Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
30 juli 2022
Een witte brug in een groen berglandschap
Als eerste bestemming voor mijn eerste wandelreis in de Alpen sinds september 2019 had ik opnieuw voor het Prättigau gekozen, het dal van de rivier de Landquart tussen Klosters en de plaats Landquart waar de rivier in de nog jonge Rijn vloeit. Ik koos ook nu weer voor het gezellige Hotel Terminus, waar ik al tweemaal eerder was geweest en wat me zo goed bevallen was. Gisteren, vrijdag 29 juli, kwam ik na een vrij zorgeloze treinreis aan in Küblis: het voelde meteen goed.
Vandaag had ik als eerste wandeling gekozen voor een tocht naar een wereldberoemde brug over een diepe bergkloof, de Salginatobelbrücke brug, ten noorden van het plaatsje Schiers, een plaats ten westen van Küblis aan de smalspoorlijn vanuit Landquart door het dal van het Prättigau. Er is een mooie wandelroute vanuit Schiers via de brug naar het bergdorpje Schuders.
In het plaatsje Schiers wordt al met wegwijzers naar de brug verwezen. Er staat ook een groot informatiepaneel met nadere gegevens over de brug en haar architect, Robert Maillart. Daarop is ook een verhelderende landkaart weergegeven waarop te zien is waar de brug is en hoe ruig het landschap is. Helemaal in het noorden ligt de bergketen van het Rätikon met o.a. de Sulzfluh die ik van dichtbij heb kunnen zien toen ik een etappe van de Via Alpina (Etappe 61 van de Rode Route) heb gelopen. Die prachtige tocht was op 23 september 2018. Is dat alweer zo lang geleden?
Zoals zovele plaatsen hier heeft ook Schiers een lange geschiedenis die teruggaat tot in de Bronstijd (van ongeveer 3000 tot 800 v. Chr.) en de IJzertijd (vanaf ongeveer 800 v. Chr. totdat de Romeinen naar deze streek kwamen). Uit verschillende bodemvondsten in het gebied rondom Schiers is gebleken dat hier in die tijden al mensen woonden. Er was al een plaats die Scieres heette; men meent dat de naam is afgeleid van het Vulgair-Latijnse woord voor esdoorn, “acer”. Het dorp en de St. Johann kerk worden voor het eerst in 1101 officieel in een document genoemd. Nadat het Prättigau in de loop van de eeuwen door verschillende machthebbers werd bestuurd, op het einde door het Huis Habsburg, konden de bewoners zich in 1649 vrijkopen. Daarna werd Schiers onderdeel van één van de regionale bondgenootschappen die uiteindelijk tot de vorming van het Kanton Graubünden leidden.
Midden in het dorp staat de St. Johannkirche kerk. Nog voor de Reformatie werd in 1519–1522 bij de plek waar de eerste kerken hadden gestaan een nieuwe kerk gebouwd. In 1563 werd Schiers protestants. Deze nieuwe kerk werd verwoest tijdens de zogenaamde Bündner Wirren. Dit was een conflict tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618–1648) dat duurde van 1618 tot 1639: wat begon als een opstand van katholieken tegen hun protestantse heersers leidde tot een conflict op het grondgebied van het huidige Kanton Graubünden tussen een los-vaste coalitie van Venetië, Frankrijk en het hertogdom Savoy enerzijds die het bestaande bestuur steunden tegen de Bündner opstandelingen, die op hun beurt gesteund werden door de Habsburgse monarchie: uiteindelijk ging het over de macht over de alpenpassen in het zuidelijk gedeelte van het gebied. In 1641 werd de kerk herbouwd. Na enorme brandschade gebeurde dit opnieuw in 1768. De kerktoren uit 1641 werd toen verhoogd. Aan de zuidelijke buitenmuur is een 18e-eeuwse kerkklok opgesteld als herinnering aan de dorpsbrand. De uivormige torenspits is in 1926 toegevoegd. Ik liep even de kerk in en ontdekte toen waar de vrolijke muziek vandaan kwam, die ik buiten had gehoord: een blaaskapel was aan het oefenen in het koor – waarschijnlijk voor de Nationale Feestdag van a.s. maandag, 1 augustus. Ik werd er wel vrolijk van, maar ik ben toch snel weggegaan om hen in alle rust verder te laten oefenen!
Een straatnaam herinnert nog aan de vroegchristelijke kerken: de Chreaweg. Bij de toegang tot het kerkhof hangt een informatiebord met een grote plattegrond waar de vroege kerken uit de 5e tot 7e eeuw hebben gestaan en waar de grafvelden uit de 6e en 7e eeuw hebben gelegen. Het geeft een interessante inkijk in de vroege tijd van het Christendom. Bij opgravingen in de jaren 1955–1960 en later uit 1985–1989 zijn niet alleen eerste sporen van bewoning uit de 3e–1e eeuw voor Chr. gevonden, maar ook een diepgelegen kalkbrandoven uit de laat-Romeinse tijd (4e eeuw na Chr.). In de 5e–7e eeuw na Chr. ontstonden de eerste kerkgebouwen: een rechthoekig kerkgebouw en een kerk met een halfronde apsis. Men heeft een stuk stuukwerk gevonden, dat te dateren is op de 5e–6e eeuw en dat kleurrijk is versierd met bloemen, kransen en vogels – een afbeelding staat op het bord. De graven die men heeft aangetroffen zijn kenmerkend voor de vroege Middeleeuwen: zij bestaan uit gemetselde ruimten, eventueel ook voor meerdere personen. De “eenpersoonsgraven” waren echter in de meerderheid. Er zijn maar zelden grafgiften gevonden, maar die waren wel heel bijzonder. Zij staan op het bord afgebeeld: een fijne haarkam die uit een hertengewei was gesneden, een paar zilveren oorringen (die er nog steeds erg modieus uitzien!) en een prachtige halsketting met kralen van gekleurd glas en barnsteen. Een vaste gewoonte uit deze streek in die tijd was het meegeven van hoopjes houtskool: deze werden heel vaak aangetroffen.
Men neemt aan dat de vroege kerken hooguit tot in het begin van de 8e eeuw daar hebben gestaan en dat het terrein daarna tot in de 12e eeuw niet meer bebouwd is geweest. Pas toen en later in de 16e–17e eeuw zijn er weer fundamenten van gebouwen en vuurplaatsen gevonden.
Deze oude geschiedenis vond ik fascinerend. Het hedendaagse kerkhof kon mij niet zo boeien, dus liep ik verder, op weg naar de Salginatobelbrücke brug. De weg liep steil omhoog, terwijl de miezerregen langzaam overging in wat krachtere neerslag en het zicht ook wegviel. Bij een bocht in de weg verdween het uitzicht naar het westen op de benedenloop van de rivier de Landquart en kwam het dal waardoor de Schraubach beek stroomt in beeld. Aan de overkant van deze diepe kloof, de Straubachtobel, zag ik behalve veel bos en weiden ook het buurtschap Fajauna liggen. Vele plaatsnamen klinken nogal Rätoromaans: dat kan kloppen, want pas na het einde van 16e eeuw werd de voertaal Duits. Ook de blik verder naar het zuidoosten werd wazig door regen en nevel…
Het zicht op het diepe dal van de Schraubach beek, het Straubachtobel, had in dit weer wel iets magisch: wolkenflarden trokken langs de met donker bos begroeide hellingen en helemaal beneden was het brede, grijzige bed van de beek te zien. Doordat hier de hellingen uit brokkelige leisteen bestaan heeft het (smelt-)water in de loop van de tijd diep ingesneden trechtervormige dalen uitgesleten in het gesteente. Deze diepe dalen worden in dit deel van de Alpen “Tobel” genoemd: dalen die niet breed uitlopen, maar juist een smalle uitgang hebben. De bergen in het noorden waren vage schaduwen.
Hoe verder ik bergop ging, des te harder het begon te regenen. Koud was het gelukkig niet. Op de verharde weg ontstonden kleine beekjes – niet alleen in de goten… Vanaf de berghelling kwam ook water naar beneden: op sommige punten was een dikke laag sediment achtergebleven op de rotsen. Hoewel er bij één van deze beekjes niet veel water leek te stromen, vloeide er toch een flinke stroom aan de dalzijde van de weg: netjes tussen houten beschoeiingen, recht naar beneden.
Ongeveer op twee-derde van de route van Schiers naar de Salginatobelbrücke brug bereikte ik het buurtschap Pusserein dat uit twee gedeelten bestaat: Unter-Pusserein en Ober-Pusserein, hoger tegen de berghelling. Hier liggen de boerderijen, stallen en huizen ver uit elkaar, verspreid over de berghelling – een duidelijke kern is er niet. Langs de weg staat een bord om bezoekers en passanten welkom te heten in dit buurtschap. Het is grappig: het bord ziet eruit als een Walserhuisje – met een puntdak en bedekt met “Schindeln“! Er staat ook een sfeerfoto van de omgeving op: met de bergen in het noorden zoals ze eruit zien als de zon schijnt. Met het regenachtige weer van nu zijn die niet echt zichtbaar!
Ongeveer een kwartiertje later hield de regen op en kwam de zon voorzichtig terug. De witte wolken die het dal opstegen en de schuur met het dak van rode golfplaten glansden in het nog diffuse zonlicht!
Niet lang daarna passeerde ik een klein parkeerterrein dat speciaal is gemaakt voor bezoekers aan de brug. Eenmaal door de bocht in de weg kreeg ik mijn eerste indruk van de Salginatobelbrücke brug, die elegant en wit afstak tegen het groen van de begroeiing en het grauwgrijs van het gesteente! Indrukwekkend. De witte wolkenflarden voegden ook wel wat toe…
In 1930 werd deze brug opgeleverd als onderdeel van de uitbreiding van het wegennet in dit gedeelte van Zwitserland. Toen in 1925 het verbod om in deze regio met een auto te rijden was opgeheven, nam de vraag naar begaanbare wegen toe: hier ook, want tussen Schiers en het hoger gelegen bergdorp Schuders liep vroeger alleen maar een smal muilezelpaadje. Bij de plannen om een grotere weg aan te leggen stuitte men onontkoombaar op de diepe kloven in het berglandschap, op de Tobel – in dit geval het Salginatobel, waardoorheen de Salginabach beek stroomt. Het Kanton Graubünden schreef in 1928 een aanbesteding uit voor het ontwerp van een brug van gewapend beton die ongeveer 134 meter lang moest worden. Uit de vele inzendingen koos de overheid voor het goedkoopste ontwerp: dat van de in Bern geboren en in Genève werkzame ingenieur Robert Maillart (1872–1940). Aan de oostzijde van de brug staat een groot bord met informatie over de brug, maar vooral ook over deze ingenieur die letterlijk een “bruggenbouwer” was: hij zorgde voor een revolutie in het bouwen met gewapend beton. Bij zijn ontwerpen legde hij ook veel nadruk op het esthetische aspect ervan – dat is bij deze brug zeker het geval geweest.
In 1929 werd begonnen met de bouw van de Saltinatobelbrücke brug. De in stutconstructies specialistische timmerman Richard Coray (1869–1946) uit Trin, een plaats ten westen van Chur in het Rijndal, kreeg de opdracht om de houten stutconstructie voor het storten van het beton te maken. Richard Coray had grote ervaring met dergelijke constructies en had er al meerdere gebouwd, zoals voor de spoorbruggen van de Rhätische Bahn bij Davos (Wiesener Viadukt uit 1907–1908) en bij Arosa (Langwieser Viadukt uit 1913). Bij het ontwerpen van de stutconstructie voor de Salginatobelbrücke brug was het een voordeel dat Robert Maillart een zeer dunne boog had ontworpen die na het betonstorten de dragende functie voor de bovenbouw direct kon overnemen. Een dunne ranke stutconstructie voor de bekisting was daarom voldoende. Het benodigde hout werd uit de nabijgelegen bossen gehaald en voorbereid. De 1.285 losse onderdelen werden genummerd volgens een lijst, voor zover mogelijk al gedeeltelijk in elkaar gezet en vervolgens met paard en wagen naar de bouwplaats gebracht. Met een kabelkraan werden de balken op de juiste positie gebracht en door timmerlieden in elkaar gezet. In 1930 begonnen de betonwerkzaamheden voor de boog, die zonder onderbreking in 40 uur werden uitgevoerd. Dat ging nogal primitief: het beton moest met de hand gemengd werden, daarna in kruiwagens aangevoerd en aan beide zijden van de boog aangebracht worden. Dit werk was na slechts drie maanden gereed. Half augustus 1930 kon de stutconstructie weer worden afgebroken. Op 19 augustus van dat jaar werd de brug voor het verkeer vrijgegeven. In 1997–1998 heeft de brug een grote opknapbeurt gehad: de balustrades werden vernieuwd en het beton gesaneerd. Daartoe werd het bijgewerkt met spuitbeton.
Aan de westzijde van de opgang naar de brug is er de mogelijkheid om de steile helling af te dalen en naar de diepgelegen Straubach beek te gaan: niet alleen om langs de beek terug te keren naar Schiers, maar ook om de “historische wandeling” rond de brug te maken. Er loopt een smal pad vanaf de verharde weg naar beneden door een dicht beukenbos. Op een bord werd er wel voor gewaarschuwd dat in de winterperiode het pad niet werd onderhouden… Dit pad nam ik en kon tussen de bomen door heel ver in de diepte de beek zien stromen. Net na het verlaten van de weg is aan de stalen damwanden met de dikke ankerstaven te zien met hoeveel kracht het wegdek op zijn plaats wordt gehouden!
Het was toch wel een afdaling van meer dan 100 meter tot aan het niveau van de beek. Het was aangenaam koel in het bos. Na een niet al te zware afdaling van ongeveer een kwartier langs het mooie, tussen dikke bomen zigzaggende pad kwam ik beneden uit bij de Schraubach beek. Hier loopt een half-verharde weg langs de Chalchofenhütte, een gebouwtje met toiletten en met de mogelijkheid om te barbecueën. De weg wordt ook gebruikt door mountainbikers – het schijnt een erg zware route te zijn. Mijn broek die toch wel een beetje nat was geworden van de regen droogde snel weer op in de warmte van de zon. Wandelaars (en misschien ook anderen) hadden in de loop van de tijd letterlijk hun steentje bijgedragen bij het bouwen van grote “Steinmännchen“, Steenmannetjes… Nu was er maar weinig water in de beek, maar aan de dikke boomstammen te zien die hoger op het droge in de beekbedding lagen, is het hier in het voorjaar bij het smelten van de sneeuw in de hogere berggebieden wel anders! Hier in het Straubachtobel dal is het verval het sterkste. Deze Schraubach beek wordt gevormd door het samenvloeien van twee beken, de Grossbach en de Wissbach, bij het hoger gelegen dorpje Schuders. Deze beken ontspringen in het berggebied van de Rätikon bergketen in het noorden. De beek mondt bij Schiers uit in de rivier de Landquart. Daar wordt het water ter voorkoming van aardverschuivingen, zoals die in het verleden vaak voorkwamen, over meerdere cascaden geleid, waardoor de stroomsnelheid aanmerkelijk afneemt. De lengte van de beek is 5,6 km vanaf het punt waar de Grossbach en de Wissbach beken bij elkaar komen en 12,8 km vanaf de bron van de Grossbach beek. Die afstanden zijn hemelsbreed, want als je de wegen volgt maak je aanmerkelijk meer kilometers!
Hier diep in het Straubachtobel dal was de fraaie Salginatobelbrücke brug niet te zien, maar wel de monding van de Salginabach beek in de Straubach beek. Er was een simpele platte brug met houten reling over de Salginabach beek gebouwd, die nog wel ruimte liet voor grote waterstromen met veel “troep”, zodat bijvoorbeeld boomstammen er nog onderdoor konden spoelen… Nu was het maar een mager waterstroompje dat uit het Salginatobel dal kwam.
Ik had al bij de afdaling gezien dat de hellingen hier bestaan uit puin van leisteen, het Bündnerschist: dit leisteen is ontstaan uit sedimenten van klei e.d. die in de tijd dat op de plaats waar nu de Alpen liggen nog oceanen waren, zijn neergeslagen. Leisteen is sterk geschilferd en daardoor instabiel. Een rots die uit de verte als uit één blok lijkt te zijn, bestaat in werkelijkheid uit vele laagjes, die gemakkelijk losraken. Dat heeft in het verleden ook tot aardverschuivingen bij Schuders geleid, waarover later meer.
Vanuit het dal van de Straubach beek ging het pad aan de andere oever van de Salginabach beek weer naar boven – even steil als het pad aan de rechteroever. Het stijgen was aanmerkelijk zwaarder dan het afdalen: mijn kleren die inmiddels weer droog waren na de regen, werden nu weer nat van het transpireren… Halverwege kwam ik twee mensen tegen die hardlopend de helling afrenden. Ik ben maar even voor hen opzij gegaan – uit bewondering, maar ook even een pauze om op adem te komen!
Eenmaal weer boven had ik een nog mooier zicht op de brug dan de eerste keer: nu zag ik pas hoe smal de rijbaan is! Een fraaie bronzen plaat vermeldt dat Ing. Maillart de brug heeft ontworpen en dat Prader & Cie het werk heeft uitgevoerd in 1929/1930. Ook werd aangegeven wat de maximale belasting van de brug mag zijn: een voertuig van 8 ton of 350 kg per vierkante meter bij een gelijkmatige verdeling van de last. Er bestaat aan de westelijke kant van de brug de mogelijkheid om naar beneden te gaan en een van de pijlers van dichtbij te bekijken. Die gelegenheid had ik gemist doordat ik de helling was afgedaald naar de Straubach beek. Aan de oostkant was het enige dat ik zag een open ladder die tegen het bruggenhoofd was bevestigd en die eindigde op een rasterwerk. Daaronder waren de rotswand en de beekbedding te zien: op 90 meter diepte. Dat was toch wel iets te waaghalzig voor mij…: waarschijnlijk was deze ladder bedoeld voor onderhoudsmonteurs!
Vanaf de borstwering van de brug is het zicht naar het noorden indrukwekkend: de imposante kloof met de steile hellingen en daarboven een dreigende wolkenlucht. Het zicht naar beneden, naar de brede, met grijzige keien bedekte beekbedding, wekt de indruk dat het daar een miniatuurlandschap is – de bomen die er groeien en de boomstammen die in de bedding liggen lijken nu heel klein!
De Salginatobelbrücke brug geldt wereldwijd als een technisch en architectonisch meesterwerk, dat op vele technische hogescholen als leerobject gebruikt wordt. De brug is sinds 21 augustus 1991 als een International Historic Civil Engineering Landmark aangewezen en staat als nr. 156 van de 266 bouwwerken op de lijst van dergelijke hoogstandjes van ingenieurskunst die sinds 1964 wordt opgesteld door de “American Society of Civil Engineers“. Waarin het kleine plaatsje Schiers in Graubünden groot kan zijn: op deze lijst zijn in de categorie “Bruggen” bijvoorbeeld ook de Golden Gate Bridge in San Francisco en de Brooklyn Bridge in New York opgenomen! Daarmee is de brug een “Wereldmonument”. In 2017 heeft de Zwitserse regering de brug voorgedragen voor opname in de UNESCO-Werelderfgoedlijst.
Vanaf de brug had ik de keuze om óf over de verharde weg naar Schuders te lopen, of steil tegen de helling op over een smal bergpad… Ik koos voor het asfalt en liep rustig in het zonnetje, waarbij ik wel goed moest blijven opletten op het autoverkeer. In de scherpe bochten is de weg iets ruimer, maar dan nog! Ik had een mooi zicht op de bovenloop van de Straubach beek, die in de diepte door het dal kronkelde: daar had ik eerder ook gelopen! Aan één van de rotswanden was te zien hoe bomen hun best moesten doen om met hun wortels houvast te krijgen en dat ook wel eens niet goed ging: er hing een dikke, afgestorven wortel losjes langs de helling!
Ik nam al stijgend haarspeldbocht na haarspeldbocht, toen er een auto stopte: een vriendelijk echtpaar – uit naar later bleek St. Gallen – vroeg of ik misschien wilde meerijden naar Schuders. Nou, dat vond ik natuurlijk een erg goed idee! Zij waren net als ik benieuwd hoe het dorpje zou zijn: ze waren er nog niet geweest, ook al woonden ze beneden in het dal. Na een veel kortere tijd dan ik te voet nodig gehad zou hebben zetten zij mij af in de dorpsstraat – ik heb hen hartelijk bedankt. Het kroegje was helaas dicht vanwege vakantie. Het dorpje lag in een soort middagslaap – of misschien was het altijd zo in zichzelf gekeerd. Dat zou wel passen bij het karakter van de volksstam van de Walser, die het dorp hadden gesticht: Alemannen die in de 13e en 14e eeuw vanuit het Wallis o.a. naar het oosten trokken en technische vaardigheden hadden ontwikkeld om in de onherbergzame berggebieden te kunnen leven. Het kleine bergdorp Schuders op 1.272m is tegen de berghelling gebouwd en al oud: over “Schuder” werd voor het eerst geschreven in 1256. De gronden rond het dorp behoorden tot 1851 tot het Bisdom van Chur; het dorp zelf vormde al sinds 1878 een zelfstandig onderdeel van de Gemeente Schiers. Dat dit dorp nogal op zichzelf is zal ook wel gekomen zijn door de slechte verbinding met het overige gebied van het Prättigau: pas vanaf 1930 kon men vanuit Schiers het dorp over de Salginatobelbrücke brug bereiken via de – zoals ik gemerkt heb! – smalle en erg bochtige weg.
Hoewel Schuders al lang bestaat, is het niet altijd veilig geweest om er te wonen: de instabiele geologische samenstelling van de rotsen, met het Bündner Schiefer, het leisteen, veroorzaakte aardverschuivingen. Bij het dorp bevindt zich een van de grootste gebieden in de Alpen waar zulke aardverschuivingen hebben plaatsgevonden: het gebied is 1.200 meter breed en 600 meter hoog. Reeds in 1887–1888 moest een gedeelte van het dorp opgegeven worden vanwege leisteenverschuivingen. Vanaf 1910 begon het terrein opnieuw te schuiven: in 1935 nam de snelheid hiervan steeds verder toe, waardoor het getroffen gebied groter en groter werd. Na de Tweede Wereldoorlog moest de toegangsweg die tussen 1928 en 1934 was gebouwd meerdere keren verlegd worden. Rond 1960 was een derde van de gronden die voor landbouw werden gebruikt, verdwenen. De gemiddelde snelheid van de aardverschuivingen tussen 1942 en 1964 bedroeg 1,84 meter per jaar! In 1956–1957 werd zelfs overwogen om alle inwoners naar een andere plek te laten verhuizen – vanaf 1960 werden de berghellingen echter weer stabieler…
De Walser hebben huizen gebouwd in de stijl die wij typisch “alpien” noemen: deze grote symmetrisch gebouwde huizen met een puntdak en veelal voor meerdere families zijn rijk versierd met veel hout, in fraaie letters geschreven (stichtelijke) spreuken op de voorgevel vlak onder de nok en voorzien van balkonbakken met geraniums of rode anjers. Ergens zag ik in een bloementuin prachtige goudkleurige en violet-paarse dahlia’s bloeien, maar ergens bij een grote steen groeide ook een grote pol Edelweiss – wat blijft dat toch een tot de verbeelding sprekend bloemetje!
Ik volgde de wegwijzer naar het Protestantse kerkje. Deze laatgotische kerk met een dak van houten spanen (Schindel) die nog in de tijd vóór de Reformatie werd gebouwd (1508) en aan de heilige St. Anna was gewijd staat op de kantonnale lijst van beschermde monumenten. De laatste keer dat de kerk werd gerestaureerd was in 1983–1984. Het valt op dat er aan de kant van de berghelling geen ramen zijn, ook niet in het koor! Het kerkje ligt iets lager op de helling dan de rest van het dorpje met een prachtig uitzicht over de bergen en de zijdalen van het Prättigau.
Het interieur van het kerkje oogt verbluffend ruim voor de kleine omvang van het gebouw. Het tongewelf van donker hout is kleurrijk versierd. Het koor is erg licht, ook al is er aan de bergzijde geen raam. Twee dikke touwen verdwijnen in het tongewelf: op deze wijze wordt de kerkklok geluid. Aan het jaarprogramma te zien is het hier een actieve kerkgemeenschap.
Op de wanden naast het koor waren prachtig gedetailleerde fresco’s van Maria met Kind in mooie okertinten. Deze dateren uit de tijd van vóór de Reformatie: zij dienden als versiering voor de zijaltaren die nadien zijn weggehaald.
Vanaf het omheinde kerkhof had ik een prachtig uitzicht naar het zuidoosten over de beboste hellingen met daartussen de diepe kloven van de verschillende bergbeken die zich in de loop van de tijd steeds verder in het brokkelige gesteente van dit kalkrijke berggebied hadden gevreten. Iets lager dan het kerkje ligt op een uitstekende schouder het buurtschap Valmära met een handje vol huizen. Vanaf daar valt de blik op het punt waar feitelijk de Straubach beek ontstaat door het samenvloeien van de Grossbach beek, die uit het noorden komt, en de Wissbach beek, die uit het zuidoosten komt. Heel in de verte een beetje omhuld door de witte wolken, liggen de Bünder Alpen. Een weids uitzicht!
Vanaf het kerkje klom ik weer een paar meter omhoog naar het voetpad dat uiteindelijk zou leiden naar St. Antönien, nog zo’n 3½ uur lopen. Het was inmiddels half één en ik had het stellige gevoel dat ik wel genoeg gedaan had voor de eerste dag. Bovendien zou de mini-Postauto om 12.55 uur naar Schiers vertrekken (en de volgende pas meer dan vier uur later!). Dat leek mij een beter plan en zo werd ik in het minibusje aangenaam vervoerd over de bochtige weg naar beneden en over de smalle Salginatobelbrücke. Ik kon nog net een foto maken van de brug – de haarspeldbochten tegen de steile helling op zijn ook goed te zien.
We reden dezelfde verharde weg terug als die ik naar boven had gelopen. Bij het buurtschap Unter-Pusserein leek de buschauffeur nog net op tijd te bedenken, dat hij ook nog langs Ober-Pusserein moest rijden. Het werd een mooie landelijke rit over smalle weggetjes, door donkere bosjes met grote beuken en fijnsparren, langs houten, door de zon bruinverbrande huizen en stallen en groene weiden met oude appel- en perenbomen. In een van de buurtschapjes, Bazolis, stapten twee mensen op leeftijd in, die in onvervalst Prättigauer – en daarmee voor buitenstaanders vrijwel onverstaanbaar – dialect hun gesprek voortzetten dat bij de bushalte was begonnen. Het wekte wel de indruk dat het leven hier toch veel minder gehaast en complex was…
Om half twee was ik weer op het station van Schiers, waar ik met de trein terugging naar Küblis. Inmiddels viel er weer een drupje regen. De eerste wandeldag was vol bijzondere ontdekkingen geweest!
Wat een mooie verhaal en een indrukwekkende brug!!!
Dank je wel Pauline, ik heb ervan genoten.
Een prachtig zeer uitgebreid verslag weer!
Vergezeld van mooie foto’s. Wat moet het heerlijk zijn om daar weer te lopen. Niet te geloven Pauline, je 100ste blog!!! Gefeliciteerd. Daar ga je vast wat mee doen!!! Nog vele mooie wandelingen!!
Hoi Pauline,
Gefeliciteerd met je 100-ste blog!
Dit verslag uit Graubünden met veel plezier zitten lezen.
Wat leuk dat je het Langwieser viaduct noemt bij Arosa, door dezelfde architect ontworpen als dit viaduct.
Lang geleden met de kinderen van Chur naar Arosa gereisd over dit viaduct wat een hele diepe indruk op mij heeft gemaakt!
Nog heel veel plezier op je volgende wandelingen en de verhalen die hieruit ontstaan!
Hartelijke groet, Francien
Hartelijk gefeliciteerd met je 100e blog!! op naar de 200, in goede gezondheid!
Christine
Gefeliciteerd met je honderdste blog Pauline! Dat er nog maar vele mogen volgen wens ik je toe! Ik verheug me om nog vaak in gedachten met je mee te wandelen!
Magnifique ! Beaucoup de belles photos et d’explications. On se sent voyager avec toi ? ici il fait très chaud et la vue de ces montagnes nous rafraîchit !
Félicitations pour ce centième Blog ? cela représente beaucoup de travail et de nombreux kilomètres de marche… bon séjour là-bas !
Goed verhaal.
Ga zo door.
MVG
Mooi verhaal, en uit de foto´s blijkt dat je niet altijd de zon nodig hebt om mooie foto´s te krijgen. Mooi verhaal over brug en kerk.