Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
28 maart 2021
In de binnenstad is de St. Jansbeek weer bovengronds gebracht!
Hieronder staat het tweede gedeelte van een verhaal over de St. Jansbeek vanaf de bron tot aan de monding in de Rijn – nu vanaf het moment dat de beek onder de spoordam de binnenstad bereikt en gedeeltelijk nog steeds ondergronds, maar ook op vele plaatsen weer bovengronds stroomt tot aan de monding in de Neder-Rijn – met ook daar weer een waterval! Dit is een bewuste keuze: ik heb gemerkt dat het werkelijk twee werelden zijn – de St. Jansbeek stroomt eerst door het groen van Park Zijpendaal en Park Sonsbeek (het eerste gedeelte van het verhaal), en daarna door de stad en daarmee door een heel andere omgeving met gebouwen uit vele tijdperken en met geschiedenis van oorlog en wederopbouw.
Bij het ondergronds gaan van de St. Jansbeek valt het hoge spoortalud op: deze barrière is als het ware een nieuwe stadswal die de binnenstad van de noordelijke buitenwijken en het buitengebied scheidt. De aanleg van de spoordijk is een noodzakelijk gevolg van de keuze om in de jaren 1840 de spoorlijn van Amsterdam naar Elten (dat toen nog op Nederlands grondgebied lag, maar nu in Duitsland) door het heuvelachtige landschap ten noorden van Arnhem aan te leggen en niet langs de rivier: uit oogpunt van nationale veiligheid zou dat te gevaarlijk zijn. Door de opening van de “Rhijnspoorweg” werd de reistijd vanuit het westen van Nederland naar Arnhem beduidend korter: voordien duurde een reis naar Amsterdam zeventien uur en naar Den Haag vierentwintig uur. De spoorlijn werd feestelijk geopend op 14 mei 1845. In de loop van de 176 jaar is er veel veranderd in en rond Arnhem wat van de spoorwegen betreft, maar dit spoortalud ligt er praktisch onveranderd nog steeds!
Om via de kortste route bij de plek te komen waar de beek aan de andere kant uit de duiker onder het spoortalud stroomt moet men naar de Zijpendaalseweg lopen. Daar vlakbij de Zijpsepoort staan enkele prachtige huizen, die gebouwd zijn als kantoor- of winkelpand èn woonhuis. Een bijzonder gebouw is op de hoek van de Zijpendaalseweg en de Cronjéstraat: het winkel-/woonhuis, genaamd “De Hooge Vlucht“. Het was de eerste grote opdracht voor de in Den Haag geboren architect Willem Diehl (1876–1959). Behalve de contrasterende kleurstelling van het gebouw (wit, goud, donkergroen en leikleurig) valt het grote tegeltableau op dat boven de ingangsdeur is aangebracht waarin de naam van het huis wordt verbeeld: een prachtig berglandschap in verfijnde pasteltinten met een zwevende adelaar.
Vanaf het moment dat Willem Diehl zich als architect in Arnhem vestigde heeft hij een sterke stempel gedrukt op het gebied in Arnhem tussen Park Sonsbeek (Transvaalbuurt) en de Janssingels/het Willemsplein. In de periode 1902 tot 1930 heeft hij niet alleen vele grote herenhuizen (zoals “De Hooge Vlucht) ontworpen, maar ook het Luxor-Live Muziektheater en het “Vestagebouw“, een kantoor voor een verzekeringsmaatschappij. De gebouwen hebben allemaal sterke invloeden van de Jugendstil of Art Nouveau.
De weg naar het stadscentrum gaat verder onder de spoorlijn door via de inmiddels modern vormgegeven Zijpsepoort naar het Willemsplein en de hoek van de Jansbuitensingel. Rond het Willemsplein staan gebouwen uit verschillende perioden en in verschillende bouwstijlen: aan de zuidkant o.a. een aaneengesloten rij met neoclassicistische herenhuizen uit 1854 van de Arnhemse architect en – zoals we dat nu zouden benoemen – “projectontwikkelaar” Hendrik Willem Fromberg (1812–1882), aan de oostkant een gebouw van na de Tweede Wereldoorlog met o.a. een restaurant (maar waarvan de eerdere gebouw door Willem Diehl ontworpen was en dat tijdens een bombardement op 17 september 1944 tezamen met de naburige Willemskazerne werd verwoest), aan de noordkant het ook door Willem Diehl ontworpen kantoorgebouw voor de toenmalige verzekeraar “Vesta“. Dit grote, opvallende kantoorgebouw is in de jaren 1930–1931 gebouwd en op 18 mei 1932 geopend. Het is tevens zijn laatste werk. Dit rijksmonument is een “Gesamtkunstwerk” in een gemengde bouwstijl met invloeden van het traditionalisme, de Jugendstil en de Amsterdamse School. Vele kunstenaars hebben een aandeel geleverd. Een van hen is de Arnhemse beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof (1889–1965) van wie nog meer beelden in de stad te vinden zijn. Hier heeft hij het rechthoekige zandstenen reliëf boven het bovenlicht gemaakt. Het is een voorstelling van de Vestaalse Maagden: zes priesteressen van Vesta, de godin van de huiselijke haard. De compositie is symmetrisch met in het midden op de voorgrond een rechthoekig altaar met vuur en daar achter een ronde tempel met koepel. Aan weerszijden hiervan zijn drie van het altaar weglopende vrouwen in lange gewaden afgebeeld. De twee buitenste figuren houden een olielamp in de hand. Door de contrasterende kleur zijn deze details zelfs van veraf goed te zien.
Wat midden op het Willemsplein meteen opvalt is “Le grand cerf“, het grote bronzen Hert van de Franse beeldhouwer François Pompon (1885–1933): hij was vooral bekend om de afbeeldingen van dieren, waarvan hij de vormen vereenvoudigde en de oppervlakken polijstte. Het beeld is in 1954 geplaatst en is een afgietsel van het origineel uit 1929. Het beeld was al naar Arnhem gehaald ter gelegenheid van de Tweede Sonsbeek Triënnale in 1952, waar de nadruk had gelegen op het werk van Franse meesters als Auguste Rodin, voor wie ook François Pompon gewerkt had. De blauwpaarse zee van de bloeiende krokussen had inmiddels plaatsgemaakt voor de fijne rozige bloesem van de prunussen.
Aan de westkant van het Willemsplein staat het door Willem Marinus Dudok (1884–1974) ontworpen kantoorgebouw voor de toenmalige verzekeraar “De Nederlanden van 1845“. Hoewel er maar een paar jaar zit tussen de oplevering van het “Vestagebouw” en het “Dudokgebouw” zijn de bouwstijlen duidelijk verschillend: Dudok paste aanvankelijk de rationalistische stijl van H.P. Berlage toe, maar hij voelde zich hierdoor beperkt en ging experimenteren met o.a. het expressionisme. Ook is de invloed van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright zichtbaar in het gebruik van gewapend beton. Vooral het ronde trappenhuis met de grote vensters valt op: het lijkt alsof een koker met veel licht en uitzicht tegen het gebouw geplakt is!
Iets meer in de richting van het Centraal Station staat een ander gebouw dat ontworpen is door Willem Diehl: “Luxor-Live“, zoals het nu heet. Dit gebouw dateert uit 1915 en was oorspronkelijk een bioscoop (de eerste in Arnhem en een van de eerste in Nederland). Later was er een discotheek gevestigd. Sinds 2007 wordt het na een grote verbouwing (versteviging van de vloer) gebruikt als extra muziekcentrum/poppodium. Ook hier is de Jugendstil de kenmerkende bouwstijl. Op de website van Luxor wordt aangegeven dat Willem Diehl tal van kunstenaars aangetrokken heeft voor o.a. het beeldhouwwerk, schilderingen in het pand en bijzondere tapijten. Alles in en om het pand is rijk versierd: de dansende nimfen bij de entree zijn daarvan een fraai voorbeeld – deze zijn gemaakt door de beeldhouwer Simon Miedema (1860–1934). Toen de beroemde bioscoopexploitant Abraham Tuschinski in 1921 besloot om in Amsterdam ook een filmpaleis te bouwen, heeft hij het Arnhemse Luxor als voorbeeld genomen. In technisch opzicht was het gebouw zijn tijd ver vooruit: dimbare gloeilampen in de hal en de zaal en een luchtverversingssysteem, waarbij de lucht vier keer per uur ververst werd (in die tijd had alleen de Amsterdamse Effectenbeurs zo’n luchtventilatie- en verwarmingssysteem!). Het gebouw is een rijksmonument (behalve enkele delen van de eerste bouwlaag, want die dateren van na 1945). De ornamenten van de voorgevel en het interieur zijn afkomstig van de aardewerkfabrikant W.C. Brouwer (o.a. lamphouders, terracotta-reliëfs en cassettenplafond).
Al deze gebouwen op en nabij het Willemsplein konden alleen maar op deze plekken verrijzen, omdat de stadsmuren vanaf 1850 mochten worden afgebroken! Het is nu niet meer zichtbaar waar precies de St. Jansbeek onder het spoortalud uitkomt: op de kaart is te zien dat dit tussen het moderne kantoorpand naast het “Vestagebouw” en het naburige gebouw is, maar hij blijft ondergronds. In een verduidelijkend document wordt beschreven hoe de loop van de St. Jansbeek oorspronkelijk (tot het einde van de 13e eeuw) vrijelijk kon doorstromen naar de Rijn, maar dat toen Arnhem in de 14e eeuw een vestingstad werd, dat niet meer mogelijk was. De St. Jansbeek mondde in de hooggelegen Looierijgracht uit, het noordelijke gedeelte van de Stadsgracht, en stroomde tussen de St. Janspoort (ter hoogte van de huidige Jansstraat aan de zuidzijde van het Willemsplein) en de Velperpoort in het noordoosten de stad binnen. Men neemt aan dat er op dat punt een sluis was, die echter een zwak punt bleek te zijn in de verdediging van de stad, zodat Karel van Gelre opdracht gaf om daar een “stevig rondeel” aan te leggen (dat naar hem werd vernoemd: “De Gelderse Toren”). Op onderstaande illustratie staan nummers: 1. is de Prümermolen; 2. is de St. Jansmolen; 3. is de Looierijgracht; 4. is de Gelderse Toren; 5. is de overkluisde beek; 6. is de St. Jansbeek; en 7. is de Binnenmolen.
De Prümermolen stond waar nu de brug bij het Bothaplein is aan de noordkant van het spoortalud en de St. Jansmolen stond waar nu het spoortalud ligt. De oorspronkelijke stadsgracht, de Looierijgracht was op de plek waar nu het Singelplantsoen is tussen de Jansbuitensingel (aan de spoorzijde) en de Jansbinnensingel (aan de stadszijde). Bij de bebouwing aan het Willemsplein is de ronding van de stadsgracht gevolgd! Het architectenbureau Buro Poelman Reesink Landschapsarchitecten dat het ontwerp voor het bovengronds halen van de St. Jansbeek heeft gemaakt, schrijft in een toelichting dat de beek oorspronkelijk bij de Bovenbeekstraat de stad instroomde. “Hier stonden verschillende bierbrouwerijen die het water als grondstof gebruikten. Via gemetselde lopen stroomde het water vlak langs de huizen door de stad. De beek nam een ruime bocht om de Eusebiuskerk heen, die op een natuurlijke verhoging staat. Omdat de mensen de beek ook als riool gebruikten, werd het water verder stroomafwaarts hoe langer hoe viezer. Daarom werd de beek naar het zuiden toe steeds vaker overkluisd. De beek stroomde ten slotte via de sloppenwijk De Weerdjes naar de haven aan de westkant van de binnenstad, waar hij uitmondde in de Rijn. In 1861 is de Sint Jansbeek in de binnenstad helemaal onder de grond verdwenen. De stadsmuren werden geslecht en het water stroomde voortaan buiten de binnenstad om, via de Lauwersgracht, naar de Rijn.” In de stad stond de Binnenmolen waarvan de naam al in 1291 werd genoemd, aan de Bovenbeekstraat en Het Land van de Markt. Doordat de St. Jansbeek daar een verval van 2½ meter had, kon de molen met een bovenslagrad werken. In 1850 werd de molen verbouwd tot school en daarna tot politiebureau. In 1970 werd het gesloopt. Bij de algehele reconstructie van dat deel van de stad zijn de oorspronkelijke fundamenten van de Binnenmolen opgegraven.
Over het verdere verloop van de St. Jansbeek volgt later meer. Na het dempen van de Looierijgracht in 1850 en later van de Jansgracht na afloop van de in 1879 gehouden “Nationale en Koloniale Nijverheidstentoonstelling” werd door de Nederlandse tuinarchitect Leonard Springer (1855–1940) de plantsoenen, fonteinen en vijvers aangelegd. Daarin werden ook de acht meer dan levensgrote zandstenen tuinbeelden geplaatst die in 1712 door de beeldhouwer Ignatius van Logteren (1685–1732) waren gemaakt voor een buitenplaats in Breukelen. Vier van de beelden zijn in 1859 door F.G.S. Baron van Brakell tot den Brakell, die op de Velperbinnensingel nr. 2 tegenover “Musis Sacrum” woonde, aan de stad geschonken, met als eis dat de beelden zo geplaatst moesten worden dat hij ze vanuit zijn huis kon zien. Later schonk hij ook de andere vier beelden. Daarvan resteren – op hun originele sokkels – Proserpina en Neptunus in het Singelplantsoen, een Bacchante op het Velperplein, Juno tegenover de concertzaal “Musis Sacrum” en Pluto en Venus in het Lauwersgrachtpark. De beelden van Jupiter (die in het Singelplantsoen stond) en een Faun (die in de 19e eeuw in de buurt van “Musis Sacrum” stond) hebben de Slag om Arnhem in 1944 niet overleefd. Er bestaat wel een oude foto uit de zomer van 1935 van het Singelplantsoen met het standbeeld van Jupiter: daarop zijn ook de toen nog niet zo grote Krimlinden (Tilia ×europea) die langs de singels waren geplant duidelijk te zien. Het plantsoen zelf is door de vele aanpassingen niet aangemerkt als rijksmonument, maar de beelden, de tuinvaas en de fonteinen wel: zij “geven een goed en zeer karakteristiek beeld van een laat 19de-eeuwse formele plantsoen-inrichting. De objecten zijn essentiële en thans zeldzame en relatief gave overblijfselen van de monumentale 19de eeuwse stadsuitleg van Arnhem. De objecten in het verkleinde en qua beplanting gewijzigde plantsoen vormen nog steeds een sterk beeldbepalend historisch element ter plaatse van de singels.“
Op twee punten in het Singelplantsoen staan gietijzeren fonteinen in een rechthoekig bassin met een verbreding in het midden ter hoogte van Jansbuitensingel nr. 6 resp. nr. 21. Zij zijn identiek en zijn beide rijksmonumenten. Bij beide fonteinen in een heldere okerkleur zijn aan de voet vier vervaarlijk uitziende draken – griffioenen met een drakenkop waarvan de bekken opengesperd zijn – aangebracht die het waterbekken dragen; zij zijn donkermessingkleurig. Boven het waterbekken rijst een kolom op met weer drie draken die met de nekken verstrengeld zijn en waarvan er eentje de hoofdwaterstraal “uitspuugt”. Zij hebben de monumentenstatus gekregen omdat zij cultuurhistorisch van belang zijn vanwege de verbondenheid met de aanleg van het plantsoen tussen de Janssingels in het laatste kwart van de 19de eeuw na afloop van de in 1879 gehouden “Nationale en Koloniale Nijverheidstentoonstelling”. Zij zijn van kunsthistorische waarde wegens “de gaafheid en de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp in eclectische stijl” en ook van situeringswaarde als essentieel onderdeel van een plantsoen dat wegens de situering in de singelstructuur verbonden is met de 19e eeuwse stadsuitbreiding van Arnhem. De fonteinen en de vijvers worden nog steeds gevoed door het water van de St. Jansbeek!
Behalve mooie beelden en fonteinen staan er ook enkele monumentale bomen in het Singelplantsoen, aan de kant van Musis Sacrum: het gaat o.a. om een Oosterse plataan (Platanus orientalis), een Honingboom (een “treurvorm”, Styphnolobium japonicum, “Pendulum“) en een Zwarte walnoot (Juglans nigra)! Ze zijn mooi, kloek van omvang en al erg oud, maar ze zijn zeker geen recordhouders in leeftijd of hoogte in Gelderland…
Zoals al aangegeven stroomde de St. Jansbeek oorspronkelijk vanuit de Looierijgracht door de Bovenbeekstraat (met de Binnenmolen) en de Beekstraat door de stad langs de zuidzijde van de Eusibiuskerk (die op een natuurlijke verhoging staat) naar het westen om in de Roermondgracht bij de Rijnhaven in de Neder-Rijn uit te monden – waar nu het Roermondsplein is met de opritten naar de Nelson Mandelabrug. Vanaf de Gelderse Toren was de beek overkluisd – niet veel verschillend van de huidige situatie, waarbij het water ook ondergronds blijft! Het water stroomde onder wat nu het Gele Rijdersplein heet, de Beekstraat in. Vanaf 1837 vormde dit plein de achterzijde van de Willemskazerne, vernoemd naar Koning Willem I. Officieel vormen de “Gele Rijders” het Korps Rijdende Artillerie, een onderdeel van de Koninklijke Landmacht, maar hun naam houdt verband met hun met gele tressen afgezet uniform, dat door Koning Willem II bij zijn inhuldiging tot koning in 1842 werd geschonken. Sinds 1963 staat een bronzen standbeeld van een Gele Rijder op het plein, gemaakt door Gijs Jacobs van den Hof.
Nu keren we weer even terug naar het Singelplantsoen en de voortzetting daarvan bij het Velperplein en in het park rond de Lauwersgracht, het enige resterende gedeelte van de oude stadsgracht. Behalve de drie oude bomen staan hier nog twee beelden van Ignatius van Logteren: de Bacchante (in deze tijd door iemand voorzien van een, inmiddels wat afgezakt, mondkapje!) die uitkijkt op de concertzaal “Musis Sacrum” en Juno in een perkje voor de hoofdingang van Musis Sacrum. Beide beelden zijn recentelijk gerestaureerd en weer opgesteld: de Bacchante in november 2012 en Juno in oktober 2013.
De initiator van de concertzaal “Musis Sacrum“, Aan de Muzen gewijd, is de architect H.W. Fromberg, die ook de kapitale villa’s op het Willemsplein heeft laten bouwen. Het eerste gebouw stamt uit 1847 en stond toen op een eilandje in de gracht – de concertgangers moesten over een bruggetje naar het concert! De aanleiding voor de bouw van wat toen nog heette “Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen” of “Gebouw voor de liedertafelen” was een Nederlands-Duits zangconcours dat in dat jaar in Arnhem werd gehouden. Na enige jaren voldeed de oorspronkelijke concertzaal niet meer – in 1889 werd het nieuwe gebouw in gebruik genomen met het uiterlijk dat wij nu nog kennen: in neo-renaissancistische stijl met uivormige koepels. Ook hierna is er nog vele malen aan- en verbouwd: de laatste keer in 2015–2017 zeer radicaal. Toen werden allerlei aanbouwen verwijderd en aan de kant van de Lauwersgracht werd ter vervanging van de oorspronkelijke Parkzaal een gigantisch grote concertzaal toegevoegd met een capaciteit van 1.000 bezoekers (en zelfs 2.000 als de stoelen worden weggehaald!) met vele technische snufjes, zoals een in gedeelten verstelbare vloer. Een deel van de buitenmuur van de nieuwe Parkzaal is van glas en kan omhoog worden getrokken, zodat mensen in het park ook van de muziek kunnen genieten. Het ontwerp heeft vele prijzen ontvangen. Het gebouw is ook heel bijzonder om te zien: de buitenmuren zijn bekleed met langwerpige, geglazuurde “dakpanelen” in allerlei schakeringen groenblauw. Beneden reiken hoge vensters tot op de grond. Hoewel het ultramodern is, sluit het mooi aan bij het gebouw dat 130 jaar eerder gebouwd werd.
De Lauwersgracht is het enige overblijfsel van de vestingwerken rond het oude stadcentrum van Arnhem. Het water en het park eromheen vormen nu een aantrekkelijk gebied tussen de singels die hier Eusebiusbuitensingel en Eusebiusbinnensingel heten. In het park staan twee van de godenbeelden van Ignatius van Logteren: Pluto, gewapend met een knots en in zijn linkerhand de ketenen van de hier met twee koppen afgebeelde driekoppige hellehond Cerberus, niet ver van Musis Sacrum, en Venus met de kleine Amor die op een zwaan zit, meer naar het zuiden, in de buurt van de rotonde met het Airborneplein.
In de Lauwersgracht staat de zogenaamde “Burgerklok” die in september 1956 is aangeboden aan het gemeentebestuur als blijk van waardering voor hetgeen het bestuur na de bevrijding voor de stad heeft gedaan. Ieder jaar op 17 september wordt de klok geluid tijdens de herdenking van de Slag om Arnhem. Oorspronkelijk stond de klok niet in het water, maar meer naar het westen en op het droge: op het Velperplein. Bij de herinrichting van dit plein in de jaren 1960 is de klok met de klokkenstoel op een kunstmatig eilandje geplaatst. Uiteindelijk staat zij nu op een historisch-verantwoorde plek: in september 1944 was de directe omgeving van de Lauwersgracht het toneel van een slag waarbij de eerste groep Britse soldaten in de Arnhemse binnenstad gevangen werden genomen. C Company van de Britse parachutisten bereikte via de spoorlijn Arnhem, geheel zonder incidenten. Toen ze verder trokken via het verlaten station naar het Velperplein kwam het tot een schotenwisseling met Duitse soldaten die zich schuil hielden in de Arnhemse binnenstad.
Aan de Eusebiusbuitensingel zijn nog steeds de mooie herenhuizen te zien die in het midden van de 19e eeuw zijn gebouwd en die de verwoestingen van de Slag om Arnhem hebben overleefd.
De beek stroomt nu nog steeds vanuit het westen in de Lauwersgracht, maar hij stroomde daar tot 2017 aan de zuidkant weer uit – roemloos onder de grond in een rioolbuis naar de rivier… Ten zuiden van de Lauwersgracht liep sinds 1935 de Nijmeegseweg als toerit tot de toen geopende Rijnbrug: er was al sinds het begin van de 20e eeuw een roep om een vaste oeververbinding in plaats van de sinds het begin van de 17e eeuw bestaande schipbrug aan de westzijde van de oude stad. In de jaren 1930 is gekozen voor de aanleg van de brug meer naar het oosten vanwege de ruimte rond de Lauwersgracht. Het zuidelijke gedeelte van de gracht is gedempt om de weg aan te leggen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft men de Nijmeegseweg als een rotonde aangelegd rondom een verdiept middengedeelte, het Airborneplein. Op het midden van het plein met een rotonde voor fietsers en voetgangers, staat het Airbornemonument, waar jaarlijks de officiële herdenking plaatsvindt van de Slag om Arnhem die op 17 september 1944 begon. Het monument bestaat uit een op een voetstuk geplaatst fragment van een beschadigde zuil van het voormalig Paleis van Justitie in de stad, als symbool van het door de oorlog geschonden recht. Tijdens de Slag om Arnhem werd het gerechtsgebouw geheel verwoest. In gouden letters staat de datum 17 september 1944 op de zuil. Het monument is ontworpen door Gijs Jacobs van den Hof en is tijdens de eerste herdenking op 17 september 1945 onthuld. Er is een uit rode baksteen gemetselde muur opgetrokken rond het plein, waar plaats is voor andere kunstwerken, zoals het reliëf van Gijs Jacobs van den Hof uit 1953 met het embleem van de Britse 1st Airborne Division die in september 1944 de opdracht had om de Rijnbrug te veroveren op de Duitsers. Het stelt de Griekse mythologische held Bellerophon voor, gezeten op het gevleugelde paard Pegasus. Het reliëf is pas later hier geplaatst: het was eerst onderdeel van de sokkel van het Arnhemse herdenkingsmonument “Mens tegen Macht” bij de Eusebiuskerk.
In de stad zijn vele kunstwerken van Gijs Jacobs van den Hof te vinden uit vele perioden. Behalve de zuil en de plaquette bij het Airborneplein zijn er het al eerder genoemde reliëf met de Vestaalse Maagden op het Vestagebouw aan de Jansbuitensingel/het Willemsplein en een van zijn latere werken het standbeeld uit 1963, “De Gele Rijder“, op het Gele Rijdersplein. Verder is er een mooi bronzen beeld bij de Karpervijver aan de oostzijde van het Park Sonsbeek, “Offervaardigheid” uit 1930, waarbij een naakte vrouw geknield en met halfgesloten ogen in het water staart – haar handpalmen op haar bovenbenen zijn naar buiten gekeerd. Aan weerszijden staan in miniatuur twee kleine mensjes die iets eten en drinken. Een ander werk hangt aan het Stadstheater: een reliëf uit kalksteen, getiteld “Fantasie” (1937), waarbij een vrouw in een modern-ogend jurkje staande op een wolk een schelp aan haar oor houdt en met een dromerige blik luistert. Beide beelden hebben iets sereens – mooi.
In de bakstenen noordwand van het Airborneplein is ook een kunstwerk aangebracht: “Battle of Arnhem 44 – 94 Bridge to the Future” van de hand van de beeldhouwer Marius van Beek (1921–2003) ter gelegenheid van de 50e herdenking van de Slag om Arnhem. De naam “Brug naar de toekomst” heeft betrekking op de in 2001 opgerichte Stichting War Requiem – Bridge to the Future die als doelstelling heeft om ten tijde van de Airborne Herdenkingen met inhoudelijke bijeenkomsten en kunstzinnige manifestaties bewustwording te stimuleren op het gebied van oorlog, vrede en vrijheid. Het geeft ook aan dat men een andere invulling wil geven aan “herdenken” – ook een blik naar de toekomst, en niet alleen naar wat achter ons ligt. Regelmatig wordt het War Requiem van de Engelse componist Benjamin Britten (1913–1976) opgevoerd: in dit indrukwekkende niet-liturgische Requiem dat hij in 1962 componeerde voor de inwijding van de herbouwde kathedraal van Coventry, verwerkte Britten negen oorlogsgedichten van de Engelse dichter Wilfred Owen, die in 1918 vlak voor de wapenstilstand van de Eerste Wereldoorlog sneuvelde.
De Rijnbrug is op 16 september 1978 omgedoopt in John Frostbrug, vernoemd naar John Dutton Frost (1912-1993), die als luitenant-kolonel van het tweede bataljon van de Eerste Britse Luchtlandingsbrigade tijdens de Slag om Arnhem de brug bereikte, maar er niet in slaagde deze geheel op de Duitsers te veroveren. De oorspronkelijke brug werd in 1940 door de Nederlanders opgeblazen om de opmars van de Duitse troepen te verhinderen. Tijdens de oorlog werd de brug herbouwd en toen hij net weer in gebruik was, vond de Slag om Arnhem plaats, waarna de Amerikanen de brug in het najaar van 1944 bombardeerden en de Duitsers in het voorjaar van 1945 de restanten opbliezen. Na de oorlog heeft er eerst een zogenaamde Baileybrug over de rivier gelegen, maar in 1950 was de brug, zoals hij er nu uitziet, weer hersteld. De brugleuningen zijn “maroon red” geschilderd, de kleur van de baret en de standaard van de Britse First Airborne Division.
Aan de oostkant van de brug ligt vlak bij de kade van de Neder-Rijn – en bij de vroegere monding van de St. Jansbeek – een nieuw gebouw van het Rijngemaal, dat ervoor zorgt dat bij hoogwater in de Rijn de stad niet onderloopt. Bij de gevechten van september 1944 was de gehele omgeving rond de brug verwoest en ook het toen bestaande stoomgemaal. In 1945 werd in het “noodgemaal” een hulppomp met een dieselmotor van Amerikaanse makelij geplaatst: een pomp van de Worthington Pump and Machinery Corporation. In 2011 werd besloten om het oude Rijngemaal te slopen en voor nieuwbouw te gaan: toen kwam er na 66 jaar een einde aan de inzet van deze bijzondere dieselpomp, die onlosmakelijk verbonden is met de wederopbouw van Arnhem. Gemeente Arnhem en het Waterschap Rijn en IJssel hebben het mogelijk gemaakt om de pomp naast het nieuwe Rijngemaal een plaats te geven als kunstwerk, dat op 29 januari 2015 onthuld werd door o.a. de Arnhemse kunstenaar Marcel Smink, die het werk “De Sfinx” heeft genoemd. Het beeld bestaat uit de originele oude pomp, die voorzien is van een vleugel die ook voorkomt in het logo van de fabrikant, maar die eveneens verwijst naar de gevechten tijdens de Slag om Arnhem van september 1944 rond de brug. Ook is de Amerikaanse minister George C. Marshall geëerd: het is zijn hoofd dat aan het kunstwerk is toegevoegd – de pomp is destijds aangeschaft met gelden van het “Marshallplan”.
Vanaf dat punt zijn het maar een paar passen naar de Rijnkade, die aan de oostkant van de brug een wat troosteloze uitstraling heeft. Hier was tot 2017 het einde van de St. Jansbeek… Maar nu niet meer!
Keren we daarom terug naar de Lauwersgracht en gaan we vanaf daar via het Koningsplein in de richting van de Beekstraat. In de tijden dat Arnhem nog een vestingstad was, stond hier, ter hoogte van de huidige Waalse Kerk, nog een watermolen: de Hertogelijke Molen. Deze was al heel oud: in 1291 bezat jonkvrouw Maria van Gelre, de zuster van graaf Renaud I (Reinald) van Gelre en Zutphen daar een stuk grond met een watermolen binnen de wallen aan de beek dat zij in 1299 schonk voor het stichten van een gasthuis. Tegenwoordig heten de straten rond het Stadstheater de St. Catharinastraat en de Gasthuisstraat.
Bij dat deel van de Beekstraat is de St. Jansbeek weer boven de grond gehaald: hij stroomt hier door een strak vormgegeven betonnen bak met gemetselde muren en een verhoogd stuk voor waterplanten in de richting van het politiebureau. De leverancier van de straatstenen, Wienerberger BV, gaf tot voor kort op zijn website aan dat de beek niet alleen om esthetische redenen weer bovengronds is gebracht. De ingreep verbetert de waterhuishouding, het stadsklimaat en de biodiversiteit. De meest markante ingrepen om de relatie tussen stad en rivier te verbeteren is het bovengronds halen van de waterloop én het creëren van “de keramische rode loper tussen noord en zuid. De ingrepen moeten de binnenstad weer tot een samenhangend geheel maken. Logische resultante is de keuze voor de gebakken straatsteen Paviona. De baksteen vormt de basis voor de gehele Arnhemse binnenstad. In de historische binnenstad ligt waalformaat straatbaksteen met natuurstenen “lopers”. In het wederopbouwgebied dikformaat straatbaksteen met beton en natuursteen details.” Ook zorgt de bovengrondse beek ervoor dat het regenwater dat vanuit het lager gelegen Spijkerkwartier in de Lauwersgracht stroomt gemakkelijker kan afvloeien naar de Rijn via de beek. Bovendien zorgt de St. Jansbeek ’s zomers in warme periodes voor een verkoeling van 1 tot 3 graden!
De St. Jansbeek is feestelijk geopend op 8 december 2017. Helemaal in begin was het groot nieuws in de stad, dat mensen goudvissen in de beek hadden uitgezet. Deze ludieke actie werd niet gewaardeerd door de autoriteiten, want goudvissen zijn exoten die het ecosysteem in de rivier in gevaar zouden kunnen brengen. Er werd gelast dat de dieren weer gevangen werden – of dat gelukt is weet niemand. De kans dat de vissen in de Rijn terecht komen zal gering zijn: het water wordt vanuit de Lauwersgracht in de beek gepompt en later ook weer bij de Rijnkade. Vissen overleven dergelijke obstakels niet…. Begin dit jaar zag ik nog een dikke goudvis die zich schuilhield in de begroeiing van de beek vlakbij de Regenboogbrug ter hoogte van het politiebureau! Deze uit glazen bouwstenen bestaande boog is ontworpen door Maria Roossen (*1957) ter gelegenheid van de Gelderland Biënnale 2019, waarvan de gehele titel luidt “We Shall Overcome, Always Trust the Progress“.
Vanaf de Beekstraat wordt de beek door een duiker onder de straat in de richting van het Stadhuis en de Eusebiuskerk geleid. Dit is niet de historische loop: hij stroomt nu aan de noordzijde van de gebouwen en niet meer aan de zuidzijde. De stenenleverancier Wienerberger geeft hiervoor als reden: “Op deze manier is de beek onderdeel van het winkelgebied, ten noorden van de kerk. Ook is er bewust voor gekozen de beek niet als continue lijn boven water te halen, maar in fragmenten. De eerste reden: het refereert aan de romantische Engelse landschapsstijl van Park Sonsbeek, waar de beek op verschillende plekken als een verrassing verschijnt. In de binnenstad zijn daarom ook verschillende waterplekken ontworpen met elk een bijzondere sfeer. Tweede reden: de beek is bedoeld als verbindend element tussen de noordelijke en zuidelijke binnenstad en mag geen barrière opwerpen. De beekfragmenten zijn zo ingepast, dat voetgangers en fietsers zich er losjes tussendoor kunnen bewegen.“
Het in 1968 opgeleverde Stadhuis is een gebouw van gewapend beton met een bekleding van natuursteen in de stijl van het functionalisme. Omdat het gebouw tussen de Eusebiuskerk en de Sint-Walburgiskerk staat, mocht het niet een te hoog massief bouwblok worden. In augustus 1953 schreef het gemeentebestuur een prijsvraag uit voor het ontwerp van een nieuw stadhuis, waarop vele inzendingen binnenkwamen. Pas in januari 1959 koos het bestuur voor het ontwerp van architect J.J. Konijnenburg, “Spazio“: de eerste steen werd gelegd op 18 september 1964 en de officiële opening was op 12 september 1968.
Hoewel de officiële entree aan de zuidkant van het gebouw is, kan men ook vanaf de Koningsstraat via een breed looppad en een paar treden naar binnen. Op het looppad staat in een roestvrijstalen plaat de geschiedenis van Arnhem gestanst, vanaf 1233, toen Graaf Otto II van Gelre Arnhem stadsrechten verleende.
De gehele tekst op dit beloopbare kunstwerk klinkt een beetje als een incantatie en luidt:
Het moderne Stadhuis sluit fysiek aan bij het historische gebouw dat door de Gemeente in 1828 werd gekocht ter vervanging van het oude stadhuis op de Markt, dat op instorten stond. Op de eerste verdieping is de werkkamer van de burgemeester. Dit “Huis van Maarten van Rossum“, dat van oorsprong een stadskasteel uit de 16e eeuw is, heeft aan Hertog Karel van Gelre (1467–1538) toebehoord en na diens dood vanaf 1539 aan de beruchte krijgsheer Maarten van Rossum (±1490–1555), die het huis van een vroeg-renaissancistische pronkgevel liet voorzien, versierd met saters. Omdat deze voor duivels werden aangezien en vanwege de mythevorming rond Maarten van Rossum kreeg het huis in de volksmond de bijnaam “Duivelshuis“. Behalve de saters staan ook de stadswapens van de hoofdsteden van de vier Gelderse kwartieren op de gevel, en op de sluitstenen op de buitenmuur met hun aanduidingen: behalve Arnhem, “de genoeglijkste“, was Nijmegen “de oudste“, Roermond “de stoutste” (=dapperste) en Zutphen “de rijkste“.
De noordzijde van het Stadhuis staat dicht tegen de straat met de St. Jansbeek aan, maar aan de zuidzijde ligt het aan een breed plein met een grote vijver en fonteinen, dat aan de oostzijde eindigt bij de gotische kerk met de twee torens, de St. Walburgiskerk uit 1375, die onlangs aan de katholieke eredienst onttrokken is.
Goudvissen waren niet welkom in de nieuwe St. Jansbeek, maar dat geldt niet voor watervogels. Toen de beek net geopend was, zag ik dat er geïmproviseerde “opstapjes” gemaakt waren voor de vogels om uit het water te komen, zoals een met tapijt bekleed loopplankje. Het was een schattig tafereeltje om te zien: een moeder-eend met haar negen kuikens die op de oever lekker zaten te slapen! Verder stroomafwaarts waren hardstenen trapjes gemaakt om de dieren de kans te geven uit bet water te komen.
Even verderop hebben de ontwerpers van de bovengrondse beek gekozen voor het gebruik van oude stenen in dat stuk van de beek dat langs de Eusebiuskerk stroomt. Deze zijn bij de graafwerkzaamheden in de grond aan de noordzijde van de kerk gevonden: het zijn waarschijnlijk stenen van de stadsmuur. Archeologen hebben bovendien daar o.a. de skeletten van 600 personen gevonden!
Wienerberger BV, geeft verder op zijn website aan: “De vormgeving en detaillering van de beek verwijst naar de oude situatie, toen het water via een gemetselde loop door de stad heen stroomde. Er is gekozen voor gebakken stenen, zodat het materiaal van de straat doorloopt in het beekprofiel. Bovendien veroudert dit materiaal op een mooie manier en kunnen er varens en mossen op groeien. Om de beleving van de verschillende waterplekken te versterken, zijn per deelgebied de oevers anders afgewerkt. De detaillering van het metselwerk kreeg veel aandacht – de verschillende verbanden vroegen om het nodige vakmanschap van de metselaars.“
De geschiedenis van de Grote of Eusebiuskerk gaat terug tot 893 toen in een document melding gemaakt werd van een kerk die gewijd was aan Martinus van Tours en toebehoorde aan de Abdij van Prüm in de Eifel: Est in Arnheym ecclesia (Er is een kerk in Arnhem). In 1452 werd begonnen met de bouw van een grotere kerk in laatgotische stijl, die het romaanse kerkje verving en die gewijd was aan de vroegchristelijke martelaar Eusebius uit de tweede eeuw na Chr. De voornaamste bouwheer was Hertog Karel van Gelre (1467–1538), die zoals al aangegeven, ook het stadskasteel bezat dat later aan Maarten van Rossum heeft toebehoord. Het was een prestigeobject voor hem: Gelre en Arnhem vormden een machtscentrum in de Europese politiek. Hij ligt ook begraven in de kerk, in een praalgraf. In 1578–1579 werd de kerk protestant en werd het rijke interieur uit de kerk “verwijderd”. In de 19e eeuw verkeerden de kerk en zeker de toren in zeer slechte staat. Door geldgebrek bleef de toren ongewijzigd tot in de oorlog, toen deze na de Slag om Arnhem tijdens de Operation Market Garden in september–oktober 1944 zwaar werd beschadigd en in de winter van 1944–1945 grotendeels instortte. De herbouwde Eusebiuskerk wordt ook wel gezien als “icoon van de wederopbouw“: de toenmalige Rijksinspecteur voor de Kunstbescherming én directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, Jan Kalf, was al snel na de bevrijding van Arnhem naar de stad gekomen om de verwoeste monumenten te bekijken. Hij vond dat de Eusebiuskerk herbouwd moest worden “om de stad zijn icoon en de bevolking het kerkgebouw terug te geven“. Hij schakelde de Amsterdamse architect Berend Tobia Boeyinga (1886–1969) in, die bekend was als ontwerper van (gereformeerde) kerken. Bij de grootscheepse restauratie (die duurde van 1947 tot 1964) werd het bovenste gedeelte van de toren afgebouwd naar ontwerp van de uit Groningen afkomstige architect Theo Verlaan (1912–1997). In de grafkelders onder de kerk zijn ook de fundamenten van de in de 10e en 11e eeuw gebouwde St. Maartenskerk te zien, die tijdens de wederopbouw in de jaren 1960 zijn opgegraven.
Ook in de 21e eeuw is de kerk ingrijpend gerestaureerd. In 2009 werd duidelijk dat de tufstenen bekleding van de toren gebreken vertoonde: er begonnen brokken steen naar beneden te vallen. De vrees dat de volledige natuurstenen bekleding van de toren zou moeten worden vervangen bleek niet gegrond. In 2011 is men begonnen met de feitelijke restauratie van het bovenste deel van de toren, de “lantaarn”. Het plaatsen van de met bladgoud beklede windhaan was in 2013 de bekroning van de restauratie van de lantaarn. In 2014 werd begonnen met de restauratie van de tweede geleding van de toren. Hierbij werd een aanzienlijk gedeelte van de tufstenen gevelbekleding vervangen door nieuwe natuurstenen blokken, die beter tegen de weersinvloeden kunnen dan het oude type tufsteen. Enkele jaren (en vele miljoenen euro’s) later werd op 21 september 2019 de gerestaureerde toren door Prins Charles samen met de Arnhemse burgemeester geopend. The Prince of Wales onthulde ook een plaquette ter ere van 75 jaar Slag om Arnhem met de tekst: “Deze plaquette is onthuld op 21 september 2019 door His Royal Highness The Prince of Wales, ter gelegenheid van de herdenking van 75 jaar Slag om Arnhem en de afronding van de restauratie van de toren (2009–2019)“, gevolgd door een Engelse vertaling. Aan de andere linkerzijde van de toegangspoort tot de toren is ook een plaquette ingemetseld. Hierop staat de tekst “Deze Toren door oorlogshandelingen verwoest werd in tijden van wederopbouw en herstel gerestaureerd en vernieuwd. Burgemeester Chr. G. Matser legde deze steen 7 juni 1959“.
Aan de noordkant van de Eusebiuskerk staat sinds 2019 het Joods monument. Het bestaat uit een koffer als symbool voor het wegvoeren van Joden en een Thora-rol als symbool van de Joodse traditie. De brede sokkel waarop deze twee voorwerpen zijn afgebeeld nodigt volgens de kunstenares Betty Jacobs, van wie de grootouders in Sobibor werden vermoord, uit om te gaan zitten en na te denken over wat er in de oorlog gebeurd is, zoals het uit Arnhem wegvoeren van bijna 2.000 Joden, waarvan er slechts ongeveer 500 zijn teruggekeerd – zoals ook op de rand van de sokkel aan de kant van de kerk staat. Het werd op 17 november 2019 onthuld in de aanwezigheid van vele Joden uit vele landen van de wereld. Niet alleen de datum is symbolisch (in november 1942 vond de grootste deportatie van Arnhemse Joden plaats), maar ook de plaats van dit monument: het staat op de aan de verdwenen Kippenmarkt grenzende Jonas Daniël Meijerplaats (vernoemd naar de in Arnhem geboren Jonas Daniël Meijer, 1780– 1834, die de eerste Joodse advocaat in Nederland was), waar vroeger de Israëlitische godsdienstschool stond, vlak bij de Synagoge uit 1853 waarvan de hoofdingang aan de Pastoorstraat is en de achteruitgang aan de kant van het plein. Daar was Mr. Meijer destijds ter wereld gekomen. Het staat dus nu op de plaats waar het centrum van het Joodse leven was…
Het Arnhemse herdenkingsmonument voor de Tweede Wereldoorlog staat nu op het zuidelijke stuk van het Audrey Hepburnplein op een mooie prominente plaats. Het uit brons gegoten beeld heet “Mens tegen Macht” en stelt een zittende, naakte mannenfiguur voor die zijn armen in een afwerende houding opheft. De naaktheid van de mannenfiguur symboliseert “de onschuld, de waarheid en de zuiverheid die het onderspit delven tegen de onwaarachtigheid van een brute oorlogsmacht“. In 1947 had de Arnhemse beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof van de gemeente de opdracht gekregen voor een herdenkingsmonument. In 1952 werd het beeld gepresenteerd tijdens de kunsttentoonstelling in Park Sonsbeek.
Op verschillende plekken zijn bruggetjes gemaakt om gemakkelijk van de ene oever naar de andere te lopen. Tussen het Joodse Monument en het herdenkingsmonument “Mens tegen Macht” ligt de Vitessebrug, die door de voetbalclub aan de stad geschonken vanwege zijn 125-jarig bestaan (1889–2017). In het hekwerk van de brugleuning zijn twee smeedijzeren adelaars opgenomen, het embleem van Vitesse. Het is een verwijzing naar de Zwanenbrug in Park Sonsbeek!
Vanaf hier maakt de St. Jansbeek een scherpe bocht naar het zuiden: de Nieuwstraat in. Hier is de beek veel breder en stroomt in het midden van de straat die niet meer toegankelijk is voor autoverkeer. Dat leidde in het begin tot enkele bijna-ongelukken, waarbij auto’s half boven de beek hingen: mensen sloegen gewoontegetrouw vanaf de centrumring bij de Weerdjesstraat linksaf de Nieuwstraat in… Toen grote brokken natuursteen aan beide kanten van de zijweg geplaatst werden, was dit probleem opgelost! Het is erg mooi om te zien hoe dit brede water kaarsrecht in de richting van de Rijn stroomt in combinatie met de brede trottoirs aan beide zijden – het maakt niet uit of je naar het zuiden, naar de rivier kijkt of naar het noorden, naar de binnenstad!
Dan bereikt de St. Jansbeek de Rijnkade. Daar is weer een waterval, vergelijkbaar met de Grote Waterval in Park Sonsbeek: ook hier vormen natuurstenen de coulissen van het ruisende water. Met een laatste waterval stroomt de beek in de Neder-Rijn.
De Rijnkade is rond 1860 ontstaan toen de stadsmuren aan de kant van de rivier werden geslecht. Er zijn prachtige herenhuizen gebouwd met een mooi uitzicht over de rivier. Vele huizen hebben de oorlogshandelingen tijdens de Slag om Arnhem en in de maanden daarna niet overleefd. Toch staat er een monumentaal gebouw, dat een rijksmonument is. Het half-vrijstaande herenhuis op nr. 3 is tussen 1853 en 1860 gebouwd in een volgens de omschrijving in het monumentenregister “eclectische stijl met een rijke ornamentering, die invloeden vertoont van de Venetiaanse barok.” Het statige, hoge huis is een echte blikvanger met de mooie kleuren lichtgeel en wit. Het is ook bijzonder, omdat het een van de eerste huizen was die op de geslechte vestingmuren aan de Rijnzijde is gebouwd. Het heeft bovendien wonderwel de Slag om Arnhem overleefd. Een ander rijksmonument is van waterbouwkundige aard: deze uitwateringssluis met gietijzeren heugelstang vormt een belangrijk voorbeeld van 19e eeuwse industrie en techniek. De ene spuisluis staat bij Rijnkade nr. 143 en een andere staat bij nr. 28. Zij worden gezien “als bijzondere uitdrukking van de afwatering van het in noordelijke richting sterk glooiende Arnhemse landschap, waarin waterstromen (waaronder de voor het ontstaan van Arnhem belangrijke Jansbeek) en rioleringen een weg zoeken naar de Rijn.”
Het lagergelegen gedeelte van de Rijnkade is breed en nodigt uit tot wandelen langs het water. Het uitzicht over de rivier en de bruggen naar het oosten (John Frostbrug) en naar het westen (Nelson Mandelabrug) is mooi: je hebt echt het gevoel dicht bij het water te zijn. Nu, maar ook vroeger, getuige de foto uit 1971!
Op het lage gedeelte van de Rijnkade is ook genoeg te zien, zoals een aanlegplaats voor historische schepen: bij de Schepencarrousel aangemelde schepen mogen drie maanden blijven liggen, passanten een week. Deze organisatie heeft door heel Nederland bepaalde havens waar historische schepen kunnen afmeren: “markante schepen in beweging“. Er staat een oude loskraan op de kade. De bij de vroegere Arnhemse Scheepsbouw Maatschappij (ASM) gebouwde havensleepboot Anders J. Goedkoop ligt aan de kade: de Stichting wil het erfgoed van de voormalige werf behouden en weer zichtbaar maken voor eenieder, o.a. door deze boot te herstellen en te behouden voor Arnhem.
Ook vanaf de John Frostbrug is het uitzicht mooi: hier heeft men zicht op de overgang van de hoge Rijnkade bij het naar de tijdens de Slag om Arnhem gesneuvelde Nederlandse militair in Britse dienst Jacob Groenewoud (1916–1944) vernoemde plantsoen naar de lage kade al als glooiend groen talud met hardstenen treden ingericht. Er zijn nu concrete plannen om ook op andere punten van de Rijnkade deze overgang van de hoge en de lage kade te “versoepelen”. Dit is niet zozeer een “luxeprobleem”, maar eerder noodzaak: bij onderzoek van een paar jaar geleden is gebleken dat de Rijnkade als een van de “dijken” langs de grote rivieren over een afstand van iets meer dan een kilometer niet veilig is in geval van extreem hoog water en dat aanpassingen gedaan moeten worden. In het kader van het zogenaamde Hoogwaterbeschermingsprogramma, een alliantie van de 21 waterschappen en Rijkswaterstaat, moet de kade dus worden aangepast. Daartoe zijn in 2018 plannen gemaakt en naar verwachting zullen de werkzaamheden in 2022–2023 beginnen. In een verhelderende video van het Waterschap Rijn en IJssel worden de nieuwe plannen voor de Rijnkade ontvouwd in het gebied vanaf het zogenaamde “Coberco-terrein” ten oosten van de John Frostbrug stroomafwaarts naar de Boterdijk ten westen van de Nelson Mandelabrug.
De aanpassingen aan de Rijnkade zullen ook invloed hebben op de monding van de St. Jansbeek. Wordt het water nu nog over de waterkering gepompt om dan met een waterval op de lage kade te stromen, maar als het project af is, zal het water vrijelijk vanuit de Nieuwstraat de Rijn in vloeien! Een mooi en interessant vooruitzicht.
Allerbeste Pauline,
Weer een geweldig verhaal met prachtige foto’s ! Wij vinden het bijna prima, dat je niet ergens in het buitenland wandelt, maar in het mooie Arnhem.
Zo te lezen zal het met de gezondheid goed gaan en laat het zo blijven.
Wij zijn inmiddels één maal gevaccineerd, we hebben het niet over de leeftijd en de tweede prik op 6 april aanstaande en ook weer in Leeuwarden.
Daarna gaan wij van alles bedenken, misschien wel demonstreren, maar dat geloof je vast niet.
Blijf gezond en onze hartelijke groeten,
Tjeerd en Kees
Hallo Pauline ,
Wat heb ik weer veel opgestoken van jouw wandeling. Ik heb nog geen prik dus wandel weinig maar het gaat allemaal beter worden en kunnen we jouw verhaal zelf nawandelen. Kijk al stiekem uit naar je volgende wandeling.
Groetjes,
Hans
Hallo Pauline,
Ik had enige achterstand. Mooi verhaal, vooral over de mooie oude gebouwen en architectuur, maar ook de laatste ontwikkelingen. Wij moeten nog eens de nieuwigheden komen bekijken, de regenboogbrug en het nieuwe joodse monument. TIP het jaartal van sterfte is weggevallen bij John Dutton Frost (1993 – heb het even opgezocht). Arnhem is toch een fantastische stad. ik krijg bijna heimwee.