Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
30 maart 2023
Stekelige cactussen en steenconstructies met een hoed
Gisteren had ik het plan opgevat om te gaan wandelen buiten de stad zelf: ik wilde graag naar de Exotische Tuin in een westelijke buitenwijk van Bozen, Gries (uit te spreken als Gri-ès), die tot 1925 nog een zelfstandige gemeente was geweest. Om daar gemakkelijk te komen met het openbaar vervoer had ik een 5-daagse OV-kaart aangeschaft, die mij de mogelijkheid bood om door heel Südtirol te reizen, en dat voor slechts € 9,00 per dag! Daarmee bereikte ik gemakkelijk Gries, vanwaar mijn wandeling naar de Tuin tegen de steile berghelling begon, als onderdeel van een rondwandeling met steeds weer een mooi uitzicht op Bozen en de bergwereld in het oosten.
De Exotische Tuin tegen de berghelling boven Gries
Bij binnenkomst van de Exotische Tuin staat op een gazon een indrukwekkende stalactiet opgesteld. Deze druipsteenzuil stond eerst op een andere plek in Gries, maar nu sinds 2015 hier. De zuil is afkomstig uit de Grotten van Postojna (die ook wel de Adelsberger Grotten worden genoemd) in Slovenië, dat destijds tot de Oostenrijks-Hongaarse monarchie behoorde. Vlak bij de stalactiet staat een zuil van geheel andere orde: het is een hardstenen zuil met daarop een kruis met gelijke armen verbonden met een cirkel, een Zonnekruis. De inscriptie geeft aan dat hier de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog worden herdacht. De Zuil is in 1986 geplaatst op initiatief van de Frauen für Frieden-beweging Afdeling Südtirol, een internationale vrouwenbeweging die streefde naar een atoomvrije wereld. Toen ik daar stond in de voorjaarszon leek “oorlog” ver weg – iets om dankbaar voor te zijn…
De plaats Gries en de omgeving zijn al heel lang bewoond: er zijn zelfs sporen gevonden uit de IJzertijd – vanaf 1000 v. Chr. ! In de 19e eeuw werd de plaats erg bekend als kuuroord vanwege zijn milde klimaat: vooral bij mensen met longziekten. In 1885 werd er een vereniging opgericht speciaal voor het kuren: de “Kurverein Gries“, een soort VVV ter bevordering van het kuurtoerisme. In de jaren daarna (1890–1892) kwam mede door de inzet van deze Kurverein de Erzherzog Heinrich Promenade tot stand. Deze promenade met de Exotische Garten is op 30 oktober 1892 feestelijk geopend. Een plaquette ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de Tuin herinnert hieraan: de Erzherzog Heinrich Promenade is vernoemd naar de mecenas Aartshertog Hendrik van Oostenrijk (1828–1891) die een jaar tevoren in Wenen was gestorven. Hij was een zoon van Aartshertog Reiner van Oostenrijk (1783–1853), de Onderkoning van Lombardije-Venetië, een koninkrijk dat was ontstaan bij het Congres van Wenen in 1815. De beplanting van de Tuin, bestaande uit mediterrane en zeldzame planten is verzorgd door de Stadtgärtner Wenzel Wikary (of ook Vikary die leefde van 1842 tot 1916). Zijn naam wordt expliciet op de plaquette vermeld. Na de Eerste Wereldoorlog waarbij de Oostenrijks-Hongaarse Monarchie uiteengevallen was, werd de buste van de Aartshertog die langs de Promenade was opgesteld, verwijderd. Omdat de Tuin tegen de helling van de Guntschnaberg ligt, werd de naam gewijzigd in Guntschnapromenade.
Het was erg plezierig om in het heldere voorjaarslicht door de mooi onderhouden tuin te lopen. Ik zag allerlei planten die ik helemaal niet kende…! Er bloeide al best veel, zoals de Wilde Citroen (Poncirus trifoliata), die in het Duits wordt aangeduid met “Bitterorange“. Het is een wintergroene citrusplant die zeer vorstbestendig is en het heel goed doet als kuipplant. De vruchten zijn absoluut niet lekker: erg bitter, maar de witte bloemetjes geuren heerlijk. Ook de lange groene doorns vallen op: wel ideaal voor een haag die “indringers” moet tegenhouden! Een andere voorjaarsbloeier was de Iris japonica die tot de Lissenfamilie behoort en die in het Engels “Fringed iris” benoemd wordt: de franjes langs de mooie pastelblauwe bloemblaadjes zijn duidelijk te zien, net als de goudgele vlekken daarop. Het lijkt wel alsof deze met een fijn penseeltje zijn aangestipt!
Overal tegen deze warm op het zuiden gelegen berghelling, ook tot ver buiten de Exotische Tuin, groeien Vijgcactussen (Opuntia ficus indica). De rode vruchten staken fel af tegen de verder groenige, dikke bladschijven en tegen de rossige rotswanden. Aan de vergroeide wortelstokken is te zien dat de planten er al heel lang staan!
Van dichtbij was het ook duidelijk dat er met de stekels van de cactussen niet te spotten valt: niet alleen de grote pinnen zijn verraderlijk, maar onderschat zeker ook niet de kleine, bijna onzichtbare stekeltjes…
De berghelling is hier, net als in de wijde omtrek, erg steil; de smalle weggetjes zijn geplaveid met grote stenen. De rotsen zijn rossig van kleur, omdat zij bestaan uit porfier. Dit is een gesteente van vulkanische oorsprong – een stollingsgesteente met een typische textuur van relatief grote kristallen in een grondmassa van kleinere kristallen. Het is nauwelijks voor te stellen dat er ooit vulkanen zijn geweest in dit gebied, maar het is wel zo! Op het grondgebied van Südtirol zijn sporen van de geschiedenis van de aarde te vinden die teruggaan naar meer dan 300 miljoen jaren geleden. Aan deze gebergtevorming droegen niet alleen vulkanen bij, maar ook Zuidzeeriffen (kalkrotsen). Bovendien waren er de enorme krachten van de alpiene gebergtevorming door het botsen van de tektonische aardplaten, een proces dat nog steeds gaande is. Erosie en ook de vergletsjering hebben de hellingen en de dalen van Südtirol gevormd. Dit alles wordt in het Naturmuseum Südtirol getoond. Ik zag dat daar sinds medio maart van dit jaar een bijzondere tentoonstelling wordt gehouden over de supervulkaan die 280 miljoen jaar geleden heeft bijgedragen aan het ontstaan van de porfierbergen rond Bozen: “Caldera – Spurensuche im Supervulkan” (die nog tot volgend jaar maart loopt). Met “caldeira” (in het Portugees of caldera in het Spaans) wordt de grote komvormige krater bedoeld die ontstaat bij vulkanische activiteit. Zo’n caldeira ontstaat wanneer grote hoeveelheden gesteente bij een vulkaanuitbarsting worden uitgestoten, waardoor het dak van de magmakamer (verzamelplaats van het hete, vloeibare gesteente) niet meer wordt ondersteund en in de magmakamer valt. Bij een explosieve vulkaanuitbarsting kan de top van de vulkaan in de krater storten, waardoor de kraterpijp wordt geblokkeerd. In de holling kan een kratermeer gevormd worden. Bouwt zich de spanning in de vulkaan weer op, dan kan een nieuwe vulkaan ontstaan boven op de caldeira (zoals bij de Vesuvius) of kan de top worden weggeblazen (zoals bij de uitbarsting in 1980 van de Mount St. Helens in de Amerikaanse staat Washington). Meer dan 275 miljoen jaren geleden was er in het gebied rond Bozen een supervulkaan, waarvan de caldeira een doorsnede had van maar liefst 50 kilometer! Hier was een van de grootste vulkanen in de aardgeschiedenis. Bij de uitbarstingen traden machtige lavastromen uit die nu nog ongeveer een gebied van 2.500 km2 in het midden van Südtirol bedekken… Het “Bozner Quarzprophyr“ is rossig van kleur doordat de afkoelende lava werd blootgesteld aan de lucht en daardoor oxideerde. Dit gesteente is erg in trek als bouwmateriaal. Het kan echter ook verbrokkelen tot zand (door gletsjerwerking en erosie): dan kunnen de aardpiramides ontstaan die ik ook heb gezien gisteren, op de dag van de Exotische Tuin, en vandaag bij mijn tocht naar het plateau boven Bozen. Op de website van het Naturmuseum Südtirol staat een lange video (bijna 50 minuten) met de titel Lebendige Berge – die Geologie Südtirols, waarin een geoloog het geologische landschap van Südtirol uitlegt. Dit wordt verduidelijkt met mooie close-ups van de gesteenten en ook prachtige vergezichten op de omliggende bergen! Niet alleen educatief dus, maar ook nog genieten…
Op een bord langs de route stond een en ander weergegeven in een veel eenvoudiger vorm. Porfier is een hard gesteente. Het zijn de gletsjers geweest, die in deze contreien de diepe dalen heeft ingeslepen. Dat is dan hier met name de Etschgletscher geweest: deze was wel 2000 meter hoog en is pas 12.000 jaar geleden gesmolten.
In dit gebied groeien planten die goed warmte, droogte en zure grond verdragen. Behalve de Vijgcactussen zijn dit o.a. Huislook (Sempervivum) en Muurpeper (Sedum acre).
Ook groeiden en bloeiden er verschillende soorten van bolgewassen, zoals Kuifhyacinten (Muscari comosum) met paarsblauwe, compacte bloemtrossen die, zoals de naam al aangeeft, bovenin eindigen met een punkachtig kuifje. Net als andere planten (die ik niet herkende…) vielen ze een beetje weg tegen die rossige achtergrond die ook nog eens bezaaid was met het afgevallen blad van het najaar…
Een geheel ander uitzicht was er naar het oosten in de richting van de bergketen Rosengarten. Daar liggen de Dolomieten die kalkrotsen zijn, dus van maritieme oorsprong! In dezelfde video als waarin de supervulkaan werd besproken wordt uitgelegd hoe Zuidzeesediment in de Noord-Italiaanse Alpen terecht komt. Heel in het kort is er het volgende gebeurd. Rond 260 miljoen jaar geleden strekte de oerzee, de Tethysoceaan, die het supercontinent Pangea in tweeën deelde, zich uit tot waar nu Südtirol ligt… Door de tropische temperaturen was er een weelderig zeeleven: er ontstonden riffen door het opeenstapelen van kalkskeletten van afgestorven zeedieren. Deze riffen waren soms wel 1.000 meter hoog (zoals nu nog het rif van de Schlern-Dolomieten, in de buurt van de Rosengarten). Er worden nog steeds vele fossielen van deze zeedieren gevonden! Langzaam slibde de oerzee dicht. In de Krijttijd (65 miljoen jaar geleden) begonnen de tektonische platen te bewegen, waardoor de Alpen werden gevormd. Deze vorming gaat ook nu nog door: de Alpen worden 1 millimeter per jaar opgedrukt! Bij deze geologische ontwikkelingen stond ik niet echt stil toen ik het fraaie uitzicht bewonderde…
Nadat ik de eigenlijke Exotische Tuin had verlaten, maar nog wel de wandelroute volgde, kwam ik uit bij een steile rots waar zich van grote hoogte de Fagenbach beek met een waterval naar beneden stortte. Een bord gaf aan dat dit gedeelte een beschermd natuurgebied is (een Naturdenkmal). Het viel me wel op dat de waterval maar een smal waterstroompje was…
Vanaf de waterval leidde het pad naar beneden en kwam uit op een nieuwe provinciale weg van Bozen in noordwestelijke richting, die met een hoog en indrukwekkend viaduct over de Fagenbach beek in een tunnel in de rotswand verdween. Helaas was er geen noemenswaardig voetpad… Na enkele minuten bereikte ik weer de bewoonde wereld: mooie oude huizen uit de tweede helft van de 19e eeuw en een nog oudere toren, de Torre Druso of in het Duits Burgruine Treuenstein. Deze uit de 13e eeuw stammende, slanke verdedigingstoren is aan de top voorzien van kantelen in de vorm van zwaluwstaarten: dit is een siervorm van kantelen, de zgn. Schwalbenschwanzzinnen, die vooral in Südtirol en in Noord-Italië op de torens van verdedigingswerken werden aangebracht. De toren wordt ook wel de G’scheibter Turm genoemd, de “in schijven gesneden toren”. De resten van het oorspronkelijke kasteel zijn in de loop van de eeuwen verdwenen, op een paar stukken van de buitenmuur na.
Iets lager op de berg staat een kleine kapel, die aan de Hl. Oswald (604–642) gewijd is: deze 7e-eeuwse Koning van de streek Northumbria (aan de oostkust van het huidige Engeland, van ruwweg ten noorden van York tot aan Edinburgh) had zich tot het Christendom bekeerd en werd later vereerd als heilige. Vooral in de Alpenlanden staat hij nog steeds hoog in aanzien, zo ook in Bozen en omgeving. Het kapelletje ligt verscholen tussen de wijngaarden en oude bomen – het maakt een wat verwaarloosde indruk…
Langs de Talfer rivier terug naar Bozen
Vanaf de ruïne van Burg Treuenstein liep een zichtbaar steile weg naar boven, die mij op dat moment niet erg aansprak… Ik vervolgde de oorspronkelijke route en kwam beneden uit bij de rivier Talfer, die in het noorden ontspringt en via het Sarntal dal naar het zuiden stroomt. Na een tocht van 45,5 kilometer mondt zij bij Bozen in de rivier de Eisack uit. De naam Talfer werd voor het eerst genoemd in een Latijns geschrift uit 1080 als Fluvius Talaverna, waarbij men vermoedt dat Talaverna terug te voeren is op het pre-Latijnse Talaverina, wat zoveel betekent als kiezel, beekbodem, zandgrond.
De rivier de Talfer is een echte bergrivier. Zij heeft in de loop van de eeuwen regelmatig gezorgd voor grote overstromingen en wateroverlast: het laaggelegen gebied rond Bozen liep bij het smelten van de sneeuw in het voorjaar of bij heftige regens in de zomer onder – en dan niet alleen met water uit de Talfer zelf, maar ook uit de Eisack die uit het oosten komt en uit de Etsch die vanuit het westen stroomt. Deze rivieren vloeien samen ten zuiden van Bozen. Oorspronkelijk had de Talfer een andere loop: eerst boog de rivier tussen het Schloss Maretsch kasteel en de Talferbrücke brug, die zuidelijker ligt en Bozen met Gries-Quirein verbindt, naar het Zuidwesten af en mondde bijna 3 kilometer meer naar het zuidwesten van de huidige brug in de Talfer. Toen een van de Graven van Tirol in 1278 de volledige heerschappij over de stad Bozen kreeg, besloot hij om de loop van de Talfer in te korten. Een paar jaar later werd de nieuwe rivierbedding gegraven: sindsdien stroomt de rivier in een rechte lijn naar het zuiden. Naast de nieuwe bedding lagen op de vruchtbare gronden grote wijngaarden, die nog steeds werden bedreigd door overstromingen. Tussen 1282 en 1442, toen de verantwoordelijkheid voor de bouw van waterkeringen in de Talfers en de Eisack door de toenmalige vorst aan de stadsraad van Bozen werd overgedragen, werd langs de rechteroever van de Talfer een muur gebouwd, die de plaatsen Gries en Quirein moest beschermen tegen hoogwater. Deze muur die bekend staat als de Alte Wassermauer in Quirein was ongeveer 350 meter lang en is ingetekend op een “overstromingskaart” van de stad Bozen uit het jaar 1541. De muur is sinds 1995 een beschermd monument, ook al is zij tegenwoordig niet meer compleet.
Aan de linkeroever van de Talfer ligt ook een dam ter bescherming van de stad Bozen zelf: de ongeveer 1,3 kilometer lange Bozner Wassermauer. De eerste opzet van deze oeverbescherming dateert uit de Middeleeuwen – in een document uit 1363 wordt door de Oostenrijkse machthebbers bepaald dat de instandhouding van deze muur onder de verantwoordelijkheid van de “stadsarchitect” van Bozen valt. Ter hoogte van het Schloss Martesch kasteel is in de muur een steen gevonden met daarop een inscriptie met de naam van de toenmalige “Baumeister“ en het jaartal 1675. De Wassermauer kreeg haar huidige uiterlijk rond de vorige eeuwwisseling, toen het kuurtoerisme een grote vlucht nam. Gerenommeerde ingenieurs en architecten zorgden voor de opwaardering van deze brede wandelpromenade. Zij werd op 1 oktober 1905 geopend. Nog steeds staan er oude bomen, kunstwerken en bankjes – nog steeds flaneren er mensen in de zon en in de schaduw van de bomen. Vanaf deze Talfers-Promenade reikt het uitzicht naar het oosten over de lager gelegen wijngaarden en het Schloss Maretsch kasteel tot aan de indrukwekkende bergketen van de Rosengarten.
Op strategische plaatsen tegen de hellingen van het Sarntal dal waardoorheen de Talfers stroomt staan (vroeg-)middeleeuwse burchten of ruïnes daarvan. Het Schloss Maretsch kasteel ligt echter in de lage gebied waar in de loop van millennia de verschillende rivieren hun sediment hebben afgezet: het behoort tot het type laaglandkasteel. Dit kasteel is al heel oud: de naam van de burcht wordt in de tweede helft van de 13e eeuw voor het eerst genoemd in samenhang met de kasteelheer Heinrich von Maretsch, die tot de entourage van de toenmalige heerser over Tirol behoorde. In de daaropvolgende eeuwen is het kasteel door opvolgende eigenaren verder uitgebouwd. Tussen 1558 en 1570 kreeg het grote gebouw het uiterlijk dat het nu nog heeft. Hierin heeft de familie Römer, en dan speciaal Lucas Römer, een grote rol gespeeld: toen werden vier hoektorens aan het gebouw toegevoegd en een verdedigingsmuur met gracht en brug aangelegd. Ook werden de zalen versierd met bijzondere Renaissance-fresco’s. Nadat het Schloss in de daaropvolgende eeuwen nog enkele andere eigenaren heeft gehad, diende het vanaf het midden van de 19e eeuw als militair depot. Nadat in 1919 Südtirol door Italië werd geannexeerd verhuisde een gedeelte van het archief van Innsbruck naar het kasteel. In het begin van de jaren 1930 heeft men het kasteel gerestaureerd. Tot 1972 was het Archief van Bozen er gevestigd. Toen werd het gebouw onbewoonbaar verklaard en werden de archieven elders ondergebracht. De gemeente heeft zich daarna over het gebouw ontfermd: na opnieuw te zijn gerestaureerd is het gebouw nu in gebruik als conferentie- en vergaderruimte.
Vanaf de Talfer-Promenade gezien ligt het Schloss idyllisch tussen de wijngaarden. Het uitzicht op de “huisberg” van Bozen, de Hörtenberg, is ook erg mooi!
Naar de Eenzame Aardpiramide boven Gries
Na verder slenteren over de Talfer-Promenade kwam ik weer in de stad aan, waar ik even wat gegeten heb. Daarna besloot ik om toch maar aan de steile wandeling in de richting van het hoger gelegen plaatsje Jenesien te beginnen, omdat ik gelezen had dat er op de berghelling een grote aardpiramide moest staan. Daartoe nam ik de bus vanuit de stad terug naar de bushalte bij de Burgruine Treuenstein. Nou: ik heb het geweten, dat klimmen!
Naarmate ik hoger en hoger op de helling kwam kreeg ik steeds mooier zicht op de steile hellingen van het dal waardoor de Fagenbach beek stroomt – en waarvan ik in de ochtend na het bezoek aan de Exotische Tuin de waterval had bewonderd. Deze Fagenbach beek is de grootste zijrivier die vanuit het berggebied in het westen in de rivier de Talfer stroomt. De temperaturen waren al voorjaarsachtig – dat maakte deze wandeling erg aangenaam, ook al was de weg erg steil… De natuur stond nog wel in de winterstand, afgezien van hier en daar wat witte wolkjes van bloeiende kersenbomen of gele vlekjes van bloeiende wilgen.
Ik wandelde langs wijngaarden die zich tot bovenaan de helling uitstrekten. Er heerste al wel veel bedrijvigheid in de velden waar de druivenstokken nog “slapend ” leken. Ik zag in de verte mensen bezig met het opbinden van de ranken, het vervangen van steunpalen etc. De rossige bodem van porfier was hier goed te zien en stak kleurrijk af tegen de blauwe lucht.
Kleurrijk was ook de bloesem van een fruitboom, die langs de weg stond: prachtig roze met een paars hartje – een perzik? Voeg daaraan het uitzicht toe: in de verte waren de besneeuwde toppen van de Rosengarten-bergketen weer te zien. Er zijn niet alleen wijngaarden op deze helling. Er wordt ook ander fruit gekweekt, zoals kweeperen: ik zag nog vruchten van het vorige jaar liggen aan de voet van de boompjes, tussen de pastelkleurige viooltjes en andere voorjaarsbloemen. Wel kwamen er al nieuwe blaadjes aan de takken!
Ook tegen deze helling staan twee kerkjes: de St. Georgen kerk en meer naar beneden de St. Jakob am Sand kerk. Het kerkje St. Georgen staat bovenop een uitstekende rotspunt en is daardoor wat moeilijker te bereiken, en de St. Jakob kerk staat langs de weg en valt op door de mooi glanzende, kopergroenkleurige dakpannen op de torenspits. Beide gebouwen dateren uit de late 12e eeuw en staan allebei sinds 1977 op de lijst met beschermde monumenten.
Toen ik vlak bij het kerkje St. Jakob was, zag ik opeens de “Eenzame Aardpiramide” staan – hij was een beetje gecamoufleerd, omdat hij dezelfde kleur had als de rossige bodem, maar nu de bomen in deze tijd van het jaar nog kaal waren, was hij wel goed zichtbaar. Een steile trap, met stenen ingemetseld, leidde naar beneden. Van dichtbij was deze zuil van rode aarde en steenbrokken een indrukwekkend gezicht: bovenop deze door erosie ontstane constructie lag een grote grijze steenklomp die erop leek te balanceren. Er staken stukken rots uit de zuil, waardoor het geheel een buitengewoon instabiele indruk wekte!
Vanaf de aardpiramide daalde ik weer gestadig af naar het dal. Bijna beneden aangekomen zag ik een verkeersbord met de waarschuwing dat op deze weg het stijgingspercentage 35% was…! Het weggetje kwam uit naast het dalstation van de kabelbaan naar Jenesien. Dat was ook wel een gemakkelijkere manier geweest om naar boven te gaan, ware het niet dat de kabelbaan al sinds 2020 buiten dienst is gesteld… Nu rijdt er een bus van en naar Jenesien– en die kwam ook nog volgens de dienstregeling!
Aan de muur van het gebouw hing een groot, inmiddels wat verbleekt bord met een kaart en nadere informatie over – jawel! – de Via Alpina! Hier begint Etappe 27 van de Gele Route: vanuit Jenesien verloopt de route naar het noordwesten met als eindpunt het boven Meran/Merano gelegen wandel- en skigebied van Meran 2000. De voorafgaande etappe eindigt na een busrit in Bozen – wat niet echt avontuurlijk te noemen is, vooral omdat de bergen ten oosten van Bozen vele prachtige punten kennen (en ook nog grote formaties van aardpiramiden, zoals ik vandaag weer heb mogen zien!). In de Via Alpina-nieuwe stijl die volgend jaar gaat starten komen deze etappes niet meer terug.
Op weg naar de aardpiramides tussen Oberbozen en Bozen!
Geïnspireerd door die Eenzame Aardpiramide bij het kerkje van St. Jakob am Sand boven Gries-Quirein die ik gisteren zag, wilde ik vandaag vanuit Bozen naar de hoger gelegen plaats Oberbozen gaan: bij de afdaling op die berghelling zou ik langs twee grote velden met aardpiramides komen. Ik had daartoe de kabelbaan willen nemen, maar die was tot het einde van deze maand in onderhoud – tot en met morgen dus…! Wat normaal een tochtje van 12 minuten met de kabelbaan zou zijn werd een bustocht van bijna een uur! De bus was afgeladen vol met toeristen en wandelaars, maar ook met vaste inwoners van Oberbozen zelf. Deze plaats ligt bijna 1.000 hoogtemeters boven Bozen: hiermee doet de plaats wel zijn naam eer aan! Hoewel de plaats niet zo oud is als Bozen zelf, wordt Oberbozen al in de eerste helft van de 13e eeuw in officiële documenten genoemd. In de 17e eeuw ontdekten de beter gesitueerde burgers van Bozen de plaats om hun te warme stad te ontvluchten en boven in hun buitenverblijven lekker van de zomerkoelte te genieten. Tegen het einde van de 19e eeuw kwam de echte Schwung in populariteit door de opkomst van het kuurtoerisme: in 1907 werd een tandradbaan aangelegd tussen Bozen en Oberbozen (tot op dat moment bestond de enige verbinding uit een karrenspoor!) – de voorloper van de huidige Rittner Seilbahn. In aansluiting op de Seilbahn is er in Oberbozen ook een smalspoorlijn die over de bergketen van de Rittnerberg (die ook gewoon de Ritten wordt genoemd) naar de plaats Klobenstein op zo’n 5 kilometer oostelijker van Oberbozen ligt – de tocht duurt iets minder dan een kwartier. Omdat ik ervan uitging dat dat treintje ook niet zou rijden, begon ik maar aan de afdaling. Bij een van de huizen langs het voetpad zag ik op de gevel een intrigerende spreuk, waar ik wel om moest lachen:
“Wer Gott liebt wird selig
Wer Wein trinkt wird fröhlich
Drum liebet Gott und trinket Wein
u. lasset uns fröhlich
und selig sein!“
Niet lang daarna liep ik(in ieder geval fröhlich!) over een graspad onder de kabels van de kabelbaan door, die boven mij naar het bergstation leidden – er stond een verkeersbord bij ter waarschuwing voor “overvliegende” gondels… Ik zag inderdaad een gondel gaan – blijkbaar waren de technici met de laatste testjes bezig!
Niet lang daarna was er een afslag vanaf de verharde weg naar beneden over een niet al te brede kasseienweg, de “Kaiserweg“, die zo genoemd wordt omdat in de loop van de eeuwen verscheidene keizers deze (hobbelige) route van Tirol naar Italië hebben afgelegd. Dit pad leidde door een bos, waar in de afgelopen tijd flink was gewerkt: er lagen grote stapels rondhout en kleingezaagde takken. Er was nog een man bezig met het verwerken van de laatste stukken.
Het kappen had wel veel licht gebracht op deze berghelling, waardoor er meer zicht was op de overkant van de kloof waar de Rivelaunbach beek (of Katzenbach beek) doorheen stroomt. Hier was niet veel te merken van het voorjaar, zoals dat gisteren boven Bozen en Gries wel het geval was geweest. Alleen de paars-bloeiende heide doorbrak de rossige bodem en de najaarskleuren van de gevallen bladeren en lariksnaalden…
De tocht over het toch wel hobbelige keizerlijke pad verliep nogal steil en tot aan dat moment vooral door het bos. Een minuut of tien kwam ik uit op een groot weiland dat aan de dalzijde was afgezet met een hekwerk van planken. Er gebeurde nog helemaal niets: van de beloofde aardpiramides ontbrak elk spoor…
Maar… na een volgende bocht kreeg ik een eerste indruk van een heel veld met aardpiramides! Op een bord werd uitgelegd hoe zulke aardpiramides ontstaan zijn. Vroeger dachten de mensen dat dit het werk was van geesten of reuzen, maar nu weten we wel beter: in de eindfase van de laatste ijstijd hebben de gletsjers in het dal van waar nu de rivier de Eisack stroomt de rotsen verpulverd en de daarbij ontstane leem tot steile wanden van wel 15 meter hoog opgeduwd. Door erosie zijn deze wanden afgesleten – daar waar rotsblokken op de leem lagen heeft de erosie geen vat op de leem gekregen en zijn de zuilen ontstaan. Valt zo’n steen op zeker moment van de zuil af, dan zal de aardpiramide vervallen… Ik zag vele grote stenen op vele zuilen van verschillende hoogtes bij elkaar staan. De rode kleur van het porfier zorgde hier voor een duidelijk contrast met de omgeving. Het was een fascinerend gezicht!
Met moeite kon ik mij losmaken van dit schouwspel, maar ik moest toch verder… Ongeveer een halfuur later kwam ik bij de volgende groep van aardpiramides, die er minder egaal uitzagen: hier lagen niet alleen grote stenen bovenop de aardpiramides, maar er zaten ook vele stenen in de zuilen zelf. Aan de zijwand was te zien dat het erosieproces nog steeds doorgaat: niet alleen stenen kwamen bloot te liggen, maar ook grove dennen werden ontworteld: enkele bomen hingen op hun kop naar beneden boven de afgrond, terwijl een andere boom al scheefgezakt was…
Er liep een paadje met trapjes naar beneden, zodat er een beter zicht was op de slanke aardpiramide met het reuzenrotsblok. Wat een speling van de natuur!
Terwijl ik bij de tweede groep van aardpiramides stond te kijken, viel mijn oog op een derde groep aardpiramides aan de overkant van het dal! Zij vielen iets minder op, omdat de kleur van het porfier overeenkwam met kleur van de nu nog kale lariksen…
Ik vervolgde mijn afdaling naar Bozen. Op een gegeven moment keek ik om en zag de drie groepen van aardpiramides liggen! De zon scheen op de hoogstgelegen groep van aardpiramides: toen zag ik pas de omvang van die groep! Wat een bijzonder onderdeel van mijn tocht was dit geweest…
Na nog een keertje achteromgekeken te hebben daalde ik langzaam maar zeker de berghelling verder af en keerde duidelijk terug naar de “beschaving”: vanaf de met druivenstokken beplante berghelling viel mijn blik het dal in, waar Bozen in miniatuur lag. De Autobahn leidt naar het oosten en zelfs vanaf deze hoogte was te zien hoe groot het spooremplacement is. De rivier de Eisack stroomt als een breed lint naar het zuiden.
Het wijndorp St. Magdalena bei Bozen
Tussen de wijngaarden ligt ook het pittoreske wijndorp St. Magdalena. Hoewel het gebied aan de oostzijde van het dal van Bozen lang voor onze jaartelling bewoond was, werd de naam van dit plekje tegen het einde van de 12e eeuw voor het eerst genoemd in een officieel document en aangeduid met Placedell, dat later verbasterd werd naar Prazöll. Net buiten het dorp staat het kerkje St. Magdalena im Prazöll, dat voor het eerst in 1295 werd beschreven en later nog eens in 1318: in deze tijd zijn ook waardevolle fresco’s in het kerkinterieur tot stand gekomen. Een tweede serie volgde zo’n 60 jaar later, toen de kerk werd uitgebreid. In de loop van de eeuwen is de kerk meerdere malen ver- en uitgebouwd en steeds naar de mode van de tijden aangepast. Het gebouw is sinds 1977 een beschermd monument. Het kerkje was nu dicht, maar ook aan de buitenzijde was nog een gedeelte van een fresco te zien. Vlak bij de kerk stond een groot brok natuursteen met daarop een bronzen plaquette ter ere van de bouwkundige Baurat Emil March (1883-1956). Onder zijn hoofd “en profil” met persoonsgegevens werd vermeld dat hij in de jaren 1929-1930 hier voor St. Magdalena en de vlakbij gelegen buurtschappen St. Justina en Leitach de eerste grote beregeningsinstallatie van Europa heeft ontwikkeld. Deze technische ontwikkeling heeft zeker bijgedragen tot succesvolle druivenoogsten en daarmee tot mooie wijnjaren! Hier kwam mij ook weer de fraaie spreuk op het huis in Oberbozen in herinnering: hier gaan dus de elementen “God” en “wijn” blijkbaar goed samen…!
In dit gedeelte van de omgeving van Bozen waren wel Weinstuben, die ook nog open waren. Gek genoeg had ik toch meer behoefte aan koffie met iets lekkers – of dat nu zoet of hartig was… Toen ik bijna aan het einde van de nog steeds erg steile straat in de richting van het treinstation van Bozen was gekomen, zag ik door een grote wolk van paarsige bloemen van de Blauwe regen een opschrift op de gevel van een licht okerkleurig gebouw: Gasthaus Schwarze Katz. Dat sprak me aan! Lunchtijd was inmiddels voorbij en de keuken was dus gesloten, maar ik kon wel een kopje sterke koffie en een Erdbeerroulade krijgen. De taart bestond uit een dunne laag van biscuitdeeg (een Swiss roll), opgerold met – in lagen – slagroom en aardbeien. Ik heb ervan genoten! Het was geestig om te zien dat hier van alles hing, stond en lag wat met katten te maken had: zelfs een hondendrinkbak in de vorm van een kat… – nou ja! Van de echte katten ontbrak echter wel elk spoor.
Deze twee dagen waren heel plezierig: niet alleen vanwege het aangename en vriendelijke voorjaarsweer, maar ook vanwege de bijzondere planten in de Exotische Tuin en de aardpiramides, de “stille getuigen” van de aardgeschiedenis, zoals het informatiebord bij de aardpiramides van vandaag deze gevolgen van erosie aanduidde. Bovendien heb ik al twee dagen kunnen genieten van heel lekkere aspergegerechten, dus ook op het bord is het voorjaar begonnen…!
Mooi verhaal, vooral door de historie. Onvoorstelbaar, meer dan 300 miljoen jaar geleden… Ik vind de aardpiramides ook heel bijzonder.
Wat de intrigerende spreuk betreft, houd ik het toch alleen maar bij wijn.