Om de kaart te vergroten a.u.b. op het vakje in de linkerbovenhoek klikken! De grotere kaart opent op een nieuwe pagina.
26 september 2019
“Kraftorte” en een herdenking van een veldslag van Generaal Suworow in 1799
Vanochtend regende het weer eens stevig. Ik heb dus nu tijd om te vertellen over de afgelopen dagen in Andermatt die ik bijzonder heb gevonden. Ik belandde eigenlijk bij toeval in de herdenkingsplechtigheden rondom de Russische “Generalissimus Suworow” en zijn heldhaftig optreden in de Schöllenen-Kloof in zijn strijd met de troepen van Napoleon op 24 en 25 september 1799, nu dus 220 jaar geleden.
De Russische edelman Alexander Wassiljewitsch Suworow, geboren op 3 november 1729 of 1730 in Novgorod, werd onder Tsarina Catharina de Grote een beroemd krijgsman en militair strateeg, die in zijn lange carrière nooit een veldslag heeft verloren. Hem werd ook de hoogst mogelijke militaire rang van Generalissimus verleend. Na het overlijden van Catharina de Grote in 1796 viel Suworow in ongenade bij haar opvolger Tsaar Paul I. Hij werd in ere hersteld en benoemd tot bevelhebber over het Russische-Oostenrijkse leger op uitdrukkelijk verzoek van de Oostenrijkers: zij wilden met niemand anders dan Suworow aan het hoofd ten strijde trekken. Hij was toen al bijna 70 jaar oud. In Zwitserland is hij vooral bekend en beroemd als bevelhebber van de Russisch-Oostenrijkse troepen in 1799 tijdens de Tweede Coalitieoorlog, waarbij hij de Franse troepen versloeg bij de Gotthardpas (24 september 1799). Op zijn doortocht via Andermatt naar Altdorf aan het Vierwoudstrekenmeer moest hij de Schöllenen-Kloof passeren, waarbij hij wederom in gevecht geraakte met de Franse troepen. De Teufelsbrücke over de rivier de Reuss uit 1595 werd daarbij zwaar beschadigd. Zijn troepen moesten hun weg door een aantal dalen in het gebied ten oosten van het meer en over bergpassen in de Kantons Glarus en Graubünden letterlijk bevechten. De bergpassen van de Centrale en Bündner Alpen (o.a. de Panixer Pas) waren inmiddels (in begin oktober) met sneeuw bedekt. Uiteindelijk kwam een groot deel van de Russische troepen, uitgehongerd en uitgeput, via Chur in Oostenrijk aan. De Zwitsers zijn nog steeds vol lof over Generaal Suworow. Hij heeft door zijn handelen bijgedragen aan het einde van de door de Fransen ingestelde vazalstaat, de Helvetische Republiek. Daarom zijn er op vele plaatsen in Zwitserland waar hij is geweest, plaquettes en monumenten te zijner ere te vinden, zoals ook in de Schöllenen-Kloof.
In één van de oude herenhuizen van Andermatt is het Talmuseum Ursern gevestigd, een museum over de geschiedenis van het Urser(e)n dal dat zich van de Furkapas in het zuidwesten naar Andermatt uitstrekt en waar de jonge rivier de Reuss doorheen stroomt. Er werd ook daar aandacht besteed aan Generaal Suworow; niet alleen in de vaste collectie, maar ook in een tijdelijke expositie over hem en de tocht van het Oostenrijks-Russische leger over de Alpen, “Suworow’s Spuren in der Schweiz“, in het najaar van 1799. Als afsluiting van twee dagen “Suworow” heb ik vanmiddag het museum bezocht (het is in deze tijd beperkt geopend: van woensdag tot en met zaterdag, van 16.00 tot 18.00 uur). Het was interessant om te zien en te lezen hoezeer de Zwitsers in de streken waar Suworow met zijn leger doorheen gekomen is, hem nog steeds eren en zelfs “vereren” vanwege zijn bijdrage aan het einde van de Franse overheersing tijdens de vazallenstaat de Helvetische Republiek. Behalve een mooi portret van de Generaal zelf en een paar schilderijen over de heldhaftige strijd met de Fransen bij de Schöllenen-Kloof, was er ook een verzameling moderne schilderijen van een jonge Russische schilder, Alex Doll (*1990), waarop plaatsen in Zwitserland waren verbeeld waar Suworow geweest was. Daarmee werden de 200 jaar mooi overbrugd.
Andermatt ligt op een bijzondere plek in Zwitserland: hier in de omgeving ontspringen vier rivieren die uiteindelijk door een groot gedeelte van Europa stromen en in drie zeeën uitmonden! De Rhône ontspringt ten zuidwesten van het Furkagebied op de grens van het Kanton Uri met het Kanton Wallis en mondt uit in de Middellandse Zee, de Rijn ontspringt ten oosten van de Oberalppas op de grens met het Kanton Graubünden, de Reuss ontspringt in de buurt van de Gotthardpas en de Furkapas, voedt zich met vele waterstromen die ieder een voorvoegsel aan de naam geven, maar na het samenvloeien gewoon verdergaat als “Reuss”, en mondt in Zwitserland uit in de Aare, die op haar beurt weer uitmondt in de Rijn en uiteindelijk in de Noordzee. Dan is er ook nog de voor ons niet zo bekende rivier de Ticino waaraan het Kanton Tessin/Ticino zijn naam ontleent: de Ticino ontspringt aan de zuidzijde van het Gotthardmassief, stroomt via het Lago Maggiore naar het zuiden, mondt na 250 km uit in de rivier de Po en uiteindelijk in de Adriatische Zee! Er is vanwege deze geografische ligging veel aandacht voor de aanwezigheid van zogenaamde “Kraftorte“, plekken met een sterke aardstraling zouden kennen die een (meestal) positieve uitwerking op de mens hebben. Hoewel ik daar nogal nuchter in sta, ben ik in het verleden toch wel op plekken geweest waar ik toch duidelijk iets extra’s voelde: ik denk aan mijn wandelingen naar de Watervallen van Batöni bij Weisstannen in St. Gallen, de “Menhir van S-chanf” in het Engadin of de Saaser Alp in het Prättigau… Hier in Andermatt heeft de VVV zelfs een tiental wandelingen beschreven langs de verschillende “krachtplaatsen”. Toen ik afgelopen maandag in Andermatt aankwam had ik al even door het dorp gelopen en enkele van de in de brochure aangegeven punten bezocht. Dinsdag heb ik op weg naar de Schöllenen-Kloof bij een paar andere Orte der Kraft stilgestaan en gisteren op weg naar Göschenen ook weer. Mij spreken dan vooral de punten die bij water liggen, aan…
Bij Andermatt is de rivier de Reuss al een redelijk grote waterstroom. Langs Hotel Drei Könige&Post stroomt de Unteralpreuss, die dan al samengevloeid is met de Oberalpreuss die zoals de naam aangeeft vanuit het (stuw)meer bij de Oberalppas in zuidwestelijke richting stroomt. De Unteralpreuss stroomt door het dorp van oost naar west. Bij een voetgangersbrug staat een beeld van een “Brückenheiliger“, de 14e eeuwse martelaar en later heiligverklaarde Johann Nepomuk, van wie ook in Praag een beeld bij de Karelsbrug staat. De Unteralpreuss mondt in het brede Ursern-dal uit in de Reuss, die dan al o.a. de Gotthardreuss en de Furkareuss in zich opgenomen heeft. Het punt van dat samenvloeien zou dan ook zo’n krachtplek zijn. Er is vooral een mooi ooilandschap ontstaan. Het verschil in kleur en in stroomsnelheid valt wel op!
Toen ik gisteren, dinsdag, vanaf het samenvloeiingspunt verder langs de Reuss stroomafwaarts liep, zag ik een bord dat naar de Schöllenen-Kloof wees. Ik zag ook grote drommen mensen, met o.a. kransen en bloemen, in die richting lopen. Er stonden veel auto’s met kentekens van de diplomatieke dienst geparkeerd. Ik ging mee in de mensenstroom, omdat ik inmiddels had begrepen dat er bij de Schöllenen-Kloof een officiële plechtigheid zou zijn. De tocht erheen was indrukwekkend: niet alleen lopen de weg en de spoorlijn Göschenen–Andermatt door de smalle ruimte tussen de twee rotswanden, maar de Reuss wringt zich er ook nog doorheen; van de rust die de stroom bij Andermatt nog kenmerkt, is hier niet veel meer over! De tandradondersteuning van de trein is hier duidelijk te zien – ook zijn er verschillende bruggen over de rivier en tunnels door rotspartijen. In de rotswanden zijn militaire uitkijkposten uit verschillende tijdperken zichtbaar: vanaf 1890 werden zij vooral gebouwd om de doorgang naar de Gotthardpas, de belangrijke verbinding tussen Noord- en Zuid-Europa, te beschermen. Andermatt is ook de standplaats van een speciaal onderdeel van het Zwitserse leger: het Kompetenzzentrum Gebirgsdienst der Armee waar de “Gebirgsspezialisten” worden getraind – het enige legeronderdeel dat in het hooggebergte inzetbaar is (ook voor reddingsoperaties in de bergen).
Langs de verkeersweg, van Andermatt komend, is er een groot mozaïek zichtbaar van de hand van de Zwitserse kunstenaar Werner Ernst Müller (1910–1987) dat hij maakte ter gelegenheid van de opening van de Gotthardtunnel in 1956. De spreuk “Der alte Weg zur neuen Zeit” (de oude weg naar de nieuwe tijd) heeft betrekking op de voortuitgang en het belang van de internationale transportroute over de Gotthardpas, vanaf de “Säumer“-tijd toen handelslieden te voet met hun waar op de rug van muildieren en ezeltjes de moeizame weg aflegden tot aan het moderne transitverkeer.
We kwamen ook langs het Urnerloch: een voor huidige begrippen korte tunnel van 70 meter lang, maar wel de eerste tunnel voor een weg in de Zwitserse Alpen. In 1707–1708 werd de tunnel gebouwd ter vervanging van de zogenaamde “Twärrenbrücke“, een brug die uit met touwen aan elkaar gebonden houten planken bestond en die aan de buitenkant van de bergwand was bevestigd. Die brug werd bij ieder hoogwater van de Reuss vernield. Vanmiddag zag ik in het Talmuseum een oude prent waarop de eerste tunnel werd weergegeven. In de loop van de eeuwen is de tunnel steeds verbeterd en verbreed.
Het maken van een doorgang door de Schöllenen-Kloof was sinds mensenheugenis een bijna onmogelijke opgave gebleken. Er zijn verschillende theorieën ontwikkeld over wie als eerste een passage heeft weten te maken. Men gaat er nu vanuit dat de “alemannische” stam van de Walser met hun kennis van het bouwen van de Suonen (de irrigatiekanalen) wellicht ook in staat waren om hier een brug te bouwen. Na de al eerder genoemde “Twärrenbrücke” werd in 1595 de eerste vaste brug, de Teufelsbrücke, gebouwd. Toen deze in de strijd tussen de Franse troepen onder leiding van Generaal Lecourbe en de Oostenrijks-Russische troepen onder leiding van Generaal Suworow zwaar beschadigd was geraakt en onbruikbaar was geworden, is in 1830 de tweede Teufelsbrücke gebouwd. Deze brug, die nu nog steeds in goede staat verkeert, wordt door wandelaars en fietsers gebruikt. De eerste brug stortte in 1888 compleet in – aan de noordoever zijn nog enkele restanten van de fundamenten te zien. In 1958 is de huidige verkeersbrug in gebruik genomen. Het is bijzonder om in deze smalle bergkloof zoveel bruggen vlak bij elkaar te zien… Hier kolkt en bruist het water van de Reuss al oneindig veel eeuwen en heeft daarmee een diepe bedding uitgeslepen. Wat een oerkracht gaat van dit waterschouwspel uit – voor mij met recht een “Kraftort“!
Er is een legende over de naam “Teufelsbrücke“. Omdat het zo moeilijk bleek om een brug over deze kloof te bouwen, schijnt één van de lokale bestuurders eens te hebben uitgeroepen: “dan moet de Duivel de brug maar bouwen!” De woorden waren nog maar nauwelijks uitgesproken, of de Duivel verscheen. Hij stemde erin toe om de brug te bouwen, maar stelde als voorwaarde dat hij de ziel zou krijgen van het eerste levende wezen dat over de brug zou gaan. De Duivel bouwde de brug, maar de sluwe bevolking van Uri bedacht een list: er ging niet, zoals de Duivel had bedoeld, een mens over de brug, maar een geitenbok… De Duivel ontstak in woede en wilde een enorm rotsblok op de brug gooien. Een oud vrouwtje kon een kruis krassen op die steen, waardoor de Duivel geheel in verwarring werd gebracht. De steen veranderde van richting, miste de brug, rolde door het gehele dal naar beneden in de richting van Göschenen en kwam net buiten het dorp tot stilstand. Deze “Teufelsstein” van wel 2 ton ligt er nog steeds. Een modern vervolg op deze legende houdt in dat, nadat men in 1973 de Teufelsstein 127 meter had verplaatst voor de bouw van de Gotthardtunnel, het aantal auto-ongelukken op dat stuk van de tunnel sterk toegenomen is! In 1950 heeft de uit Kanton Uri afkomstige kunstschilder Heinrich Danioth (1896–1953) een opvallende olieverfschildering gemaakt waarbij de Duivel en de geitenbok knalrood uitgebeeld zijn.
Terwijl wij ons in een grote groep verzameld hadden op het smalle pad naar het Suworow-monument met zicht op de Teufelsbrücke, de woest-stromende Reuss en de wandschildering van Danioth bij de ingang van de tunnel van de verkeersweg, kwamen er aan de overkant van de kloof in de verte in authentieke uniformen van het Napoleontische leger, maar ook van het Russische leger gestoken “legereenheden” aanmarcheren met een vaandel voorop en vergezeld van tamboers. Behalve een aantal fotografen liep er ook een Russische geestelijke mee. Het duurde nog een hele tijd voordat deze groep over de oude Teufelsbrücke bij het restaurant vlakbij was aangekomen – dat was tegen het einde van de plechtigheid bij het monument, die erg indrukwekkend was. Het bleken Russische reenactors te zijn. Onder veel belangstelling werd er een soort parade afgenomen. Anno 2019 legden camera’s en drones alles vast. Ter vergelijking: ik zag vanmiddag in het Talmuseum een authentieke rugzak van een Franse soldaat uit die tijd staan…
Door de grote mensenmassa kon ik niet goed zien wat zich aan de voet van het Suworow-monument, dat ook wel het “Russendenkmal” genoemd, afspeelde. De Russische ambassadeur in Zwitserland was aanwezig, evenals de Commandant van het onderdeel van het Zwitserse leger, de Territorialdivision 3 met als werkterrein de vijf kantons in Centraal-Zwitserland (Uri, Schwyz, Graubünden, Tessin en Zug). Er waren Russische militairen, maar ook (gewapende) Zwitserse militairen, Russische geestelijken, zelfs een Russisch-Zwitserse motorclub en verder vele belangstellenden: Russisch, Zwitsers, of gewoon min of meer toevallige voorbijgangers, zoals ik. De Suworow Kadetten van de Militaire Academie uit Moskou speelden eerst het Russische volkslied en daarna de “Schweizerpsalm“, het Zwitserse volkslied. Er werd een grote krans met mooie bloemen gelegd. Daarna hield de ambassadeur een toespraak in het Russisch, die vervolgens, in het Duits vertaald, werd voorgelezen door een Rus. Het ging vooral over de vriendschappelijke betrekkingen tussen Rusland en Zwitserland door de eeuwen heen, en ook over het leven en de betekenis van Generaal Suworow: hij was een bevelhebber die zijn manschappen zeer nabij was, waardoor zij trots waren op zichzelf en ook bereid waren offers te brengen. Toen volgde de onthulling van een plaquette in de rotswand bij het monument, waarover later meer. Hierna nam de Commandant van de Territorialdivison 3 het woord, in het Duits, dat daarna door een Zwitserse militair, in het Russisch vertaald, werd voorgelezen. In de toespraak benadrukte hij dat deze herinneringsbijeenkomst betrekking had op alle in de strijd van de septemberdagen 1799 gevallen soldaten, ongeacht hun nationaliteit. De bedoeling van deze bijeenkomst vandaag was vooral om de herinnering levend te houden. Hij sprak ook over het ontstaan van oorlog, of dat nu in 1799 was of bij welke oorlog ook: oorlog ontstaat vaak door slechte economische vooruitzichten, door machtsbeluste heersers en verblindende ideologieën, maar brengt hoe dan ook onheil en grote angst met zich. Wij, vrije mensen als we nu zijn, zouden moeten streven naar een “edelere” wereld, in onszelf en in onze naaste omgeving. Ook Suworow had met zijn veldtocht geprobeerd om een idealer Europa na te streven. Toen kwam er een passage die mij erg aansprak en aangreep, het ging over hoop en over zingeving. De commandant vervolgde dat we dan ook met respect moeten denken aan de soldaten in 1799, die niet de keuze hadden tussen oorlog of vrede – zij hadden alleen de keuze tussen vechten en misschien overleven of toch ten onder gaan. Het was de hoop die hen moed gaf en hen deed doorgaan. En hoop is niet de garantie dat iets goed afloopt, het is het besef dat het zin heeft wat je doet, ongeacht de uitkomst. Dit was nu juist dat Generaal Suworow tijdens zijn veldtocht in Zwitserland, aan de Gotthardpas en hier in de Schöllenen-Kloof gedaan had: hij had zijn soldaten zingeving geboden en hoop gegeven, en zij volgden hem omdat zij hem vertrouwden. Dit is een schoolvoorbeeld van goed leiderschap, dat ook in onze tijd nog geldt. Na zijn toespraak werd door de Russische geestelijke de zegen uitgesproken over de nieuwe plaquette en over het Suworow-monument. Ik kon alleen het indrukwekkende gezang horen – alle aanwezigen waren muisstil. Je hoorde alleen het water in de Reuss langsdonderen en af en toe een vrachtwagen over de nieuwe brug. Daarna konden ook andere mensen bloemen bij het monument leggen. Daarmee was de ceremonie afgelopen en was er ruimte voor wat meer luchtiger zaken, zoals poseren bij het monument. (Inmiddels is de gehele ceremonie te zien en te beluisteren op YouTube…)
Over het monument zelf is ook het nodige te vertellen: in 1898 besloot een Russische vorst en filantroop, Vorst Sergei Michailowitsch Golyzin (1843–1915) dat er met het oog op de 100e herdenking van de strijd bij de Schöllenen-Kloof een gedenkteken voor Generaal Suworow zou moeten komen. Hij was daarbij de geldschieter. Het had evenwel nogal wat voeten in de aarde (of houwen in de rots…) voordat dit gedenkteken tot stand kwam. In 1883 gaf de Zwitserse Bundesrat goedkeuring aan het oprichten van het monument, maar stelde wel voorwaarden aan de uitvoering ervan: het zou geen monument mogen worden om een buitenlandse generaal tot heldendom te verheffen – dit zou ook in strijd zijn met de neutraliteit van Zwitserland. Het zou daarom ter ere van alle gevallenen moeten zijn. Een eerder ontwerp was om die reden afgekeurd. Als men gedacht had dat er een eenvoudige plaquette aangebracht zou worden, dan had men het mis: er ontstond een enorm uit het Urner graniet gehouwen kunstwerk van 24 bij 24 meter met een groot kruis van 12 meter hoog, met bronzen beslag en een sokkel met in cyrillisch schrift de tekst: “den heldenmutigen Mitkämpfern des Generalissimus Feldmarschall Graf Suworow-Rimniski, Fürst Italiski, die bei der Überschreitung der Alpen im Jahre 1799 gefallen sind” (de met heldenmoed medestrijdende soldaten van Generalissimus Veldmaarschalk Graaf Suworow-Rimniski, Vorst Italiski, die bij de oversteek van de Alpen in het jaar 1799 gesneuveld zijn). Het monument ziet er inderdaad kolossaal uit, maar is alleen al door zijn omvang en het reliëf in de grauwe rots indrukwekkend. In het Talmuseum wordt ook aandacht besteed aan het monument: er hangen oude foto’s van het monument en de originele officiële aankondiging van de inwijding op 26 september 1898. In het Russisch, Frans en Duits wordt bovendien aangegeven dat er die dag behalve de gewone treinen ook een speciale trein vanuit Luzern naar Göschenen zou vertrekken: om 9.18 uur. De spoorlijn via Göschenen door de Gotthardtunnel naar Airolo bestond immers al sinds 1882! Die treinreis op zich al en de onthulling moeten wel een bijzonder evenement zijn geweest…
Veel aandacht voor de juridische status van monument en grond was er toentertijd niet geweest. Dit punt kwam op pijnlijke wijze weer aan de orde in de jaren 1980, toen het monument ongeveer op instorten stond. De landmeters van het Kanton Uri konden in het kadaster geen aanwijzingen vinden over het eigendom van het perceel waar het Suworow-monument stond. De kantonnale autoriteiten gingen ervan uit dat de grond eigendom was gebleven van de gemeente Urseren, ook al hadden de Sovjets, als rechtsopvolgers van de tsaren (!), in de jaren 1950 betaald voor reparaties. De Russen deden weliswaar een beroep op hun eigendomsrecht, maar documenten ontbraken, … totdat het Kremlin een brief van de gemeente Urseren gedateerd op 13 oktober 1893 terugvond, waarin stond dat er door de gemeente unaniem besloten was om het stuk grond dat nodig was voor het monument gratis en voor niets aan de Russen over te dragen. Plotseling werd duidelijk dat midden in de Koude Oorlog er een stuk grond in het hart van Zwitserland aan de Sovjets toebehoorde… De situatie is nu dat de Russische Staat eigenaar is, maar dat het 563 m² grote perceel (rots en toegangsweg) in het kadaster van Gemeente Andermatt is ingeschreven en aan het Zwitserse recht is onderworpen. In 1999, bij de herdenking van 200 jaar Suworow’s Veldtocht door de Alpen, was de Koude Oorlog voorbij, de Sovjetunie uiteengevallen en de betrekkingen versoepeld. Nu is een bezoek aan het Suworow-monument een vast onderdeel van het programma als Russische delegaties Zwitserland bezoeken en is er ieder jaar rond 24 en 25 september een herdenkingsbijeenkomst bij het monument.
Ik vond het natuurlijk heel bijzonder dat ik dit jaar getuige kon en mocht zijn van deze herdenking! Dit jaar was er ook nog iets extra’s bij: de onthulling van de goudkleurige plaquette ter herinnering aan Vorst Golyzyn, die destijds het monument mogelijk had gemaakt. Het werd onthuld door een neef(je) van de Vorst en daarna ingezegend door de Russische geestelijken. In reliëf is bovenaan de plaquette het hoofd van de Vorst afgebeeld. Onderaan de plaquette is een afbeelding van een icoon dat in het bezit van de familie Golyzyn is. De nieuwe plaquette hangt tussen twee andere plaquettes in aan de granieten rotswand. Er was veel belangstelling van de aanwezigen, die zich verdrongen om foto’s te maken.
Na de plechtigheid verspreidde zich de menigte. Vele bezoekers bleven nog even staan bij de Russische reenactors, anderen vervolgden hun weg over de korte, maar interessante wandelroute langs de Schöllenen-Kloof. Deze rondwandeling gaat vanaf de doorgaande weg naar het Suworow-monument en langs het restaurant, vanaf daar over de Oude Teufelsbrücke met de fascinerende diepten van de Kloof. Er is ook een tunnel, die aan het eind van de 19e eeuw is gemaakt toen men verdedigingswerken ging bouwen in het Gotthardgebied. Omdat men bij een vijandelijke aanval eventueel ook de Teufelsbrücke kon opblazen, had men dan nog een ontsnappingsmogelijkheid door de tunnel. De tunnel was lang en smal, maar gelukkig wel goed verlicht. Bij de lichtpunten groeide een beetje mos! Aan het einde van de tunnel was er weer zicht op alle bruggen en het kolkende water van de Reuss in de Kloof. Op een open plek was een muur van grote brokken natuursteen gemetseld met daarop de wapens van het Kanton Uri (de zwarte stierenkop met de rode neusring op een gele achtergrond) en van het dal Urseren (de zwarte beer die een wit kruis draagt op een groene achtergrond): dit is de “Platz der Begegnung“. Hier wordt benadrukt dat de Schöllenen-Kloof altijd een belangrijke schakel is geweest in de handel tussen het noorden en het zuiden over de Gotthardpas, al sinds de tijden van de “Säumer“. Dit verkeer heeft niet alleen de ontwikkeling van deze regio sterk beïnvloed, maar ook de band versterkt tussen het Kanton Uri en het Urseren dal, dat mede door zijn ligging tot op de dag van vandaag een grote mate van zelfstandigheid kent. Via nieuw aangelegde stalen trappen ging ik eerst naar beneden, langs de rivier, dan onder de weg door en daarna weer omhoog naar het restaurant Teufelsbrücke. Het ommetje duurde ongeveer een half uur.
Bij het restaurant is de “Franzosenplatz” of ook “La Place de la France” gecreëerd. Ook hierbij hoort weer een verhaal. Toen de Russen aan het einde van de 19e eeuw toestemming vroegen om een herinneringsmonument bij de Schöllenen-Kloof te mogen bouwen, wilden de Fransen, de voormalige vijanden, daar ook hun “eigen” monument. Dat werd destijds afgewezen met een beroep op de Zwitserse neutraliteit. Pas in 1999, tweehonderd jaar na de veldslag, hebben “vrienden van Frankrijk” als tegenhanger van het Russische monument een bescheiden, ingetogen herdenkingsplaats ingericht: op een plaquette in de vorm van een blauw en wit geëmailleerd straatnaambord, zoals je dat in Frankrijk kunt aantreffen, staat het eerbetoon aan de gesneuvelde Franse soldaten die onder leiding van Generaal Lecourbe tegen de Russen hebben gevochten. Naast de plaquette is een replica van een groot schilderij bevestigd waarop de slag wordt weergegeven. Toen ik van mijn rondje bruggen weer naar het restaurant terugging, hadden de reenactors hun geweren bij het schilderij “weggezet” – dat gaf wel wat kracht aan het schilderij!
Op het terras van het restaurant was het druk: de hoogwaardigheidsbekleders, de militairen anno 1799 en anno 2019, de leden van de bikersclub en andere aanwezigen stonden met glazen en bordjes in de hand geanimeerd te praten, veelal in het Russisch of Duits met een accent… Niet lang daarna stond ook ik met een glaasje lekkere rode wijn en een bakje met een hartige en verwarmende boekweitgruttenstoofpot tussen de anderen. De dame met de duidelijk Russische hoofddoek met roosjes die de stoof vanuit een grote legergamel opschepte, sprak geen woordje over de grens, dus uit de naam die zij noemde kon ik pas later het gerecht Gretschnewanja Kascha herleiden… Dit gerecht, het Russische volksvoedsel nr. 1, was de hartige variant, met veel uien en stukjes spek en ander vlees – het paste ook goed bij het toch wel wat kille weer. Er waren ook hapjes, zoals roggenbrood met haring en een buitengewoon scherp rood pepertje of met een soort kaas en een dito geel pepertje. Kort en goed, het vormde een mooie afsluiting van deze historische happening!
Bijna weer terug in Andermatt, in het gedeelte dat Altkirch genoemd wordt, bezocht ik het kleine kerkje dat gewijd is aan St. Kolumban – ook één van de “Kraftorte” op de route. Het kerkje is vernoemd naar de Ierse abt en heilige Columbanus (540–615), die rond 590 vanuit Ierland naar het Europese vasteland is gereisd om in Frankrijk enkele kloosters te stichten en op zijn reizen ook door Zwitserland is gekomen. Het oudste gedeelte van het kerkje dateert uit de 11e eeuw; latere uitbreidingen zijn uit de 13e eeuw. Er zou al in de 9e eeuw een kapelletje hebben gestaan dat gebouwd is door het Klooster in Disentis (in het dal aan de andere kant van de Oberalppas in Graubünden). In Kanton Uri is de kerk één van de oudste romaanse bouwwerken. Het kerkje met de ietwat scheve kerktoren is tegen de steile helling van de Chilchenberg gebouwd, die boven Andermatt uittorent. De verbinding met Ierland is nog zichtbaar aan een gedenksteek met een afbeelding van een Ierse harp. In het Gaelisch staat een tekst ter herinnering dat hierlangs de laatste prinsen van Ierland zijn gekomen: in 1607–1608. Het uit natuursteen gehouwen gedenkteken is op 17 maart 2008, vierhonderd jaar later, door de ambassadeur van Ierland in Zwitserland ingewijd.
Het weer was inmiddels wat opgeknapt, dus bedacht ik dat ik misschien toch even met de gondelbaan naar de Chilchenberg zou kunnen gaan om van het uitzicht over het Urseren-dal te genieten. Ik stond al bij de kassa, toen ik ontdekte dat ik mijn “Halbtax“-abonnement, waarmee ik zoals de naam al aangeeft voor half geld kan reizen in het openbaar vervoer in Zwitserland, in het hotel vergeten was. De korting via mijn “Gästenkarte” die ik in het hotel had gekregen was maar 10%, dus riep ik opgetogen tegen de man aan het loket, dat ik snel weer terug zou zijn, mèt mijn Halbtax-Abo.
Bij Hotel Drei Könige & Post aangekomen, veranderde ik snel van plan: er stond een bord met de mededeling dat op het parkeerterrein het muziekkorps van de Suworow Kadetten een concert zou geven! Dus stond ik weer met de mensen die ik ook bij het Suworow-monument had gezien op het terras en de trappen van het hotel en kon niet anders dan genieten van de muziek! Die jonge musici voerden een geweldige show op “met zang en dans”. Bij sommige stukken zongen de Russische toeschouwers luid mee, bij andere klapten wij allemaal mee. Er waren ook solo-optredens van blazers, die dan zogenaamd niet meer naar de dirigent wilden luisteren, omdat ze zich als echte sterren beschouwden en daarmee de lachers op hun hand kregen. De tuba-speler deed alsof hij zijn instrument het publiek in wilde slingeren (het zag er verdacht echt uit!), maar daarbij viel zijn pet af, die door de dirigent met een zuur gezicht werd opgeraapt en overdreven precies werd afgeveegd en teruggegeven, waarbij de tuba-speler hem op zijn beurt weer overdreven bedankte. De zon scheen uitbundig, het publiek applaudisseerde en de sfeer was uitstekend! Na ruim een half uur marcheerde de band weer weg – dat vonden we allemaal jammer…. Het was een geweldig optreden!
Gisteren, 25 september, ging ik weer op weg, opnieuw op het spoor van de “Kraftorte“. Ditmaal wilde ik met een omweg langs de kapel Maria Hilf, waar ik op uitkijk vanuit mijn hotelkamer, weer door de Schöllenen-Kloof naar Göschenen lopen, dus eigenlijk de tocht die ik maandag met de trein had gemaakt, maar dan te voet en in omgekeerde richting.
De grote wit-gestucte parochiekerk met de hoge toren voorzien van een rood dak, de St. Peter und Paul Kirche, is vanuit de wijde omtrek te zien. De bouw is in 1602 begonnen naar ontwerp van de beroemde kerkarchitect Bartholomäus Schmid uit het naburige Hospental. De kerk was pas af in 1696. Het interieur is buitengewoon weelderig. Dit “Kraftort” deed me weinig… Op het kerkhof voor de kerk waren niet alleen graven te zien, maar ook de restanten van een heel lang geleden omgezaagde boom!
Wat hoger op de berg ten oosten van Andermatt ligt het kleine kapelletje Maria Hilf, dat in 1740 is gebouwd op de plek waar eerder al een kleine bedevaartkapel was geweest. Deze kapel is vooral gebouwd om te vragen om bescherming tegen de gevaren van lawines. Er is ook een genadebeeld voor Maria. Het interieur is ook hier erg rijk in kleur en decoratie. De glas-in-loodramen filterden het binnenvallende ochtendlicht van de zon die toen nog scheen. Vanaf het kapelletje had ik een mooi uitzicht over Andermatt. De grote bergkam aan de westzijde van het dal ging grotendeels schuil achter witte wolken – alleen een klein deel van de top, met de sprekende naam “Spitzi“, stak er bovenuit. De St. Peter und Paul Kirche werd vrijwel aan het zicht onttrokken door een grote lijsterbesstruik, volgeladen met bessen. Vanaf de berghelling boven de Maria Hilf Kapelle leek de kapel vanaf haar verhoogde plek inderdaad het dorp te beschermen!
Voortgaande op mijn tocht langs de Kraftorte kwam ik bij een bergweide, waarin juist jongvee was binnengedreven vanaf de hoger gelegen weiden. Ze waren duidelijk wat gedesoriënteerd, maar al wel weer aan het grazen. Het was aandoenlijk om te zien, hoe drie van hen toch steun bij elkaar leken te zoeken door heel dicht bij elkaar te blijven… Ik maakte even een praatje met de mensen die hen in een niet-officiële “Alpabzug” naar beneden hadden gedreven (met de auto geloof ik!). Het weideseizoen was echt afgelopen: de zonnecel voor de schrikdraadmachine lag in de kofferbak. Ik liep over smalle weggetjes een gedeelte van het “Moorlehrpfad“, het educatieve pad langs een hersteld natuurgebiedje met informatieborden over het ontstaan van het hoogveen en welke bijzondere flora en fauna er (opnieuw) voorkwamen. Het was een interessant ommetje – en voor mij, mede door de opkomende mist, eerder een Kraftort dan de kerk en de kapel…
Ik liep terug door de dorpsstraat, langs het station en weer in de richting van de Schöllenen-Kloof, waar het gisteren zo druk was geweest. Bij het restaurant dat er nu ook nogal verlaten uitzag, liep een reenactor, in Russisch uniform. Dat verbaasde me wel een beetje, dus ik liep nog maar eens naar het Suworow-monument, eigenlijk vooral om te kijken of de bloemen nog mooi waren. Daar kwam ik in een geheel Russisch gezelschap terecht: alle reenactors van de dag daarvoor en nogal wat Russische bezoekers, waaronder de bikers en de Russische geestelijke die toen ook de stoet begeleid had. Het was nu veel eenvoudiger om dicht bij het gebeuren te geraken. Minder eenvoudig was de communicatie met de andere toeschouwers, die niet veel meer konden uitbrengen dan “It’s OK, no problem“, “Thank you” en “Sorry“, maar op de een of andere manier maakte dat niet veel uit. Het werd een kleinschalige, Russische happening, die qua emotioneel gehalte niet onderdeed voor de officiële ceremonie van dinsdag, de dag ervoor. Deze happening stond echter geheel in het teken van religie en geschiedenis: 25 september was immers de dag waarop in 1799 de veldslag in de Schöllenen-Kloof plaatsvond. Het duurde even voordat de troepen mooi opgelijnd stonden. Daarna trad de geestelijke naar voren in een zwart gewaad met een mooi gouden en rode stola om en een zwart hoofddeksel op, van waaronder zijn grijze paardenstaart tevoorschijn kwam. Hoewel ik hem niet kon verstaan, was het duidelijk dat hij de zegen uitsprak over het monument en over de gezamenlijke troepen. Hij bad met een krachtige bas-bariton half zingend, half declamerend – wat spijtig dat ik hem niet kon verstaan… Er ging veel kracht uit van dit gebeuren, dat zeker ook de Russische toeschouwers erg emotioneerde. Het ontroerde mij ook: iets meer dan een week daarvoor had ik bij een andere ceremonie gestaan. Dat was bij de viering van het 25-jarig bestaan van het Veteranenlandgoed Vrijland in Arnhem-Schaarsbergen op 16 september, waarbij één van de plechtige onderdelen plaatsvond op het Verstrooiveld voor veteranen. Daar werd toen door een Legerpredikant een gebed uitgesproken en door de Hoofdkrijgsmachtsaalmoezenier de zegen gegeven over het veld met de daar verstrooide as. Die ceremonie en wat hier bij de Schöllenen-Kloof gebeurde vormen toch een soort universeel ritueel om te gedenken… Na ongeveer 20 minuten was ook de ceremonie bij het Suworow-monument voorbij.
Ik vervolgde mijn weg over de oude Teufelsbrücke en langs de ingang van de militaire tunnel, destijds bedoeld om te kunnen ontsnappen terug in de richting van Andermatt, en keek nog maar eens om naar het monument met de bezoekers die kleine poppetjes leken tegen die indrukwekkende rotswand met het ereteken. De wandelroute naar Göschenen volgde het grillig slingerende dal waardoorheen de Reuss stroomde en af en toe luid kolkte. De galerijen voor de autoweg en voor de spoorlijn omlijnden beide berghellingen. Af en toe voegden grote watervallen nog meer water aan de Reuss toe. De dynamiek van dit landschap sprak mij erg aan.
Opeens hoorde ik marcherende laarzen achter mij op het dalende, smalle pad. Ik keek om en daar kwamen de Franse troepen aan, gevolgd door een flink uitgedunde Russische groep. Ook hier was er wel wat theatraals: vooral de reenactors in de Russische uniformen namen heel galant voor mij hun steek af! Ik stond als eenzame wandelaar langs hun route en heb hen toegejuicht. Ze gingen strak in het gelid verder over de Häderlisbrücke die verderop beide oevers van de Reuss verbond.
Een van de “Kraftorte” op weg naar Göschenen is deze Häderlisbrücke, die uit 1649 stamt. Om deze brug te bouwen had men de duivel niet nodig, maar wel veel liefde en inzet, want de oorspronkelijke brug werd in de nacht van 24 op 25 augustus 1987 door hoogwater in de Reuss weggespoeld en vernield… Omdat het hier een geliefde, oude brug betrof heeft het Kanton Uri besloten om met steun vanuit de federale overheid en de Zwitserse werkgeversorganisatie in de bouw de brug weer op te bouwen met stenen die men met de hand op maat heeft gehouwen en die uit een steengroeve op nog geen 300 meter van de oorspronkelijke brug gehaald! Ook oude prenten en etsen waren bij de herbouw nuttig. De inwijding vond plaats in 1991, toen de Confederatie 500 jaar bestond.
Je kon zien dat hier een oude handelsweg was aangelegd: er lag oud plaveisel, bestaande uit stenen die duidelijk met zorg waren geplaatst. Ook hier zou vanwege dit plaveisel er een “Kraftort” zijn. Het was in ieder geval wel een fascinerend gezicht om de reenactmentgroep over de oude brug te zien marcheren en om een van hen anno 2019 een foto te zien maken!
Na nog even stil te hebben gestaan bij een volgende, moderne brug over de Reuss met zicht op een steile bergwand, waar schijnbaar moeiteloos twee gemzen op en neer klauterden (één van hen keek buitengewoon waakzaam mijn richting uit – dan had ik maar geen blauwe jas moeten dragen…) kwam ik het plaatsje Göschenen binnen, dat vooral bekend is van het noordelijke station van de Gotthardtunnel. Ook daar was een zijstroom van de Reuss, de Göschenenreuss met een onwaarschijnlijk lichtblauwe kleur, die zich bij het water van de uit Andermatt aanstromende rivier voegde. Het oude kerkje “Mariä Empfängnis” met de donkergekleurde kerktoren is wat vriendelijker van uitstraling dan de nieuwere, veel grotere kerk, die iets meer naar het station ligt. Het uitzicht over het oude dorp met het kerkje in zwart-wit in combinatie met de Walliser “zwartnekgeiten” (“Schwarzhalsziegen“) die van voren zwart en van achteren wit zijn en die in een nog groene weide liepen, had iets rustgevends. Door de laaghangende bewolking kon ik de bergen aan het begin van het Göscheneralp dal helaas niet zien.
Bij het modern-ogende Hotel zum weissen Rössli streek ik neer om iets te eten: het werd een “Urnerpfanne“, een lekkere Rösti met alpenkaas erover uit de oven en opgediend in een gietijzeren pan, een glas mineraalwater met prik en een glaasje witte wijn. Tezamen met een aardig, licht uitzicht was dit een aangename lunchpauze!
Het plaatsje Göschenen zelf is niet groot: het ligt in een erg nauw dal, waardoor ongeveer de helft van het bebouwbare gebied in beslag wordt genomen door autowegen, spoorwegen en spooremplacementen. Toch is hier duidelijk spoorweggeschiedenis geschreven met de bouw van de in 1882 geopende Gotthardspoortunnel naar Airolo in Kanton Tessin. In Göschenen is de noordelijke ingang van de tunnel, die iets meer dan 15 kilometer lang is. Er is dan ook veel aandacht voor de bouw van de tunnel, zoals een rondwandeling. Dat is dan iets voor een andere keer. Nu stapte ik aan de andere kant van het treinstation in het treintje van de Matterhorn-Gotthard-Bahn naar Andermatt. Oorspronkelijk was vanaf 1917 op dit traject een zelfstandige onderneming actief, de Schöllenen-Bahn. Na een paar fusies en aanpassingen aan het traject en de treinen is zij in 2003 opgegaan in de MGB, die nu het spoorvervoer tussen Visp in het Kanton Wallis en Chur in Kanton Graubünden verzorgt. Zo kwam ik in 10 minuten over een afstand van nog geen 4 kilometer met veel geratel van de tandradondersteuning terug in Andermatt langs het indrukwekkende traject dat ik te voet had afgelegd.
Aan het einde van de middag bezocht ik, zoals gezegd, het Talmuseum Ursern en de tijdelijke tentoonstelling over Generaal Suworow. Dat vormde het slot van deze in alle opzichten interessante dagen in dit boeiende gebied, dat ik steeds beter heb leren kennen en waarderen!
Prachtig verhaal. Mooi geschreven!
Goede foto’s.