Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
29 oktober 2023
Van oude bomen en vernieuwende tuinen
De stad Arnhem aan de voet van de stuwwallen van het Veluwemassief wordt aan de noordzijde omzoomd door landgoederen en parken: Landgoed Mariëndaal in het westen, op de grens met Oosterbeek, Park Zypendaal en Park Sonsbeek in het noordwesten, Park Klarenbeek in het noorden en Park Angerenstein in het noordoosten. Vele van deze parken waren vroeger een landgoed.
Een ander, niet zo bekend park is Park Presikhaaf, dat oorspronkelijk ook een landgoed was met een fraai landhuis, maar dat nu – zonder fraai landhuis – ingeklemd ligt tussen de spoorlijn in de richting van Deventer en Zwolle en de nieuwbouwwijk uit de jaren 1960, Presikhaaf. Toch is in het noordelijke deel van dit park nog de opzet van de Engelse landschapstuin te herkennen, zoals die in de 19e eeuw is aangelegd met elegant vormgegeven vijvers en met fraaie oude bomen. Het zuidelijke gedeelte is veel meer open en moderner van opzet, waardoor het goed aansluit bij het strakke karakter van de nieuwe wijk.
Ik ben in de afgelopen twee jaren, vanaf augustus 2021 tot en met gisteren, regelmatig in het park geweest, op verschillende momenten en in verschillende seizoenen: iedere keer was weer een aangename verrassing!
Park Presikhaaf – het zuidelijke gedeelte
Er zijn meerdere manieren om Park Presikhaaf te benaderen. In februari van dit jaar, 2023, bereikte ik het park vanuit het zuiden, vanuit de wijk Presikhaaf. Vanaf de loopbrug over de drukke doorgaande weg, de IJssellaan, had ik een prachtig uitzicht over het in die tijd van het jaar nog kale park en heel in de verte de Veluwse stuwwal die donker afstak tegen de blauwe voorjaarslucht.
In het vorige jaar, op 29 oktober, zag de pergola er héél anders uit – al erg herfstig!
Het uitzicht vanaf de loopbrug over de IJssellaan naar het noorden is heel ruimtelijk – in het najaar staan de lindebomen langs het water helemaal “in vuur en vlam”, wat vorig jaar best voor een dramatische sfeer zorgde tegen de achtergrond van de hoge bomen van het park en de wolkenluchten.
In de lange waterpartij langs de IJssellaan staan vier water-spuwende koppen van brons, de “Spitting Leaders“, gemaakt door de Spaanse kunstenaar Fernando Sanches Castillo (*1970). Dit kunstwerk was in 2008 te zien op de tentoonstelling “Grandeur” in het Park Sonsbeek. Drie van de vier koppen die zich boven water weten te houden, zijn herkenbaar: de gezichten zijn van Stalin, Franco en Lodewijk XIV. Stalin is de grootste en staat in het water met de armen strak langs het lijf alsof hij is vastgebonden. Franco heeft geen zichtbare armen en staat er wat afzijdig bij. Lodewijk XIV lijkt heel relaxed te zijn en leunt een beetje achterover. Het was dan ook geestig om te zien dat een meerkoet zijn nest had gemaakt op de sokkel van Lodewijk XIV! De vierde man is een anonieme verschijning, hoewel men er vanuit gaat dat hij de uit Venezuela afkomstige Antonio José de Sucre (1795–1830) is: hij was een goed veldheer in Zuid-Amerika en tijdelijk koning van Bolivia (1826). De koppen bespuwen elkaar met water. Eind april van dit jaar was dat het geval – gisteren was het water blijkbaar al afgesloten.
Eenmaal aan de noordkant van het water gekomen valt de blik op het voormalige entreegebouw van het (nu Centraal) station in Arnhem, dat nu sinds 2008 het Park siert en in het westelijke gedeelte staat. Destijds vormde het aan de kant van het Sonsbeekpark de uitgang, die daar officieel Sonsbeekzijde heet. Nu doet het in het Park Presikhaaf dienst als restaurant: het “T-Huis“, een voor tweeërlei uitleg vatbare samentrekking van Theehuis en Thuis! Arnhem had vanaf het begin van haar spoorweggeschiedenis een neoclassicistisch stationsgebouw uit 1867, dat in de woelige dagen van september 1944 tot mei 1945 tot een puinhoop was gereduceerd. In 1952 werd begonnen met de bouw van een nieuw stationsgebouw naar ontwerp van de Nederlandse architect die vele stations (zoals dat van Amsterdam-Amstel) heeft ontworpen: H.G.J. Schelling (1888–1978). Het nieuwe station werd in 1954 opgeleverd. Nieuw daarbij was ook een toegang tot het station vanaf de noordzijde, die er voordien niet was: de Sonsbeekzijde! Dit futuristisch-ogende gebouw was tot 2007 – toen het station Arnhem compleet werd verbouwd – het entreegebouw tot het station aan de noordzijde, aan de kant van Sonsbeek.
In het gezellige gebouw is een plezierige lichtinval; er zijn ook nog vele elementen die aan het spoorwegverleden herinneren, zoals panelen met foto’s van weleer. Hoewel het plafond van de oorspronkelijke koepel door haar omvang niet kon worden gesauveerd lijkt het huidige plafond er sterk op, mede vanwege de hemelsblauwe kleur.
Zowel binnen als buiten is het goed toeven: ik had een keertje koffie met carrot cake en een andere keer een glaasje wijn met bitterballen – alles smaakte goed!
Vanaf het terras en vanaf het omringende grasveld is er een mooi en ruimtelijk uitzicht op de flats van de wijk Presikhaaf. Het is mooi dat zo’n karakteristiek gebouwtje weer een nieuwe bestemming krijgt!
Van Landgoed Presikhaaf naar Park en wijk
Het Park Presikhaaf en de wijk Presikhaaf zoals ze er nu uitzien zijn niet los te denken van hoe het vroeger was. Het gebied wat nu Presikhaaf is, wordt voor het eerst genoemd in de 9e eeuw: het moerassige land (het zgn. broekland) gehoorde, zoals zoveel gronden rond Arnhem, toe aan de Abdij Prüm in de Eifel. In 1338 wordt melding gemaakt van een buitenplaats, vernoemd naar de familie Van Presichave. Drie eeuwen later (1610) bestaat het landgoed uit een terrein met een groot huis met trapgevels, een souterrain, een verdieping en een zolder. Het geheel werd omringd door een gracht. In 1643 kocht de burgemeester van Arnhem het landgoed van Weduwe Ruitenberg (naar wie een weg door Park Presikhaaf is vernoemd). Door aankopen van omliggende gronden werd het landgoed verder vergroot, zoals de terrein waar tot begin van de 17e eeuw de Kloosterboerderij Bethanië had gestaan. Het landhuis uit 1610 brandde in 1847 geheel af. De eigenaren lieten een nieuw huis bouwen dat noordelijker op het landgoed lag: Groot Presikhaaf. Bij het huis werd een landschapstuin aangelegd in Engelse stijl, waarvan zeker in het noordelijke gedeelte van het huidige Park Presikhaaf nog duidelijk sporen zichtbaar zijn, zoals de Grote Vijver en de oude bomen.
Het eerste “verval” in het landgoed trad op door de ingebruikname van de spoorlijn Arnhem-Zutphen in 1865: het landgoed werd hierdoor in tweeën gesneden. Het gebied ten noorden van de spoorlijn tot aan de Velperweg werd in de loop van de jaren grotendeels volgebouwd. Het huis “Groot Presikhaaf” en het landgoed werden in 1930 door de Gemeente Arnhem aangekocht met de bedoeling om in het landhuis een rusthuis te vestigen en 12 hectaren te bestemmen voor woningbouw. Het liep anders: in ”Groot Presikhaaf” werd een instituut gevestigd voor de taal Esperanto, een kunstmatig gecreëerde internationale taal. De taal is ontworpen door Lejzer Zamenhof (1859–1917), een Joodse oogarts afkomstig uit het Poolse gedeelte van het Keizerrijk Rusland. In 1887 publiceerde hij onder het pseudoniem Dr. Esperanto – “iemand die hoopt” – zijn eerste boek over deze kunsttaal, die sindsdien Esperanto genoemd wordt. Het doel was om een eenvoudige, politiek neutrale taal te creëren die culturen zou verbinden en de wereldvrede zou bevorderen. Het instituut voor het Esperanto-onderwijs bleef bestaan tot 1944. Na de oorlog had het huis andere (onderwijs)bestemmingen totdat het in 1974 werd gesloopt, nadat ook dit huis door brand grotendeels verwoest was.
De Gemeente Arnhem had al in de jaren 1930 haar oog laten vallen op het moerassige gebied ten oosten van de spoorlijn Arnhem-Zutphen om de stad te kunnen uitbreiden. Het zou nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat de eerste huizen gebouwd werden (1949). In de jaren 1960 kwam de bouw in een stroomversnelling. Arnhem had een primeur: in 1965 kwam het “Winkelcentrum Presikhaaf” tot stand. In 1967 werd bij een belangrijke bouwbeurs in Parijs dit winkelcentrum gepresenteerd als het modernste winkelcentrum van Europa.
Wat van het oude landgoed is gebleven zijn de Grote Vijver en vele oude bomen.
Aan de oostzijde van het park ligt nogal verscholen, een rechthoekige vijver met een vlonder, die diep de vijver insteekt.
Dieren en kunst in het Park
Zoals in ieder park zijn er dieren in alle soorten en maten. Er zijn soorten die al heel lang in Nederland zijn, zoals zwanen, maar ook soorten die geïmporteerd zijn, zoals Nijlganzen (Alopochen aegyptiaca), die eigenlijk geen ganzen zijn, maar eenden! Een van de eerste keren in het park stond ik opeens oog in oog met een nieuwkomer: een exemplaar van de Rode Amerikaanse Rivierkreeft (Procambarus clarkia), die onverwacht met zijn scharen omhoog uit de begroeiing kwam en mij dreigend aankeek… Het schijnt dat deze beestjes erg lekker smaken, maar ik ben toch maar doorgelopen!
In het zuidelijke gedeelte van Park Presikhaaf, ten oosten van de grote vijver staat een kunstwerk van drie stenen opgesteld: de beeldengroep “Pietre in Olanda” van de Italiaanse beeldhouwer Pinuccio Sciola (1942–2016). De golfvormige horizontale ribbels van de stenen zullen wel het “Hollandse” zijn: zij zullen water verbeelden. De drie stenen staan ook als een soort barricade tegen het water van de Grote Vijver…
In andere delen van de stad staan ook nog verdwaalde “Stenen van Holland“, zoals aan de Schelmseweg, net ten noorden van de Parken Sonsbeek en Zypendaal, en aan de Amsterdamseweg, de doorgaande weg die de stad uit naar het westen leidt. Deze laatste is iets minder abstract, omdat de steen een man lijkt voor te stellen die breedgeschouderd met de armen over elkaar geslagen van het publiek wegkijkt met een wat gesloten gezicht.
Het is toegestaan om vanaf de drie “Hollandse Stenen” over het grasveld naar de groep speeltoestellen van hout en de creatief uit bomen gezaagde “kunstwerken” te lopen – de omgeving straalt hier wel de sfeer uit dat alles kan en mag! Vanaf hier kan men het watertje dat de Grote Vijver verbindt met wat ik dan maar de “Stille Vijver” noem (zie hiervoor…) oversteken met de houten brug in delen, waarvan er ook delen flexibel zijn: een “wiebelbrug” dus. In augustus 2021 was het water bedekt met een dikke laag Klein Eendenkroos (Lemna minor), dat een goede bron van eiwit vormt voor veevoer – in het Duits heet het plantje toepasselijk “Wasserlinse” (waterlinze). Gek genoeg behoort dit plantje dat met een paar klein blaadjes op en met een klein worteltje in het water drijft, tot de familie van de Aronskelken waarvan ik de oranje bessen op een stevige steel had zien staan in het vochtige loofbos! Krap een jaar later, juli 2022, was er geen eendenkroos, maar wel een familie van Meerkoeten (Fulica atra) met naar mijn mening ultralelijke kuikens (wel al zwart, maar met een knalrood kaal kopje met wat rafelige haartjes – bijna gierachtig…), maar de ouders waren helemaal blij met hun kroost. Een van de drie kuikens was nogal avontuurlijk: die ging vanuit het water bijna de oever op, een vliegje achterna. Uiteindelijk koos het luid piepend voor de veiligheid van de groep…
Eenmaal aan de overzijde (de losse balken kraakten wel vervaarlijk!) kwam ik weer in de buurt van het oude bos en het oude gedeelte van het park. Daar stond een andere creatief met de zaag bewerkte boom: dit keer in de vorm van een houten totempaal. Net als bij de gevloerde Amerikaanse eik in de Heemtuin, leefde zich ook hier een houtzwam uit – het leek wel een raar gezwel naast een van de vele ogen van een denkbeeldig monster!
Park Presikhaaf – de Grote Vijver
In het midden van het park ligt de Grote Vijver, die nog dateert van de tijd dat het gebied een landgoed was met een landschapstuin in Engelse stijl. In half februari was het toch al zichtbaar dat het voorjaar een beetje in de lucht hing: de takken van de grote oude wilgen langs de Grote Vijver hadden een goudkleurige gloed in het zonlicht!
Ook in de herfst is het een waar genoegen om door het park te wandelen. Dan vallen vooral de Sequoia’s op door hun prachtige kleur!
Deze Grote Vijver wordt gevoed door een beek, die zoals overal in Arnhem en omgeving ook hier weer vanuit het Veluwemassief water aanvoert. Voor Park Presikhaaf wordt het water aangevoerd door twee beken, die gedeeltelijk samenvloeien: de Molenbeek en de Beek op de Paasberg, die beiden een nogal grillig verloop hebben. De Molenbeek heet ten noorden van de Velperweg de Klarenbeek en ontspringt ergens in een sprengvijver aan de Bosweg, die onderaan Park Klarenbeek loopt. Ook hier hebben watermolens gestaan, o.a. de Schavenmolen, vlak bij de wijk Molenbeke: van 1294 tot 1827. Naar deze molen is nu een straat vernoemd: de Schavenmolenstraat, die grotendeels parallel aan de spoordijk en een gedeelte van de Molenbeek loopt. Over de Molenbeek en de noordelijke route naar het park volgt later meer.
Sinds 2016 stroomt er ook een beekje vanuit het nabij gelegen Park Sacré-Coeur in de Grote Vijver en naar de andere vijvers.
Ook vanuit het noorden gezien ligt de Grote Vijver er mooi bij. In de zomer groeien grote groepen Koninginnenkruid (Eupatorium cannabinum), dat ook wel Leverkruid wordt genoemd, langs de oevers.
Noordelijke toegang tot Park Presikhaaf en de Heemtuin
Een andere route naar het Park Presikhaaf gaat vanuit het centrum van de stad naar het oosten: het is ongeveer 20 minuten lopen. Het is best een mooie route, vooral door de wijk Molenbeke met de grote huizen uit de jaren 1930: daar stroomt de Molenbeek bovengronds in een beschoeide goot langs de voortuinen van de huizen. Het snelstromende water is helder. In een parkje vormt de Molenbeek een vijver – in elk seizoen weer boeiend.
Na het verlaten van de wijk Molenbeke verliest het traject wel wat van zijn charme vanwege de kantoorgebouwen en een sportcomplex, maar eenmaal aan de oostzijde van de spoorlijn is er weer ruimte voor veel openbaar groen. Na niet al te lange tijd komt Park Presikhaaf in zicht. De berm aan de kant van de spoorlijn is ingezaaid met een bloemenmengsel, dat in de zomer met veel rood, wit en blauw bloeit, en waartussen eind oktober nog vele knaloranje Goudsbloemen (Calendula officialis) en ook nog enkele Kaasjeskruid (Malva) met dieppaarse bloemen in de zon stonden. De laan bestaat uit oude eiken en wat jongere lindebomen. Niet alle bomen leven nog: er staat een doods skelet van een eik tussen. Verderop bij de fietsenstalling van de Stadsboerderij en de Heemtuin heeft een dode boom een artistieke invulling gekregen: er is een uil gezaagd uit de top van de boom!
Mijn favoriete plek is zonder twijfel de Heemtuin, die op initiatief van het IVN (Instituut voor Natuurbeschermingseducatie), Afdeling Arnhem is opgezet en in 1981 is geopend. De Heemtuin ligt aan noordzijde van de Ruitenberglaan (vernoemd naar een vroegere eigenaar van het Landgoed Presikhaaf), tegenover de Stadsboerderij. Op een oppervlakte van 2,3 hectare zijn verschillende bostypes, een rivierarm, moeras, bloemrijke hooilanden, akkers, hei, een ruïne van oude stenen en dijkvegetaties tot stand gebracht. Er staan ook grote bomen in de Heemtuin: deze stammen nog uit het oorspronkelijke Landgoed Presikhaaf en zijn bijna 200 jaar oud. Er werden 13 landschapjes gevormd, die in Gelderland voorkomen, met hun kenmerkende begroeiing. Een bijzonder aspect is de beek met helder water uit sprengen in de hoger gelegen parken, zoals park Klarenbeek en Angerenstein, die de Heemtuin voedt. Het water wordt via een buis onder de spoorlijn door in de Heemtuin geleid. In 2016 kwam er een tweede beekje bij, vanuit het noordelijker gelegen Park Sacré-Coeur.
In 2021 bestond de Heemtuin 40 jaar en hij is inmiddels “af”. Ter gelegenheid van dit jubileum is er een ”Gewimperde Linde” (Tilia henryana) geplant, een type lindenboom dat oorspronkelijk uit Midden-China afkomstig is en pas in 1901 in Europa is geïntroduceerd. Het “gewimperde” zit ‘m in de puntjes die langs de rand van het gehele blad staan. Op het bordje erbij worden op ludieke wijze de voordelen genoemd als de boom eenmaal groot is: dan is hij zo zwaar als 13 Arnhemmers (1000 kg), zo hoog als 7 Arnhemmers (12 meter), heeft hij 11 blaadjes per Arnhemmer… Belangrijker is dat hij dan 300 liter water per regenbui kan opvangen, dat het onder zijn kruin 4° koeler is en dat hij dan 900 kg CO2 heeft opgenomen. Aan de huidige omvang te zien heeft hij nogal wat “growing up” te doen!
Op een groot bord bij de ingang van de Heemtuin zijn de verschillende types van landschappen aangegeven die die in de Provincie Gelderland voorkomen en terug te vinden zijn in de Heemtuin.
Deze Heemtuin is er niet altijd geweest: vóór 1979 was het gewoon een wat rommelig, braakliggend terreintje in een verloren hoek tussen de Ruitenberglaan, de spoorlijn en de bebouwing in het noorden. Toen kwam het IVN – zoals aangegeven – met het plan om er een Heemtuin van te maken. De achterliggende gedachte was om het boerenlandschap uit de 19e eeuw te tonen, uit de tijd dat er, zeker op de armere gronden, veel keuterboertjes waren. Op een ander bord, meer in het midden van de tuin staan onder het opschrift “Hoe het begon…” foto’s van vóór 1979, de opening op 9 juni 1981 en na de opening, waar op te zien is hoe alles nog moet groeien. Nu is de situatie die op die beelden wordt getoond nu eigenlijk niet meer voor te stellen!
Bij binnenkomst van de Heemtuin liggen akkerlanden, omzoomd door de hoge, oude beuken, waar oude landbouwgewassen worden verbouwd, als rogge, haver, gerst, boekweit, spelt. Omdat er principieel geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, groeien er vele akker(on-)kruiden. Bemest wordt met de ecologische mest die afkomstig is van de stadsboerderij. Daar staat tegenover dat een deel van de oogst weer naar de dieren van de stadsboerderij gaat, net als bij de vroegere keuterboertjes.
Op het hoogste punt van de Heemtuin staat “De Ruïne“: een dikke bakstenen muur met ongelijke hoogten, een halfronde vensteropening en een rond poortje, dat vanaf het pad toegang geeft tot het grasland. Op een informatiebord wordt aangegeven dat deze half ingestorte muur is opgebouwd met stenen van een uit 1838 daterende oude schuur, die tot 2008 op het erf van de Stadsboerderij “De Korenmaat” in Arnhem-Zuid had gestaan – ook onderdeel van het Natuurcentrum Arnhem. Alles is hergebruikt: de stenen, de mortel en de andere puinresten. Zo’n ruïne vormt een bijzondere groeiplaats voor planten die normaal op een rotsachtige bodem groeien: in deze streken dus op stads- en kademuren, in putten en op stoepranden. Bij deze “nieuwbouw” heeft men voor zoveel mogelijk reliëf gezorgd, met kiertjes en randjes voor de muurplantjes en met zonnige en hete plekken, maar ook met schaduwrijke, vochtigere plekken. In de afgelopen jaren is het bouwsel al flink verweerd door vorst en neerslag. Behalve Muurpeper e.d. zou er ook Muurleeuwenbek (Linaria cymbalaria) moeten groeien, maar ik zag alleen maar een grote toef gewone Grote Leeuwenbek (Anthirrhinum majus) dieppaars bovenop staan bloeien – ook mooi!
Door de mortel die in de wijde omgeving van de ruïne is verspreid kan ook de opvallende Zwarte Toorts (Verbascum nigrum) zo uitbundig groeien. Het was een prachtig gezicht om die gele bloemen te zien in de stralende zon, met hun “pretty in pink” meeldraden! Waarom de naam zowel in Nederlands als in het Latijn ook het woord “zwart” dan wel “nigrum” in zich draagt werd mij in de keren dat ik er in het najaar en winter was, wel duidelijk: eenmaal uitgebloeid verkleurt de plant geheel zwart!
Vlak bij de stenen ruïne ligt een andere ruïne: het is een – zoals op het begeleidende bordje staat – “Gevallen woudreus“, een Amerikaanse eik van wel anderhalve eeuw oud die nog geplant was in de tijd van het Landgoed Presikhaaf. Deze boom met een stamoptrek van twee meter was na een storm in 2007 omgewaaid, omdat hij al verzwakt was doordat de Reuzenzwam (Meripilus giganteus) het wortelstelsel had aangetast. Nu ligt hij hier te vergaan en dient hij andere organismen tot voedsel, zoals de enorm grote Zwavelzwam (Laetiporus sulphurum) die in de zomer van 2022 uit zijn hout groeide. Er lopen ook slijmerige sporen over de stam – van slakken? De plaats van de Amerikaanse eik is ingenomen door een andere exoot, maar van nog veel langer geleden: een inmiddels ook ruim uit de kluiten gewassen Tamme Kastanje, een soort dat in de eerste eeuw na Chr. is meegenomen door de Romeinen. Op de grond en op de stam van de Amerikaanse eik lagen vele uitgebloeide bloemen en aan de boom zaten al veel erg stekelige vruchten die door de warme zon werden beschenen: dat voorspelt een rijke oogst in het najaar!
In het gebied tussen de akkers en de ruïne staat ook al veel gras, dat gefaseerd gemaaid wordt: sommige stukken zijn redelijk strak gemaaid, maar andere stukken juist niet. Dit gefaseerd maaien betekent dat er gedurende het groeiseizoen stukken blijven staan, waar bloemen kunnen gaan bloeien voor de insecten en waar vlinders hun eitjes kunnen afzetten. Daarmee wordt de biodiversiteit vergroot. In de Heemtuin begint het officiële “Schrale grasland” meer naar het noordenoosten van de Tamme kastanjeboom. Hier wordt het hooiland uit vroeger tijden nagebootst: dergelijke schrale graslanden lagen vaak ver weg van de boerderij, waardoor zij niet vaak bemest werden. Door het jarenlang afvoeren van het hooi verschraalde de bodem nog meer. Hierdoor kon zich een grote diversiteit aan wilde bloemen en planten ontwikkelen – en daarmee ook vele dieren. Toe de moderne landbouw opkwam brachten dergelijke weilanden niet genoeg op en ging men sterk bemesten – dit had tot gevolg dat er wel meer gras kwam, maar bijna alle andere planten verdwenen. Hier in de Heemtuin bemest men nooit en maait men alleen in augustus als de meeste bloemen hun zaden hebben laten vallen. Het maaisel wordt als hooi afgevoerd. o.a. naar de stadsboerderij aan de overkant van de Ruitenberglaan. Door het afvoeren van het maaisel en door het weinige bemesten blijft de grond arm en de plantenvariatie groot. Dat was ook wel te zien: een bont tapijt van bloemen en een wolk van vlinders en andere insecten erboven! Er stond een grote, veelkleurige verzameling van wilde bloemen – één plantensoort stond in grote groepen bij elkaar: met glanzende bladeren en mooie zachtroze bloempjes als een kroon op de stengel. Het was Zeepkruid (Saponaria officinalis), dat tot de anjerfamilie behoort en licht giftig is vanwege de stof saponine, een biochemisch stofje dat als zeep gaat schuimen als het in aanraking komt met water, vandaar de naam. Men vermoedt dat vele planten, en dus ook dit Zeepkruid, de bitter en dus onaangenaam smakende saponine aanmaken om zich tegen vraat en schimmels te beschermen. Daarom kijken we maar met de ogen!
Achter de Ruïne ligt de Heide. Om dit landschapstype te realiseren heeft men grote hoeveelheden zandgrond van de Veluwe aangevoerd en heeft men ook hoogteverschillen aangebracht. Ook zijn er Grove dennen (Pinus sylvestris), Gaspeldoorn (Ulex europaeus) en Jeneverbesstruik (Juniperus communis) aangeplant. De Gaspeldoorn had de laatste keer, ondanks de herfst, hier en daar nog een geel, bremachtig bloemetje tussen de scherpe doornvormige blaadjes. Het is wel een bizar gezicht om in dit van nature natte land met de beekjes en de moerasjes opeens een geheel ander landschap te zien, maar het hoort wel bij de landschappen die de Provincie Gelderland rijk is! Er is veel vrijwilligerswerk nodig om het onkruid in de vorm van Pijpenstrootje te wieden – hier en daar ligt de heide er dan ook wel een beetje “aangeharkt” bij. Ook wordt af en toe nog heidegrond vanaf de Koningsheide bij Schaarsbergen aangevoerd en nieuwe heideplantjes gepoot.
Langs het perceeltje met eikenhakhout, dat eens in de vier jaar wordt afgezet, loopt een pad naar een gemengd loofbos: het is hier een Eiken-Haagbeukenbos, dat gekenmerkt wordt door vochtige en vaak humusrijke grond. Zo’n bos heeft daardoor een eigen ecologie – dit wordt op informatieborden uitgelegd. Zo groeien en bloeien er Aronskelken en Klimopbremraap, die er in ieder seizoen weer anders uitzien. De Aronskelk (Arum maculatum) ziet er in het voorjaar erg elegant uit met zijn bloeiwijze: een aar die omhuld wordt door een groenig-witte mantel! In het najaar blijft er een tros feloranje gekleurde bessen over op een steel, waarbij het blad al is verdwenen. De bessen glanzen in de zon. De Klimopbremraap (Orobanche hederae) is een parasiet: de plant vormt een knol op de wortels van haar gastheer, in dit geval klimop, en krijgt op die manier voedingsstoffen binnen. De bloem ziet er in ieder geval onschuldig uit: oudroze bloemetjes staan in een toorts met een gewelfde crème-witte rand… Eenmaal uitgebloeid vallen de toortsen niet meer zo op tegen het gevallen blad: alles is een beetje bruinig.
In het najaar groeien er ook veel paddenstoelen die door de vrijwilligers van naambordjes worden voorzien. Bij de Vliegenzwam (Amanita muscaria) was dat blijkbaar niet nodig geweest – bij de (Gewone Weide-)champignon (Agaricus campestris) zou verwarring kunnen ontstaan met giftige zwammen die erop lijken…
Hoewel de spoorlijn Arnhem-Zutphen aan de westzijde van de Heemtuin loopt, zijn de treinen nauwelijks te horen of te zien. Als in de wintermaanden er geen blad meer aan de bomen zit, zijn de gebouwen van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen aan de noordkant wel zichtbaar, maar dat stoort op de een of andere manier niet. Grappig is het om te zien hoe het water van de Molenbeek (al dan niet gecombineerd met dat van de Beek op de Paasberg) via een duiker onder de spoordijk het bosgebied van de Tuin instroomt en zich dan vertakkend verspreidt over het gebied en later ook over Park Presikhaaf.
Men kan het schaduwrijke pad vervolgen en via een omweg langs een vochtig bos met essen en iepen bij de akkers uitkomen. Dat Essen-Iepenbos is vooral in het voorjaar mooi, omdat er dan grote velden met Daslook (Allium ursinum) groeien en bloeien. Tussen het prille groen van de bomen ligt dan een tapijt van groen-gespikkeld wit… Er is ook nog het wit van de Gewone Sneeuwklokjes en de Bosanemonen!
Vanuit het bos kan men ook doorsteken naar het moeras gaan: er is een wat gewelfd, smal bruggetje over het beekje dat de Bospoel in het westen verbindt met het moeras. Door het moeras zelf loopt een vlonderpad. In de zomer is het een echt doolhof.
In het voorjaar zijn de rietstengels echter nog niet tot volledige wasdom gekomen. Dan zijn de grote pollen met Zomerklokjes (Leucojum aestivum) extra goed zichtbaar. Deze voorjaarsbloeiers behoren tot de narcisfamilie en zijn in het echte wild zeldzaam. Ze worden ook vaak aangeplant als stinzenplant, zoals hier, en houden van deze soort drassige plekken. Zij bloeien ondanks hun naam niet in de zomer, maar in het voorjaar!
Na gisteren opnieuw genoten te hebben van mijn rondje door de Heemtuin liep ik weer over de Ruitenberglaan rustig naar huis. Zoals zo vaak zit het mooie verborgen in het onverwachte: dat vond ik ook hier in Park Presikhaaf!
Mooi verslag en vooral mooie plaatjes. De meeste parken van Arnhem hebben wij wel gezien, maar hier zie ik toch een aantal zaken die wij nooit gezien hebben, zoals de beelden in de vijver. Mooi!
Prachtig Pauline!
Kom je een keer langs voor een kop koffie en een rondleiding?
Groetjes,
Kas van den Hofstad
Natuurcentrum Arnhem