noordwesten van Rhenen: zicht op de gescheiden banen van wandelpad en mountainbiketrack in de buurt van de Koerheuvel
- Ten noordwesten van Rhenen: zicht op mountainbikers die over hun eigen track tegen een helling in de buurt van de Koerheuvel op fietsen
Na het oversteken van de grote akkers volgde ik een brede beukenlaan naar het noorden. Ik passeerde de gebouwen van de Scouting en ook een boerderij met een groot volkstuincomplex dat op de Lijsterengh ligt, tegen de westelijke grens van Rhenen. Op de rand van het bos ligt een productiebedrijf van waterleverancier Vitens – hier wordt water uit de Utrechtse Heuvelrug onttrokken: een groot gebied ten noordwesten van Rhenen is waterwingebied. Op de muur van het gebouw hangt een moeilijk leesbare plaquette: nu wordt het water hier “gemaakt” en opgeslagen, maar tussen 1937 en 1989 werd daarvoor de Watertoren op de Koerheuvel gebruikt. Dit gebouw van meer dan 40 meter hoog was vanaf het begin multifunctioneel: bovenin was een waterreservoir van 600 kubieke meter ingebouwd – met uitkijkpost! – en de negen verdiepingen werden als hotel geëxploiteerd! Vanuit de wijde omtrek is het markante, witgepleisterde gebouw zichtbaar: vooral de hoge, zwarte “heksenhoed” valt op! Tijdens mijn etappes over het Romeinse Limespad (van Wageningen via Lienden naar Rijswijk) had ik het gebouw hoog boven Rhenen zien staan, maar niet geweten dat het zo bijzonder was – nu wel! Sinds 1994 zijn in het gebouw appartementen gemaakt. Zo blijft een uniek gebouw toch behouden. In 1935 zijn bij de bouw van de Watertoren en in 1993 bij de verbouwing tot appartementen unieke archeologische vondsten gedaan die dateren uit de Late Bronstijd en zouden duiden op een koningsgraf…
Na een rustige wandeling langs oude lanen kwam ik bij de Leemkuil, een vroegere groeve, waar leem werd gewonnen voor de verharding van paden en wegen. Op een infobord stond dat daar door de slechte doorlaatbaarheid van de leemlaag water is blijven staan en dat er een bijzondere biotoop was ontstaan. Zowel in het voorjaar als nu in het najaar is het een mooie plek. Woensdag was het zeker niet stil… Er klonk gekrakeel van kinderstemmen: een grote schoolklas was onder leiding van juffen en meesters enthousiast en luidruchtig aan het zoeken naar herfstig materiaal – dit soort onderwijs zal ongetwijfeld langer blijven hangen dan domweg in de klas zitten…!

Er was duidelijk verschil in beplanting in het voorjaar en in het najaar: de waterlelies die in april nog maar een klein gedeelte van het verder roestkleurige water hadden bedekt, waren gedurende de zomer erg uit de kluiten gewassen! De kleuren van de lariksen, berken en eiken waren natuurlijk ook anders – maar de zon scheen net zo uitbundig! Het was weer zo’n klein rustmomentje… – zeker toen de schoolklas was vertrokken!
- Ten noordwesten van Rhenen: zicht op de Leemkuil in het voorjaar met waterlelies en uitlopende lariksen
- Ten noordwesten van Rhenen: zicht op de Leemkuil in het najaar met grote waterlelies en lariksen in herfstkleuren
De charme van het voorjaar in het bos was terug te zien in bloeiende bosbessen en uitlopende lariksen! Daarin liggen vele beloften voor het verloop van het komende jaar…
- Ten noorden van Rhenen: bloeiende Bosbes in het voorjaar
- Ten noorden van Rhenen: frisgroene naalden aan de Lariks in het voorjaar
Afgelopen woensdag was het een feest van paddenstoelen! Ik keek mijn ogen uit… Een indrukwekkende Reuzenzwam (Meripilus giganteus) had zich op de stam van een al afgezaagde boom gesetteld. In een van de vele beukenlanen groeide een groepje Porseleinzwammen (Oudemansiella mucida) op een dode beukentak – de hoeden zijn bedekt met een slijmlaagje, waardoor ze glanzen als porselein! Op vele plekken stonden natuurlijk ook Vliegenzwammen (Amanita muscaria), in vele formaten en gradaties van rood én in meer of mindere mate bedekt met de kenmerkende witte vlekjes! De leukste vond ik de miniuitvoering, waarbij slakken van de hoed hadden gesnoept… In een open grasgebied van Landgoed Remmerden stonden vele exemplaren van de Grote Parasolzwam (Macrolepiota procera) – sommige hoeden waren al helemaal open, andere waren nog een bolletje.
- Ten noordwesten van Rhenen: een Reuzenzwam (Meripilus giganteus) groeit uit de stronk van een omgezaagde boom
- Ten noordwesten van Rhenen: Porseleinzwammen (Oudemansiella mucida) groeien op een dode beukentak
- Ten noordwesten van Rhenen: kleine, erg rode Vliegenzwammen (Amanita muscaria) groeien bij het loofbos
- Ten noorden van Elst (UT): een nog niet geopende Grote Parasolzwam (Macrolepiota procera) in vochtig grasland
Over de Landgoederen Kwintelooyen, Remmerden en Prattenburg
De route verliep soms door open terrein, dan weer door het bos of langs oude lanen met aan weerszijden kapitale beuken. Op sommige plekken is een laan weer opnieuw ingeplant – een diepte-investering, maar wel een prachtig gezicht in het voorjaar!

Niet lang daarna kwam ik op een open plek met een fraai uitzicht in de richting van Veenendaal en over het Landgoed Kwintelooyen. Dit landgoed is nog niet erg oud en de naam is prozaïscher tot stand gekomen dan het lijkt: het is de samentrekking van twee familienamen, Kwint en Looyen, die in het gebied naast elkaar in een twee-onder-een-kaphuis woonden en een grondbedrijf hadden. Nu is het een natuurgebied van zo’n 68 hectare (natuur 36 ha en recreatie 32 ha) en is het onderdeel van de Utrechtse Heuvelrug. In 1950 was het gebied in gebruik als zandafgraving voor de aanleg van snelwegen en stadswijken. De ondergrond van het gebied bestaat uit zand en klei die door een voorloper van de Rijn zijn afgezet. Tijdens de voorlaatste IJstijd (150.000 jaar geleden) zijn deze lagen door de gletsjers uit Scandinavië opgestuwd tot wat we nu de Utrechtse Heuvelrug noemen: de lagen liggen hierdoor schuin en hellen af naar het noorden. De ontzanding begon in 1950 en eindigde in 1990 toen bezwaarprocedures bij de Raad van State succes hadden. Het terrein is zo goed als het ging weer in de oude staat teruggebracht. Er zijn wel grote erosiedalen ontstaan, waarbij zand aan de buitenzijde van de puinwaaiers is neergeslagen en klei in het binnenste gedeelte is achtergebleven. Daarin zijn plassen ontstaan, omdat de klei het regenwater niet doorlaat. Dit vormt wel een bijzondere biotoop voor zeldzame planten en dieren. Sinds 2018 wordt het gebied beheerd door de Gemeenten Rhenen en Veenendaal. Het grootste gedeelte is met schrikdraad afgezet, omdat het begraast wordt door Hereford runderen. Dit runderras stamt oorspronkelijk uit het zuidwesten van Engeland: deze robuuste dieren zijn, mede doordat zij niet veeleisend zijn in hun voedsel, erg geschikt voor het begrazen van natuurgebieden. In tegenstelling tot eind april 2023 had ik ze afgelopen woensdag wel tussen de bomen zien staan: ze zien er best grappig uit met hun krullerige vacht in wit en rood!

Dat deze streek al erg lang bewoond is geweest, blijkt uit het grote aantal grafheuvels op dit gedeelte van de Utrechtse Heuvelrug. Ik passeerde er eentje die ten westen van het uitzichtpunt over Kwintelooyen ligt en die uit de Bronstijd dateert (2100-800 voor Chr.) De aarden bult was vrijgemaakt van begroeiing, op een paar jonge beukenboompjes na, en lag er verstild bij.

Vanuit het bos met de grafheuvel bereikte ik het Landgoed Remmerden, dat zich boven het ten westen van Rhenen, aan de Rijn liggende buurtschap Remmerden bevindt. Een onderdeel ervan is het uitgestrekte natuurgebied, de Remmerdense Heide: in dit weidse landschap is de heide weer uitgebreid teruggekomen en zijn smeltwaterdalen, die zijn ontstaan in de periode na de voorlaatste IJstijd, weer vrijgemaakt van bos. Hier wordt “onderhoud” gepleegd door Konikpaarden en Gallowayrunderen.

In het voorjaar van 2023 had ik geen grote grazers gezien, maar wel dat er een grote drinkpoel op de Remmerdense Heide lag. Aan de afgeknaagde boompjes en heesters en ook aan de hoefafdrukken in de nog natte grond rond de poel kon ik afleiden dat er wel dieren zouden zijn… In het najaar stond er nog riet uitbundig groen te zijn. Even later zag ik toch vier Konikpaarden tegen de bosrand staan.


Ik had nogal wat Grote Parasolzwammen gespot die op dit grassige gebied stonden en foto’s gemaakt. Daarom had ik niet meer op de route gelet… Ik volgde zonder na te denken andere wandelaars en eindigde opeens bij een parkeerterrein vlakbij de doorgaande weg Rhenen-Elst-Amerongen-Doorn… Ik was nu bij de voormalige tabaksplantage Plantage Willem III uitgekomen die net ten oosten van Elst ligt. Vanaf de 17e eeuw was de tabaksteelt een zeer belangrijke bron van inkomsten voor de mensen rond Amerongen: door de gunstige ligging van de zuidhellingen van de Utrechtse Heuvelrug wilde de tabak goed groeien! Pas in de 20e eeuw verdween deze teelt omdat er vanuit de gehele wereld goedkopere tabak werd ingevoerd… Vooral in Amerongen is nog een aantal typische tabaksschuren behouden gebleven: ik heb in mijn reisverhaal over de “beklimming van de Amerongse Berg” ook aandacht besteed aan de tabaksteelt en het Informatiecentrum over de tabaksteelt dat op de Amerongse Es ligt. Het voordeel van mijn dwalen was wel dat ik nu een mooi uitzicht – en van dichtbij! – op de Neder-Rijn had!

Ik keerde toch maar terug naar het punt waar ik had moeten afslaan naar het noordwesten en liep over een vaag pad een helling op. In het voorjaar had ik daar een mooie geelbloeiende bremstruik zien staan en verder weg een prachtig uitzicht tot over de Neder-Rijn gehad. Nu was er teveel blad aan de bomen om de rivier nog te zien… Nou ja: die had ik even daarvoor toch van dichtbij kunnen bewonderen!
- Ten noorden van Remmerden bij Rhenen: op de Remmerdense Heide groeit en bloeit in het voorjaar de Gele Brem
- Ten noorden van Remmerden bij Rhenen: vanaf de Remmerdense Heide is in het voorjaar een mooi uitzicht over de Rijn
Ik had eerder bij de drinkpoel op de Remmerdense Heide een viertal Konikpaarden zien grazen en me al afgevraagd of die kleine kudde zulke grote mestballen had kunnen achterlaten. Dat was blijkbaar een “sub-kudde” geweest, want op een hoger gelegen stuk grasland zag ik zeker een stuk of 50 paarden staan of lui liggen – ook in het bos stonden er nog enkelen! Er waren wel verschillende kleurslagen bij, maar er lag ook een veulen in het gras met een mooi wit “sterretje” op zijn voorhoofd: wat een dotje! De paarden en ik besloten om ons niets van elkaar aan te trekken en ik liep verder.

Na enkele minuten liep ik het bos uit en langs een grote akker. Halverwege de laan die de ene akker van de andere scheidde staat sinds 2020 een monument voor een in de Tweede Wereldoorlog neergestorte Lancaster bommenwerper. Op de platte bovenkant van het van Cortenstaal gemaakte strakke monument ligt een plaquette, waarop portretfoto’s van de zevenkoppige bemanning zijn afgebeeld en in het Nederlands en het Engels de uitleg van de toedracht van het neerstorten was. De gehele bemanning vond de dood, toen tegen middernacht op 21 december 1942 hun Lancaster bommenwerper op de terugweg van een bombardement op München door een Duitse nachtjager werd beschoten. Het vliegtuig stortte neer op een plek die nu nog zichtbaar is: in een hoek van de akker bij de bosrand. Een lijn op de betonnen sokkel van het monumentje is gericht op die plek. De omgekomen militairen liggen in Leusden begraven.

Heel bijzonder vond ik een detail op het monument: het silhouet van een Lancaster bommenwerper was uitgespaard in de plaat van Cortenstaal, waardoor heen de plek des onheils nog zichtbaar was achter de nog jonge brandnetels…

Nadat ik de drukke Veenendaalseweg was overgestoken bereikte ik een open gedeelte van het Landgoed Prattenburg. Hier zijn in 2022 vele jonge bomen geplant door mensen die gestopt zijn met roken. Op een grote zwerfkei was een bord bevestigd met de mededeling “Alle mensen die gestopt zijn met roken zijn (s)Toppers! Zij verdienen een speciaal aandenken voor deze prestatie. Alle bomen die zijn geplant staan symbool voor het nieuwe hoofdstuk in hun leven. Een nieuw hoofdstuk vol bloei, gezonde groei en zuurstof voor henzelf én de nieuwe generatie!” De groep lindebomen rond de steen hadden nu hun blad al verloren, maar de Amerikaanse eiken langs de rand waren nog in herfsttooi!

Naar de Elsterberg
De route ging verder door de bossen. Na een halfuurtje kwam ik uit op een brede zandweg die langzaam stijgend naar het noorden leidde. Een routepijltje wees mij een smaller zijpad in: hier begon de weg sneller te stijgen! Eerst liep ik op een verkeerde pijl en kwam ik uit op een mountainbikerstrack – néé! Ik had een paar honderd meter rechtdoor moeten gaan en dan de pijl met het NS-logo volgen. Ik verdween met een smal paadje in een jong bos, dat vooral in het voorjaar een uitbundige groene waas had. Behalve de aanduiding van de route was er ook een bordje met een pictogram voor “honden aan de lijn”. De enige plek waar op deze wandeling honden niet mogen komen is op de Remmerdense Heide (vanwege de paarden en de koeien) – daarvoor is een alternatieve route uitgezet.
- Ten noorden van Elst (UT): hier gaat een deel van de route naar de Elsterkop best steil omhoog!
- Ten noorden van Elst (UT): routeaanduiding op een smal paadje naar de Elsterberg en het pictogram “honden aan de lijn”
Het was grappig om te zien dat de struikjes van de Rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea) die langs het pad groeiden en die ik in het voorjaar van 2023 heb zien bloeien, in oktober 2024 er nog steeds stonden en nu rode besjes droegen!
- Ten noorden van Elst (UT): in het voorjaar bloeit de Rode Bosbes of Vossenbes (Vaccinium vitis-idaea) met wittige bloempjes
- Ten noorden van Elst (UT): in het najaar draagt de Rode Bosbes of Vossenbes (Vaccinium vitis-idaea) rode besjes
Na nog een laatste klimmetje over het steile weggetje en wat klauteren over een paar al jaren geleden omgewaaide bomen kwam ik uit het bos – en daar voelde ik wel veel Gipfelglück! Hier is vrij uitzicht naar het noorden over de met heide begroeide hellingen met hier en daar een grove den. Ik kon héél ver van mij afkijken, ook al was uiteindelijk beide keren de horizon toch een beetje vertroebeld. Dit is dus de hoogste berg van Provincie Utrecht mét uitzicht!


Eenmaal beneden aangekomen na het afdalen langs het grote heideveld kon ik nog een keertje omzien naar de top van de Elsterberg!

Langs het Egelmeer naar Veenendaal
Een kwartiertje later bereikte ik een groot heideveld met aan de noordzijde daarvan, binnen een afgerastering, het Egelmeer. Het ligt tegen de noordzijde van de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug aan. In mijn reisverhaal (uit november 2021 alweer) over de Amerongse Berg, met 69 meter de hoogste berg van de Provincie Utrecht, schreef ik over het Egelmeer:
“Het Egelmeer is een ven dat al in de tijd van de Romeinen bestond. De naam heeft niets met “egels” te maken: de Romeinen noemden het meer Aegil mare dat “bloedzuigermeer” betekent, hoewel daarover de meningen verschillen: het woord “egel” schijnt een woord te zijn voor bloedzuiger, maar dat niet vaak meer wordt gebruikt! In het begin van de 19e eeuw werd het “Engel(en)meer” genoemd, waarna het rond 1890 werd verbasterd tot Egelmeer. Het is nu eigenlijk geen ven meer: in de 19e eeuw is de laag van keileem doorgestoken, waardoor het ven leegliep. Het is wel een drassig gebied gebleven omdat de waterstand van deze kom hoger ligt dan van het omringende gebied. Het meer wordt alleen door neerslag gevoed. Op het informatiebord stond ook dat het gebied rondom het Egelmeer opengemaakt is, en dat er verbindingsstroken tussen de heidevelden in de omgeving (tot aan Veenendaal toe) zijn aangelegd, om de biodiversiteit te vergroten.”
Een paar jaar geleden was hier niet veel meer te zien dan een moerassig gebied, maar dit jaar – zowel in het voorjaar als in het najaar – was er meer dan genoeg neerslag gevallen: het meer was echt goed gevuld!


Een beter beeld van het Egelmeer dan vanaf de zuidzijde kreeg ik jammer genoeg niet, toen ik verder naar het noorden liep. De tocht ging door bossen en heidevelden, over mulle zandpaden en semiverharde weggetjes. Ergens lag een beetje verscholen een groot ven, dat er in het voorjaar toch boeiender uitzag dan in het najaar…

Na nog meer bos en heide kwam ik ook nog langs een kleine zandvlakte. Niet lang daarna bereikte ik de verharde weg, die parallel aan de spoorlijn Utrecht-Rhenen ligt. Deze kruiste in de bebouwde kom van Veenendaal West een doorgaande weg, de Slaperdijk, die oorspronkelijk (al in 1651!) was aangelegd als extra bescherming tegen overstromingen van de laaggelegen Gelderse Vallei als de Grebbedijk aan de Rijn zou doorbreken – letterlijk een “slapende dijk”. Verder naar het zuiden is de Slaperdijk niet meer verhard. Toen in de 18e eeuw een verdedigingslinie, de Grebbelinie, werd aangelegd tussen Rhenen en Amersfoort, kon de Gelderse Vallei juist gecontroleerd onder water worden gezet…!

Het slot van de tocht ging door de buitenwijken van Veenendaal-West en eindigde bij het station. De trein bracht mij weer naar Rhenen, waar ik de bus nam, terug naar Arnhem. Het was op beide momenten, in het voorjaar en in het najaar, een plezierige wandeling geweest met veel afwisseling tussen bebouwing en natuur, tussen bos en open vlakten en onverwacht veel mooie vergezichten! Daarbij komt ook het leuke feitje dat ik weer een “berg” in Nederland kan afvinken…
Wat enorm leuk om dit verslag te lezen. Ik woon in Elst en loop heel veel in onze prachtige omgeving. Dan zie ik de NS route paaltjes maar wist niet dat dat vanaf Rhenen te lopen was. Haha, natuurlijk want daar, en in Veenendaal is een NS station 😅
Ik heb het geluk hier dagelijks te mogen genieten.🌲🙏🏻