Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
1 mei 2019
1 mei: van feestdag naar gedenken van een bloedbad…
Vanochtend scheen de zon uitbundig: een mooi vooruitzicht voor het vieren van 1 Mei – de Dag van de Arbeid, in Italië een echte feestdag! Ik had ergens gelezen dat er bij het plaatsje Basovizza, op ongeveer 10 kilometer ten noordoosten van Triëst, niet alleen nog een authentieke grenspost met het vroegere Joegoslavië uit de Koude Oorlog is, maar ook een nationale gedenkplaats voor de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog, die in zogenaamde “Foibe“, de diepe zinkgaten in de Karst van deze regio, zijn gegooid. Ondanks deze gruwelijke achtergrond leek het mij toch interessant om daaraan een bezoek te brengen, vooral ook omdat de datum van 1 mei, maar dan in 1945, een belangrijke rol gespeeld heeft. Dus nam ik de bus, Lijn 39, naar Basovizza. De tocht van zo’n 20 minuten ging langs de Universiteit en verder het groene achterland in, over een steile weg omhoog. Ik zag een waarschuwingsbord dat je er tussen half november en half april alleen maar mag rijden met winterbanden onder of sneeuwkettingen in de auto… In het dorpje Basovizza aangekomen zag ik mensen op terrasjes zitten, aan de koffie of soms al aan een glaasje witte wijn. Ik liep de dorpsstraat uit in de richting van de “Foiba di Basovizza” over een landelijke weg langs groene tuinen en een sportveld, waar net een doelpunt was gemaakt, aan het gejuich te horen. Verderop hoorde ik mijn eerste koekoek van dit jaar.
Na een minuut of tien kwam ik bij het gedenkplaats aan. Het is een groot gebied, met rondom een muur van gestapelde, lichtkleurige natuurstenen waarbinnen een informatie- en documentatiecentrum en een centraal monument staan. Langs de stenen muren zijn verschillende gedenktekens en plaquettes geplaatst. Het huidige monument dateert uit de jaren na 2006, toen besloten werd om het gebied rond de Foiba opnieuw in te richten: de architect Ennio Cervi uit Triëst heeft het ontwerp gemaakt, ook voor het nieuwe informatie- en documentatiecentrum en Livio Schiozzi (Triëst 1943–2010) heeft in 2007 het centrale monument met het kruis ontworpen. Een grote, diep-roestige metalen plaat dekt de ingang van de Foiba af. Daarachter staat een gestileerd zwart staketsel van het type dat gebruikt werd voor het exploreren van dergelijke zinkgaten. In de top is met een dik touw een kruis vastgebonden. Aan een hoge vlaggenmast wappert de Italiaanse vlag in de wind.
In het Informatiecentrum wordt in het Italiaans op panelen, met foto’s, een uitgebreid overzicht gegeven van de geschiedenis van de “foibe“, en van de Foiba di Basovizza in het bijzonder. Op het onderwerp van deze vorm van represaille en moord uit de Tweede Wereldoorlog heeft heel lang een taboe gerust. Het was in het openbaar niet bespreekbaar– evenmin werd er aandacht aan besteed in het onderwijs. Daarin is pas sinds de jaren 1980 langzaam verandering gekomen, maar niet zonder heftige discussies en politieke polarisatie. In 1980 werd de foiba een plek van nationale betekenis en in 1991, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en van Joegoslavië, bij Decreet een nationaal monument. Tot op heden lopen de gemoederen inzake dit onderwerp hoog op, zeker in de verschillende publicaties op internet, ook bij Wikipedia. Wat nog steeds een rol speelt zijn de fascistische politiek van “Italianisering“, waarbij voor niet-Italiaanse volkeren binnen de landsgrenzen het Italiaans verplicht werd gesteld en het gedachtegoed van het zogenaamde “Irrenditisme“, de droom dat het grondgebied van naburige staten waar grote Italiaanssprekende minderheden woont bij Italië getrokken zou moeten worden. De Lega Nazionale, een organisatie uit Triëst die al sinds 1891 ijvert voor het behoud en de bevordering van de Italiaanse taal en cultuur, heeft een website over de foibe gemaakt met het motto: “Ricordare – Capire“, Vastleggen – Begrijpen. Uiteindelijk hebben al deze inspanningen geleid tot het nationale monument in Basovizza. In 2004 is 10 februari uitgeroepen tot de “Giorno del Ricordo“, de dag waarop de “infoibati“, zoals de slachtoffers van de foibe worden genoemd, worden herdacht: het was dan ook op 10 februari 2007 dat het monument werd geopend.
De voorgeschiedenis van deze bloedbaden, de Massacri delle foibe, en speciaal het bloedbad van Basovizza, is eigenlijk te gruwelijk en te barbaars om te vermelden… Oké dan: in dit Karstgebied zijn er door erosie zinkgaten ontstaan, soms zijn ze slechts een paar meter diep, maar soms ook wel meer dan honderd meter diep. Zo’n zinkgat wordt een “foiba” genoemd, afgeleid uit het Latijn “fovea” of ook “fossa“. In het geval van Basovizza was de foiba eerder een gegraven mijnschacht uit het begin van de 20e eeuw, toen men meende dat er een steenkoolader door dat gebied liep. Uit proefgravingen bleek echter dat winning onrendabel was; men liet de 256 meter diepe put achter. In de Eerste Wereldoorlog werd de foiba gebruikt als dump voor Oostenrijks oorlogsmaterieel. Er zijn in de jaren nadien enkele reddingsoperaties geweest voor mensen die in de foiba waren gevallen: toen bleek de put nog maar 228 meter te zijn. In de Tweede Wereldoorlog maakte Italië deel uit van de Asmogendheden, samen met Duitsland, maar de situatie veranderde toen in de zomer van 1943 de Geallieerden in het Zuiden landden, Mussolini ten val kwam en de Italiaanse regering zich overgaf. De Duitsers vielen daarop Italië binnen en belemmerden de Geallieerde opmars. Het zou nog tot het voorjaar 1945 duren, voordat de Duitsers verslagen en naar het noorden teruggedreven werden. In andere delen van het land waren de (westelijke) Geallieerden de bevrijders, maar vooral in het oosten waren dat partizanengroepen: in het gebied rondom Triest partizanen van het communistische Joegoslavische leger onder leiding van Maarschalk Tito. Er waren toen natuurlijk allang ideologische tegenstellingen tussen “de” Geallieerden, tussen Oost en West. De opzet van de Oostelijke Geallieerden was om eerder in dit gebied aan te komen dan de Amerikanen en de Engelsen – dit zou later “de Race om Triëst” (“la corsa per Trieste“) genoemd worden. De Joegoslavische partizanen brachten maar weinig vrede: zij begonnen al vóór 1 mei 1945 op grote schaal en hardhandig af te rekenen met velen in het gebied, die in hun ogen “niet deugden”, omdat ze gewoon Italiaan waren, wel of geen fascist waren, militairen of andere overheidsfunctionarissen, of soms vanwege persoonlijke vetes. Ook onschuldige burgers (vrouwen en kinderen) werden opgepakt en op transport gesteld naar vernietigingskampen in Joegoslavië. Vele van deze mensen haalden die kampen niet eens. Hier krijgt het verhaal een uiterst zwart en scherp randje: bij de Foiba di Basovizza werden zij in rijen opgesteld, waarna hun polsen en enkels met ijzerdraad aan elkaar werden gebonden. De voorste persoon werd door het hoofd geschoten, waarna hij de anderen (nog levend) in zijn val meesleurde, de diepte van de foiba in… De Duitse bezetter had tussen 1943 en 1945 deze systematische methode al toegepast, ook bij andere foibe in de regio, zoals in Gorizia. De dramatische moordpartijen in Basovizza hebben nog voortgeduurd tot 12 juni 1945, dus nog lang nadat de oorlog voorbij was… Toen hebben de Westelijke Geallieerden de partizanen uit deze regio weggestuurd. De inwoners van Triëst hebben nog lang daarna geleefd met de angst dat Tito’s leger terug zou komen…
Het is heel moeilijk vast te stellen hoeveel “infoibati” er in die jaren zijn geweest: in de gehele regio schat men het aantal op tien- tot 12 duizend mensen… Bij de foiba in Basovizza heeft men wel een lugubere aanwijzing gevonden: toen men in 1945 de diepte van de foiba nogmaals opmat, bleek deze niet meer 228 meter diep te zijn, maar nog slechts 198 meter, wat omgerekend zou staan voor 250 kubieke meter “materiaal”. Er is in de jaren 1940–1945 ook nog oorlogsmaterieel in de foiba gegooid. Daarna is de put gebruikt als stortplaats voor gewoon afval, zodat de diepte in 1957 nog maar 135 meter was.
Naast het grote centrale monument staat ook een gedenksteen van witte steen, gemaakt door de kunstenaar Tristano Alberti (Triëst 1915–1976). Deze steen geeft mede door het reliëf een nogal indringend beeld van het gedeelte van de grot en de mogelijke lagen waarin de “infoibati” hebben gelegen. Aan de bovenzijde hangt een votief lamp, de Lamp van de Verbroedering.
Deze plek heeft diepe indruk op mij gemaakt: niet alleen door de hoeveelheid aan informatie, maar ook door de serene sfeer die nu om deze gedenkplaats heen hangt. Er waren vele bezoekers, die zichtbaar ook onder de indruk waren. Het is mooi om te merken dat het in de loop van de tijd toch mogelijk is gebleken om aandacht te vestigen op en redelijk onpartijdige informatie te geven over dit onderwerp uit de recente geschiedenis: onderzoek doen naar de waarheid en proberen te begrijpen (Ricordare et Capire), dat kan ons inderdaad verder brengen! De Franse uitdrukking “La vérité dort au fond d’un grand puit” (de waarheid slaapt op de bodem van een diepe put), krijgt hiermee wel een erg letterlijke betekenis…
Toen ik, toch wel nadenkend gestemd, bij de Foiba di Basovizza wegging, zag ik een pijl staan naar de Grotta Nera. Deze naam had ik vorig jaar tijdens mijn tocht van Bagnoli della Rosandra naar Opicina ook al gezien, maar daaraan ben ik toen voorbij gegaan. Ik volgde nu een breed pad dat slingerend de helling afging. Ik kwam in het oostelijk gedeelte van het Bosco di Bazzoni, het grote herbebossingsproject voor de Karst dat tegen het einde van de 19e eeuw in gang is gezet. Het is vernoemd naar Riccardo Bazzoni, burgemeester van Triëst, die daarvan een voorvechter is geweest. Dit deel van het bos is toen al opgezet als “experimenteel bos”, om te zien welke bomen het beste in dit klimaat en op deze bodem zouden groeien. In de jaren 1970 is er het aspect van natuureducatie bijgekomen. Een smal pad leidde naar een open plek, waar enkele kunstmatige poelen waren aangelegd. Op een bord werd uitgelegd dat er in de Karstgebieden vroeger vele van dergelijke “stagni” voorkwamen, maar dat die aan het einde van de 19e eeuw na de invoering van de moderne veeteelt in de vergetelheid waren geraakt en dichtgeslibd. In het droge Karstlandschap met haar eigen klimaat vormen deze waterpoelen een leefomgeving voor bijzondere planten en dieren. In 2006 zijn er op advies van de afdeling bosbeheer van de regionale overheid in dit stuk educatief bos twee stagni aangelegd. Het was er prettig: het zonlicht werd nog maar een beetje gefilterd door het zich ontwikkelende bladerdak, wat een mooie spiegeling in het water gaf.
De Grotta Nera was nu gesloten: op de eerste zondag van de maand zijn er rondleidingen. De grot is al in 1893 ontdekt, maar zij was nauwelijks toegankelijk vanwege de smalle ingang. Door een ongeluk met explosieven tijdens de Tweede Wereldoorlog is de opening tot 8 meter vergroot. De grot is van archeologisch belang: er zijn bijzondere vondsten gedaan, o.a. aardewerk. Ik kon ook hier even een kijkje door het hekwerk nemen.
Ik keerde op dezelfde weg terug naar het hoofdpad en liep het bos uit. Ik had ruim zicht over het omliggende gebied.
Het was lekker warm en er bloeiden al veel bloemen, o.a. een prachtig paars bloeiende orchidee die in Nederlands geen eigen naam heeft, maar in het Duits het Breitblättriges Knabenkraut (Dactylorhiza majalis) wordt genoemd en ergens in de schaduw een witte orchidee met open bloemen, een Wit bosvogeltje (Cephalanthera longifolia). Ook stonden er diverse pluimessen (Fraxinus ornus) mooi wit in bloei – vorig jaar was ik daarvoor te laat.
Via een omweg kwam ik weer in het dorp terecht, waar de bus terug naar Triëst pas een half uur later zou vertrekken. Ik kon de verleiding van echt Italiaans ijs niet weerstaan en ging het Icecafe aan de dorpsstraat binnen. Ik koos voor Pistache, Amarena en Citroensorbetijs, dat ik met een kopje espresso heb verorberd op het zonnige tuinterras.
Toen ik tegen half drie weer in Triëst terugkwam, zag ik – om de cirkel van vandaag rond te maken! – op een gevel een plaquette waarop vermeld stond dat in dit huis de eerste bijeenkomst van de Lega Nazionale was geweest – met haar doelstelling breed uitgemeten!
Tegen een uur of half acht ben ik nog even de stad ingegaan om ergens iets te gaan eten: het werd de Trattoria al Collio, mede omdat de Collio ten noorden van Gorizia ligt, de plaats waar ik morgen naar toe ga. Het was een gezellige ruimte met een hoog plafond, tafeltjes met rood-geruite kleden en houten stoelen met biezen zittingen. Ik koos gemarineerde ansjovis met – de regionale specialiteit – in het zuur opgelegde uien, een spaghetti met tonijn (ik kreeg daarvoor alleen een vork en niet ook een lepel, dus ik moest wel even de draai te pakken krijgen…!) en iets wat “seppioline griglate” heet, met gebakken polenta. Interessant, want het bleek gegrilde pijlinktvis te zijn! Een glaasje (of 2) Pinot Grigio erbij maakte dat alles goed smaakte.
Hiermee is een einde gekomen aan deze betekenisvolle dag en ook aan mijn verblijf in Triëst van deze keer. Het zijn weer erg bijzondere dagen geworden!
Pauline, wat kan je prachtig schrijven en als ik het lees lijkt het of ik naast je loop en meegeniet van je reiservaringen.