Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.


29 september 2019

Mooie herfsttocht langs groene berghellingen en door een indrukwekkend beekdal

Vanochtend was het stralend weer, maar wel wat kouder dan gisteren en met veel meer wind! Mijn plan voor de komende dagen was om weer eens de Via Alpina te gaan opzoeken. Vorig jaar was ik op 16 september met de tweede helft van Etappe 96 van de Rode Route begonnen in Belalp boven Blatten en was toen naar Mund gelopen. Dit jaar wil ik proberen om Etappe 95 (Fieschertal naar Riederalp) en het eerste deel van Etappe 96 (Riederalp naar Belalp) af te leggen: dan zou ik vier grote aaneengesloten etappes hebben gewandeld. Etappes 95 tot en met 98 van Fiesch naar Leukerbad vormen eigenlijk een samenhangend gebied binnen het Rhônedal en het Kanton Wallis. Na een lekker ontbijt met vele soorten Müesli en huisgemaakte confituren vertrok ik in alle rust naar het station om de trein van 9.48 uur te nemen naar Fiesch. Het was druk in de trein, vast en zeker door de combinatie van zondag en mooi weer. Om 10.22 uur kwam de trein in Fiesch aan: daar dromden grote groepen mensen op het perron om daarna in de richting van de kabelbaan naar Fiescheralp te gaan, en waarschijnlijk vandaar ook nog naar de Eggishorn vanwege het ongetwijfeld schitterende uitzicht over de grote Aletschgletsjer. Dat was ook mijn aanvankelijke plan geweest, maar opeens stonden die mensenmassa’s mij tegen… Daarom maakte ik een ander plan: ik kon vanuit Fiesch ook met de Postauto naar Binn, een plaatsje in een ruig en niet zo bekend zijdal van het Rhônedal. Dat was eveneens een etappeplaats voor de Via Alpina, maar dan van de Blauwe Route! Die Postauto zou pas veel later komen, dus maakte ik vanaf het perron even wat foto’s van de kabelbaan die juist naar boven ging en liep naar het oude gedeelte van Fiesch, via de brug over de Wyswasser beek die vanuit het Fieschertal naar de Rhône stroomt, naar de Gnadenberg, met de grote St. Johannes de Doper kerk en het kloosterkapelletje. Op deze natuurlijke verhoging heeft in de 13e eeuw een burcht gestaan, maar ook altijd al een kapel. Later is er een kerk gebouwd in barokke stijl – deze kerk is in 1883 vervangen door een kerk in neoromaanse stijl. Het verhaal gaat dat de werktuigen voor de bouw van de oorspronkelijke kerk in de 14e eeuw als door een onzichtbare hand naar de top van de heuvel waren gedragen om daar naar de wil van God daar een kerk te bouwen. Van 1343 tot 1489 heeft aan de westhelling een Augustinessenklooster gestaan. Het klooster heette Mons gratiae, de Genadeberg. De bijbehorende kapel (“Klösterli“) bestaat nu nog, maar is nu in gebruik als ontvangstzaal. Het geloof heeft hier altijd een grote rol gespeeld, vroeger zeker: in de 17e eeuw leefden de bewoners van Fiesch en het naburige Fieschertal in angst voor de Aletschgletsjer, want als er een stuk van de gletsjer afbrak en in een van de bergmeren stortte, veroorzaakte dit overstromingen in de dorpen. Daarom hebben zij de gelofte afgelegd dat zij deugdzaam zouden leven en dat zij zouden bidden dat de groei van de gletsjer zou stoppen. De Paus was daarvan op de hoogte gesteld. Inmiddels is de gletsjer 3,5 km korter dan toen… Sinds 2010 mogen de bewoners de opwarming van de aarde, de klimaatsverandering en het gletsjersmelten in hun processiegebeden opnemen – met toestemming van de Paus!

Toen de Postauto bij het station aankwam, stapte ik als een van de weinige passagiers in: deze bus zou niet verder gaan dan Ernen, halverwege de berghelling. Een halfuurtje later zou een doorgaande Postauto in Ernen stoppen en verder gaan naar Binn. Het wachten was een plezier: er was veel te zien in dit oude dorp met zijn rijke geschiedenis. De plaats werd voor het eerst genoemd in officiële documenten in 1214; de latere plaatsnaam Aernen ontstond in 1510. Omdat het dorp gunstig lag ten opzichte van enkele toen belangrijke bergpassen, speelde het een grote rol bij het vervoer en de opslag van goederen. De hiermee vergaarde rijkdom is zeker ook zichtbaar op het dorpsplein: daar staan grote, oude huizen. Voor een groot huis met veel donkergebruind hout en licht, versierd stucwerk (een voormalig restaurant) staat een standbeeld van een beroemde kardinaal die in een buurtschap van Ernen, Mühlebach, geboren is: Kardinaal Matthäus Schiner (1465-1522), de latere Bisschop van Sion. Hij was een briljant denker, bevriend met Erasmus en Zwingli, maar wees hervormingen zoals Luther voorstond, af; hij was ook een bedreven kerkpoliticus. Een ander groot en uit ruime beurs gebouwd huis van een rijke handelaar aan het plein is het “Tellenhaus“: het stamt uit 1576. Het heeft een woongedeelte boven en opslagruimten op de begane grond. Op de wit gestucte muur van de begane grond zijn fresco’s van vier scènes uit het verhaal van Wilhelm Tell te zien: het schot op de appel, Gesslers hoed op de stok, de Rütlischwur (de eed waarbij “Zwitserland” werd gesticht) en Gesslers dood. Zij dateren uit 1578 en zijn de oudste fresco’s over Wilhelm Tell. Verder zag ik dat boven aan de versierde gevel twee hertenkoppen met gewei waren opgehangen, maar op een bijzondere “plank”: in de vorm van een hertenlijf. Het leek nu alsof beide herten rustig op de grond lagen en met hun koppen opgeheven de mensen aankeken!

Een ander gebouw was geheel opgetrokken uit steen en was wit gestukt: het was het “Zendenrathaus” uit 1750–1762. Ernen was in de 17e en 18e eeuw de hoofdplaats van de “Zenden” Goms, een soort grote gemeente, waarvan er destijds zeven waren in Wallis. In 1953 is het gebouw geheel gerestaureerd en op de lijst van beschermde monumenten gezet. De in Genève geboren kunstenaar en kunstrestaurator Paul-Henri Boissonnas (1894–1966) heeft in datzelfde jaar op de westelijke zijgevel van het Zendenrathaus een muurschildering gemaakt met een vaandeldrager die de vlag met het wapen van Ernen – twee velden van rood resp. wit met een Grieks kruis in wit resp. rood – draagt met op de achtergrond een kruis. In 2016 is deze schildering (tezamen met twee anderen) gerestaureerd en geconserveerd. Op zeker moment keken alle mensen op het dorpsplein verbaasd op: we hoorden een koekoek roepen – wat… in september? Het bleek een koekoeksklok te zijn op de bovenste verdieping van het oude raadhuis: het ronde “oeuil-de-boeuf” raam was opengegaan en de koekoek gaf aan dat het 12 uur was! Wel een grap!

Aan de noordkant van het plein zag ik een prachtige tuin met bloeiende stokrozen, zonnebloemen en cosmea, maar ook met grote preien en snijbiet. De tuin hoorde bij een typisch Walserhuis, dat in sterk contrast stond met het Zendenrathaus. De kloeke balken en de platte stenen, de “Mäuseplatten“, waren goed zichtbaar.

Vanaf het dorpsplein ben ik ook nog even door smalle straatjes naar het buitengebied gelopen om van het uitzicht over het dal en de bergen aan de overkant te genieten. Wat een rust om daar in de zon te staan en even helemaal niets te doen!

20190929_114946
Ernen: panoramisch zicht op het dorpsplein “Hengert” met de oude huizen, de lindeboom, het Zendenrathaus en de bergen ten noorden van Fiesch
20190929_115412
Ernen: panoramisch uitzicht over de Rhônevallei met Fiesch, de Eggishorn (links) en de Gross Wannenhorn (rechts)

Dit kleine Walliser dorp lijkt verstild tegen de berghelling te liggen, maar het is in muziek- en cultuurkringen bekend vanwege de verschillende muziekfestivals die hier in de zomermaanden worden gehouden. In 1974 is de Hongaarse-Amerikaanse pianist en muziekgeleerde György Sebök (1922–1999) gestart met een kleinschalig, intiem muziekfestival dat zich in de loop van de jaren sterk heeft ontwikkeld, vooral op het kwalitatieve vlak. Het “Musikdorf Ernen” is een begrip geworden.

De Postauto kwam om een paar minuten na 12 uur – met dezelfde chauffeur, dus hoefde ik mijn kaartje niet meer te laten zien! Na een aanvankelijk rustige rit kwamen we bij de halte Steinmatten: daar moesten we door een bijna 2 kilometer lange tunnel rijden om in Binn aan te komen. Deze tunnel is in 1963–1964 aangelegd, omdat de oude weg langs de buitenkant van de berg vooral in de winter vaak onbegaanbaar was en Binn dan lange tijd onbereikbaar was. De tunnel is eigenlijk te smal voor hedendaagse begrippen: het is millimeterwerk voor het verkeer van beide kanten om elkaar te passeren… Halverwege de tunnel ging het dan ook maar nét goed! Applaus voor de chauffeur en niet lang daarna stond ik in een pittoresk dorpje met witte kapelletjes en donkerbruine huizen en chalets. Ook de moderne(re) huizen waren in dezelfde stijl gebouwd. Op de vele borden met verwijzingen naar wandelpaden zag ik ook een bordje van de Via Alpina, dus dat gaf wel een goed en vertrouwd gevoel.

Het gehele Binntal dal valt onder het Landschaftspark Binntal. De gemeenten in deze regio, Binn, Ernen en Grengiols (in het Rhônedal) zijn in 2002 begonnen met het project Landschaftspark Binntal. In september 2011 kreeg het Landschaftspark Binntal, toen ook de gemeenten Bister, Blitzingen en Niederwald (allen van zuid naar noord in het Rhonedal) waren toegetreden, definitief het label “Regionaler Naturpark von nationaler Bedeutung“, het eerste in het Kanton Wallis. Bij zo’n regionaal park waarvan de juridische status berust op de Zwitserse nationale wetgeving omtrent bescherming van natuur en “Heimat” wordt een positieve balans nagestreefd tussen natuurbescherming en economische ontwikkeling, waarbij de lokale bevolking een grote rol speelt en actief meebeslist. Het totale Landschaftspark Binntal beslaat een oppervlakte van meer dan 18.000 hectare, waarvan meer dan een derde op het grondgebied van de gemeente Binn (met het gehele dal) ligt.

Ik ging op weg naar de eerste tussenstop op Etappe 4 van de Blauwe Route van de Via Alpina, van Binn naar Rosswald: het buurtschap Heiligkreuz met de gelijknamige Kapel en het Gasthaus. Deze wandeling voerde via de kerkheuvel van de parochiekerk van St. Michael in zuidelijke richting het dal van Lengbach beek in. Omdat ik in Fiesch had besloten om van mijn aanvankelijke plan af te wijken en aan deze wandeling te beginnen, liep ik de route volgens de borden: de kaart van dit gebied lag nog in mijn hotel… Het werd desondanks een prachtige tocht met geweldige vergezichten, omdat ik vanaf de St. Michaelskerk op de Höhenweg aan de zuidhelling van het dal liep. Ik kon eerst de diepgegroefde, steile en kale berghellingen van de Breithorn (2.599m) zien liggen aan de ingang van het dal, uitgesleten door het riviertje de Binna, dat ook langs Binn stroomt en uitmondt in de Rhône bij Grengiols, stroomafwaarts van Fiesch. Beneden mij zag ik ook het kleine stuwmeer bij het buurtschap Ze Binne. Het lichtgrijze gesteente van de Breithorn werd vaag weerspiegeld in het groenblauwe water. Naar het zuiden toe keek ik in het Lengbach dal dat afgesloten wordt door de bergtoppen van de Helsenhorn (3.272m) en de Hillehorn (3.181m). De zon scheen nog zomers warm, maar er lag al wel een knaloranje pompoen bij één van de huizen! In de randen van de verder kort gemaaide of kort gegraasde weiden stonden nog wel wat bloemen opgewekt te bloeien: een grote groep lichtblauwe Klokjesbloemen (Campanula) en zachtroze Herfsttijlozen (Colchicum autumnale).

Het pad werd ook aangeduid als “Bibelweg” vanwege de kleine “wegkapelletjes” met teksten uit het evangelie van Markus over de laatste dagen van Jezus, die op houten kruizen waren bevestigd. Het steeg langzaam en daardoor kreeg ik steeds mooiere vergezichten te zien: naar het zuidoosten over de weiden en de donkergroene bossen, waar aan het einde van het dal de scherpe toppen van de Helsenhorn en de Hillehorn hoog oprijzen, als ook in de richting van het Rhônedal en de met sneeuw en gletsjers bedekte bergtoppen boven Fiesch, waar ik eigenlijk had moeten lopen. Van mijn “change of plans” had ik echter helemaal geen spijt…!

Na de zonovergoten weiden verdween het pad in een donker bos met dikke, oude naaldbomen. De ondergroei in deze schemerige omgeving was interessant: er was een hele groep van helderwitte, bolle paddenstoelen met allemaal kleine “spikes” (de resten van het vel dat de paddenstoel in het begin omhult): het waren Parelstuifzwammen (Lycoperdon perlatum). Ze waren nog niet rijp. Er was er al eentje aangevreten – als ze jong zijn schijnen ze ook voor mensen lekker te zijn: ze ruiken naar radijs en hebben een zachte smaak. Hier was waarschijnlijk een slak aan het werk geweest, gezien het gat aan de zijkant van de bol. Dat het hier vochtig was, werd duidelijk door de vele kleine waterstroompjes die vanaf de helling naar beneden kwamen en het pad hadden uitgehold. Op de stenen waren grote plukken geschubde korstmossen te vinden. Een grote fijnspar had in de jonge jaren een flinke beschadiging opgelopen – was het een veegboom geweest voor een hert of een ree? Er liep een groot litteken aan de voet van de boom, waarin al gaten geboord waren door een specht of een boomklever, maar deze boom zal het vast nog lang volhouden!

De weg daalde nu weer sterk. Een groepje wandelaars kwam mij tegemoet – ze vroegen mij, puffend, of de rest van de weg ook zo steil was. Ik kon hen geruststellen! Om iets voor 14.00 uur kwam ik in Heiligkreuz aan. De huizen in dit op 1.450 meter hoogte gelegen buurtschap dateren uit de periode 1611 tot 1786. De na 1775 gebouwde kapel was en is nog steeds een beroemd bedevaartoord. Er is ieder jaar op 14 september een “Kapellenfest” om te vieren dat ooit het grote kruis ten zuiden van de kapel werd verhoogd. Het interieur van de Kapel is heel rijk en bontgekleurd. De Kapel was erg goed onderhouden – het kleine klokkentorentje met een mooi gesmeed kruis stak fier in de blauwe hemel.

Op een kleine verhoging boven de Heiligkreuz-Kapel ligt het Gasthaus Heiligkreuz: daar ben ik heen gelopen. De oorspronkelijke herberg uit 1667 is in 1999 helaas ten prooi gevallen aan een grote brand, die het gebouw in de as heeft gelegd, net tot aan de kelder. Vanaf 2002 tot 2015 heeft een familie uit Grengiols het huis weer opgebouwd – naar hun wens is het in 2016 weer als Gasthaus geopend: gedurende de zomermaanden (half mei tot half oktober) heeft het zijn functie als herberg weer terug. Ik had gehoopt daar Gabriela W. te ontmoeten, een van de drie mensen die het Gasthaus runnen – ik heb contact met haar via Facebook. Toevallig had ze dit weekend vrij… Toch was het heerlijk om op het terras te zitten met andere wandelaars en van de rust en het uitzicht op het omringende berglandschap te genieten. Op de tafel waaraan ik ging zitten, lekker onder een parasol, die af en toe flink heen en weer bewoog door de straffe wind, lag de menukaart, die door een presse-papier – een brok kwarts met insluitingen – werd behoed voor wegwaaien. Ik koos de stoofschotel van rundvlees op de manier van Saflisch, de bergpas op weg naar Rosswald. Die smaakte erg goed! Het was geestig om te zien dat er voor kinderen een “Räuberteller” voor nul Franken op het menu stond: kinderen kregen dan een leeg bordje en konden “stibitzen” (in het Nederlands bietsen!) bij de volwassenen.

Om een uur of drie ging ik weer op weg om langs de Pilgerweg (Pelgrimsweg) en de Twingi-Kloof naar de bushalte Steinmatten te gaan, vlak bij de autotunnel naar Binn. In de jaren 1970 is er hoog boven Heiligkreuz bij de Chummibort op meer dan 2.000 meter een stuwmeer aangelegd voor de opwekking van elektriciteit uit waterkracht voor het Kanton Neuenburg/Neuchâtel in het Franstalig gedeelte van Zwitserland. Daarmee verdween een indrukwekkende waterval. Om medewerkers bij de stuwdam te krijgen werd daartoe in het diepst van het dal bij de Kapel een werkkabelbaan gebouwd en vanuit Binn/Ze Binne een verharde weg naar het dalstation met turbinehuis. Er had eeuwen lang een pelgrimsweg vanuit het dal naar de Kapel van Heiligkreuz bestaan, dat helemaal overgroeid was geraakt. Wandelaars en pelgrims moesten nu bijna het gehele traject vanaf Ze Binne naar de Kapel over asfaltwegen afleggen, wat in generlei opzicht plezierig was. Daarom is in 2017 een Interessengemeinschaft opgericht, de IG Lengtalweg/Pilgerweg. Met financiële steun vanuit het Landschaftspark Binntal, Kanton Wallis en sponsoren hebben vrijwilligers en gemeentemedewerkers van de afdeling bosbouw de oude pelgrimsweg over een lengte van bijna 1½ kilometer weer toegankelijk gemaakt. Toen ik daar liep was het duidelijk dat er inderdaad hard gewerkt was: het was een mooi herstelde weg, die nog maar een paar maanden (op 4 juni 2019) geleden geopend was en ingewijd door de pastoor. Onderweg kwam ik langs een oude smeltoven. Een groot bord gaf uitleg over de mijnbouw uit vroegere tijden (1570–1770): in deze regio rond de Simplonpas en in het Binntal dal werd destijds magnetiet, een ijzermineraal met een hoog gehalte aan ijzer (70%) gedolven. In 2008 hadden onderzoekers al de resten van een smeltoven ontdekt; in 2015 is het gebied rond deze oven archeologisch nader onderzocht. De oven bleek onregelmatig gevuld te zijn met ijzererts afkomstig van een mijn bij de Helsenhorn en houtskool. Het is niet duidelijk of het hier een oven betreft ter voorbereiding van het smelten (een “Röstofen“) of een werkelijke smeltoven. Dergelijke ovens zijn in Zwitserland niet vaak aangetroffen en de hier gebruikte trechtervorm is zeldzaam. Een smeedijzeren traliewerk dat nu in het Gasthaus Heiligkreuz voor de kelder staat (en bij de brand niet is vergaan!) is het enige object uit ijzer dat in het dal gedolven is en dat nog bewaard gebleven is. Op het bord staat ook een kaartje van het gebied waar ijzer werd gewonnen. Het is best indrukwekkend dat na zovele jaren de oven nog zo goed herkenbaar is…, en ik besefte mij ook dat hier ook lang geleden met zoveel energie gewerkt is! Langs het pelgrimspad waren hier en daar al mooie herfstkleuren te zien aan de bomen. In de meeste beekjes stroomde gewoon helder water, maar er was er eentje bij die echt roestbruine neerslag op de stenen had – het is duidelijk dat er in dit gebied toch nog ijzer in het gesteente zit!

20190929_153635
Tussen Heiligkreuz en Ze Binne: overzicht van de ijzerertswinning bij de Simplon en in het dal van Binn op het infobord bij de smeltoven

Tegen een uur of vier kwam het stuwmeertje bij Ze Binne in zicht, dat nu in een geheel ander licht baadde dan vanochtend rond het middaguur. Terwijl ik een flesje water kocht bij het kleine restaurant aan de oever van het meer, de Alpsaga Twingi Stübji, zag ik een mooie, ronde, witte wolk aan de verder blauwe hemel drijven – dat gaf wel een bijzonder beeld! Omkijkend kon ik zien hoe de berghellingen van de rechteroever van de Lengtalbach beek zich spiegelden in het verder stille meer. Weer zo’n rustmoment…

Stroomafwaarts van de stuwdam in het meertje waar het water van de Lengtalbach en de Binna inmiddels vermengd waren begon de Twingi-Kloof, een diep uitgesleten, ruwe kloof, die in vroeger tijden nauwelijks te passeren was. Toch gingen handelaren vanuit het Rhônedal bij Grengiols naar Binn en vandaar over de Albrunpas naar Italië. Er schijnt in de 14e eeuw al wel een weg geweest te zijn. In de jaren 1930 werd de bestaande, maar erg gevaarlijke weg uitgebouwd tot een semiverharde weg. In 1938 reed de eerste Postauto van Ernen naar Binn. Na de bouw van de tunnel in 1963–1964 werd de oude weg niet meer onderhouden. Hij raakte in verval. Het was pas in 2010 dat het Landschaftspark Binntal het initiatief nam om dit uit cultureel-historisch oogpunt belangrijke bouwwerk te restaureren. Nu zijn o.a. de muren die de weg afschermen bij de afgrond en de afwatering van de beken die onder de weg doorlopen (“tombino’s“) weer gesaneerd. Het is nu een bijzondere belevenis om hier te wandelen of te fietsen.

Dit jaar werd alweer voor de 13e keer de kunstmanifestatie Twingi Landart gehouden: internationale en Zwitserse kunstenaars hadden hun inspiratie geput uit de omgeving. Niet alles sprak mij even veel aan. Wat ik erg mooi vond was het kunstwerk “Aurum“, een cirkel van bladgoud die Joëlle Allet (Leukerbad) op een bergwand had aangebracht. Vanuit de verte zag het eruit als een lichtende vlek, een zonnetje – dichterbij komend zag ik dat het bladgoud in de scheurtjes en lijnen van de rotswand was getrokken, waardoor er in de cirkel ook een soort berglandschap aftekende. In de loop van de tijd zal het goud wel verweren en vergaan, maar dat is de bedoeling in de natuur… – en blijkbaar ook van de kunstenares. Op het traject van de weg langs de Twingi-Kloof zijn ook enkele tunneltjes. Bij een van deze doorgangen had een Nederlandse kunstenaar, Bart Ensing, een kunstwerk gemaakt onder de titel “Connection“: hij had een groot aantal hemelsblauwe banden (afrasteringsband uit de landbouw) bevestigd aan de metalen vangrail langs de kloof en die boven over de rots waarin de tunnel was aangelegd laten lopen om daarmee beide tunneleinden met elkaar te verbinden. Mede door de kleur (en het metaaldraad in de banden) was er een sterk contrast tussen de geometrische vorm van het kunstwerk en de ruige natuur eromheen. Zelfs uit de verte viel het nog op!

Om 17.00 uur was ik terug bij de ingang van de autotunnel naar Binn en wachtte op de Postauto voor de terugreis. Het tochtte niet alleen vreselijk door de tunnel, maar iedere keer als er een auto in de tunnel reed klonk dat alsof er een vliegtuig opsteeg… De Postauto kwam gelukkig op tijd. Het was er gezellig druk met allemaal uitgelaten wandelaars, die duidelijk net zo’n fijne dag hadden gehad als ik! Het uitzicht op de weg terug was mooi met de late zon op het landschap – vooral het uitzicht op Ernen met het Fieschertal dal aan de overkant. Ik zag daar duidelijk een heel grote waterval. In Fiesch nam ik de trein naar Brig, waar ik tegen half zeven aankwam. Wat een mooie dag was dit, weer in een gebied dat nieuw voor mij was, maar waar ik zeker niet voor de laatste keer ben geweest!